Nota naar aanleiding van het verslag - Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2025 - Hoofdinhoud
Deze nota naar aanleiding van het verslag i is onder nr. E toegevoegd aan wetsvoorstel 36600 XIII - Vaststelling begroting Economische Zaken 2025.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2025; Nota naar aanleiding van het verslag |
---|---|
Documentdatum | 31-01-2025 |
Publicatiedatum | 31-01-2025 |
Nummer | KST1181060 |
Kenmerk | 36600 XIII, nr. E |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2024-2025
36 600 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2025
E NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 31 januari 2025
Antwoorden op vragen begroting Economische Zaken 2025
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
1
“Het Nederlands Comité voor Ondernemerschap adviseert het ministerie van EZ over ondernemerschap en het groeipotentieel van het mkb. [...] Het regeerprogramma kondigt maatregelen aan waarmee het kabinet actiegericht gaat werken aan de versterking van het ondernemingsklimaat en de vermindering van regeldruk in 2025.”1
De fractieleden van de SP vragen wat wordt verstaan onder innovatief, ondernemend en weerbaar Nederland.
Antwoord
Een innovatief, ondernemend en weerbaar Nederland is een toekomstgerichte visie waarin economische groei, verdienvermogen en technologische vooruitgang hand in hand gaan om de welvaart en het welzijn van de samenleving te waarborgen. Een innovatief Nederland houdt in dat met vindingrijke oplossingen maatschappelijke uitdagingen aangepakt kunnen worden; creativiteit en technologische vooruitgang worden gestimuleerd. Dit gebeurt zowel door ondernemers, bedrijven maar ook door (samenwerking met) onderwijs- en kennisinstellingen en andere maatschappelijke partijen. Ondernemen moet tegelijkertijd ook lonen om onze welvaart op een hoog niveau te houden. Een ondernemend Nederland verzilvert de kansen die maatschappelijke uitdagingen bieden en toont initiatief en vakmanschap. Weerbaarheid speelt een steeds prominentere rol. Onder weerbaar wordt verstaan dat burgers en het bedrijfsleven voldoende voorbereid en veerkrachtig zijn op onverwachtse externe schokken, die in toenemende mate plaats kunnen vinden door onder andere geopolitieke omstandigheden. Denk bijvoorbeeld aan economische schokken of cyberaanvallen. Voor dit thema loopt bijvoorbeeld het traject maatschappelijke weerbaarheid.
Tegelijkertijd is er ook een samenhang: innovatie voedt ondernemerschap door nieuwe markten en producten te creëren. Ondernemerschap versterkt de economie, wat essentieel is voor de weerbaarheid van Nederland. Weerbaar zijn zorgt ervoor dat Nederland stabiel blijft en ruimte heeft om te blijven investeren in innovatie en ondernemerschap.
2
Welke klimaat- en milieueisen worden gesteld als het gaat om het Nederlandse vestigings- en ondernemingsklimaat concurrerend te houden in relatie tot het verminderen van de regeldruk?
Antwoord
Het bestrijden van onnodige regeldruk is een belangrijke randvoorwaarde voor een goed ondernemingsklimaat. Met respect voor belangrijke beleidsdoelstellingen, zoals klimaat en milieu, moeten regels werkbaar en passend zijn, zonder onnodige regeldruk. Als er klimaat- en milieueisen worden gesteld dient het belang van werkbare en lastenluwe regelgeving ook meegenomen te worden. Hiertoe bestaan verschillende instrumenten, die zijn beschreven in het Actieprogramma Minder Druk Met Regels. Met dit actieprogramma wordt door het kabinet ingezet op het voorkomen van onnodige regeldruk in nieuwe regelgeving en het aanpakken van onnodige regeldruk in bestaande regelgeving. Daarbij richt het kabinet zich op zowel nationale regelgeving als EU regelgeving.
3
Op welke wijze denkt deze regering te zorgen voor een gelijk internationaal speelveld?
Antwoord
Het kabinet hecht veel waarde aan een mondiaal gelijk speelveld waarop eerlijke concurrentie kan plaatsvinden. Daarom zet het kabinet zich in voor een op regels gebaseerd wereldhandelssysteem waarin de WTO-regels worden nageleefd.
Gezien de verwevenheid van de Nederlandse economie met de EU interne markt en de economische marktmacht van de EU, zet het kabinet primair in op het versterken van het mondiaal gelijk speelveld via de EU. In aanvulling op de diplomatieke inzet van de EU en haar lidstaten in zowel multilateraal als bilateraal verband, beschikt de EU over verschillende handelspolitieke instrumenten om marktverstorende praktijken van derde landen te adresseren.
Naast klassieke handelsdefensieve instrumenten zoals antidumping-, antisubsidie- en vrijwaringsmaatregelen is de EU trade toolbox de laatste jaren uitgebreid met onder andere de verordening buitenlandse subsidies en het internationaal aanbestedingsinstrument. Met dit instrumentarium kan de Europese Commissie onderzoeken starten en optreden in situaties waar zij dit nodig acht, zoals in het geval van Chinese marktverstorende subsidies voor elektrische auto's die in de EU worden verkocht. Effectieve inzet van dit instrumentarium draagt bij aan de bescherming van een gelijk speelveld, en het Nederlandse kabinet vraagt de Europese Commissie dan ook om zich in dit verband zorgvuldig op te stellen, juist ook in het Nederlandse belang. Gezien de nauwe verwevenheid van de Nederlandse maakindustrie met productie zowel in de EU maar ook met derde landen is een zorgvuldige afweging noodzakelijk.
Tevens zet het kabinet zich in voor bevordering van het internationaal gelijk speelveld via handelsbevorderende maatregelen, die het bedrijfsleven beter in positie brengen om internationaal zaken te doen. Middelen die het kabinet hierbij kan inzetten zijn toegelicht in de Kamerbrief eerlijke concurrentie en gelijk speelveld industriële subsidies van 2 april 2024 (Tweede Kamer 21501-02-2864). Ook het verbeteren van de EU-concurrentiepositie draagt bij een gelijker internationaal speelveld voor Europese bedrijven door in te zetten op versterking van randvoorwaarden. De inzet van het kabinet op dit terrein is toegelicht in de kamerbrief kabinetsvisie EU-Concurrentievermogen van 13 december 2024 (Tweede Kamer 21501-30-621).
Verder zet het kabinet in op het versterken van de bilaterale handelsrelaties tussen de EU en derde landen/regio's. Het is belangrijk met andere landen en regio's te kijken naar mogelijkheden om tarieven en handelsbelemmeringen weg te nemen.
4
In de begroting wordt gesteld: “Het verdienvermogen, de productiviteit en economische groei zijn belangrijk voor de welvaart in Nederland, nu en in de toekomst”.2 Zijn leefbare lonen onderdeel van welvaart nu en in de toekomst?
Antwoord
Ja. Het kabinet ziet bestaanszekerheid als een cruciale pijler voor de huidige en toekomstige welvaart in Nederland. Het is belangrik dat niet alleen op macroniveau de welvaart groeit, maar dat mensen ook daadwerkelyk merken dat het beter gaat. Profiteren van een goed functionerende economie betekent ook dat zowel werknemers als het bedriifsleven de vruchten plukken van een sterke economie. Deze verdeling wordt bijvoorbeeld weergegeven met de arbeidsinkomensquote (AIQ). De komende jaren wordt een aanhoudende loonstijging die hoger is dan de inflatie verwacht, onder andere door de aanhoudende arbeidsmarktkrapte. Het CPB raamt dat de AIQ in 2028 (70 procent) boven het niveau van 2024 (68,6 procent) zal liggen.
Werk vormt de basis voor bestaanszekerheid en het uitgangspunt van het kabinet is dat werken moet lonen: een vaste baan, brood op de plank en een dak boven je hoofd, voor jezelf en je kinderen. Met gerichte maatregelen op het vlak van koopkracht, inkomenszekerheid en productiviteitsgroei draagt het kabinet daaraan bij. Zo ondersteunt het kabinet met het koopkrachtpakket evenwichtig kwetsbare groepen en werkende middeninkomens. En ook met de reeds aangekondigde hervormingsagenda inkomensondersteuning wil het kabinet inzetten op het lonend maken van werk. Daarnaast werkt het kabinet aan een productiviteitsagenda, daar waar dalende productiviteitsgroei volgens het CPB de belangrijkste verklaring is van beperkte loonstijging.
Tegelijkertijd hebben sociale partners de vrijheid en dragen de verantwoordelijkheid om collectieve afspraken te maken over arbeidsvoorwaarden, waaronder de loonontwikkeling. Het is dan ook aan de sociale partners om per casus een goede afweging te maken tussen het arbeidsaanbod, de werkdruk, arbeidsvoorwaarden, productiviteit en andere belangen. Het kabinet heeft bij deze afweging geen actieve rol. Wel dienen cao-afspraken in lijn te zijn met de geldende wet- en regelgeving, waaronder bijvoorbeeld het wettelijk minimumloon.
Het wettelijk minimumloon vormt een ondergrens voor de lonen in Nederland. Die ondergrens is recent aanzienlijk verhoogd. Tussen 2022 en 2024 is het bruto minimumloon per uur, afhankelijk van het aantal gewerkte uren, met 21 tot 34 procent gestegen. In dezelfde periode namen de prijzen die werkgevers ontvingen voor in Nederland geproduceerde goederen en diensten met circa 12 procent toe. Na deze aanzienlijke stijging wil de regering dat het minimumloon zich gedurende deze kabinetsperiode stabiel ontwikkelt. Dit doet het kabinet door reguliere indexatie van het minimumloon, onderzoek naar de effecten van de recent verhogingen en een verkenning naar het minimumjeugdloon.
5
Zouden werknemers hoger beloond moeten worden voor een hogere productiviteit?
Antwoord
Het kabinet gaat niet over de loonvorming, dit is echt aan werkgevers en werknemers zelf. Over het algemeen geldt wel dat op de langere termijn lonen meebewegen met de productiviteitsgroei. In een concurrerende arbeidsmarkt is het immers noodzakelijk voor werkgevers om de productiviteit uit te betalen om personeel te behouden. Wel is het zo dat de lonen met enige vertraging reageren op de stand van de conjunctuur. Hierdoor kan het tijdelijk zo zijn dan werknemers wat minder verdienen dan de productiviteitsgroei. Meestal wordt dit na verloop van tijd weer gecompenseerd.
6
Zou een hogere winst van bedrijven gepaard moeten zijn met een koopkrachtstijging van medewerkers?
Antwoord
Het kabinet gaat niet over bedrijfseconomische beslissingen en over de loononderhandelingen. Dit is aan werkgevers en werknemers zelf. Het is belangrijk om ruimte te laten voor maatwerk per sector en bedrijf. Factoren zoals de financiële gezondheid van het bedrijf, de economische vooruitzichten en de internationale concurrentiepositie spelen hierbij een rol. Samen moeten zij tot evenwichtige afspraken komen die zowel goed zijn voor de werknemers als voor de groei en innovatiekracht van het bedrijfsleven. Over het algemeen zien we wel dat de lonen de winsten met enige vertraging volgen. Dit zien we nu ook gebeuren met een gemiddelde loonstijging van 6,5% in 2024.
7
Het belang van een goed vestigingsklimaat voor bedrijven wordt benadrukt. Onderdelen van een goed vestigingsklimaat waarin bedrijven winst kunnen maken zijn goed onderwijs, goede (OV) infrastructuur, beschikbaar schoon water en goede stroom-infrastructuur met weinig storingen.
De fractieleden van de SP vragen of bedrijven, omdat dit onderdeel is van de manier waarop zij winst kunnen maken, evenredig bij zouden moeten dragen aan dit goede vestigingsklimaat door belasting te betalen?
Antwoord
Het gehele bedrijfsleven, zowel multinationals als het mkb, leveren een grote bijdrage aan de Nederlandse schatkist. Bedrijven betalen belasting naar evenredigheid over behaalde winsten. De opbrengst van de vennootschapsbelasting in 2023 was 45 miljard euro (op transactiebasis). Het aandeel van de vennootschapsbelasting in de collectieve lasten steeg daarmee tot ongeveer 12 procent in 2023, ten opzichte van ongeveer 5 procent in 2013. Naast deze directe bijdrage, speelt het bedrijfsleven een belangrijke rol bij het innen en afdragen van andere belastingen en premies, zoals de premies werknemersverzekeringen.
8
Welk effect hebben vervuilende bedrijven die een vervuilde leefomgeving creëren op het vestigingsklimaat voor andere bedrijven?
Antwoord
Bedrijven hebben een belangrijke rol in de economische structuur van een land of regio. Ze leveren een bijdrage aan werkgelegenheid, innovatie en economische ontwikkeling of trekken andere bedrijvigheid aan. Het doet zich voor dat activiteiten van sommige bedrijven bijdragen aan een vervuilde leefomgeving. Een vervuilde leefomgeving kan, naast milieuproblemen, ertoe leiden dat bedrijven ervoor kiezen zich elders te vestigen. Voor wat betreft de aanwezigheid van bedrijven zal er steeds een evenwichtige afweging tussen economische en andere belangen moeten plaatsvinden.
9
Het kabinet stelt actiegericht met én voor ondernemers het ondernemingsklimaat te gaan verbeteren: dat gaat dit kabinet doen via een Pact Ondernemingsklimaat. Welke maatschappelijke organisaties worden er, naast die uit het bedrijfsleven, nog meer betrokken bij het Pact en programma ondernemingsklimaat?
Antwoord
Het kabinet wil samen met ondernemers, experts uit het bedrijfsleven, sociale partners en wetenschap het ondernemingsklimaat verbeteren. Het Pact
Ondernemingsklimaat zal worden vormgegeven via de zes thema's van de OndernemersTop. Per thema zullen, afhankelijk van de knelpunten, de relevante maatschappelijke organisaties door de verkenner worden betrokken bij het Pact. Momenteel wordt nog geïnventariseerd welke organisaties dat precies zijn.
10
Aan welke knelpunten rond fiscaliteit wordt gedacht, hoe wordt gedacht deze op te lossen en kan dit ook leiden tot verminderde belastingopbrengsten?
Antwoord
Dit kabinet staat voor stabiel en voorspelbaar fiscaal beleid en verbetering van het ondernemingsklimaat. Het Pact Ondernemersklimaat is een van de manieren waarop dit kabinet streeft naar verbetering van het ondernemingsklimaat. In de brief aan de Tweede Kamer van 9 december jl. heb ik aangekondigd dat verkenner Vivienne van Eijkelenborg de uitwerking van dit Pact ter hand zal nemen. Zij zal de komende periode in dialoog met ondernemers en andere belanghebbenden de mogelijke invulling van het Pact met mij verkennen. Het kabinet wil niet vooruitlopen op de uitkomsten van die dialoog en daarmee de inhoud van het Pact. Het is mijn streven om in het tweede kwartaal van 2025 tot het uiteindelijke Pact te komen.
11
“Vanuit de EU komt er nieuwe wetgeving over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO). Het Ministerie van EZ onderzoekt daarom de impact op bedreven en richt zich op beleidscoherentie en uitvoerbaarheid om administratieve lasten te verminderen. We ondersteunen het mkb bi de implementatie van de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) via capaciteitsopbouw en voorlichting, en verkennen hoe we MVO beter kunnen integreren in EZ-beleidsinstrumenten. Het Ministerie van EZ ondersteunt de continuering van het Nederlands corporate governance stelsel als instrument van zelfregulering. De Corporate Governance Code bliift aanvullend op de nieuwe wetgeving. Het Invest in Holland netwerk bliift zich inzetten voor het aantrekken van investeringen en bedriven die onze ecosystemen versterken. Acquisitie inspanningen zijn gericht op dat wat bijdraagt aan strategische prioriteiten en maatschappelijke uitdagingen.”3
De fractieleden van de SP ontvangen graag een overzicht van innovatieve oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen welke zijn voortgekomen uit bedrijven en ondernemers, exclusief de maatschappelijke uitdagingen die zij zelf hebben veroorzaakt.
Antwoord
Ondernemers en bedrijven spelen een cruciale rol bij het vinden van innovatieve oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. Door hun creativiteit, ondernemerschap en focus op impact dragen ze bij aan een duurzamere en inclusievere samenleving
Enkele willekeurige voorbeelden van innovatieve oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen vanuit bedrijven zijn:
-
?Tony's Chocolonely heeft als missie om 100% slaafvrije chocolade de norm te maken in de chocolade-industrie. Ze betalen cacaoboeren een eerlijke prijs en werken aan een transparante toeleveringsketen.
-
?Fairphone produceert duurzame en ethisch verantwoorde smartphones. Ze richten zich op het gebruik van conflictvrije materialen, eerlijke
arbeidsomstandigheden en een langere levensduur van hun producten.
-
?MUD Jeans biedt een innovatief "Lease A Jeans" concept aan, waarbij klanten jeans kunnen huren in plaats van kopen. Dit draagt bij aan het verminderen van afval in de mode-industrie.
-
?Dopper heeft als eerste bedrijf ter wereld het Cradle to Cradle Certified-predicaat behaald met hun duurzame flessencollectie. Ze dragen bij aan het
verminderen van wegwerpplastic en ondersteunen schoon-drinkwaterprojecten in Nepal.
-
?AutiTalent richt zich op het inzetten van medewerkers met autisme. Ze bieden passend betaald werk en adviseren organisaties over het benutten van de unieke talenten van mensen met autisme.
-
?TommyTomato focust zich op gezonde schoollunches en voedseleducatie. Ze werken samen met scholen om kinderen te leren over gezonde voeding.
-
?Ocean Cleanup ontwikkelde een innovatief systeem om plastic afval uit oceanen te verwijderen. Het project combineert nieuwe technologie met maatschappelijke verantwoordelijkheid.
12
Op welke wijze jagen bedrijven het lokale verenigingsleven aan en welke relatie heeft dit met maatschappelijk ondernemen?
Antwoord
Bedrijven stimuleren het lokale verenigingsleven op diverse manieren, wat nauw samenhangt met maatschappelijk ondernemen (MO). Ze bieden financiële sponsoring, moedigen werknemers aan tot vrijwilligerswerk, gaan samenwerkingsverbanden aan voor maatschappelijke projecten, delen expertise om verenigingen te professionaliseren, en creëren soms werkgelegenheid voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De ondersteuning van het lokale verenigingsleven door bedrijven is een manier om maatschappelijke verantwoordelijkheid concreet vorm te geven. Het draagt bij aan sociale cohesie, welzijn en ontwikkeling, wat centraal staat in maatschappelijk ondernemen. Daarbij kan het ook bijdragen aan de reputatie van een bedrijf en het versterken van lokale relaties, wat weer indirect ten goede komt aan de bedrijfsvoering.
13
Welke maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben bedrijven als het gaat om zaken als eerlijk loon, klimaat, een schoon milieu en op welke wijze worden bedrijven hierop aangesproken?
Antwoord
Bedrijven hebben een belangrijke maatschappelijke verantwoordelijkheid als het gaat om eerlijk loon, klimaat en een schoon milieu. Steeds vaker wordt van bedrijven verwacht dat ze zich inzetten om een leefbaar loon betalen dat werknemers in staat stelt in hun basisbehoeften te voorzien, hun ecologische voetafdruk verkleinen door duurzame praktijken toe te passen, en bijdragen aan de welvaart van de samenleving als geheel. Deze inzet wordt ook wel “gepaste zorgvuldigheid” of “due diligence” genoemd en gaat in essentie erover om de risico's op schendingen van bovenstaande thema's in beeld te krijgen en in te zetten deze risico's te mitigeren of te voorkomen. Bedrijven worden hierop aangesproken door verschillende stakeholders, waaronder overheden, non-profitorganisaties, consumenten en werknemers.
Er is een toenemende druk op bedrijven om transparant te zijn over hun duurzaamheidsprestaties, bijvoorbeeld via (uniforme en vergelijkbare) maatschappelijke jaarverslagen. Bovendien worden bedrijven steeds vaker wettelijk verplicht om te rapporteren over hun impact op milieu en maatschappij, zoals blijkt uit de invoering van de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) en de Corporate Due Diligence Directive (CSDDD) in de Europese Unie. Deze ontwikkelingen weerspiegelen een verschuiving van vrijwillige maatschappelijke verantwoordelijkheid naar meer afdwingbare vormen van bedrijfsverantwoording.
14
“Het Ministerie van EZ wil dat relevante bedrijven zich in Nederland kunnen blijven ontwikkelen, doorgroeien en investeren.”4
Welke bedrijven acht het ministerie van Economische Zaken relevante bedrijven en welke voorwaarden worden gesteld aan het verder ontwikkelen en doorgroeien van deze bedrijven?
Antwoord
Ik sta voor een productieve, innovatieve economie waarin ondernemers de ruimte hebben en er kansen zijn voor iedereen, en waar ook ruimte is voor bedrijven die veel maatschappelijke waarde toevoegen. De economie is altijd in beweging, en het is in principe aan ondernemers zelf om in te schatten hoe hun bedrijf past in die veranderende economie. De economie is niet maakbaar.
De overheid stelt met beleid wel kaders waar alle bedrijven en sectoren zich aan moeten houden. Bijvoorbeeld voor wat betreft veiligheid. Die kaders moeten we ook handhaven. Binnen die kaders moeten ondernemers vooral de vrijheid hebben om te ondernemen.
Daarnaast zien we dat we op sommige vlakken extra moeten inzetten. We zitten midden in een digitale transitie en de wereld is ook in geopolitiek opzicht veranderd. Dat doe ik met bijvoorbeeld met gericht industriebeleid op groeimarkten en prioritaire technologieën uit de Nationale Technologie Strategie (NTS). Daarmee zet ik in op sectoren die belangrijk zijn voor ons verdienvermogen, maatschappelijke uitdagingen en nationale veiligheid. Dat betekent niet dat overige sectoren opeens minder belangrijk zijn geworden. Nieuwe doorbraken komen vaak door onvoorziene combinaties van meerdere sectoren.
15 “Het Digital Trust Center ondersteunt bedrijven in het verhogen van hun digitale weerbaarheid, terwyl Publiekscampagnes zoals 'Doe je Updates' en platforms als veiliginternetten.nl burgers informeren over hoe zij zichzelf digitaal kunnen beschermen. Door structureel in te zetten op cybersecurity kennisontwikkeling, innovatie en personeel, dragen we bii aan het verdienvermogen van Nederland.”1 Welke concrete inzet verwacht de regering te gaan doen, naast publiekscampagnes, als het gaat om het behoud van onze sterke concurrentiepositie als digitaal knooppunt en hoe wordt de veiligheid van deze infrastructuur op land en op zee gegarandeerd, zo vragen de fractieleden van de SP.
Antwoord
In de Staat van de Digitale Infrastructuur2 is toegelicht wat het ministerie van Economische Zaken doet om de sterke concurrentiepositie van Nederland als digitaal knooppunt te behouden en verder te versterken. In 2025 zal deze inzet worden doorgezet, met onder andere de implementatie van de Gigabit Infrastructure Act, het stimuleren van nieuwe onderzeese datakabels met de Zeekabel Coalitie3 en het starten van een werkgroep om initiatieven op het gebied van datacenters in kaart te brengen, te bespreken en waar mogelijk te ondersteunen4.
De Telecommunicatiewet kent een zorg- en meldplicht om de veiligheid van telecomnetwerken en -diensten te borgen. Met de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen en de implementatie van de NIS2 richtlijn wordt deze plicht uitgebreid naar meerdere aanbieders in de digitale infrastructuur. Onder de zorgplicht dienen aanbieders passende beveiligingsmaatregelen te nemen. De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur houdt hier toezicht op. De toenemende dreiging van statelijke actoren noopt tot het versterken van de weerbaarheid van vitale infrastructuren, waaronder de digitale infrastructuur. Met het programma
Weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen5 en het Project Bescherming Noordzee Infrastructuur6 wordt hier door het kabinet invulling aan gegeven.
16
“Het Ministerie van EZ zal op nationaal gebied consumenten beschermen door de regels over telemarketing en colportage verder aan te scherpen en het opzeggen van abonnementen te vergemakkelijken."7
Aan welke aanvullende bescherming wordt gedacht als het gaat om het aanscherpen van de regels rond telemarketing en colportage en wordt hierbij ook gedacht over het verbieden hiervan, zo vragen de fractieleden van de SP.
Antwoord
In de Consumentenagenda van 20238 zijn maatregelen aangekondigd om de druk op consumenten die te maken krijgen met colportage en telemarketing te verminderen en om het opzeggen van abonnementen makkelijker te maken.
De Tweede Kamer heeft eerder gevraagd om een totaalverbod op telemarketing en colportage bij energiecontracten. Een algeheel of sectoraal nationaal verbod op telemarketing en colportage is echter Europeesrechtelijk niet mogelijk. Voor colportage verwijst de Europese Commissie naar bestaande opties binnen de richtlijn, waaronder het introduceren van een afkoelperiode.
In april 20249 is een wetsvoorstel aangekondigd dat een verplichte afkoelperiode van minimaal drie werkdagen introduceert bij ongevraagde colportage, waarin de consument de tijd krijgt om het aanbod ongestoord te overwegen. Dit wetsvoorstel zal in het eerste kwartaal van 2025 in internetconsultatie gaan.
Op 10 december 2024 heeft de Eerste Kamer de Energiewet aangenomen. Door een Tweede Kameramendement wijzigt deze wet de Telecommunicatiewet, met gevolg dat telemarketing op grond van klantrelatie niet langer is toegestaan. Er zal een redelijke, maar wel zo kort mogelijke invoeringstermijn worden gehanteerd. De regering zet in op een inwerkingtredingstermijn van één jaar na publicatie van de nieuwe Energiewet in het Staatsblad.
17
“Met het Topsectorenbeleid ontwikkelt het Ministerie van EZ, in samenwerking met bedreven, kennisinstellingen en overheden, programma's om uitdagingen en kansen die boven het vermogen van individuele partiien uitgaan. Het Topsectorenbeleid wordt vernieuwd in samenwerking met deze betrokken partiien, in lijn met de groeimarkten en de NTS. Dit omvat mede een nieuwe publiek- private governance structuur op sectoraal niveau.”10
Welke rol gaan het milieu en de energietransitie spelen bij de vernieuwde samenwerking met betrokken bedrijven binnen het topsectorenbeleid? Op welke wijze worden, in voor en tegenspoed, de lusten en lasten verdeeld binnen de nieuwe publiek- private governance structuur?
Antwoord
We vernieuwen het huidige Topsectorenbeleid (i.e. het Missiegedreven Topsectoren en Innovatiebeleid), met als belangrijk doel het losmaken van meer investeringen op strategische ecosystemen, die bijdragen aan het verdienvermogen, weerbaarheid en oplossingen voor maatschappelijke opgaven. We bouwen voort op de bestaande, intensieve samenwerking tussen bedrijfsleven, kennispartners en overheid en blijven werken aan de vastgestelde missies en dwarsdoorsnijdende thema's
sleuteltechnologieën, digitalisering en maatschappelijk verdienvermogen. Dit is inclusief de 3 missies die bijdragen aan het milieu en de energietransitie, te weten: 1) Nederland klimaatneutraal in 2050, 2) Nederland volledig circulair in 2050 en 3) Een vitaal landelijk gebied en een veerkrachtige natuur in een klimaatbestendig Nederland. Water en bodem zijn sturend, het landbouw- en voedselsysteem is duurzaam en gezond en de delta is veilig. Er zijn diverse innovatie- en financieringsinstrumenten beschikbaar voor kennispartners en/of bedrijven om hen te helpen te investeren in deze missies. Voorwaarden zoals subsidiepercentage verschillen per instrument. Ik zal de Kamer in Q3 2025 informeren over het vernieuwde beleid.
18
Welke gevolgen hebben de maatregelen ter bevordering van de economische veiligheid op de regeldruk en de wens deze te verminderen?
Antwoord
De maatregelen die het kabinet neemt ter bevordering van de economische veiligheid hebben als doel Nederland weerbaarder te maken tegen economische dreigingen en risico's. Deze maatregelen kunnen leiden tot een beperkte verhoging van de regeldruk, bijvoorbeeld doordat meer bedrijven geconfronteerd worden met investeringstoetsing op grond van de Wet vifo.
Het kabinet streeft er echter naar de regeldruk zo beperkt mogelijk te houden. Dit doen we door maatregelen specifiek, proportioneel en risicogericht in te richten en administratieve lasten waar mogelijk te minimaliseren. Daarnaast wordt bij de ontwikkeling van nieuwe regelgeving steeds afgewogen hoe de balans tussen veiligheid en lastenverlichting kan worden gewaarborgd.
Het verminderen van regeldruk blijft een belangrijke ambitie van dit kabinet. Waar nodig zal ik maatregelen evalueren en bijstellen om te zorgen dat zij niet onnodig belemmerend zijn voor de economie.
19
Welke ontwikkelingen verwacht de regering van Europa als het gaat om kennismigratie en op welke wijze denkt men de wetgeving aan te scherpen?
Antwoord
Kennismigratie is van essentieel belang voor de kenniseconomie, concurrentiekracht en het innovatief vermogen van Nederland. Met een gerichter arbeidsmigratiebeleid zorgen we ervoor dat we kunde en krachten toevoegen aan de economie en dat we deze mensen kunnen ontvangen op een manier die past bij Nederland. Het kabinet onderzoekt momenteel verschillende opties om de kennismigrantenregeling aan te scherpen en toe te spitsen op kennismigranten die Nederland nodig heeft. Het kabinet streeft ernaar de Kamer hierover voor de zomer te informeren.
Binnen de toegenomen belangstelling voor het versterken van het Europese concurrentievermogen in de afgelopen periode, o.a. met de publicatie van het Draghi-rapport en de Politieke Richtsnoeren van Commissievoorzitter von der Leyen, is er ook aandacht voor het aantrekken en behouden van talent en vaardigheden. Hiertoe zijn nog geen concrete nieuwe initiatieven aangekondigd door de nieuwe Commissie.
20
Welke verantwoordelijkheid, als het gaat om spionage- sabotageactiviteiten, maar ook de export van gevoelige producten, ligt er bij kennisbedrijven zelf en op welke wijze wordt hierop toegezien en waar nodig gehandhaafd?
Antwoord
Kennisbedrijven zijn primair zelf verantwoordelijk voor het beschermen van hun intellectuele eigendommen en gevoelige producten, diensten en technologieën tegen spionage- en sabotageactiviteiten, en bij de export ervan. Het is essentieel dat bedrijven zich bewust zijn van risico's en hiernaar handelen. Dit vraagt om maatregelen zoals een zorgvuldig aannamebeleid, en de naleving van wet- en regelgeving op het terrein van bijvoorbeeld cybersecurity, investeringsbeslissingen en exportcontrole. Hierbij zij opgemerkt dat met de implementatie EU CER- en NIS2-richtlijnen in nationale wet- en regelgeving, welke is voorzien dit najaar, aangescherpte verplichtingen gaan gelden ten aanzien van de algehele weerbaarheid (waaronder fysieke en digitale dreigingen) voor nader bepaalde bedrijven.
De overheid ondersteunt en ziet toe op naleving via voornoemde wet- en regelgeving, en bij niet-naleving ervan kan handhavend worden opgetreden richting bedrijven. Ondernemers kunnen terecht bij onder meer het ondernemersloket economische veiligheid voor informatie en advies. De (uitbreiding van de) strafbaarstelling van spionage voorziet in de strafrechtelijk aanpak van personen die zich daaraan schuldig maken.
21 “Het Ministerie van EZ versterkt de leveringszekerheid van kritieke grond stoffen in den brede via de Nationale Grondstoffenstrategie. De inzet op hergebruik van kritieke grondstoffen is hier onderdeel van, in samenhang met het Nationaal Programma Circulaire Economie.”11
Betekent deze versterking ook dat er importbelemmeringen of -heffingen worden opgelegd aan de goedkope import van producten die de circulaire economie belemmeren, zoals bijvoorbeeld de import van goedkoop verpakkingsplastic?
Antwoord
Nederland hecht veel waarde aan een mondiaal gelijk speelveld, waarbij er een eerlijke concurrentiepositie is voor Nederlandse en Europese bedrijven. Het kabinet is zich ervan bewust dat het gelijke speelveld voor de circulaire plasticmarkt in Nederland en Europa onder druk staat en dat de transitie naar een circulaire economie bemoeilijkt. De EU heeft verschillende instrumenten om praktijken van derde landen die de markt verstoren te adresseren. Als er sprake is van dumping of marktverstorende subsidiëring van geïmporteerde goederen kan de EU anti-dumping maatregelen of anti-subsidiemaatregelen nemen. Dit zijn maatregelen om ernstige schade aan de EU-industrie te voorkomen en een gelijk speelveld te herstellen.
Op het gebied van plastic heeft de Europese Commissie in 2024 anti-dumping heffingen ingevoerd voor PET uit China. Sinds 2000 gelden al antisubsidiemaatregelen op PET uit India. Indien de producenten van recyclaat concrete aanwijzingen hebben voor dumping of marktverstorende subsidiering kunnen zij hierover een klacht indienen bij de Europese Commissie. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek kunnen maatregelen volgen, waarbij er een zorgvuldige afweging gemaakt moet worden tussen de belangen van onder andere de EU-producenten, industriële gebruikers en de consument. De extra kosten die bijvoorbeeld voortvloeien uit anti-dumpingheffingen of anti-subsidieheffingen worden immers verdisconteerd in de prijzen van importgoederen en kunnen leiden tot prijsstijgingen voor verwerkers, gebruikers en consumenten. Tot slot wijs ik uw Kamer erop dat de Nationale Grondstoffenstrategie over kritieke metalen en mineralen gaat en niet over plastic. Zie verder de Kamerbrief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 18 december 2024 waarin het kabinet laat weten een combinatie van verschillende maatregelen te zullen treffen voor de circulaire plasticsector.12 22
De regering stelt: “Innovatie draagt bij aan het Nederlandse verdienvermogen en het oplossen van maatschappeliike problemen. Met algemeen innovatiebeleid stimuleren we innovatie in de hele economie door middel van fiscale kortingen voor R&D-investeringen (WBSO), de Innovatiebox, optimalisering van intellectueel eigendomsrecht, en investeringen in onderzoeksinfrastructuur.
Specifiek innovatiebeleid richt zich op innovaties van nationaal belang.”17
Welke prioriteiten worden er gesteld aan innovatie, de fractieleden van de SP ontvangen graag een overzicht.
Antwoord
In het generieke innovatiebeleid wordt niet geprioriteerd. Dit type beleid of regeling is gericht op het breed stimuleren van R&D en innovatie in Nederland, of bijvoorbeeld op het creëren en behouden van een excellente kennisinfrastructuur.
Het specifieke (missiegedreven) instrumentarium is gericht op het stimuleren van R&D gericht op specifieke (maatschappelijke) doelen. De betreffende nationale (maatschappelijke) doelen zijn opgenomen in het missiegedreven innovatiebeleid. Het missiegedreven innovatiebeleid kent vijf inhoudelijke thema's (Energietransitie, Circulaire Economie, Gezondheid & Zorg, Landbouw, Water & Voedsel en Veiligheid) onderverdeeld in missies en drie dwarsdoorsnijdende thema's (Sleuteltechnologieën, Digitalisering en Maatschappelijk Verdienvermogen). Voor deze acht thema's zijn Kennis- en Innovatieagenda's (KIA's) opgesteld.
Er wordt in het kader van de KIA Sleuteltechnologieën gewerkt aan het verder richten van het innovatie instrumentarium op de technologieën van de Nationale Technologie Strategie (NTS, zie ook vraag 24 voor een overzicht).
23
Welke innovaties worden geacht van nationaal belang te zijn?
Antwoord
Met de Nationale Technologie Strategie (NTS) die begin 2024 gepubliceerd is, hebben we gekozen voor tien sleuteltechnologieën binnen het innovatiebeleid. De NTS is samen met andere ministeries, kennisinstellingen en bedrijven ontwikkeld, waarbij de volgende uitgangspunten gehanteerd zijn:
-
?Verdienvermogen
-
?Maatschappelijke uitdagingen
-
?Huidige positie van de technologie in Nederland
-
?Nationale veiligheid en open strategische autonomie
De tien sleuteltechnologieën zijn:
Optical systems and integrated photonics |
Mechatronics and optomechatronics |
Quantum Technologies |
Artificial Intelligence (AI) and data science |
Process technology, including process intensification |
Energy materials |
Biomolecular and cell technologies |
Semiconductor Technologies |
Imaging technologies |
Cybersecurity technologies |
24
Welke eisen rond klimaat en groene groei worden er gesteld aan innovatieve ontwikkelingen en de subsidiering daarvan via fiscale kortingen?
Antwoord
Innovaties die bijdragen aan klimaat en groene groei kunnen via verschillende fiscale instrumenten ondersteund worden:
-
?Specifieke fiscale regelingen gericht op verduurzaming, zoals de EIA en MIA/VAMIL: deze regelingen bieden een investeringsaftrek voor ondernemers die investeren in bedrijfsmiddelen die leiden tot minder CO2-uitstoot (c.q. specifiek voor klimaat). Deze regelingen betreffen niet het ontwikkelen van een innovatie zelf, maar hebben tot doel investeringen in innovatieve bedrijfsmiddelen fiscaal aantrekkelijker te maken. De belangrijkste vereiste bij deze regelingen is dat de investering voldoet aan de beschrijving op de bijbehorende gepubliceerde lijsten (EIA: Energielijst, MIA/VAMIL:
Milieulijst).
-
?Generieke, fiscale innovatieregelingen - de WSBO en Innovatiebox: deze regelingen bieden een belastingvoordeel aan bedrijven voor R&D-projecten en de opbrengsten daarvan. Dit betreffen generieke regelingen die daarom niet vereisen dat R&D-activiteiten toezien op klimaat en groene groei. Alleen de generieke eisen zijn dan ook van toepassing.
-
?Specifieke subsidieregelingen gericht op verduurzaming, zoals de DEI+, MOOI en EKOO: deze regelingen bieden subsidie aan ondernemers en onderzoeksorganisaties voor innovatieprojecten die kunnen bijdragen aan een klimaat neutrale samenleving in 2050, en daarmee vaak ook een impuls geven aan groene groei. De belangrijkste vereiste bij deze regelingen is dat de innovatieprojecten binnen 10 jaar tot een eerste toepassing in de markt leiden en (daarmee) tot minder CO2-uitstoot.
25 “Daarnaast wordt er ook voor specifieke ontwikkelingen en sectoren innovatiebeleid gemaakt. Zo is de ruimtevaartsector een innovatieve sector en belangrijk voor de veiligheid en autonomie van Nederland.”18
Op welke wijze draagt de ruimtevaartsector bij aan de veiligheid en autonomie van Nederland, graag een overzicht van deze bijdragen?
Antwoord
De ruimtevaartsector levert een cruciale bijdrage bij aan de veiligheid en autonomie van Nederland. De Lange-termijn Ruimtevaartagenda adviseert hoe Nederland haar veiligheid en autonomie de komende 10-15 jaar kan verbeteren via het ruimtedomein. Een kabinetsreactie op de Lange-termijn Ruimtevaartagenda wordt uiterlijk 28 februari naar de Tweede Kamer verzonden.
Plaats- en tijdsbepaling met behulp van satellieten is een essentieel onderdeel van de moderne en digitale samenleving. Het heel nauwkeurig kunnen bepalen van plaats en tijd is onder andere essentieel voor de logistieke stromen over land, ter zee en in de lucht, het financiële verkeer, communicatienetwerken, het monitoren van infrastructuur, de inzet van politie en hulpdiensten maar ook voor de inzet van de krijgsmacht. Het feit dat Europa zelf deze capaciteit heeft, in de vorm van Galileo, bevordert onze autonomie en veiligheid omdat we voor plaats- en tijdsbepaling in diverse vitale processen met behulp van satellieten niet afhankelijk zijn van andere mogendheden zoals bijvoorbeeld de VS, China of Rusland.
Daarnaast speelt ruimtevaart een sleutelrol in de monitoring van weersomstandigheden en klimaatverandering, waardoor Nederland in staat is snel te reageren op natuurrampen en klimaatrisico's, wat de publieke veiligheid bevordert. Defensie ontwikkelt essentiële technologieën die zij nodig heeft voor een relevante autonome informatiepositie in de ruimte. Inlichtingen vanuit en over het ruimtedomein zijn randvoorwaardelijk en kunnen doorslaggevend zijn voor het optreden van defensie.
Het benutten van technologische ontwikkelingen draagt bij aan het kunnen ontwikkelen van eigen satellietcapaciteit, en daarmee aan de reductie van (strategische) afhankelijkheden van derden. Hiermee draagt het tevens bij aan het bredere Defensiebeleid van het verhogen van de weerbaarheid van Nederland en van Defensie, zoals ook recentelijk in de Defensienota 2024 uiteengezet.
Verder zet Nederland in op het versterken van de technologische en industriële basis van de ruimtevaartsector. Dit draagt bij aan de technologische onafhankelijkheid van Nederland, versterkt de nationale ruimtevaartindustrie en bevordert samenwerking met internationale partners. Zo wordt de ruimtevaartsector een belangrijke pijler voor zowel de veiligheid als de open strategische autonomie van Nederland.
26 “Het Ministerie van EZ blijft zich inspannen om steun te bieden aan Oekraïne, ook bij het aantreden van een nieuwe Europese Commissie. Dit doet het Ministerie van EZ onder andere door middel van het leveren van noodhulp, net als de implementatie en toezicht van de Europese sancties. Deze sancties zijn erop gericht om de Russische oorlogsmachine zoveel mogelyk te belemmeren. Zo zal het Ministerie van EZ verantwoordeliikheid bleven nemen in de naleving van de sanctiewetgeving en sanctieverordeningen, bijvoorbeeld ten aanzien van ondernemingen waar sprake is van eigendom en zeggenschap door personen of entiteiten die op de Europese sanctielijst zijn geplaatst.”19
Op welke wijze wordt het toezicht rond de Europese sancties vormgegeven, hoe vaak was sprake van een significante overtreding, op welke wijze is hier tegen opgetreden, welke boetes werden opgelegd en hoe werd voorkomen dat betreffende overtreders in herhaling vielen?
Antwoord
Europese sanctiemaatregelen worden gepubliceerd in een EU-verordening die directe werking heeft voor burgers en bedrijven in de hele EU. Nationale implementatie in Nederland vindt plaats via op de Sanctiewet 1977 gebaseerde ministeriële regelingen waarin onder meer nationale bevoegde autoriteiten worden aangewezen. De strafrechtelijke sanctionering van overtreding van deze sanctieregelingen is geregeld in de Wet op de Economische Delicten (WED). Op sanctieovertredingen staat een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, een taakstraf of een geldboete (10% van de jaaromzet in het voorgaande boekjaar). Daarnaast kan wederrechtelijk verkregen voordeel worden ontnomen. Voor deze hoogste strafmaat op economische delicten is in 2002 gekozen om voldoende recht te doen aan de ernst van dergelijke overtredingen. Van deze strafmaat zou dan ook voldoende preventieve werking uit moeten gaan, ook om recidive te voorkomen.
Deze straffen worden in de praktijk ook met regelmaat opgelegd. Zo is Nederland, samen met Duitsland, de enige EU-lidstaat die sinds 2019 gevangenisstraffen heeft opgelegd voor sanctieovertredingen. Het wetsvoorstel internationale sanctiemaatregelen, dat naar verwachting medio 2025 aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden, zal voorzien in de mogelijkheid om sanctieschendingen ook bestuursrechtelijk te handhaven. Dan kunnen, in aanvulling op het strafrechtelijk instrumentarium, ook bestuurlijke boetes worden opgelegd.
Binnen het Rijk werken meerdere ministeries met elkaar samen aan het toezicht rond de Europese sancties. Zo beheert het Ministerie van Economische Zaken het Samenwerkingsplatform Sanctienaleving (SPS). Het SPS is een interdepartementaal initiatief dat interdepartementale samenwerking en effectieve sanctienaleving bevordert door gerichte informatiedeling te faciliteren. Daarnaast is het Bureau Toetsing Investeringen (BTI) Sanctieteam van het Ministerie van Economische Zaken de toezichthouder op de naleving van de sancties voor zover het gaat om het eigendom van of de zeggenschap over niet-beursgenoteerde ondernemingen die gevestigd zijn in Nederland. Het BTI kan handhavend optreden, bijvoorbeeld door aangifte te doen bij het Openbaar Ministerie. Het BTI heeft tot op heden alleen de bevoegdheid om bestuursrechtelijke sancties op te leggen wanneer niet meegewerkt wordt aan informatievorderingen. Onder het eerder genoemde wetsvoorstel internationale sanctiemaatregelen wordt het BTI bevoegd om bestuursrechtelijk te handhaven. Binnenkort wordt het Jaarverslag BTI 2024 aangeboden aan de Tweede Kamer, dit geeft een overzicht van de werkzaamheden die het afgelopen jaar verricht zijn.
27
Op welke wijze wordt gewerkt aan het voorkomen van levering van goederen die op de sanctielijst staan via derde landen, zoals bijvoorbeeld Kazachstan?
Antwoord
Tegengaan van sanctieomzeiling is een absolute prioriteit van het kabinet. Omzeiling ondermijnt de effectiviteit en het draagvlak van sancties. De focus ligt op kritieke goederen voor de Russische oorlogsindustrie: elektronica, kogellagers, chips, etcetera.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken analyseert handelsdata, werkt samen met denktanks, wisselt informatie uit met partnerlanden en de Europese Commissie, verzamelt inlichtingen en helpt producenten en exporteurs met gerichte informatie om omzeiling te voorkomen. De Douane gebruikt risicoprofielen voor de controle van goederenstromen en handhaaft waar nodig. De capaciteit voor deze taken bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Douane is aanzienlijk uitgebreid.
Naast de eigen inspanningen steunt Nederland op EU-niveau de outreach van EU-sanctiegezant David O'Sullivan richting doorvoerlanden en omzeilingspartijen in derde landen. Nederland is voorstander van handelsbeperkingen richting omzeilingspartijen en zet zich daarnaast in om de naleving van sancties in de gehele EU te versterken.
28
In deze begroting zien de fractieleden van de SP nog diverse kortingen ingeboekt op onderzoek en wetenschap. De bezuiniging rond wetenschappelijk onderzoek is deels van de baan, heeft dit ook gevolgen voor de begroting van Economische Zaken en zo ja, welke?
Antwoord
Het gedeeltelijk terugdraaien van verschillende bezuinigingen rond wetenschappelijk onderzoek heeft in de begroting van EZ geen gevolgen voor de beleidsbudgetten. Wel heeft het gedeeltelijk terugdraaien van de bezuiniging geleid tot een aanvullende taakstelling op de apparaatsuitgaven van de Rijksdienst, als sluitstuk voor dekking van het maatregelenpakket. De taakstelling is proportioneel verdeeld over alle departementale begrotingen en verlaagt de totale apparaatsuitgaven van EZ structureel met € 7,1 mln.
29
Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)
Hoeveel bedrijven werden met deze garantie de afgelopen jaren geholpen, voor hoeveel stond de overheid de afgelopen jaren garant en welk risico werd hierbij gelopen?
Antwoord
Vanaf 2020 tot en met 2024 zijn er 16 bedrijven geholpen middels de reguliere Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)-regeling. Van 2020 tot half juni 2022 was er ook een aparte Garantie Ondernemingsfinanciering Corona (GO-C) instrument. Hiermee waren nog eens 78 bedrijven geholpen.
Bij de GO-regeling staat de overheid garant voor 50% en bij de GO-C tot maximaal 90% van het door de financier verstrekte krediet. Het gaat om een minimale kredietgrootte van €1,5 tot maximaal €150 miljoen. In aanmerking komen aanvragen waarbij sprake is van een in de kern gezond bedrijf met een bevredigend continuïteitsperspectief en waar sprake is van fresh money. Sinds 2020 is er onder de reguliere GO-regeling voor €277 miljoen aan garanties afgegeven (de maximale GO garantieruimte in 2024 bedroeg 765 mln.). Onder de GO-C is in totaal voor €642 miljoen aan garanties verstrekt. De GO is een kostendekkende regeling en de reeds afgegeven garanties nemen af gezien aflossing(en) op leningen doorlopend plaatsvindt. Eventuele verliezen worden tot slot gedekt uit de door de financier betaalde provisie inkomsten. Ingeval niet toereikend, is er een risicoreserve als voorziening getroffen van waaruit deze eventuele verliezen gedekt worden. Deze cijfers worden jaarlijks in het EZ(K) jaarverslag gepubliceerd. Voor meer details over de risico-beheersende en risico-mitigerende maatregelen van het GO-instrument, zie hiervoor het Toetsingskader Risicoregelingen Rijksoverheid van de GO.
30
Welke eisen rond milieu en energietransitie worden aan deze garantiestelling gesteld?
Antwoord
De GO is een generiek gerichte regeling met als doel voldoende aanbod van financiering voor middelgrote en grote bedrijven te verschaffen, onder de voorwaarden zoals in vraag 30 beschreven.
De regeling staat open voor alle typen bedrijven (met uitzondering van de sectoren zorg, landbouw, vastgoed en financiële dienstverlening) en ook voor alle type investeringsdoeleinden die bedrijven hebben. Er zijn geen verdere aanvullende eisen vanuit de regeling gesteld, zo ook niet rondom het gebied van milieu en / of energietransities.
31
“EZ zet in op het realiseren van de volgende strategische doelen:
-
a.Het scheppen van voorwaarden voor goed functionerende markten;
-
b.Het scheppen van voorwaarden voor een goed functionerende digitale economie;
-
c.Het voorzien in maatschappelijke behoeften aan statistieken”13
“De Europese interne markt, met inbegrip van vrii verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal, vormt een kernonderdeel van de Europese Unie en is cruciaal voor het Nederlandse verdienvermogen.”14
In hoeverre dragen uitgebreide grenscontroles bij aan het vrije verkeer van goederen, diensten en personen en welk economisch effect hebben deze controles?
Antwoord
De Nederlandse grenscontroles worden niet systematisch uitgevoerd. In plaats daarvan vinden enkel gerichte controles plaats. Hierbij wordt gebruik gemaakt van risicoanalyse en informatie. Bij het maken van deze keuze zijn de mogelijke economische gevolgen zorgvuldig meegewogen. Vanwege deze wijze van uitvoering zijn deze als beperkt ingeschat. Daarom is er geen gedetailleerde analyse gedaan over de economische gevolgen.
32
Innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei
“Het bedriivenbeleid ondersteunt de transitie naar een duurzame, weerbare en inclusieve economie met een sterk verdienvermogen, een hoge arbeidsproductiviteit(groei) en een sterk ondernemings- en vestigingsklimaat dat bijdraagt aan de welvaart van alle burgers nu en in de toekomst.”
Welke consequenties heeft het niet behalen van de randvoorwaarde, het behouden en versterken van de concurrentiepositie, op het streven naar een toekomstbestendige, circulaire en inclusieve economie?
Antwoord
Het kabinet werkt aan een innovatieve, concurrerende en weerbare economie waarmee we ons verdienvermogen kunnen versterken. Een gezonde, toekomstbestendige economie is geen doel op zich, maar een middel om nu en in de toekomst onze publieke diensten en transities te betalen. In een dergelijke economie is er ook werk waarin mensen hun kwaliteiten kwijt kunnen en hun geld kunnen verdienen. Zoals beschreven in het Regeerprogramma, onderneemt het kabinet verschillende acties om deze ambities te realiseren, waaronder het reduceren van regeldruk, een Pact Ondernemingsklimaat en een Productiviteitsagenda.
33
Hoe worden bedrijven die niet voorop lopen en minder grote kansen hebben in de transitie meegenomen, zo vragen de fractieleden van de SP.
Antwoord
Het kabinet waardeert ondernemers voor de belangrijke economische, sociale en maatschappelijke rol die zij vervullen. Het kabinet heeft voor bedrijven zowel generiek als specifiek instrumentarium om transities en innovatie te faciliteren. Zo is er bijvoorbeeld de WBSO (Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk) om innovatie aan te moedigen bij Nederlandse bedrijven, maar ook specifiek beleid voor bijvoorbeeld het mkb en voor start-ups en scale-ups zoals de Small Business Innovation Research Programme (SBIR), Qredits of de borgstelling MKB-kredieten (BMKB).
Vragen en opmerkingen van de fractieleden van de ChristenUnie mede namens het fractielid van OPNL
1
Kan de regering toelichten waarom er één miljard euro wordt vrijgemaakt voor Invest-NL en er wordt geïnvesteerd in het Toekomstfonds, terwijl de vierde ronde van het Nationaal Groeifonds wordt geschrapt? Wat maakt Invest-NL en het Toekomstfonds volgens de regering geschiktere vehikels voor de innovatiedoelstellingen van deze regering, zo vragen de fractieleden van de ChristenUnie en OPNL.
Antwoord
Het kabinet heeft gekozen voor een investering van € 900 miljoen in Invest-NL, waarvan € 250 miljoen voor een Blended Finance Instrument om gerichter innovatie en doorgroei van bedrijven te stimuleren. Dit in tegenstelling tot het Nationaal Groeifonds, dat bedoeld is om grootschalige publiekprivate programma's op gebied van kennisontwikkeling en onderzoek, ontwikkeling en innovatie te ondersteunen. € 100 miljoen is beschikbaar gemaakt voor Invest International.
Invest-NL krijgt meer slagkracht door een kernkapitaalverhoging en een Blended Finance-faciliteit, waarmee risicovolle en maatschappelijk waardevolle projecten kunnen worden opgeschaald. Budgettaire mutaties op het Toekomstfonds zijn te verklaren door de revolverendheid van de instrumenten en omdat de € 250 miljoen voor Blended Finance bij Invest-NL en de € 50 miljoen voor Economische veiligheid via het Toekomstfonds loopt. Op de overige instrumenten die vallen binnen het Toekomstfonds wordt niet geïntensiveerd
2
Over de versterking en het herstel van de interne markt staat dat de rapporten van Letta en Draghi van invloed zullen zijn op de beleidskeuzes voor de interne markt van 2025, zoals het adresseren van territoriale leveringsbeperkingen in de EU.15 Kan de regering nog een voorbeeld geven van hoe de aanbevelingen van Draghi doorwerken in beleidskeuzes op dit gebied (bijvoorbeeld ten opzichte van vergrijzing)?
Antwoord
0 Aanbevelingen voor het versterken van de Europese interne markt, in de zin van een ruimte zonder binnengrenzen, staan met name in het Letta rapport. Draghi verwijst hier naar en borduurt hierop voort. Het kabinet onderschrijft deze aanbevelingen in grote mate (zie appreciatie: bijlage Kamerbrief met geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen 23-24 mei 2024, Tweede Kamer 2023-2024, 21501-30 nr. 604) .
0 Dankzij een succesvolle oproep vanuit EU-lidstaten, waaronder Nederland, zal de nieuwe Commissie voor juli 2025 met een horizontale interne marktstrategie komen voor een goed werkende, sterke, eerlijke en duurzame interne markt. Nederland werkt samen met andere lidstaten om de Commissie hier concrete input voor te geven. Het kabinet heeft tien concrete suggesties voor belemmeringen en onderwerpen die de genoemde strategie moet adresseren, zoals deelname van experts bij normontwikkeling en beheersbaarder maken van toezicht op e-commerce zendingen van buiten de EU. (zie bijlage bij Kamerbrief EU concurrentievermogen 13 december 2024, Tweede Kamer 2023-2024, 21501-30, nr. 621)
0 Verder ziet het kabinet de regeldruk en de complexiteit van wet- en regelgeving als belemmering van de interne markt en opschaling. Dit geldt bijvoorbeeld voor biotechnologische innovaties. Het kabinet acht het positief dat de Europese Commissie zelf ook wijst op de negatieve gevolgen van regeldruk. Het kabinet steunt dan ook het voorstel van de Commissie om de concurrentievermogen- en mkb-test te versterken, zodat we rekening houden met de concurrentiekracht en -positie van het mkb bij EU-regelgeving.
0 Vergrijzing heeft voornamelijk effect op de arbeidsmarkt en de gezondheidszorg. Een groot deel van de beleidskeuzes op deze terreinen zijn een nationale competentie. Op het terrein van gezondheidszorg doet Letta enkele aanbevelingen, onder andere over aanbesteden. Dit komt overeen met de Nederlandse inzet (zie Kamerbrief: Standpunten en plannen van het kabinet voor een toekomstbestendiger inkoop- en aanbestedingsbeleid 3 december 2024, Tweede Kamer 2023-2024, 26485, nr. 442).
3
Op de vastgestelde begrotingsstaat 2025 is voor 'bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei' 2 euro miljard gereserveerd. In 2024 bedroeg dit 2,36 miljard euro. Kan de regering toelichten waar de daling van 300 miljoen euro vandaan is gekomen, gezien het feit dat dit kabinet juist wil inzetten op innovatie en ondernemerschap?
Antwoord
De daling valt grotendeels te verklaren door de overheveling van verschillende budgetten naar de nieuwe begroting van het ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG). In 2024 betrof de begroting nog een gezamenlijke begroting van Economische Zaken en Klimaat (EZK). De herverkaveling heeft geleid tot overheveling van middelen die eerder op beleidsartikel 2 van de EZK-begroting werden verantwoord naar de KGG-begroting. In lijn met de portefeuilleverdeling tussen de twee ministers zijn de budgetten voor verduurzaming van de industrie, als de budgetten voor een drietal NGF-projecten (projecten Groenvermogen, Circulaire Plastics, en Biobased Circular) per 2025 overgeheveld naar de KGG-begroting. De herverkaveling van deze budgetten verklaart grotendeels de daling van het totaalbudget van artikel 2.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De begroting reflecteert een economische groei van 1.6%, en de term economische groei wordt impliciet als synoniem gebruikt voor welvaart, aldus de fractieleden van de PvdD. Aandacht voor brede welvaart wordt bijna parallel behandeld, als los van economische groei, terwijl dit geïntegreerd behandeld zou moeten worden. Ook wordt het BBP als indicator gebruikt voor de term 'brede welvaart'. Dus terwijl er wel wordt gesproken over brede welvaart overheerst, naar de mening van deze fractieleden, het doel van economische groei.
Waarom rekent de regering nog steeds in termen van economische groei? Sommige economische groei is minder gewenst dan andere, dus een algemene doelstelling voor economische groei is geen goede indicator voor hoe het gaat Nederland en haar economie.
Antwoord
Economische groei en brede welvaart vormen geen tegenstelling; materiële welvaart is een onderdeel van brede welvaart en het bbp is een internationaal goed vergelijkbare indicator met een gedegen statistische onderbouwing als maatstaf daarvoor.
Het kabinet ziet economische groei vooral als voorwaarde om de welvaart in de brede zin van het woord te realiseren. Er is daarbij geen sprake van een specifieke doelstelling op het gebied van economische groei. Wel is het kabinetsbeleid erop gericht de economische groei op een duurzame manier te bevorderen, net zoals het stuurt op andere aspecten die bijdragen aan brede welvaart (zoals gezondheid en onderwijs) waarvoor de verschillende vakministers verantwoordelijk zijn. Voldoende economische groei is noodzakelijk om ook in de toekomst ons huidige welvaartsniveau te kunnen blijven betalen. Denk aan de stijgende zorgkosten door de vergrijzende bevolking, de grote investeringsbehoeften voor de energietransitie en de toenemende geopolitieke spanningen die gepaard kunnen gaan met economische kosten. Hoe het ervoor staat met de verschillende dimensies van brede welvaart wordt weergegeven in de brede welvaartsindicatoren van het factsheet Brede Welvaart van het CBS.
2
Is de regering bereid aandacht voor brede welvaart verder te integreren in het algemene economische beleid, in plaats van dit als iets extra te behandelen?
Antwoord
Vooropgesteld overstijgt brede welvaart het enkel economische beleid: brede welvaart is iets waar alle ministeries aan bijdragen. Aandacht voor brede welvaart is op verschillende manieren in de werkwijzen van departementen, inclusief het ministerie van Economische Zaken, geïntegreerd.
Ten eerste vormt brede welvaart onderdeel van de beleidsvorming door middel van het Beleidskompas. Het Beleidskompas vormt sinds maart 2023 binnen de Rijksoverheid de centrale werkwijze voor het aanpakken van maatschappelijke opgaven, waaronder de herziening van beleid. In het Beleidskompas zit ook de Gevolgenscan waarmee in het beleidsproces de beleidseffecten op verschillende dimensies van brede welvaart in kaart kunnen worden gebracht.
Ten tweede kunnen met de maatschappelijke kostenbatenanalyse (MKBA) gevolgen van economische beleidswijzigingen op een brede manier worden beoordeeld op de beoogde gevolgen voor maatschappelijke kosten en baten op de korte lange termijn. Het PBL en het CPB hebben medio 2022 een aanvulling op de Algemene MKBA werkwijzer gepubliceerd met aanbevelingen voor het structureler incorporeren van brede welvaartsaspecten in MKBA's.16 Via het onderzoeksprogramma KIRE werkt het CPB aan het verder ontwikkelen van de MKBA-methodiek om brede welvaart beter mee te nemen.
Ten derde wordt gewerkt aan betere integratie van de factsheets Brede Welvaart van het CBS in de begrotings- en verantwoordingscyclus. De factsheets brede welvaart bieden namelijk, naast een financieel-economische terugblik, ook een bredere evaluatie van beleid. In de Kamerbrief van 8 oktober 2024 kondigt het ministerie van Financiën aan dat deze factsheets verder worden doorontwikkeld en voortaan worden gepubliceerd op Verantwoordingsdag, ten eerste in 2026, bij de jaarverslagen van de departementen.17
3
Hoe werkt de regering aan het afbouwen van de niet-duurzame economie?
Antwoord
Alle bedrijven, en zeker de grote uitstoters, moeten verduurzamen om op lange termijn levensvatbaar te blijven. Het beleid is erop gericht om bedrijven voor die keuze te stellen. Er zijn verschillende waarborgen op het gebied van normering en beprijzing om ervoor te zorgen dat bedrijven verduurzamen. Zo is er het Europese ETS waardoor de CO2-uitstoot van de industrie in 2039 netto-nul moet zijn. In Nederland kennen we daarbovenop nog de CO2-heffing, maar ook milieuvergunningen, bijmengverplichtingen, RED-doelen en de energiebesparingsplicht. Het is dus onmogelijk voor bedrijven om niks te doen. Het kabinet kiest ervoor om alle bedrijven die willen verduurzamen te ondersteunen door het creëren van de juiste randvoorwaarden, zoals (energie-) infrastructuur en betaalbare energie. Er zullen echter ook bedrijven zijn die de transitie hier niet mee kunnen of willen maken. Het kabinet kiest er niet voor om actief te sturen op sluiting van specifieke sectoren of bedrijven. In de trajectverkenning klimaatneutraal van het PBL hebben zij aangegeven dat het voor het wereldwijde klimaat waarschijnlijk niet zinvol is als industrie voor 2050 uit Nederland vertrekt, omdat productie buiten Nederland naar verwachting niet duurzaam en betaalbaar is.
4
De begroting erkent dat ruimte schaars is. Welke prioriteiten heeft de regering in deze schaarse ruimte?
Antwoord
Het nationaal programma Ruimte voor Economie weerspiegelt de ambities en doelen op het ruimtelijk economisch domein.18 Op 25 september 2024 is de voortgangsrapportage over het programma Ruimte voor Economie naar de Tweede Kamer gestuurd.19 Het regeerprogramma geeft extra prioriteit aan de economische inzet in het ruimtelijk domein. Het gaat in ieder geval om de volgende maatregelen en prioriteiten onder coördinatie van de minister van Economische Zaken: 1) Het opstellen van een visie ruimtelijke en economische structuur (REV), 2) het komen tot een integrale aanpak bedrijventerreinen, 3) het zorgen voor een samenwerkingsstructuur en interbestuurlijke afspraken voor ruimtelijke economie en 4) het stimuleren regionaal economische ontwikkeling. Bovendien voert het kabinet regie op de benutting van de ruimte in de Nota Ruimte. Deze komt later dit jaar uit en wordt gecoördineerd door de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.
5
Is de regering op de hoogte van het feit dat de veehouderij en de productie van veevoer een groot beslag legt op de schaarse ruimte in Nederland?
Antwoord
Ja. Zowel in het perspectief op de Nederlandse economie als de Ruimtelijk Economische Verkenning 2024 hebben wij de ruimtedruk op basis van CBS data over bodemgebruik grafisch verbeeld. Het ruimtebeslag van bedrijfsterreinen inclusief kantoren en havens bedraagt met 88.184 hectare zo'n 2,6% van het grondoppervlak. Voor agrarische terreinen is dat met 2.230.447 hectare zo'n 65,8%.
6
Is de regering het met de fractieleden van de PvdD eens dat een groot aantal ruimtelijke, duurzaamheids- en dierenwelzijnsproblemen zouden worden geadresseerd als de veehouderij en de productie van veevoer zouden verkleinen? Deze leden ontvangen graag een reflectie van de regering hierop.
Antwoord
Het houden van minder vee draagt bij aan minder broeikasgasemissies (methaan) en stikstofemissies (ammoniak) in de veehouderij. Het kabinet heeft verschillende (beëindigings)regelingen opengesteld waar boeren vrijwillig gebruik van kunnen maken en bij het verhandelen van dier- en productierechten wordt een percentage van de rechten afgeroomd. Deze maatregelen leiden tot een verkleining van de veestapel. Het kabinet zet in op het stimuleren van technische en managementmaatregelen op gebied van voer, dier, stal en mest om broeikasgassen en ammoniak in de veehouderij te verminderen. Hierbij wordt ingezet op doelsturing en de omschakeling van depositie-naar emissiesturing, met haalbare bedrijfsspecifieke normen voor klimaat en stikstof.
Dierenwelzijn wordt voornamelijk bepaald door de manier waarop dieren worden gehouden (in wat voor type stallen bijvoorbeeld) en hoe met dieren wordt omgegaan en dus niet zozeer door de omvang van de veestapel.
7
De regering onderschrijft het belang van kritieke grondstoffen. Welke randvoorwaarden in termen van duurzaamheid en rechtvaardigheid hanteert de regering bij dit beleid inzake kritieke grondstoffen?
Antwoord
Zoals aangegeven in de Nationale Grondstoffenstrategie is het voorkomen van negatieve impact op mens en milieu een randvoorwaarde bij het streven naar grotere leveringszekerheid van grondstoffen. Verduurzaming van internationale grondstoffenketens is een van de vijf pijlers in de Nationale Grondstoffenstrategie. Daarbij zetten we in op verbetering van productie van kritieke grondstoffen, zoals het tegengaan van kinderarbeid en watervervuiling in mijnbouw.
Het kabinet werkt hier onder andere aan via het Europese Partnerschap voor Verantwoorde Mineralen (EPRM), een initiatief van overheden, bedrijven en organisaties gericht op verbeteren van omstandigheden in kleinschalige mijnbouw, maar ook via de Wereldbank. Ook heeft het kabinet het IMVO-convenant voor hernieuwbare energie ondertekend waar wordt samengewerkt aan het identificeren en waar nodig aanpakken van risico's voor mens en milieu in waardeketens. Door het aanpakken van de risico's in grondstoffenproductie draagt het kabinet ook bij aan een beter investeringsklimaat en minder disrupties in de toevoer van kritieke grondstoffen, en daarmee aan grotere leveringszekerheid.
Ook aan internationale partnerschappen stelt het kabinet als belangrijke randvoorwaarde dat er rekening wordt gehouden met de impact op mens, dier en milieu. Daarnaast verwacht het kabinet van alle Nederlandse bedrijven dat zij de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (OESO-richtlijnen) en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP's) naleven. De Europese conflictmineralenverordening, de Critical Raw Materials Act (CRMA) en de Batterijenverordening bevatten gepaste zorgvuldigheidsverplichtingen voor bepaalde grondstoffen. De Europese IMVO-richtlijn, de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD), die in juli 2024 in werking is getreden, is gericht op het toepassen van gepaste zorgvuldigheid om zo risico's voor mens en milieu te identificeren en waar nodig aan te pakken. Het nationale implementatietraject voor de CSDDD is gestart en zal na omzetting in nationale wetgeving gefaseerd van toepassing worden vanaf 2027.
Dirk Beljaarts
Minister van Economische Zaken
21
Kamerstukken II 2024/25, 36 600 XIII, nr. 2, p. 20.
Kamerstukken II 2024/25, 24 095, nr. 587
Kamerstukken II 2024/25, 26 643, nr. 1222
Kamerstukken II 2024/25, 26 643, nr. 1242
Kamerstukken II 2024/25, 30 821, nr. 249
Kamerstukken II 2024/25, 33 450, nr. 128
Kamerstukken II 2024/25, 36 600 XIII, nr. 2, p. 21.
Tweede Kamer 2022-2023, 27 879 nr. 90
Tweede Kamer 2023-2024, 27 879 nr. 94
Kamerstukken II 2024/25, 36 600 XIII, nr. 2, p. 21.
Kamerstukken II 2024/25, 36 600 XIII, nr. 2, p. 22.
Tweede Kamer 2024-2025, 30 872 nr. 304 - Landelijk afvalbeheerplan | Tweede Kamer der Staten-Generaal
Kamerstukken II 2024/25, 36 600 XIII, nr. 2, p. 46.
Kamerstukken II 2024/25, 36 600 XIII, nr. 2, p. 46.
Kamerstukken II 2024/25, 36 600 XIII, nr. 2, p. 50.
CPB PBL Notitie 'Maatschappelijke kosten-batenanalyse en brede welvaart; een aanvulling op de Algemene MKBA-Leidraad' | CPB.nl
Kamerstukken II, 2024-2025, 33 670, nr. 18
Programma Ruimte voor Economie | Rapport | Rijksoverheid.nl
Kamerbrief over voortgang programma Ruimte voor Economie | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl