Verslag - Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 teneinde te voorzien in herziening van de regels voor niet tijdig beslissen op aanvragen op grond van de Vreemdelingenwet 2000 (Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken) - Hoofdinhoud
Dit verslag is onder nr. B toegevoegd aan wetsvoorstel 35749 - Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 teneinde te voorzien in herziening van de regels voor niet tijdig beslissen op aanvragen op grond van de Vreemdelingenwet 2000 (Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken); Verslag |
---|---|
Documentdatum | 25-10-2024 |
Publicatiedatum | 25-10-2024 |
Nummer | KST35749B |
Kenmerk | 35749, nr. B |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
2025
Vergaderjaar 2024-
35 749
Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 teneinde te voorzien in herziening van de regels voor niet tijdig beslissen op aanvragen op grond van de Vreemdelingenwet 2000 (Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken)
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR IMMIGRATIE ASIEL / JBZ-RAAD1
Vastgesteld 23 oktober 2024
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken. Deze leden wensen de regering daarover enkele vragen te stellen.
De leden van de fracties van D66 en de PvdD hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en deze leden hebben daarover gezamenlijk nog enkele vragen te stellen aan de regering.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden stellen de regering naar aanleiding hiervan graag een aantal vragen.
De leden van de fractie van de SGP hebben met interesse kennisgenomen van de Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken en hebben een aantal vragen.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA verwijzen naar het regeerprogramma waar de regering in het kader van haar plannen voor het asielhervormingspakket onder andere meldt dat «de asielprocedures worden verkort en versoberd tot het Europese minimum, bij voorbeeld door het verkorten van de beroepstermijnen. Dwangsommen wegens
1 Samenstelling:
Croll (BBB), Marquart Scholtz (BBB), Griffioen (BBB), Karimi (GroenLinks-PvdA), Veldhoen (GroenLinks-PvdA), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Recourt (GroenLinks-PvdA), Kaljouw (VVD), Meijer (VVD), Van Toorenburg (CDA), Bakker-Klein (CDA), Dittrich (D66), Aerdts (D66) (ondervoorzitter), Van Hattem (PVV) (voorzitter), Koffeman (PvdD), Nanninga (JA21), Janssen (SP), Huizinga-Heringa (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
kst-35749-B ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2024
termijnoverschrijding worden afgeschaft of beperkt.»1 Daarnaast constateren deze leden dat de regering streeft naar het uitroepen van een asielcrisis middels staatsnoodrecht en dat zij fundamentele ingrepen in de Vreemdelingenwet 2000 beoogt. De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA zijn van mening dat alle veranderingen in de Vreemdelingenwet 2000 en in het asielrecht in samenhang moeten worden bezien. Wanneer de regering spreekt van het afschaffen dan wel beperken van dwangsommen wegens termijnoverschrijding, bedoelt zij dan dat zij voornemens is om naast het voorliggend wetsvoorstel met een nieuw wetsvoorstel te komen? Is het onderhavige wetsvoorstel het wetsvoorstel waarnaar de regering verwijst in het regeerprogramma?
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA constateren dat de Afdeling Advisering van de Raad van State (AARvS) duidelijk is in haar kritiek op het gebrek aan dragende motivering voor het permanent afschaffen van dwangsommen in alle vreemdelingenzaken.2 De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen de regering om in detail in te gaan op de kritiek geuit door de AARvS. Verder vragen deze leden of de regering van mening is dat het rechtsstatelijk juist is om wetsvoorstellen voor te leggen aan de Staten-Generaal die niet dragend gemotiveerd zijn?
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA constateren dat het voorliggende wetsvoorstel ziet op het afschaffen van de bestuurlijke dwangsom in alle vreemdelingenzaken, waaronder ook die van gezinshereniging, visumaanvragen en verlengingsaanvragen. Waarom heeft de regering ervoor gekozen om het wetsvoorstel uit te breiden naar alle vreemdelingenzaken, terwijl de tijdelijke wet zich enkel richtte op asielaanvragen? Wat is de onderbouwing voor deze verbreding?
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA merken op dat met dit voorstel de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), een uitvoeringsorganisatie die al jaren te kampen heeft met aanzienlijke uitvoeringsproblemen, volledig wordt uitgezonderd van de toepassing van bestuurlijke dwangsommen. Dit lijkt de organisatie naar mening van deze leden te «belonen» voor het niet naleven van wettelijke termijnen. Hoe verwacht de regering dat het uitsluiten van de IND van deze maatregel zal bijdragen aan de noodzakelijke veranderingen binnen de organisatie, zodat zij zich alsnog aan de wettelijke termijnen gaat houden?
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen de regering of er inschattingen beschikbaar zijn over de financiële en administratieve gevolgen van de langere procedures bij de IND en de verwachte toename van, en langere duur van beroepen bij de rechter? Wat zijn de verwachtingen ten aanzien van mogelijke schadevergoedingen?
Kan de regering de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA concrete gegevens verstrekken over de huidige wachttijden in vreemdelingenprocedures die betrekking hebben op andere zaken dan asiel, zoals bijvoorbeeld studie-, werk-, gezinsvorming en -herenigingsaanvragen? Hoe verhouden deze wachttijden zich tot de wettelijk vastgestelde termijnen?
De leden van de fracties van D66 en de PvdD stellen vast dat na het indienen van de nota van wijziging het plenaire debat op 18 juni 2024 in de Tweede Kamer heeft plaatsgevonden.3 In dit debat heeft de regering een en andermaal naar voren gebracht dat de kern van het voorliggende wetsvoorstel is dat er geen bestuurlijke dwangsommen meer kunnen worden opgelegd als de IND te laat beslist op een verzoek tot verblijf van een vreemdeling. De prikkel die uitgaat van het aan de IND opleggen van een dwangsom bij te laat beslissen, zou volgens de regering niet werken. De IND zou zo'n prikkel niet nodig hebben omdat de dienst ervan is doordrongen dat er snel beslist moet worden. Bovendien zou de prikkel van de dwangsom niet helpen omdat de IND afhankelijk is van geopolitieke ontwikkelingen waar de dienst geen grip op heeft te denken valt aan de ontwikkelingen in Syrië, Afghanistan en Oekraïne en dus is het instrument van de dwangsom een bot middel dat moet worden afgeschaft.
De leden van de fracties van D66 en de PvdD achten deze redenering vooralsnog niet overtuigend. Genoemde leden wijzen erop dat aan het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) dwangsommen worden opgelegd in het geval dat het maximaal aantal asielzoekers in het asielzoekerscentrum Ter Apel van 2.000 personen wordt overschreden. Deze leden merken op dat het COA evenzeer afhankelijk is van invloeden van buitenaf omtrent de aantallen asielzoekers die op een gegeven dag om opvang verzoeken. De regering heeft de bestaande asielcentra schriftelijk opdracht gegeven om voor 1 september 2024 allemaal 1 è 2 asielzoekers op te vangen om de nood van Ter Apel te lenigen.4 Als motivering gaf de regering daarvoor dat de overheid die dwangsommen niet meer wilde betalen. De regering wil volgens het Algemeen Dagblad van 30 augustus 20245 «hoe dan ook» een nieuwe rechtszaak vermijden. De regering gaf in dit kader het volgende aan: « We hebben daar al een keer een boete voor aan onze broek gehad. Ik heb geen zin om nog eens zo'n boete te krijgen.» Dit voorbeeld geeft volgens de leden van de fracties van D66 en de PvdD aan dat in het asieldossier het opleggen van dwangsommen wel degelijk een stimulans is om ervoor te zorgen dat het onderliggende probleem wordt aangepakt. Het noopt de regering tot actie. Zonder het verbeuren van de dwangsom had de regering voormelde brief over de gedwongen opvang niet verstuurd. Waarom zou het verbeuren van dwangsommen bij het COA wel leiden tot actie van de regering en zou deze stok achter de deur bij het andere zelfstandige bestuursorgaan die onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid valt, de IND, niet werken? De leden van de fracties van D66 en de PvdD vragen de regering hierop te reflecteren.
Wat volgens de leden van de fracties van D66 en de PvdD minder prominent naar voren kwam tijdens de behandeling van het voorliggende wetsvoorstel in de Tweede Kamer is dat het opleggen van een dwangsom die ten goede komt aan de asielzoeker, nog een ander effect heeft. Het kan er volgens deze leden toe bijdragen dat de pijn van het eindeloos lang wachten totdat de overheid haar verplichting nakomt om op het asielverzoek te beslissen, wordt verzacht. Te late beslissingen zijn niet alleen vervelend voor de IND, maar ook voor de betreffende asielzoeker, aldus deze leden. Is de regering bereid om dit aspect van de verbeurde dwangsom in haar beschouwingen te betrekken en de leden van fracties van D66 en de PvdD daarover informeren?
Gesteld dat het wetsvoorstel wordt aangenomen, klopt het dan, zo vragen de leden van de fracties van D66 en de PvdD, dat het op jaarbasis wat betreft verbeurte van bestuurlijke dwangsommen om een bedrag van 1,4 miljoen gaat? Zo nee, welk bedrag wordt dan wel uitgespaard?
In het nieuw voorgestelde artikel 42 lid 5 in het wetsvoorstel is bepaald «(...) in naar behoren gerechtvaardigde gevallen (...)». Wat betekent «naar behoren»? Is dat hetzelfde als «redelijkerwijs?» Komt deze term elders ook voor in de Vreemdelingenwet 2000? Is er jurisprudentie over deze term, zo vragen de leden van de fracties van D66 en de PvdD.
De leden van de fracties van D66 en de PvdD wijzen erop dat behalve geopolitieke invloeden en de daarmee gepaard gaande grote aantallen asielzoekers die zich in Nederland melden, de trage afhandeling van asielverzoeken door de IND ook wordt veroorzaakt doordat de regering in het verleden te snel het aantal IND-beslisambtenaren heeft afgeschaald.
Dit is een bewuste budgettaire beslissing geweest die met name de korte termijn voor ogen had, maar geen rekening hield met een plotselinge, forse verhoging van het aantal asielverzoeken. De leden van de fracties van D66 en de PvdD zien graag dat de regering aangeeft hoeveel extra beslisambtenaren de IND sinds het jaar 2020 heeft aangenomen, hoeveel van hen de noodzakelijke interne opleiding van negen maanden hebben afgerond en dus daadwerkelijk inzetbaar zijn, en hoeveel vacatures er nog open staan? Wat voor wervingscampagnes hanteert de IND om werken voor de IND in deze lastige arbeidsmarkt aantrekkelijk te maken, vragen de leden van de fracties van D66 en de PvdD de regering.
Het probleem dat de regering met het voorliggende wetsvoorstel wil oplossen, kan naar de mening van de leden van de fractie van de ChristenUnie beter worden ondervangen door de capaciteit van de IND te vergroten dan door de dwangsommen af te schaffen. Kan de regering inzichtelijk maken welke maatregelen zij in de afgelopen jaren heeft genomen, op dit moment neemt en voornemens is te nemen om de capaciteit van de IND te vergroten?
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering of de IND moeite heeft om binnen de termijn een beslissing te nemen in alle vreemdelingenzaken of dat dit vooral geldt voor asiel- en nareiszaken.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering hoeveel extra tijd de bestuursrechter de IND in de regel geeft om een beslissing te nemen als een vreemdeling een beroep niet tijdig beslissen aantekent?
De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat de regering in de nota naar aanleiding van het verslag van de Tweede Kamer er herhaaldelijk op wijst dat de bestuurlijke dwangsom niet leidt tot snellere besluitvorming.6 Hoe weet de regering dat deze dwangsommen geen invloed hebben op de beslistermijnen? Kan de regering haar onderbouwing inzichtelijk maken?
De leden van de fractie van de ChristenUnie wijzen erop dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft geoordeeld dat de uitschakeling van de mogelijkheid om bij de bestuursrechter een beroep in te dienen tegen het niet tijdig nemen van een besluit (hierna: het afschaffen van de rechterlijke dwangsom) in strijd is met het Unierecht.7 De regering heeft het wetsvoorstel om die reden gewijzigd. Kan de regering onderbouwen waarom zij dit wetsvoorstel ook na deze wijziging nog doelmatig acht?
En als alleen «rechterlijke» dwangsommen nog mogelijk zijn, leidt dit er dan niet toe dat meer vreemdelingen een dwangsom via de rechter zullen proberen af te dwingen?
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering op welke wijze het voorliggende wetsvoorstel zich verhoudt tot het wetsvoorstel Verlenging beslistermijnen in asiel- en nareiszaken.8 Is het nodig om zowel de beslistermijnen te verlengen als om de bestuurlijke dwangsommen af te schaffen?
De leden van de fractie van de SGP wijzen op hetzelfde oordeel van de ABRvS over de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND waarbij zij heeft aangegeven dat het afschaffen van de rechterlijke dwangsom in strijd is met het Europees recht.9 Kan de regering aangeven op welke wijze de Nederlandse rechterlijke dwangsomregeling zich verhoudt tot de dwangsomregeling van andere Europese lidstaten? Hoeveel ruimte heeft een lidstaat binnen het Europese recht om de rechterlijke dwangsom anders te regelen?
De leden van de fractie van de SGP merken op dat de ABRvS met name erop wees dat het afschaffen van de rechterlijke dwangsom ertoe leidt dat burgers zich niet meer tot de rechter kunnen wenden vanwege het uitblijven van een besluit door een bestuursorgaan.10 Hierin lezen de leden van de fractie van de SGP niet dat de huidige regeling van de rechterlijke dwangsom niet kan worden gewijzigd. De leden van de fractie van de SGP constateren dat de rechterlijke dwangsom in Nederland ruim is geregeld en tot problemen leidt. Dat leidt tot de volgende vragen: Herkent de regering dat er problemen kunnen ontstaan bij de ruime dwangsomregeling?Is de regering bereid om de mogelijkheden voor een minder ruimhartige dwangsomregeling te onderzoeken?Is de regering verder bereid om te onderzoeken hoe de rechterlijke dwangsom kan worden ingeperkt, bijvoorbeeld door de maximale bedragen te verlagen, de maximale termijnbedragen te verlagen en/of het aantal achtereenvolgens in te dienen beroepen voor het niet tijdig besluiten, te maximeren op twee?
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen de regering op welke wijze het voorliggende wetsvoorstel onderdanen van de Europese Unie zal raken. Welke vreemdelingenrechtelijke procedures voor Europese burgers, inclusief Nederlanders, vallen onder de werking van dit wetsvoorstel en wat zijn de concrete implicaties voor deze groep?
Kan de regering voor de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA toelichten op welke wijze dit wetsvoorstel zich verhoudt tot de rechtsbescherming van vreemdelingen in vergelijking met die van Nederlandse burgers ten aanzien van de overheid en haar organen? Is er geen sprake van een discriminerende werking, waarbij vreemdelingen minder rechtsbescherming genieten in hun procedures tegenover de overheid dan Nederlandse burgers in vergelijkbare situaties?
De leden van de fracties van D66 en de PvdD merken op dat de IND een werkwijze van schriftelijk horen van asielzoekers had die bijvoorbeeld uit Syrië komen en wier asielverzoeken een grote kans van slagen hebben.
De regering meldde tijdens de plenaire behandeling van het voorliggende wetsvoorstel dat de Tweede Kamer een motie heeft aangenomen om dat schriftelijk horen af te gelasten en dat het daardoor «langer gaat duren voordat mensen een besluit krijgen. Zo zijn er dus dingen waardoor we er met elkaar voor zorgen dat het langer duurt.»'11 Deze leden vragen de regering of zij bereid is om het schriftelijk horen in bepaalde, door de IND aan te wijzen categorieën van zaken, weer toe te staan met het oog op een snellere en zorgvuldige besluitvorming.
De leden van de fracties van D66 en de PvdD merken op dat de regering in het verleden heeft aangegeven dat alleen het uitlichten van de Vreemdelingenwet 2000 om het onmogelijk te maken dwangsommen te verbeuren bij te late beslissingen van de overheid, terwijl dat in andere rechtsgebieden wel mogelijk blijft, in strijd is met artikel 1 van de Grondwet dat zegt dat allen die zich in Nederland bevinden (dus ongeacht nationaliteit) in gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld. Volgens genoemde leden is die redenering nog steeds van toepassing. Het is namelijk de overheid die niet tijdig levert conform de wettelijke maatstaven. Kan de regering deze leden uitleggen waarom deze redenering niet meer wordt gevolgd?
De leden van de fractie van de SGP verwijzen naar een motie die het lid van Dijk van de fractie van de SGP in de Tweede Kamer heeft ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel aldaar over het verkennen hoe andere lidstaten invulling geven aan het beginsel van effectieve rechtsbescherming voor vreemdelingen.12 Kan de regering aangeven wat de status is van de betreffende motie?
De vaste commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad ziet met belangstelling uit naar de nota naar aanleiding van het verslag en ontvangt deze graag binnen vier weken na vaststelling van dit verslag.
De voorzitter van de vaste commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad, Van Hattem
De griffier van de vaste commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad,
De Man
Eerste Kamer, vergaderjaar 2024-2025, 35 749, B 6
Kamerstukken II 2023-24, 36 471, nr. 96, bijlage, p. 21.
Kamerstukken II 2020/21,35 749, nr. 4, p. 3-7.
Handelingen II 2023/24, nr. 85, item 36.
Kamerstukken II 2023/24, 19 637, nr. 3271.
Kamerstukken II 2023/24, 35 749, nr. 6, p. 7, 26 en 29.
Kamerstukken II 2021/22, 35 476, nr. 13.
Kamerstukken I 2023/24, 36 349, A.
Kamerstukken II 2021/22, 35 476, nr. 13.
Kamerstukken II 2019/20, 35 476, nr. 4, p. 5.
Handelingen II023/24, nr. 85, item 36, p. 21.
Kamerstukken II 2023/24, 35 749, nr. 11.