Wet van 11 december 2024, houdende regels over het bemannen van zeeschepen (Wet bemanning zeeschepen) - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
Documentdatum | 17-01-2025 |
---|---|
Publicatiedatum | 17-01-2025 |
Kenmerk | Stb. 2025, 9 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Wet van 11 december 2024, houdende regels over het bemannen van zeeschepen (Wet bemanning zeeschepen)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is de bepalingen ten aanzien van het bemannen van zeeschepen in de Wet zeevarenden te herzien en te moderniseren met het oogmerk de veiligheid van zeeschepen en de scheepvaart verder te bevorderen, het welzijn van de zeevarenden aan boord te waarborgen en ter uitvoering van het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb. 1981, 144), het op 7 juli 1995 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende de normen inzake opleiding, diplomering en wachtdienst van personeel van vissersschepen van de Internationale Maritieme Organisatie (Trb. 2013, 218), het op 23 februari 2006 te Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93), het op 14 juni 2007 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende werk in de visserijsector (Trb. 2011, 152) en de daarmee samenhangende Europese richtlijnen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport:
door Onze Minister aangewezen ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport;
geldig document, anders dan een vaarbevoegdheidsbewijs, afgegeven aan een zeevarende, waaruit blijkt dat een door Onze Minister erkende training met goed gevolg is afgesloten waarmee wordt voldaan aan een of meer beroepseisen;
kapitein, de officieren, de gezellen en de overige zeevarenden;
door Onze Minister afgegeven certificaat, houdende het minimumaantal bemanningsleden met hun functies aan boord van het betrokken zeeschip;
bij het FAL-verdrag ingevoerde standaardverklaring die informatie bevat die betrekking heeft op de bemanningssamenstelling van een zeeschip;
voorstel van de scheepsbeheerder, houdende het aantal bemanningsleden met hun functies aan boord waarmee de scheepsbeheerder het betrokken zeeschip minimaal wenst te bemannen;
krachtens deze wet gestelde eisen ten aanzien van de kennis, de vaardigheden, de diensttijd en de leeftijd voor een functie aan boord of voor werkzaamheden waarop deze wet van toepassing is;
het op 14 juni 2007 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende werk in de visserijsector (Trb. 2011, 152);
Caribisch-Nederlands zeeschip:
zeeschip dat op grond van de Vaartuigenwet 1930 BES is geregistreerd in de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius of Saba;
certificaat maritieme arbeid:
certificaat, bedoeld in voorschrift 5.1.3, derde lid, van het MLC-verdrag;
diensttijd:
dienstdoen aan boord van een zeeschip voor zover van belang voor de afgifte of vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs, een bekwaamheidsbewijs of een andere kwalificatie;
FAL-verdrag:
op 9 april 1965 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake het vergemakkelijken van het internationale verkeer ter zee (Trb. 1966, 162);
geneeskundige verklaring zeevaart:
verklaring als bedoeld in artikel 31, eerste lid;
GT:
maateenheid brutotonnage waarin de totale inhoud van een zeeschip, vastgesteld overeenkomstig het op 23 juni 1969 te Londen tot stand gekomen Verdrag betreffende de meting van schepen (Trb. 1970, 122), wordt uitgedrukt;
gezel:
lid van de bemanning, anders dan de kapitein of een officier die een functie uitoefent genoemd in het STCW-verdrag of STCW F-verdrag;
IMO-nummer:
scheepsidentificatienummer, bedoeld in voorschrift XI-1/3 van het SOLAS-verdrag;
kapitein:
gezagvoerder van een zeeschip;
kennisbewijs:
bewijs van:
-
-1° het met goed gevolg hebben afgesloten van een beroepsopleiding of een onderdeel daarvan als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs, of
-
-2° het met goed gevolg hebben afgelegd van het afsluitend examen van een opleiding of een tentamen van een tot die opleiding behorende onderwijseenheid als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
koud opgelegd zeeschip:
zeeschip zonder vaste bemanning dat gedurende langere tijd niet wordt geëxploiteerd;
maand:
een kalendermaand of 30 dagen samengesteld uit perioden van minder dan een maand;
MLC-verdrag:
op 23 februari 2006 te Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93) en de bij dat verdrag behorende bindende protocollen en aanhangselen;
monsterboekje:
door Onze Minister of een bevoegde buitenlandse maritieme autoriteit afgegeven document uitgereikt aan een zeevarende dat een overzicht bevat van zijn functie en opgedane diensttijd aan boord van een of meer schepen als bedoeld in het STCW-verdrag, het STCW F-verdrag, norm A2.1 van het MLC-verdrag of norm 3.10 van het FAL-verdrag;
Onze Minister:
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;
officier:
lid van de bemanning, niet zijnde de kapitein, die als zodanig is aangewezen bij of krachtens deze wet;
opvarende:
eenieder die zich gedurende de vaart aan boord van het zeeschip bevindt;
pleziervaartuig:
zeeschip dat uitsluitend bestemd is of gebruikt wordt voor sportbeoefening of vrijetijdsbesteding, voor zover geen vergoeding wordt betaald voor het vervoer van passagiers;
richtlijn (EU) 2022/993:
Richtlijn (EU)2022/993 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2022 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (PbEU 2022, L 169);
richtlijn 92/29/EEG:
Richtlijn 92/29/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid ter bevordering van een betere medische hulpverlening aan boord van schepen (PbEG 1992, L 113);
richtlijn 2009/13/EG:
Richtlijn 2009/13/EG van de Raad van 16 februari 2009 tot tenuitvoerlegging van de overeenkomst tussen de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) inzake het verdrag betreffende maritieme arbeid van 2006 en tot wijziging van Richtlijn 1999/63/EG (PbEU 2009, L 124);
richtlijn (EU) 2017/ 159:
Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (EFT) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PbEU 2016, L 25);
scheepsbeheerder:
eigenaar of de rompbevrachter van een zeeschip, of een vennootschap als bedoeld in artikel 194a van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek aan wie de eigenaar de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het zeeschip heeft overgedragen, of indien het een vissersvaartuig betreft, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie de eigenaar de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het vissersvaartuig heeft overgedragen;
scheepslengte:
tenzij anders bepaald, 96 procent van de totale lengte op een waterlijn op 85 procent van de kleinste holte gemeten vanaf de kiellijn, of de lengte van de voorzijde van de voorsteven tot de hartlijn van de roerkoning op die waterlijn, indien deze lengte groter is; bij vissersvaartuigen die met een stuurlast ontworpen zijn, moet de waterlijn waarop deze lengte gemeten wordt, evenwijdig aan de ontwerplastlijn worden genomen;
schipper:
kapitein van een vissersvaartuig;
schriftelijk bewijs:
bewijs, anders dan een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs, dat door een zeevarende aan een beroepseis is voldaan;
SCV-code:
de in februari 2001 onder auspiciën van de IMO opgestelde en bij circulaire SLS.14/Circ.396, als voor het Koninkrijk der Nederlanden geldende equivalente regeling, aangemelde Code voor de veiligheid van kleine commerciële schepen waarmee reizen worden ondernomen in het Caribisch gebied (Code of Safety for Small Commercial Vessels operating in the Caribbean);
SOLAS-verdrag:
op 1 november 1974 te Londen tot stand gekomen Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Trb. 1976, 157) en de bij dat verdrag behorende bindende protocollen, aanhangsels en bijlagen;
STCW-verdrag:
op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb. 1981, 144) en de bij dat verdrag behorende bindende bijlagen;
STCW F-verdrag:
op 7 juli 1995 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende de normen inzake opleiding, diplomering en wachtdienst van personeel van vissersschepen van de Internationale Maritieme Organisatie (Trb. 2013, 218);
tuchtcollege:
tuchtcollege voor de scheepvaart als bedoeld in artikel 41;
vaarbevoegdheidsbewijs:
geldig document afgegeven door Onze Minister waaruit de bevoegdheid blijkt om in een of meer functies, waarvoor bij of krachtens deze wet beroepseisen zijn gesteld, aan boord van een zeeschip dienst te doen;
verklaring naleving maritieme arbeid:
verklaring als bedoeld in norm A 5.1.3, tiende lid, van het MLC-verdrag, bestaande uit deel I en deel II;
verwerking van persoonsgegevens:
het verwerken van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 4, onderdelen 1 en 2, van de Algemene verordening gegevensbescherming;
visser:
zeevarende werkzaam op een vissersvaartuig;
vissersvaartuig:
zeeschip dat bestemd is of gebezigd wordt voor het bedrijfsmatig vangen van vis of van andere levende rijkdommen van de zee;
visserij-arbeidscertificaat:
document als bedoeld in artikel 41 van het C188-verdrag;
zeeschip:
schip dat op grond van voor Nederland geldende rechtsregels gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk te voeren;
zeevarende:
natuurlijke persoon die in enige hoedanigheid werkzaamheden verricht aan boord van een zeeschip;
zeilschip:
zeeschip dat bestemd en ingericht is om hoofdzakelijk door middel van zeilen te worden voortbewogen;
zeilvaart:
bedrijfsmatige vaart met zeilschepen op zee.
Artikel 2 Reikwijdte en uitzonderingen
-
-
-
-
-
Bij ministeriële regeling kunnen na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden categorieën van zeeschepen worden aangewezen waarop het bepaalde bij of krachtens deze wet geheel of gedeeltelijk niet van toepassing is als bedoeld in artikel III van het STCW-verdrag en artikel II, vijfde lid, van het MLC-verdrag.
-
-
-
-
Bij ministeriële regeling kan na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, voor categorieën zeeschepen van minder dan 200 GT die geen internationale reizen maken, worden bepaald dat van het bepaalde bij of krachtens deze wet onder daarbij te stellen regels vrijstelling wordt verleend indien deze niet praktisch uitvoerbaar of onredelijk zijn, als bedoeld in artikel II, zesde lid, van het MLC-verdrag.
-
Artikel 3 Ontheffing ten behoeve van experimenten
-
-
-
Indien er sprake is van aantoonbare technologische innovatie kan Onze Minister na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden en andere betrokken belangenorganisaties ten behoeve van de uitvoering van een experiment gedurende ten hoogste drie jaar ontheffing verlenen van het bepaalde in de artikelen 9, tweede en zesde lid, 20, 23, eerste tot en met vierde lid, 24, eerste tot en met het derde lid, 25, eerste tot en met vierde lid, of 71 en de daarop berustende bepalingen. Aan deze ontheffing worden ter waarborging van de veiligheid beperkingen en voorwaarden verbonden.
-
HOOFDSTUK 2. HET BEMANNEN VAN ZEESCHEPEN
Paragraaf 1 Bepalingen met betrekking tot de scheepsbeheerder
Artikel 4 Zorgplicht scheepsbeheerder
-
-
-
De scheepsbeheerder draagt er zorg voor dat zijn zeeschip of zeeschepen zodanig zijn bemand dat redelijkerwijs alle werkzaamheden aan boord kunnen worden verricht gelet op de bedrijfsvoering, het voorkomen van oververmoeidheid van zeevarenden, zonder gevaar voor de opvarenden, het zeeschip, de lading, het milieu of het scheepvaartverkeer en met inachtneming van de geldende arbeids- en rusttijden.
-
-
-
-
De scheepsbeheerder draagt er zorg voor dat elke zeevarende aan boord voldoet aan de bij of krachtens deze wet gestelde eisen ten aanzien van de opleiding, kennis, diensttijd, vakbekwaamheid en medische geschiktheid, in overeenstemming met de bepalingen opgenomen in richtlijn (EU) 2022/993, richtlijn 2009/13/EG, richtlijn (EU) 2017/159, het SOLAS-verdrag, het STCW-verdrag, STCW F-verdrag, het MLC-verdrag of het C188-verdrag.
-
-
-
-
De scheepsbeheerder draagt zorg voor behoorlijke en veilige huisvesting, recreatieve voorzieningen en kosteloos drinkwater en voeding van voldoende hoeveelheid, kwaliteit, voedingswaarde en variëteit en rekening houdend met godsdienstige voorschriften en culturele gebruiken voor de zeevarenden aan boord van zijn zeeschip, met inachtneming van de daaraan bij ministeriële regeling, in overeenstemming met de in het MLC-verdrag of het C188-verdrag gestelde eisen.
-
-
-
-
De scheepsbeheerder draagt zorg voor een schriftelijk beleid ten aanzien van de voorkoming van alcohol- en drugsmisbruik door zeevarenden die veiligheidstaken, beveiligingstaken of taken die verband houden met het mariene milieu uitvoeren. Hierbij wordt aandacht geschonken aan voorlichting omtrent de gevolgen van het gebruik van alcohol en drugs en aan het gebruik van alcohol en drugs door zeevarenden tijdens het werk.
-
Artikel 5 Overzicht opleiding en diensttijd zeevarenden aan boord
-
-
-
-
-
Ter uitvoering van de in het eerste lid, onderdelen a tot en met c, bedoelde verplichting worden persoonsgegevens verwerkt. De verwerking van deze gegevens vindt plaats ten einde te kunnen beoordelen of de bemanning van de door de scheepsbeheerder beheerde zeeschepen voldoet aan de wettelijke eisen betreffende de kennis en vaardigheden en ter uitvoering van verdragen of bindende EU-rechtshandelingen alleen of gezamenlijk. De scheepsbeheerder is verwerkingsverantwoordelijke voor deze verwerking.
-
-
-
-
Ter uitvoering van de in het eerste lid, aanhef en onderdeel d, bedoelde verplichting worden persoonsgegevens over gezondheid als bedoeld in artikel 4, onderdeel 15, van de Algemene verordening gegevensbescherming verwerkt. De verwerking van deze gegevens vindt plaats ten einde te kunnen beoordelen of de bemanning van de door de scheepsbeheerder beheerde zeeschepen voldoet aan de wettelijke eisen betreffende de lichamelijke en geestelijke geschiktheid en ter uitvoering van verdragen of bindende EU-rechtshandelingen alleen of gezamenlijk. De scheepsbeheerder is verwerkingsverantwoordelijke voor deze verwerking.
-
Artikel 6 Afhandeling klachten zeevarenden aan boord
Artikel 7 Nakoming verplichtingen BW
-
-
-
De scheepsbeheerder van een zeeschip, anders dan een vissersvaartuig, draagt zorg voor de nakoming van zijn verplichtingen op grond van Boek 7, Titel 10, Afdeling 12, van het Burgerlijk Wetboek en handelt overeenkomstig de voor het desbetreffende zeeschip afgegeven verklaring naleving maritieme arbeid deel I.
-
-
-
-
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over wijze waarop een zeevarende informatie omtrent zijn arbeidsvoorwaarden kan verkrijgen met inbegrip van een afschrift van zijn arbeidsovereenkomst, als bedoeld in Norm A2.1, van de Code bij het MLC-verdrag of artikel 18 van het C188-verdrag.
-
Paragraaf 2 Bepalingen met betrekking tot de kapitein en de officieren
De kapitein en de officieren gedragen zich aan boord ten opzichte van de opvarenden, het schip, de lading, het milieu en het scheepvaartverkeer zoals het een goed zeeman betaamt.
-
-
-
De kapitein draagt er zorg voor dat de bemanning van het zeeschip te allen tijde berekend is op het verrichten van de werkzaamheden aan boord gelet op de bedrijfsvoering van het zeeschip, de lading, het milieu of het scheepvaartverkeer en kan daartoe noodzakelijke maatregelen nemen, waaronder de maatregel om het schip niet te laten uitvaren.
-
-
-
-
De kapitein draagt er zorg voor dat het wachtpersoneel de beginselen van een veilige wacht in acht neemt in overeenstemming met de voorschriften VIII/1 en VIII/2 van de bijlage bij het STCW-verdrag dan wel, voor vissersvaartuigen, de voorschriften voor een veilige wacht in overeenstemming met voorschrift 1 van hoofdstuk IV van de annex bij het STCW F-verdrag.
-
Artikel 11 Werkzaamheden waarvoor een vaarbevoegdheidsbewijs is vereist of andere beroepseisen zijn vastgesteld
De kapitein belast een zeevarende met werkzaamheden aan boord waarvoor een vaarbevoegdheidsbewijs is vereist of andere beroepseisen zijn vastgesteld alleen voor zover die zeevarende beschikt over het daarvoor benodigde geldig vaarbevoegdheidsbewijs of voldoet aan de daarvoor benodigde beroepseisen.
Artikel 13 Weigering toestemming om het zeeschip te verlaten
De kapitein vermeldt een weigering van toestemming om het zeeschip te verlaten aan een zeevarende en de reden daarvoor in het scheepsdagboek en verstrekt desgevraagd aan de zeevarende binnen twaalf uur een schriftelijke bevestiging daarvan.
Artikel 14 Aanvang uitoefening gezag kapitein
De kapitein oefent zijn gezag uit zodra hij aan boord is en het gezag heeft aanvaard of overgenomen, en zolang hij het gezag niet heeft overgedragen of de scheepsbeheerder hem het gezag niet heeft ontnomen.
Artikel 15 Niet functionerende kapitein
-
-
-
In geval de kapitein aan boord van een zeeschip niet meer kan functioneren, treedt als kapitein op de eerste stuurman, onderscheidenlijk de eerste maritiem officier. Indien geen eerste stuurman of eerste maritiem officier aanwezig is, treedt als kapitein op een door de scheepsbeheerder aangewezen persoon.
-
Artikel 16 Verplichtingen kapitein jegens scheepsbeheerder
-
-
-
Artikel 17 Bescherming kapitein
De scheepsbeheerder draagt er zorg voor dat de kapitein vanwege de toepassing van artikel 9, eerste lid, niet benadeeld wordt.
Artikel 18 Nationaliteit kapitein
-
-
-
-
-
een lidstaat van de Europese Unie of van een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte, voor zover dat zeeschip geen vissersvaartuig is en Nederland met die staat een schriftelijke afspraak heeft gemaakt voor de erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen als bedoeld in voorschrift I/10 van de Bijlage bij het STCW-verdrag;
-
Artikel 19 Vrijstellingsregeling nationaliteit kapitein
-
-
-
-
-
-
Door werkgevers- en werknemersorganisaties in de sector koopvaardij, respectievelijk de sector zeegaande waterbouw wordt, ter regulering van de arbeidsmarkt voor kapiteins met de Nederlandse nationaliteit, respectievelijk die van een staat als bedoeld artikel 18, eerste lid, onderdeel c, voor hun sector een privaatrechtelijke regeling vastgesteld omtrent afgifte aan een scheepsbeheerder van een schriftelijke toestemming tot het aanstellen van een persoon met een andere nationaliteit in de functie van kapitein.
-
-
-
-
Elk van de regelingen, bedoeld in het vierde lid, bevat bepalingen ten aanzien van de afgifte, respectievelijk de weigering van een schriftelijke toestemming, door een paritair samengestelde commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van de werkgevers- en werknemersorganisaties in de sector koopvaardij, respectievelijk de sector zeegaande waterbouw.
-
-
-
-
Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld met betrekking tot de vrijstelling van de eisen neergelegd in artikel 18, eerste lid, onderdeel c, voor de gevallen waarin de privaatrechtelijke regeling is vervallen zonder dat door de werkgevers- en werknemersorganisaties in de desbetreffende sector is voorzien in vervanging van die regeling.
-
Paragraaf 3 Bepalingen met betrekking tot de bemanningssterkte
Artikel 20 Bemanningssamenstelling en bemanningscertificaat
-
-
-
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de minimaal voor de veiligheid benodigde bemanningssterkte als bedoeld in voorschrift 14 van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag of artikel 14 van het C188-verdrag en de inhoud, de aanvraag, de afgifte, wijziging, intrekking of het model van een bemanningscertificaat.
-
-
-
-
Van de in het tweede lid bedoelde verplichting kan in bijzondere gevallen en indien er geen risico is voor de veiligheid ten behoeve van een bepaald zeeschip en gedurende niet meer dan zes maanden door Onze Minister ontheffing worden verleend. Aan een besluit tot ontheffing kunnen ter waarborging van de veiligheid voorschriften worden verbonden.
-
-
-
-
Onze Minister kan in bijzondere gevallen en indien er geen risico is voor de veiligheid van de verplichting, genoemd in het eerste lid, en van de bepalingen krachtens het derde lid ontheffing verlenen ten behoeve van een bepaald schip en gedurende een bepaalde periode. Aan deze ontheffing kunnen ter waarborging van de veiligheid beperkingen en voorwaarden worden verbonden.
-
Artikel 22 Monsterboekje en alternatieve diensttijdverklaring
-
-
-
Het eerste lid is niet van toepassing op een zeevarende met een andere nationaliteit dan de Nederlandse, indien de zeevarende in het bezit is van een geldig monsterboekje dat ten minste in de Engelse taal is gesteld en is afgegeven door of namens de bevoegde autoriteit van het land van herkomst of van een ander land.
-
HOOFDSTUK 3 VAARBEVOEGDHEDEN EN BEROEPSEISEN
Artikel 23 Bezit vaarbevoegdheidsbewijs
-
-
-
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de invulling van de normen als bedoeld in het derde lid, en de benodigde kennisbewijzen, beroepseisen en eisen van medische geschiktheid van de zeevarende vereist voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs voor de genoemde functies.
-
-
-
-
Van de in het eerste lid bedoelde verplichting kan ten aanzien van een zeevarende, met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels, voor een bepaald zeeschip, een bepaalde functie of een bepaalde periode van niet meer dan zes maanden, door Onze Minister ontheffing worden verleend. Aan een besluit tot ontheffing kunnen ter waarborging van de veiligheid voorschriften worden verbonden.
-
Artikel 24 Bijzondere beroepseisen bepaalde scheepstypen
-
-
-
Een zeevarende die aan boord van een zeeschip een functie of taak vervult als bedoeld in hoofdstuk V van de bijlage bij het STCW-verdrag is in het bezit van een bekwaamheidsbewijs of schriftelijk bewijs voor die functie of taak en voldoet alvorens hij deze aanvangt aan de overige bijzondere eisen voor die functie of taak.
-
-
-
-
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de invulling van de normen als bedoeld in het tweede lid, de benodigde trainingen en beroepseisen vereist voor de afgifte van een bekwaamheidsbewijs voor de genoemde functie of taak en het schriftelijk bewijs om aan te tonen dat voldaan wordt aan de overige bijzondere eisen voor die functie of taak.
-
Artikel 25 Aanvullende beroepseisen
-
-
-
Een zeevarende die aan boord van een zeeschip een functie of taak vervult als bedoeld in hoofdstuk VI van het STCW-verdrag, de hoofdstukken III en IV van het STCW F-verdrag, voorschrift 1.3, eerste en tweede lid, van de code bij het MLC-verdrag, artikel 31, onderdeel b, van het C188-verdrag of richtlijn 92/29/EEG is in het bezit van een bekwaamheidsbewijs of schriftelijk bewijs voor die functie of taak en voldoet alvorens hij deze aanvangt aan de overige aanvullende eisen voor die functie of taak.
-
-
-
-
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de invulling van de normen als bedoeld in het tweede lid en de benodigde trainingen en beroepseisen vereist voor de afgifte van een bekwaamheidsbewijs voor de genoemde functie of taak en het schriftelijk bewijs om aan te tonen dat voldaan wordt aan de overige aanvullende eisen voor die functie of taak.
-
Artikel 26 Afgifte vaarbevoegdheidsbewijs, bekwaamheidsbewijs of schriftelijk bewijs
Artikel 27 Erkenning buitenlands vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs
-
-
-
Onze Minister kan een vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs als bedoeld in artikel 20 van richtlijn (EU) 2022/993 of een vaarbevoegdheidsbewijs als bedoeld in hoofdstuk II van de bijlage bij het STCW F-verdrag dat is afgegeven door of namens de bevoegde autoriteit van een staat die verdragspartij is bij het STCW-verdrag of het STCW F-verdrag erkennen.
-
-
-
-
Een zeevarende die erkenning van zijn vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs heeft aangevraagd kan, voor een periode van niet meer dan drie maanden volstaan met een door Onze Minister op aanvraag afgegeven bewijs van aanvraag om erkenning van een vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs, tezamen met het te erkennen vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs.
-
Artikel 28 Aanvaarding buitenlands vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in overeenstemming met richtlijn (EU) 2022/993 en het STCW-verdrag regels worden gesteld met betrekking tot de aanvaarding van een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs dat is afgegeven door of namens de bevoegde autoriteit van een staat die verdragspartij is bij het STCW-verdrag, anders dan een vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs als bedoeld in artikel 27, eerste lid.
Artikel 29 Beroepseisen Caribisch-Nederlandse zeeschepen
Bij ministeriële regeling kan worden bepaald voor welke functies of werkzaamheden van zeevarenden aan boord van een Caribisch-Nederlands zeeschip het bezit van een bekwaamheidsbewijs of enig ander document inzake beroepseisen voorgeschreven is, alsmede welke beroepseisen daarvoor gelden.
Artikel 30 Examen bekwaamheidsbewijzen zeilvaart
Artikel 31 Medische geschiktheid
-
-
-
Een geldige geneeskundige verklaring zeevaart afgegeven door een keuringsarts die door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland of die onder de verantwoordelijkheid van een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 27, eerste lid, is aangewezen of erkend, wordt aanvaard als een geneeskundige verklaring als bedoeld in het eerste lid.
-
-
-
-
Indien de geldigheid van een geneeskundige verklaring zeevaart gedurende een reis verstrijkt, kan de betrokken zeevarende zijn werkzaamheden verrichten tot aan de volgende aanloophaven waar een keuring voor medische geschiktheid kan worden verricht, maar niet meer dan voor een termijn van drie maanden na het verstrijken.
-
-
-
-
Indien korte tijd voor vertrek van een schip de bemanning moet worden aangevuld, kan, indien dringende omstandigheden nopen tot het aanmonsteren van personen die niet in het bezit zijn van een geldige geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart, door Onze Minister aan een zeevarende die in het bezit is van een geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart waarvan de geldigheidsduur recentelijk is verstreken, ontheffing worden verleend van de in het eerste of tweede lid, bedoelde verplichting.
-
Artikel 32 Medisch scheidsrechter
-
-
-
De gekeurde die tijdens het onderzoek aan de keuringsarts heeft meegedeeld dat hij van mening is dat hij op medische gronden ongeschikt voor de zeevaart moet worden bevonden, heeft het recht zich door een scheidsrechter te laten onderzoeken, indien de keuringsarts geen bezwaren heeft geconstateerd tegen afgifte aan hem van een geneeskundige verklaring zeevaart.
-
-
-
Artikel 33 Aanwijzingen van medische ongeschiktheid of onbekwaamheid
-
-
-
Onze Minister onderzoekt schriftelijke verklaringen over of aanwijzingen van medische ongeschiktheid of onbekwaamheid tot het uitoefenen van een functie aan boord van houders van een vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs als bedoeld in artikel 23, eerste en tweede lid, 24, eerste lid en 25, eerste lid.
-
-
-
-
Onze Minister stelt de houder van een vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs, ten aanzien van wie een gegrond vermoeden van medische ongeschiktheid of onbekwaamheid tot het uitoefenen van zijn functie aan boord bestaat, daarvan in kennis. De zeevarende is verplicht zich bij de eerste gelegenheid te onderwerpen aan een medisch onderzoek met inachtneming van door Onze Minister te geven aanwijzingen.
-
-
-
-
Indien bij een periodiek onderzoek of bij een in het tweede lid bedoeld onderzoek blijkt dat de houder van een vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs niet voldoet aan de krachtens deze wet gestelde eisen voor medische geschiktheid, zal de keuringsarts geen nieuwe geneeskundige verklaring zeevaart afgeven. Onze Minister kan de desbetreffende geneeskundige verklaring zeevaart ongeldig verklaren.
-
-
-
-
Indien bij een in het tweede lid bedoeld onderzoek blijkt dat de houder van een vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs niet voldoet aan de krachtens deze wet gestelde medische beroepseisen voor de functie die hij uitoefent, verklaart Onze Minister het afgegeven vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs ongeldig.
-
Artikel 34 Verwerking persoonsgegevens
-
-
-
Ter uitvoering van de artikelen 23 tot en met 32 worden persoonsgegevens en persoonsgegevens betreffende de gezondheid verwerkt. De verwerking van deze gegevens vindt plaats teneinde te kunnen beoordelen of degene die aan boord van een zeeschip werkzaamheden verricht waarvoor het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs is vereist, voldoet of niet meer voldoet aan de wettelijke eisen betreffende de medische geschiktheid in verband met de afgifte of het behoud van een vaarbevoegdheidsbewijs. Onze Minister is verantwoordelijk voor deze verwerking.
-
-
-
-
Ter uitvoering van artikel 33 worden persoonsgegevens en persoonsgegevens betreffende de gezondheid verwerkt teneinde te kunnen beoordelen of een zeevarende in het bezit van een geldige geneeskundige verklaring zeevaart, medisch ongeschikt of onbekwaam is. Onze Minister is verantwoordelijk voor deze verwerking.
-
HOOFDSTUK 4 WERK- EN LEEFOMSTANDIGHEDEN
Artikel 35 Verklaring naleving maritieme arbeid deel I
Artikel 36 Verklaring naleving maritieme arbeid deel II
-
-
-
De scheepsbeheerder van een zeeschip van 500 GT of meer dat internationale reizen maakt, anders dan een vissersvaartuig, stelt een verklaring naleving maritieme arbeid deel II op waarin maatregelen zijn opgenomen om te waarborgen dat de voorschriften bedoeld in Aanhangsel A5-1 van het MLC-verdrag voortdurend worden nageleefd.
-
Artikel 37 Certificaat maritieme arbeid
-
-
-
Onze Minister geeft op aanvraag van de scheepbeheerder een certificaat maritieme arbeid af voor een zeeschip van 500 GT of meer dat internationale reizen maakt, anders dan een vissersvaartuig, indien de door de scheepsbeheerder opgestelde verklaring naleving maritieme arbeid deel II ten minste voldoet aan het bepaalde krachtens artikel 35 of 36 en na onderzoek is gebleken dat het desbetreffende zeeschip voldoet aan de eisen, bedoeld in aanhangsel A5-I van het MLC-verdrag.
-
Artikel 38 Visserij-arbeidscertificaat
-
-
-
Onze Minister geeft op aanvraag van de scheepsbeheerder een visserij-arbeidscertificaat af voor een vissersvaartuig dat gewoonlijk per reis meer dan drie dagen op zee verblijft en een lengte heeft van 24 meter of meer dan wel normaliter vaart op een afstand van meer dan 200 zeemijl tot de Nederlandse kustlijn, indien na onderzoek is gebleken dat het desbetreffende vissersvaartuig ten minste voldoet aan de eisen van het C188-verdrag.
-
Artikel 39 Onderzoek en afgifte certificaat maritieme arbeid en visserij-arbeidscertificaat
-
-
-
Onze Minister wijst ambtenaren aan die worden belast met de behandeling van een aanvraag als bedoeld in artikel 35, eerste lid, 37, eerste lid, of 38, eerste lid, en met het verrichten van het onderzoek als bedoeld in artikel 37, eerste, derde en vijfde lid, of 38, eerste lid. De behandeling van de aanvraag of het onderzoek kunnen tevens geheel of ten dele worden verricht door daartoe door Onze Minister aangewezen rechtspersonen.
-
-
-
-
Onze Minister kan slechts door hem erkende natuurlijke personen of rechtspersonen aanwijzen. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de wijze van erkenning, de voorwaarden voor erkenning, de intrekking van de erkenning indien niet meer aan deze voorwaarden wordt voldaan en de bekendmaking van een erkenning of intrekking van een erkenning.
-
-
-
Artikel 40 Klacht zeevarende aan de wal
Artikel 41 Tuchtrechtspraak en tuchtcollege
Paragraaf 2. Het tuchtcollege voor de scheepvaart
Artikel 42 Samenstelling tuchtcollege
Artikel 44 Toepassing artikelen Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren
-
-
-
Het voor de leden van de rechterlijke macht bepaalde in de artikelen 46c, onderdelen b en c, 46ca, eerste lid, onderdeel a en d, 46f, 46g, eerste en tweede lid, 46i, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, en tweede lid, 46l, eerste lid, aanhef en onderdeel a, 46m, 46o en 46p, eerste tot en met vijfde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters, de leden en de plaatsvervangende leden van het tuchtcollege.
-
-
-
-
De artikelen 13a, 13b, uitgezonderd het eerste lid, onderdelen b en c, en vierde lid, en 13c tot en met 13g van de Wet op de rechterlijke organisatie, zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van gedragingen van de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters, de leden en de plaatsvervangende leden van het tuchtcollege, met dien verstande dat:
-
De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters, de leden, de plaatsvervangende leden van het tuchtcollege ontvangen een bij ministeriële regeling vast te stellen vacatiegeld, alsmede een vergoeding van reis- en verblijfkosten en van verdere verschotten.
-
-
-
De voorzitter, de leden en de secretaris, alsmede hun plaatsvervangers, mogen zich niet op enige wijze inlaten met partijen of hun raadslieden of gemachtigden over enige zaak die bij het tuchtcollege voor de scheepvaart aanhangig is, of waarvan zij weten of kunnen vermoeden dat deze bij het tuchtcollege voor de scheepvaart aanhangig zal worden gemaakt.
-
-
-
-
Zij zijn verplicht tot geheimhouding van de gegevens waarover zij bij de uitoefening van hun taak de beschikking krijgen en waarvan zij het vertrouwelijk karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht of uit hun taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
-
Paragraaf 3. De procedure in eerste aanleg
-
-
-
-
-
-
Indien de voorzitter van oordeel is dat een verzoek of een klacht vatbaar is voor een minnelijke schikking, roept hij Onze Minister of de klager alsmede de betrokken kapitein of officier op teneinde een zodanige schikking te beproeven. Indien een minnelijke schikking is getroffen, wordt het verzoek of de klacht ingetrokken.
-
Artikel 50 In behandeling name verzoek of de klacht
-
-
-
De betrokken kapitein of officier kan binnen zes weken na de dag van verzending van de schriftelijke mededeling, bedoeld in het eerste lid, schriftelijk of elektronisch een verweerschrift indienen. De voorzitter kan deze termijn op grond van een gemotiveerd verzoek van de betrokken kapitein of officier verlengen.
-
-
-
-
De voorzitter kan ambtshalve of op gemotiveerd verzoek van Onze Minister, de klager of de betrokkene besluiten tot het instellen van een vooronderzoek, in welk geval hij de uitvoering van het vooronderzoek opdraagt aan een of meer leden of plaatsvervangende leden of aan de secretaris of een plaatsvervangende secretaris van het tuchtcollege.
-
-
-
Artikel 52 Behandeling ter zitting
-
-
-
-
-
de vier leden die gedurende de aan hun benoeming voorafgaande periode van tien jaren ten minste vijf jaren als kapitein of als officier aan boord van een ander zeeschip dan een vissersvaartuig hebben gevaren, indien het verzoek of de klacht betrekking heeft op de kapitein of een officier van een ander zeeschip dan een vissersvaartuig, met de mogelijkheid van plaatsvervanging, of
-
-
-
-
de vier leden die gedurende de aan hun benoeming voorafgaande periode van tien jaren ten minste vijf jaren als schipper of als officier aan boord van een vissersvaartuig hebben gevaren, indien het verzoek of de klacht betrekking heeft op de schipper of een officier van een vissersvaartuig, met de mogelijkheid van plaatsvervanging.
-
-
-
-
De voorzitter kan, indien de zaak het vereist, bepalen dat aan de behandeling van die zaak ter zitting van het tuchtcollege, een of twee plaatsvervangende leden deelnemen in plaats van de krachtens het eerste lid, aanhef en onder a of b voor behandeling aangewezen leden. In geval van staking van stemmen is de stem van de voorzitter of zijn plaatsvervanger beslissend.
-
-
-
-
De voorzitter kan, indien een zaak hem daartoe geschikt voorkomt, bepalen dat aan de behandeling van die zaak ter zitting van het tuchtcollege, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, drie leden deelnemen, te weten de voorzitter of een van zijn plaatsvervangers, alsmede twee van de vier leden, bedoeld in het eerste lid, onder a of b.
-
Artikel 53 Verschoning en wraking
Artikel 54 Mondelinge behandeling
-
-
-
De voorzitter bepaalt het tijdstip voor de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting. De secretaris roept degene die het verzoek of de klacht heeft ingediend en de betrokken kapitein of officier ten minste vier weken van tevoren bij zowel aangetekende brief als niet-aangetekende brief op voor de zitting. De betrokken kapitein of officier is verplicht aan de oproeping gevolg te geven.
-
-
-
-
In geval van behandeling door middel van een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel draagt de voorzitter zorg voor passende algemeen aanvaarde beveiligingsmaatregelen ten einde ongeautoriseerde toegang te voorkomen en draagt zorg dat de toegang tot de beelden tussen aanvang van de verwerking en de vernietiging alleen kunnen worden ingezien door speciaal daartoe geautoriseerde personen.
-
Artikel 55 Getuigen en deskundigen
-
-
-
Het tuchtcollege kan getuigen en deskundigen voor de zitting oproepen en horen. De leden en de buitengewone leden van de Onderzoeksraad voor veiligheid, de algemeen secretaris en de medewerkers van het bureau van de raad, alsmede de door Onze Minister wie het aangaat op verzoek van de raad aangewezen deskundigen kunnen door het tuchtcollege niet als getuige of deskundige worden opgeroepen.
-
-
-
-
-
-
Bij het opleggen van een of meer van de in het eerste lid genoemde tuchtmaatregelen kan het tuchtcollege tevens bepalen dat zijn beslissing, al dan niet met vermelding van de gronden waarop zij berust, in een of meer in de beslissing aangewezen tijdschriften of nieuwsbladen openbaar zal worden gemaakt.
-
-
-
-
Bij het opleggen van een geldboete bepaalt het tuchtcollege de termijn of de termijnen, waarbinnen de geldboete moet worden voldaan. De te betalen geldsommen komen toe aan de Staat. Betaling van de geldsom geschiedt aan Onze Minister. Voor de toepassing van titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de uitspraak van het tuchtcollege aangemerkt als een beschikking als bedoeld in artikel 4:86 van die wet.
-
-
-
-
Bij het opleggen van de tuchtmaatregelen, genoemd in het eerste lid, onder c en d, kan het tuchtcollege bepalen dat deze geheel of ten dele niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij het tuchtcollege bij een latere beslissing anders mocht bepalen op grond van het feit dat de betrokken kapitein of officier zich voor het einde van een bij die oplegging te bepalen proeftijd van ten hoogste twee jaren heeft gedragen in strijd met de zorg die hij als een goed zeeman in acht behoort te nemen ten opzichte van de opvarenden, het zeeschip, de lading, het milieu of het scheepvaartverkeer. Het tuchtcollege kan aan een voorwaardelijk op te leggen tuchtmaatregel een bijzondere voorwaarde verbinden. Indien de betrokken kapitein of officier gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet nakomt, kan het tuchtcollege eveneens bepalen dat het voorwaardelijk deel van de maatregel alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
-
-
-
-
Indien het tuchtcollege in zijn uitspraak een schorsing van de vaarbevoegdheid heeft opgelegd, deelt de secretaris in zijn aangetekende brief aan de betrokken kapitein of officier mede: de datum waarop de schorsing ingaat, de verplichting om zijn vaarbevoegdheidsbewijs vóór die datum in te leveren bij het in artikel 76 genoemde Centraal register bemanningsgegevens, alsmede de gevolgen van het niet tijdig inleveren van het vaarbevoegdheidsbewijs op grond van het vierde lid. De secretaris zendt een afschrift van de schriftelijke beslissing van het tuchtcollege alsmede van de aangetekende brief aan de betrokken kapitein of officier tevens ter registratie aan het Centraal register bemanningsgegevens.
-
-
-
-
Indien de betrokken kapitein of officier zijn vaarbevoegdheidsbewijs niet tijdig bij het Centraal register bemanningsgegevens inlevert, wordt de periode van schorsing van de vaarbevoegdheid van rechtswege verlengd met de termijn die is verstreken tussen de datum waarop de schorsing ingaat en de datum waarop het vaarbevoegdheidsbewijs daadwerkelijk is ingeleverd.
-
Paragraaf 4. De procedure in hoger beroep
Artikel 58 Termijn hoger beroep
Tegen een beslissing van het tuchtcollege kan binnen zes weken na de dag van de verzending van de in artikel 57, tweede lid, bedoelde beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven:
Artikel 59 Behandeling hoger beroep
-
-
-
De griffier van het College van Beroep voor het bedrijfsleven zendt binnen een week na ontvangst van het beroepschrift een afschrift daarvan aan de betrokken kapitein of officier, aan Onze Minister en aan de klager, voor zover het hoger beroep niet door hen is ingesteld, alsmede aan het tuchtcollege, en indien het tuchtcollege in zijn uitspraak een schorsing van de vaarbevoegdheid heeft opgelegd, tevens ter registratie aan het Centraal register bemanningsgegevens.
-
Artikel 60 Herziening tuchtmaatregel
-
-
HOOFDSTUK 6. TOEZICHT EN OPSPORING
Artikel 61 Aanwijzing toezichthouders
Artikel 62 Aanwijzing opsporingsambtenaren
Met het opsporen van feiten, die bij of krachtens deze wet strafbaar zijn gesteld, zijn belast:
Artikel 63 Bevoegdheden toezichthouder
-
-
-
Hij is bevoegd met het oog op de uitoefening van deze bevoegdheden, in geval van gegrond vermoeden dat in strijd wordt gehandeld met enige verplichting ingevolge deze wet, van de kapitein van een zeeschip te vorderen dat deze het zeeschip gaande houdt dan wel naar een door hem aangewezen veilige ligplaats of ankerplaats brengt.
-
Artikel 64 Gronden aanhouding zeeschip
-
-
-
-
-
geen visserij-arbeidscertificaat is afgegeven of het visserij-arbeidscertificaat ongeldig is van een vissersvaartuig indien dat gewoonlijk per reis meer dan drie dagen op zee verblijft en een lengte heeft van 24 meter of meer dan wel normaliter vaart op een afstand van meer dan 200 zeemijl tot de Nederlandse kustlijn.
-
-
-
-
De ambtenaar van de Inspectie Leefomgeving en Transport is eveneens bevoegd een zeeschip aan te houden, indien de toezichthouder dan wel de inspecteur, bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene douanewet de toegang tot het zeeschip wordt geweigerd of indien geen medewerking aan diens onderzoek wordt gegeven.
-
Artikel 65 In kennisstelling aanhouding
Artikel 66 Administratief beroep
Tegen een op grond van deze wet genomen besluit van een ambtenaar van de Inspectie Leefomgeving en Transport tot aanhouding van een zeeschip, kan iedere belanghebbende administratief beroep instellen bij Onze Minister.
HOOFDSTUK 7. VERBODSBEPALINGEN
Het is verboden zeevarenden te straffen of op enige andere wijze te benadelen voor het indienen van een klacht als bedoeld in artikel 6, eerste lid, of 40, eerste lid.
Artikel 68 Verbod varen zonder geldig bemanningscertificaat
Het is verboden met een zeeschip naar zee te gaan, een zeeschip naar zee te doen gaan of op zee dan wel op buiten Nederland gelegen wateren die ter plaatse als binnenwater worden aangemerkt, te gebruiken of te doen gebruiken, zonder dat aan boord van het zeeschip een geldig bemanningscertificaat voorhanden is.
Artikel 69 Verbod niet naleven bemanningseisen
Artikel 70 Verbod nalaten opmaken bemanningslijst
Het is verboden om na te laten de bemanningslijst, bedoeld in artikel 21, op te maken, opnieuw op te maken of bij te stellen.
Artikel 71 Verbod niet naleven wachtverplichting
-
-
-
Het is verboden het houden van uitkijk, dan wel het optreden als verantwoordelijke voor de wacht op de brug of als verantwoordelijke voor de wacht in de machinekamer of machinekamers, op te dragen aan of te laten verrichten door bemanningsleden die tot het verrichten van die werkzaamheden niet bevoegd zijn.
-
Artikel 72 Verbod varen zonder geldig certificaat maritieme arbeid of visserij-arbeidscertificaat
-
-
-
Het is verboden met een zeeschip, anders dan een vissersvaartuig als bedoeld in artikel 37, eerste lid, een internationale reis te maken indien het zeeschip niet is voorzien van een geldig certificaat maritieme arbeid, een verklaring naleving maritieme arbeid en een geldend exemplaar van het MLC-verdrag.
-
Artikel 73 Verbod niet naleven aanhouding
Het is verboden met een zeeschip naar zee te gaan of een zeeschip naar zee te doen gaan indien en zolang het op grond van artikel 64, eerste of tweede lid, door een ambtenaar van de Inspectie Leefomgeving en Transport is aangehouden.
Artikel 74 Verbod gebruik drugs en alcohol
-
-
-
Het is een kapitein, een officier of een andere zeevarende, die op een zeeschip buiten de Nederlandse territoriale zee veiligheidstaken, beveiligingstaken of taken die verband houden met het mariene milieu uitvoert, verboden dit te doen terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof waarvan hij weet of redelijkerwijze moet weten dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de vaardigheid voor die taak kan verminderen, dat hij niet in staat moet worden geacht die taak naar behoren te kunnen uitvoeren.
-
-
-
Het is verboden te handelen in strijd met de verplichtingen ingevolge de artikelen 4, eerste tot en met vierde lid, 5, 7, 9, eerste tot en met vierde lid, 18, eerste lid, 36, tweede lid, en 38, tweede lid.
HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 76 Centraal register bemanningsgegevens
-
-
-
Onze Minister is bevoegd aan de tot het verstrekken en ontvangen van informatie bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of het STCW-verdrag, informatie te verstrekken en van deze te ontvangen omtrent de verlening van een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs.
-
-
-
-
Ter uitvoering van het eerste tot en met derde lid worden persoonsgegevens betreffende vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen verwerkt. De verwerking van deze gegevens vindt plaats teneinde te kunnen beoordelen of de zeevarende, die aan boord van een zeeschip een functie vervult als bedoeld in de artikelen 23, eerste en tweede lid, en 24, eerste lid, beschikt over het voor die functie vereiste vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs. Onze Minister is verantwoordelijke voor deze verwerking.
-
Artikel 77 Centraal inspectieregister
Artikel 79 Vaststelling tarieven documenten
-
-
HOOFDSTUK 9 OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 80 Geldigheid bemanningscertificaat
Artikel 81 Geldigheid vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs
Artikel 82 Geldigheid certificaat maritieme arbeid of een visserij-arbeidscertificaat
Artikel 83 privaatrechtelijke regeling nationaliteit kapiteins
Een privaatrechtelijke regeling als bedoeld in artikel 30, vijfde lid, van de Wet zeevarenden wordt gelezen als een privaatrechtelijke regeling als bedoeld in artikel 19, vierde lid.
Artikel 84 Uitvoering van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen, ter uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties, regels worden gesteld ter waarborging van de veilige en milieuverantwoorde vaart alsmede de gezondheid, de veiligheid en behoorlijke leef- en werkomstandigheden van zeevarenden.
Artikel 85 Dynamische verwijzing (wijzigingen)
-
-
-
Een wijziging van richtlijn (EU) 2022/993, richtlijn 2009/13/EG of richtlijn (EU) 2017/159, gaat voor de toepassing van deze wet gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.
-
-
-
-
Een wijziging van de op grond van deze wet toepasselijke verdragen en codes gaat voor de toepassing van deze wet gelden met ingang van de dag waarop de betrokken wijziging door Nederland is aanvaard en internationaal in werking is getreden, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdsstip wordt vastgesteld.
-
Artikel 86 Gebruik Engelse taal
Ingeval bij of krachtens deze wet regels worden gesteld ter uitvoering van het STCW-verdrag, het STCW F-verdrag, het MLC-verdrag, C188-verdrag, het SOLAS-verdrag of de SCV-code, kan overtreding van die regels ook als strafbaar feit worden aangemerkt dan wel worden bestraft met een bestuurlijke sanctie indien deze regels in de Engelse taal zijn gesteld en bekend gemaakt.
Artikel 87 Intrekken Wet zeevarenden
De Wet zeevarenden wordt ingetrokken.
Artikel 88 Wijziging Algemene douanewet
De Algemene douanewet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 89 Wijziging Ambtenarenwet
In artikel 3, onderdeel b, onder 9, van de Ambtenarenwet 2017 wordt «artikel 55a van de Wet zeevarenden» vervangen door «artikel 37 van de Wet bemanning zeeschepen».
Artikel 90 Wijziging Burgerlijk Wetboek
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 91 Wijziging Wet op de economische delicten
In artikel 1, eerste lid, onder 4, van de Wet op de economische delicten vervalt «de Wet zeevarenden, de artikelen 56, 57, 57a, 58, 59, 59a, 60, 60a, 64, voor zover aangeduid als strafbaar feit, en 69e, eerste lid» en wordt in alfabetische rangschikking «de Wet bemanning zeeschepen, artikelen 4, vierde lid, 67 tot en met 75, en 84, voor zover aangeduid als strafbaar feit» ingevoegd.
Artikel 92 Wijziging Wet ruimtevaartactiviteiten
In artikel 1, onderdeel d, van de Wet ruimtevaartactiviteiten wordt «artikel 1, onderdeel b, van de Wet zeevarenden» vervangen door «artikel 1 van de Wet bemanning zeeschepen».
Artikel 93 Wijziging Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 94 Wijziging Wetboek van Strafrecht
Artikel 475 van het Wetboek van Strafrecht komt te vervallen.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet bemanning zeeschepen.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot
Gegeven te ’s-Gravenhage, 11 december 2024
Willem-Alexander
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, B. Madlener
Uitgegeven de zeventiende januari 2025
De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel
XHistnoot histnoot
Kamerstuk 36 440