Nota naar aanleiding van het verslag - Wijziging van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen in verband met de herziening van de mogelijkheid tot afkoop in de vorm van een bedrag ineens alsmede tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet herziening bedrag ineens) - Hoofdinhoud
Deze nota naar aanleiding van het verslag i is onder nr. E toegevoegd aan wetsvoorstel 36154 - Wet herziening bedrag ineens i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen in verband met de herziening van de mogelijkheid tot afkoop in de vorm van een bedrag ineens alsmede tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet herziening bedrag ineens); Nota naar aanleiding van het verslag |
---|---|
Documentdatum | 07-02-2025 |
Publicatiedatum | 07-02-2025 |
Nummer | KST1182009 |
Kenmerk | 36154, nr. E |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2024-2025
36 154 |
Wijziging van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen in verband met de herziening van de mogelijkheid tot afkoop in de vorm van een bedrag ineens alsmede tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet herziening bedrag ineens) |
E NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 7 februari 2025
Hierbij zend ik u, mede namens de staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane, de nota naar aanleiding van het verslag inzake bovengenoemd wetsvoorstel.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
De regering heeft met belangstelling kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over haar bevindingen inzake bovengenoemd wetsvoorstel. De regering is erkentelijk voor de getoonde belangstelling en de vragen van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, CDA, D66, SP en PvdD gezamenlijk, Volt en 50PLUS. In deze nota wordt op deze vragen en opmerkingen ingegaan. De vragen zijn genummerd. De oorspronkelijke tekst van het verslag is integraal overgenomen in deze nota en cursief weergegeven. Na de passages met de vragen en opmerkingen volgt telkens de reactie van de regering. De regering vertrouwt erop de in het verslag gestelde vragen in deze nota naar tevredenheid te hebben beantwoord.
Vragen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA
Dc leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel 'Wet herziening bedrag ineens. Deze leden hebben zorgen over de uitvoerbaarheid van de wet en stellen hierover een aantal vragen.
Dc sterke bezorgdheid over dc uitvoerbaarheid van een eerdere versie van de Wet bedrag ineens1 was in 2021 voor de Eerste Kamer aanleiding om dc motie-Oomcn-Ruijtcn (CDA) c.s. over het keuzereeht voor een bedrag ineens2 aan te nemen. In deze motie wordt gevraagd om een uitvoering die minder complex is, beter eommunieccrbaar is, lagere uitvoeringskosten kent en draagvlak heeft bij de uitvoeringsorganisaties. Kan dc regering stap voor stap aangeven hoe de in deze motie aangegeven doelen zijn verwerkt in het wetsvoorstel, zoals dat nu ter tafel ligt?
Op grond van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen hebben alle (gewezen) deelnemers de keuze tussen opname van een bedrag ineens op de pensioeningangsdatum of in februari volgend op het jaar waarin de (gewezen) deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt («uitgesteld uitbetalingsmoment»).
De pensioenuitvoerders hebben aangegeven dat het uitgestelde uitbetalingsmoment voor hen «een disproportionele complexiteit creëert ten aanzien van de administratie, communicatie en keuzebegeleiding3». Overleg met de (vertegenwoordigers van) pensioenuitvoerders ter uitvoering van de motie Oomen-Ruijten heeft geleid tot het wetsvoorstel dat nu voorligt in uw Kamer. Het wetsvoorstel voorziet in een oplossing voor de door de pensioenuitvoerders aangegeven uitvoeringstechnische bezwaren, waarbij de complexiteit voor de uitvoering en de uitvoeringskosten verminderen en tegelijkertijd de begrijpelijkheid voor de (gewezen) deelnemer verbetert.
De voorstelde aanpassingen hebben betrekking op twee aspecten: (1) de doelgroep die in aanmerking kan komen voor de mogelijkheid om de betaling van bedrag ineens uit te stellen, en
-
(2)wijziging van de uitkeringsstroom (de wijze waarop het pensioen over de tijd wordt verdeeld) en het uitbetalingsmoment.
De doelgroep die gebruik kan maken van de uitgestelde uitbetaling is beperkt. Alleen (gewezen) deelnemers van wie de pensioeningangsdatum ligt in de maand waarin zij de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken en (gewezen) deelnemers van wie de um ligt op de eerste dag volgend op de maand waarin zij AOW-gerechtigd worden, krijgen de mogelijkheid om — indien zij kiezen voor een bedrag ineens — het bedrag ineens tot uitbetaling te laten komen op het uitgestelde betalingsmoment. De
beperking van
de doelgroep zorgt ervoor dat de periode tussen de pensioeningangsdatum (het keuzemoment) en de uitgestelde uitbetaling korter is. Daarmee wordt de kans verkleind op tussentijdse gebeurtenissen in de privésfeer of ontwikkelingen van het pensioen die van invloed kunnen zijn op de hoogte van het ouderdomspensioen. Dat vermindert de complexiteit en uitvoeringskosten.
De uitkeringsstroom is aangepast van 100-10-90 (
100% periodieke uitkering — 10% bedrag ineens — 90% periodieke uitkering) naar
90-10-90. De totale waarde van de opgebouwde
aanspraken op ouderdomspensioen blijft in omvang gelijk aan de situatie met een uitkeringsstroom 100-10-90.
In de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen werd de periodieke uitkering pas verlaagd op het uitgestelde uitbetalingsmoment. Op dat moment werd ook pas de hoogte van het bedrag ineens (definitief) uitgerekend en vastgesteld. Op grond van dit wetsvoorstel wordt bij een keuze voor uitgestelde betaling van bedrag ineens de periodieke uitkering van ouderdomspensioen direct op de pensioeningangsdatum verlaagd naar 90%. Op het uitgestelde betalingsmoment is geen herberekening van de pensioenaanspraken nodig. Dat verkleint de complexiteit voor uitvoerders. Een aanpassing van de uitkering op de pensioeningangsdatum voorkomt een verlaging op het uitgestelde betalingsmoment en is begrijpelijker voor deelnemers.
Het uitgestelde betalingsmoment is in overleg met pensioenuitvoerders aangepast van februari naar januari van het jaar volgend op het jaar waarin de gepensioneerde AOW-gerechtigd wordt. Een uitgestelde betaling in januari sluit beter aan bij de vaste informatiemomenten van pensioenuitvoerders richting (gewezen) deelnemers.
2.
Deelt de regering de opvatting van de leden van de fraetie van GrocnLinks-PvdA dat, niettegenstaande de aangcbraehte wijzigingen, de wet nog steeds erg complex is?
Met dit wetsvoorstel wordt bedrag ineens beter uitvoerbaar en begrijpelijker ten opzichte van het eerdere voorstel in de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen. Ongewijzigd is dat de keuze voor bedrag ineens voor de deelnemers directe- en indirecte financiële gevolgen heeft. Dat kunnen positieve maar ook negatieve effecten zijn.
Vanwege deze gevolgen erkent de regering dat het belangrijk is dat (gewezen) deelnemers4 5 goed geïnformeerd en begeleid worden bij het maken van keuzes, waaronder bedrag ineens. De complexiteit zit ook in de gevolgen voor verschillende inkomensafhankelijke regelingen zoals de huurtoeslag, waar een (gewezen) deelnemer al dan niet recht op kan hebben. Om de gevolgen van bedrag ineens voor inkomensafhankelijke regelingen beter inzichtelijk te maken voor de deelnemer heeft de regering aangegeven om, in aanvulling op de mogelijkheid om een proefberekening te maken op de site van de Belastingdienst voor de hoogte van verschillende toeslagen, een tool voor bedrag ineens te willen ontwikkelen.
Dit wetsvoorstel dringt de complexiteit voor de deelnemer terug doordat (1) een keuze voor uitgestelde betaling van bedrag ineens alleen nog maar mogelijk is als het ouderdomspensioen in dezelfde maand ingaat als de AOW-uitkering (of op de eerste van de maand erna), en (2) bij een keuze voor uitgestelde betaling van bedrag ineens de periodieke uitkering van ouderdomspensioen direct wordt verlaagd. De gevolgen van een keuze voor bedrag ineens voor de periodieke uitkering zijn hierdoor beter te overzien.
3.
Deelt de regering de zorgen dat hiermee een te groot beroep wordt gedaan op het doenvermogen van de burgers, in het bijzonder die burgers die gebruik maken van toeslagen?
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid heeft in het rapport Weten is nog geen doen: Een realistisch perspectief op redzaamheid verschillende aanbevelingen gedaan rondom het thema keuzevrijheid. De WRR stelt dat alleen kennis en intelligentie, oftewel «denkvermogen», niet genoeg zijn om redzaam te zijn. Mensen moeten ook over «doenvermogen» beschikken. Daarmee bedoelt de WRR het in staat zijn om een plan te maken, in actie te komen, vol te houden en het (herhaaldelijk) om kunnen gaan met verleidingen en tegenslagen. Meer specifiek beveelt de WRR aan om zeer terughoudend te zijn met het bieden van grote keuzevrijheden op het terrein van essentiële financiële voorzieningen, waaronder pensioenvoorzieningen. In lijn hiermee ligt een behoorlijk ingeperkt keuzerecht bedrag ineens voor waarin rekening is gehouden met het doenvermogen van de burger.
Het keuzerecht voor bedrag ineens is ingeperkt doordat een keuze voor bedrag ineens alleen mogelijk is op de pensioendatum, een bedrag ineens maximaal 10% mag zijn van de waarde van het ouderdomspensioen en het niet mogelijk is om gebruik te maken van zowel het hoog-laagpensioen als het opnemen van een bedrag ineens. Het voorliggende wetsvoorstel perkt de keuzevrijheid verder in doordat de keuze voor uitgestelde betaling van bedrag ineens alleen mogelijk is als het ouderdomspensioen in dezelfde maand ingaat als de AOW-uitkering (of op de eerste van de maand erna).
In de Pensioenwet is vastgelegd dat de pensioenuitvoerder de (gewezen) deelnemer op adequate wijze begeleidt bij het maken van de keuze, zorgt voor de inrichting van de keuzeomgeving en daarmee de (gewezen) deelnemer in staat stelt om een passende keuze te maken. Er gaat altijd enige sturing uit van de inrichting van de keuzeomgeving. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) wijst erop dat het daarom belangrijk is dat pensioenuitvoerders deze sturing inzetten in het belang van de deelnemers en zo bijdragen aan adequate keuzebegeleiding6.
Een uitvoerder moet een (gewezen) deelnemer informeren over voorzienbare gevolgen, risico’s en voor- en nadelen van de keuze voor een bedrag ineens. De uitvoerder moet nadrukkelijk wijzen op de mogelijkheid dat een keuze voor bedrag ineens invloed kan hebben op de verschuldigde inkomensbelastingen en premie volksverzekeringen en het recht op inkomensafhankelijke regelingen. Omdat de uitvoerder niet beschikt over de volledige inkomens- en vermogenspositie van de deelnemer is de uitvoerder niet verplicht om de financiële gevolgen door te rekenen. De uitvoerder informeert de deelnemer of gewezen deelnemer wel waar hierover meer informatie kan worden verkregen.
Een deelnemer is niet verplicht om te kiezen voor bedrag ineens. De deelnemer is zelf verantwoordelijk voor de gemaakte keuze en de daarvoor ingewonnen informatie.
Deelnemers kunnen nu al op de site van de Belastingdienst een proefberekening maken om een inschatting te maken van de gevolgen van een wijziging van het inkomen voor toeslagen. In aanvulling op deze bestaande rekentool zal de regering ook een tool voor bedrag ineens laten ontwikkelen specifiek voor bedrag ineens. In het vooronderzoek naar de tool voor bedrag ineens wordt aandacht besteed aan het doenvermogen van deelnemers.
4.
In de motie-Oomcn-Ruijtcn7 wordt gepleit voor een uitzondering, zodat het bedrag ineens niet zal dóórwerken op de hwurtocslag. In de Tweede Kamer heeft het lid Inge van Dijk (CDA) een voorstel van deze strekking ingediend.8 De regering heeft dit ontraden omdat geautomatiseerde uitvoering door de Belastingdienst niet mogclijk was (althans niet vóór 2029). De leden van de fractie van GrocnLinks-PvdA hebben begrip voor deze afweging op basis van uitvoerbaarheid. Maar, zo vragen genoemde leden zich af komt hiermee het probleem van de uitvoerbaarheid daarmee niet weer even hard op het bordje van de burgers — in easu de mensen die een toeslag ontvangen — te liggen?
Het voorgestelde amendement van het lid Van Dijk is door de Tweede Kamer verworpen, hierdoor blijft het bedrag ineens voor burgers meetellen bij het vaststellen van het toetsingsinkomen.
Het amendement van het lid Van Dijk stelde een maatregel voor om financiële nadelige gevolgen voor (gewezen) deelnemers die een toeslag ontvangen te voorkomen door op aanvraag het bedrag ineens volledig uit te zonderen van het toetsingsinkomen voor toeslagen.
In de brief van 30 september jl. aan de Tweede Kamer9 heeft de regering een appreciatie gegeven van het amendement van het CDA-lid Van Dijk. Daarbij is ingegaan op de beleidsmatige aspecten, de uitvoeringsgevolgen en de budgettaire gevolgen.
Bij de beleidsmatige aspecten is aangegeven dat als bedrag ineens zou worden uitgezonderd bij het vaststellen van het toetsingsinkomen, de aansluiting op het draagkrachtprincipe verloren zou gaan. Door het bedrag ineens in het jaar van ontvangst uit te zonderen van het toetsingsinkomen kan er een dubbel voordeel ontstaan. Er ontstaat een ongelijkheid met mensen met hetzelfde pensioeninkomen die geen bedrag ineens opnemen, die gerekend over een langere periode minder toeslagen ontvangen dan mensen die wel een bedrag ineens opnemen. Er is geen goede reden te geven om iemand die vrijwillig kiest voor een bedrag ineens te bevoordelen ten opzichte van iemand die niet kiest voor bedrag ineens.
Bij de uitvoeringsaspecten is aangegeven dat een nieuwe uitzondering voor de toeslagen de complexiteit binnen het toeslagenstelstel vergroot. De Dienst Toeslagen zou structureel en in relatief grote aantallen handmatig inkomensgegevens van burgers moeten aanpassen.
Uitvoerders informeren deelnemers en gewezen deelnemers de mogelijke gevolgen voor inkomensafhankelijke regelingen. De (gewezen) deelnemer is niet verplicht om gebruik te maken van het keuzerecht. De (gewezen) deelnemer die gebruik wil maken van het keuzerecht heeft een eigen verantwoordelijkheid om zich te verdiepen in de mogelijke gevolgen voor inkomensafhankelijke regelingen.
5.
Vindt de regering het verantwoord om een dcrgclijke complexe afweging met potentieel grote gevolgen bij deze mensen te leggen zonder daar intensieve begeleiding bij beschikbaar te stellen?
De regering deelt de mening dat de keuze voor een bedrag ineens potentieel grote gevolgen kan hebben, zowel in positieve als in negatieve zin. De regering hecht bij het keuzerecht bedrag ineens belang aan goede informatie en keuzebegeleiding. In het besluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt nader ingegaan op de informatievoorziening specifiek voor bedrag ineens. Pensioenuitvoerders zijn wettelijk verplicht om met keuzebegeleiding de deelnemer in staat te stellen om een passende keuze te maken. De keuzebegeleidingsnorm is een open norm; de pensioenuitvoerder is zelf verantwoordelijk voor de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de norm. De pensioenuitvoerders moeten onderbouwen hoe ze hun deelnemers in staat stellen een passende keuze te maken. De AFM houdt toezicht op de naleving van deze norm.
De uitvoerder is niet verplicht om een individuele doorrekening van de gevolgen van bedrag ineens te maken. De uitvoerder kent immers veelal niet de volledige inkomens- en vermogenspositie van de deelnemer. Op 1 juli 2024 is het Besluit gegevensverstrekking voor keuzebegeleiding in werking getreden10. Op grond van dat besluit kunnen pensioenuitvoerders wel informatie bij andere pensioenuitvoerders opvragen en gebruiken bij hun keuzebegeleiding. Dit kan niet zonder goedkeuring van de (gewezen) deelnemer.
De uitvoerder wijst de (gewezen) deelnemer nadrukkelijk op mogelijke gevolgen voor inkomensafhankelijke regelingen en waar daarover meer informatie beschikbaar is. De (gewezen) deelnemer die overweegt om te kiezen voor bedrag ineens is zelf verantwoordelijk om zich nader te informeren. De regering heeft aangegeven een tool voor bedrag ineens te willen ontwikkelen om de deelnemer een grofmazig inzicht te geven in de gevolgen van bedrag ineens. Op de site van de Belastingdienst kan de deelnemer nu al een proefberekening maken om de gevolgen van een inkomenswijziging voor toeslagen in te schatten.
6.
Om een nader beeld te kunnen vormen, zouden de leden van de fractie GrocnLinks-PvdA graag een aantal rekenvoorbeelden uitgewerkt zien. I Iet gemiddelde aanvullende pensioen bedraagt ongeveer 2100 euro per maand. Voor mensen met lagere inkomens zal dit veelal lager liggen. Hoeveel levert het bedrag ineens van 10% respectievelijk 5% iemand bruto op met een aanvullendpensioen van bijvoorbeeld 1200 euro per maand? En wat is in beide situaties dit bedrag netto, als we ervan uitgaan dat deze persoon gebruikmaakt van hwurtocslag en zorgtocslag? Hoeveel bedraagt het resterende pensioen per maand in de jaren na de opname van het bedrag ineens? Klopt de veronderstelling dat deze persoon daarmee een groter beroep op toeslagen zal moeten doen? Kunnen dezelfde vragen ook beantwoord worden voor mensen met een aanvullend pensioen van 600 euro per maand? En van 2100 euro per maand?
De leden van de fractie van Groenlinks-Pvda vragen om enkele uitgewerkte rekenvoorbeelden van opname van een bedrag ineens van 10% en 5%, bij een aanvullend pensioen van 1.200 euro, 600 euro en 2.100 euro per maand. Vooropgesteld zij dat de gevolgen van een bedrag ineens voor iedere deelnemer anders zijn. Het opnemen van een bedrag ineens is een vrijwillige keuze. Of een bedrag ineens voorziet in een behoefte voor een doorsnee gepensioneerde, verschilt per persoon en per situatie. Iedere deelnemer moet zelf bepalen of het opnemen van een bedrag voor zijn persoonlijke situatie gewenst is. Het is raadzaam voor een deelnemer om eerst informatie in te winnen bij de keuze om al dan niet gebruik te maken van de mogelijkheid tot opname van een bedrag ineens.
Tabellen 1 tot en met 6 geven de gevraagde rekenvoorbeelden. Tabel 1, 2 en 3 gaan uit van opname van een bedrag ineens van 10%, bij een aanvullend pensioen van 600 euro, 1.200 euro en 2.100 euro respectievelijk. Tabellen 4, 5 en 6 gaan uit van opname van een bedrag ineens van 5%, bij een aanvullend pensioen van 600 euro, 1.200 euro en 2.100 euro respectievelijk. In de voorbeelden is uitgegaan van parameters in de fiscaliteit en toeslagen in 2024. De precieze gevolgen van opname van een bedrag ineens zijn van meerdere factoren afhankelijk, zoals de huishoud- en woonsituatie, het moment in het jaar dat recht op AOW ontstaat en of het bedrag ineens als vermogen wordt aangehouden. De onderstaande voorbeelden geven slechts een indicatie van hoe een bedrag ineens kan uitpakken voor de resterende levenslange periodieke ouderdomspensioenuitkering en de gevolgen voor zorg- en huurtoeslag. In de voorbeelden wordt voor een alleenstaande AOW-gerechtigde (zonder minderjarige kinderen) bezien wat het bruto, netto- en besteedbaar inkomen is in geval van een volledige AOW-uitkering en bij de gevraagde hoogtes van het aanvullend pensioen. Daarnaast is verondersteld dat er een huurwoning is met een huur van 576 euro per maand, en dat de AOW en het pensioen ingaan op 1 januari 2024. Bij opname van een bedrag ineens wordt de pensioenuitkering vanaf de AOW-leeftijd herrekend, waardoor deze lager uitvalt dan zonder opname van het bedrag ineens het geval zou zijn. In de herberekening is aangesloten bij de eerdere berekeningen voor de Tweede Kamer.
In de tabellen is zichtbaar dat het bedrag ineens in alle gevallen leidt tot een hoger bruto-inkomen waardoor het totaal te betalen bedrag aan belasting toeneemt. Voor personen met een lager of middeninkomen kan sprake zijn van een negatief effect op het ontvangen bedrag aan zorgtoeslag en (eventuele) huurtoeslag. Bij opname van een bedrag ineens wordt de pensioenuitkering vanaf de AOW-leeftijd herrekend, waardoor deze lager uitvalt dan zonder opname van het bedrag ineens het geval zou zijn. Deze daling kan leiden tot een (hoger) recht op zorgtoeslag (zoals zichtbaar in tabel 2 en 5) en eventueel huurtoeslag (zichtbaar in tabel 1, 2, 4 en 5).
Tabel 1. Effecten bedrag ineens van 10% bij een aanvullend pensioen van (aanvankelijk) 600 euro per maand, bedragen afgerond op honderdtallen en op basis van parameters 2024.
Geen bedrag ineens |
Bedrag ineens |
Jaar na bedrag ineens |
||
1 |
AOW |
19.600 |
19.600 |
19.600 |
2 |
Aanvullend pensioen |
7.200 |
6.500 |
6.500 |
3 |
Bedrag ineens |
n.v.t. |
13.300 |
0 |
4=i+2+3 |
Bruto-inkomen |
26.800 |
39.4°° |
26.100 |
5 |
Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw |
1.400 |
2.100 |
1.400 |
6 |
Totaal te betalen belasting na heffingskortingen |
900 |
4.000 |
700 |
7=4 56 |
Netto-inkomen |
24.500 |
33.300 |
23.900 |
8 |
Zorgpremie + gemiddeld eigen risico |
2.100 |
2.100 |
2.100 |
9 |
Zorgtoeslag |
1.500 |
0 |
1.500 |
10=7-8+9 |
Besteedbaar inkomen |
23.900 |
31.300 |
23.400 |
11 |
Huurtoeslag |
2.700 |
0 |
2.900 |
12=10+11 |
Besteedbaar inkomen plus huurtoeslag |
26.600 |
31.300 |
26.300 |
Tabel 2. Effecten bedrag ineens van 10% bij een aanvullend pensioen van (aanvankelijk) 1.200 euro per maand, bedragen afgerond op honderdtallen en op basis van parameters 2024.
Geen bedrag ineens |
Bedrag ineens |
Jaar na bedrag ineens |
||
1 |
AOW |
19.600 |
19.600 |
19.600 |
2 |
Aanvullend pensioen |
14.400 |
13.000 |
13.000 |
3 |
Bedrag ineens |
0 |
26.700 |
0 |
4=i+2+3 |
Bruto-inkomen |
34.000 |
59.200 |
32.600 |
5 |
Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw |
1.800 |
3.200 |
1.700 |
6 |
Totaal te betalen belasting na heffingskortingen |
2.500 |
14.000 |
2.200 |
74-5-6 |
Netto-inkomen |
29.700 |
42.100 |
28.600 |
8 |
Zorgpremie + gemiddeld eigen risico |
2.100 |
2.100 |
2.100 |
9 |
Zorgtoeslag |
500 |
0 |
700 |
i0=7-8+9 |
Besteedbaar inkomen |
28.100 |
40.000 |
27.300 |
11 |
Huurtoeslag |
300 |
0 |
700 |
i2=i0+ii |
Besteedbaar inkomen (incl. huurtoeslag) |
28.400 |
40.000 |
27.900 |
Tabel 3. Effecten bedrag ineens van 10% bij een aanvullend pensioen van (aanvankelijk) 2.100 euro per maand, bedragen afgerond op honderdtallen en op basis van parameters 2024.
Geen bedrag ineens |
Bedrag ineens |
Jaar na bedrag ineens |
||
1 |
AOW |
19.600 |
19.600 |
19.600 |
2 |
Aanvullend pensioen |
25.200 |
22.700 |
22.700 |
3 |
Bedrag ineens |
0 |
46.700 |
0 |
4=i+2+3 |
Bruto-inkomen |
44.800 |
88.900 |
42.300 |
5 |
Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw |
2.400 |
3.800 |
2.200 |
6 |
Totaal te betalen belasting na heffingskortingen |
6.200 |
27.200 |
5.100 |
7=4-5-6 |
Netto-inkomen |
36.300 |
57.900 |
34.900 |
8 |
Zorgpremie + gemiddeld eigen risico |
2.100 |
2.100 |
2.100 |
9 |
Zorgtoeslag |
0 |
0 |
0 |
10=7-8+9 |
Besteedbaar inkomen |
34.200 |
55.800 |
32.800 |
II |
Huurtoeslag |
0 |
0 |
0 |
12=10+11 |
Besteedbaar inkomen (incl. huurtoeslag) |
34.200 |
55.800 |
32.800 |
Tabel 4. Effecten bedrag ineens van 5% bij een aanvullendpensioen van (aanvankelijk) 600 euro per maand, bedragen afgerond op honderdtallen en op basis van parameters 2024.
Geen bedrag ineens |
Bedrag ineens |
Jaar na bedrag ineens |
||
I |
AOW |
19.600 |
19.600 |
19.600 |
2 |
Aanvullend pensioen |
7.200 |
6.800 |
6.800 |
3 |
Bedrag ineens |
n.v.t. |
6.700 |
0 |
4=i+2+3 |
Bruto-inkomen |
26.800 |
33.100 |
26.400 |
5 |
Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw |
1.400 |
1.800 |
1.400 |
6 |
Totaal te betalen belasting na heffingskortingen |
900 |
2.300 |
800 |
7=4-5-6 |
Netto-inkomen |
24.500 |
29.000 |
24.200 |
8 |
Zorgpremie + gemiddeld eigen risico |
2.100 |
2.100 |
2.100 |
9 |
Zorgtoeslag |
1.500 |
600 |
1.500 |
i0=7-8+9 |
Besteedbaar inkomen |
23.900 |
27.600 |
23.600 |
II |
Huurtoeslag |
2.700 |
500 |
2.800 |
i2=i0+ii |
Besteedbaar inkomen plus huurtoeslag |
26.600 |
28.100 |
26.400 |
Tabel 5. Effecten bedrag ineens van 5% bij een aanvullendpensioen van (aanvankelijk) 1.200 euro per maand, bedragen afgerond op honderdtallen en op basis van parameters 2024.
Geen bedrag ineens |
Bedrag ineens |
Jaar na bedrag ineens |
||
I |
AOW |
19.600 |
19.600 |
19.600 |
2 |
Aanvullend pensioen |
14.400 |
13.700 |
13.700 |
3 |
Bedrag ineens |
0 |
13.300 |
0 |
4=i+2+3 |
Bruto-inkomen |
34.000 |
46.600 |
33.300 |
5 |
Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw |
1.800 |
2.500 |
1.800 |
6 |
Totaal te betalen belasting na heffingskortingen |
2.500 |
7.200 |
2.400 |
7=4-5-6 |
Netto-inkomen |
29.700 |
37.000 |
29.100 |
8 |
Zorgpremie + gemiddeld eigen risico |
2.100 |
2.100 |
2.100 |
9 |
Zorgtoeslag |
500 |
0 |
600 |
i0=7-8+9 |
Besteedbaar inkomen |
28.100 |
34.900 |
27.700 |
II |
Huurtoeslag |
300 |
0 |
500 |
i2=i0+ii |
Besteedbaar inkomen (incl. huurtoeslag) |
28.400 |
34.900 |
28.200 |
Tabel 6. Effecten bedrag ineens van 5% bij een aanvullendpensioen van (aanvankelijk) 2.100 euro per maand, bedragen afgerond op honderdtallen en op basis van parameters 2024.
Geen bedrag ineens |
Bedrag ineens |
Jaar na bedrag ineens |
||
I |
AOW |
19.600 |
19.600 |
19.600 |
2 |
Aanvullend pensioen |
25.200 |
23.900 |
23.900 |
3 |
Bedrag ineens |
0 |
23.300 |
0 |
4=i+2+3 |
Bruto-inkomen |
44.800 |
66.900 |
43.500 |
5 |
Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw |
2.400 |
3.600 |
2A00 |
6 |
Totaal te betalen belasting na heffingskortingen |
6.200 |
17.100 |
5.600 |
7=4-5-6 |
Netto-inkomen |
36.300 |
46.200 |
35.600 |
8 |
Zorgpremie + gemiddeld eigen risico |
2.I00 |
2.I00 |
2.I00 |
9 |
Zorgtoeslag |
0 |
0 |
0 |
10=7-8+9 |
Besteedbaar inkomen |
34-200 |
44.200 |
33.500 |
11 |
Huurtoeslag |
0 |
0 |
0 |
12=10+11 |
Besteedbaar inkomen (incl. huurtoeslag) |
34.200 |
44.200 |
33.500 |
7
De Pensioenfederatie ziet een groot risico ontstaan voor financieel kwetsbare groepen.11 De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA maken zich ook grote zorgen over dit risico. Deelt de regering de opvatting van deze leden dat niet alleen de uitvoerders, maar ook de overheid een belangrijke verantwoordelijkheid heeft voor de communicatie over dit onderwerp met de burgers die voor de keuze worden gesteld om wel of niet een beroep te doen op het bedrag ineens?
Naast de rol van de pensioenuitvoerders, ziet de regering ook een rol voor de overheid om informatie te geven over de werking van bedrag ineens en welke gevolgen het gebruik van bedrag ineens in algemene zin kan hebben voor deelnemers die hiervan gebruik maken. Generieke informatie komt beschikbaar via het informatieplatform pensioenduidelijkheid.nl. Op dat platform zal ook worden doorverwezen naar de tool voor bedrag ineens.
8.
Dc Pcnsiocnfcdcratie dringt als oplossing aan op meer toegespitste kcuzcbcgclciding, in de vorm van het ontwikkelen en beschikbaar stellen van een online kcuzchulp bij de Belastingdienst. De leden van de fractie van GrocnLinks-PvdA onderschrijven het grote belang van een dcrgclijke online kcuzchulp op dc plaats waar alle gegevens over inkomen en toeslagen bijeen zijn, de Belastingdienst dus.
Is dc regering met deze leden eens dat een dcrgclijke kcuzchulp onmisbaar is, als je er alles aan wilt doen om ongelukken met grote gevolgen voor financieel kwetsbare mensen te voorkomen? Zo ja, is de regering dan ook bereid een dcrgclijke kcuzchulp, ontwikkeld en getest, voor iedereen beschikbaar te stellen op het moment dat de Wet in werking treedt? Zo neen, waarom niet?
De regering heeft oog voor de complexiteit die het aanvragen van een bedrag ineens met zich meebrengt. Het is een impactvolle keuze die weloverwogen gemaakt moet worden. Pensioenuitvoerders begeleiden (gewezen) deelnemers en stellen hen in staat om een passende keuze te maken. Pensioenuitvoerders zijn niet verplicht om specifieke fiscale aspecten voor de individuele deelnemer bij de
aangeboden keuzebegeleiding te betrekken. Wel moet een deelnemer geïnformeerd worden over voorzienbare gevolgen, risico’s en
000 o O O ' voor- en nadelen van keuzes in combinatie met concrete acties die een deelnemer kan opvolgen, waaronder ook het feit dat er fiscale gevolgen van een keuze kunnen zijn12. Pensioenuitvoerders hebben geen informatie over de volledige inkomenspositie van deelnemers vanaf de pensioendatum en kunnen dus niet de gevolgen voor inkomensafhankelijke regelingen doorrekenen. De uitvoerder informeert de (gewezen) deelnemer wel waar meer informatie beschikbaar is. Bijvoorbeeld op de site van de Belastingdienst of het Nibud.
Op de website van de Belastingdienst kan een deelnemer door middel van een proefberekening inschatten wat de gevolgen voor de toeslagen zijn bij een wijziging van het jaarinkomen. De Belastingdienst beschikt niet over toekomstige inkomensgegevens vanaf de pensioendatum zoals ouderdomspensioen. De Belastingdienst beschikt naast het toekomstig inkomen sowieso niet over alle gegevens die nodig zijn voor de berekening van toeslagen, zoals de maandelijkse huur die burgers betalen of de zorgverzekerdheid van burgers. De Belastingdienst kan dan ook niet inzichtelijk maken wat de exacte gevolgen zijn van een bedrag ineens voor de fiscaliteit en inkomensafhankelijke regelingen. Deelnemers dienen de gegevens die nodig zijn voor de proefberekening zelf in te voeren.
De regering heeft aangegeven een tool voor bedrag ineens te willen ontwikkelen.13 Met die tool kan de (gewezen) deelnemer laagdrempelig inzicht krijgen in de gevolgen van het kiezen voor een bedrag ineens. Ook voor de tool voor bedrag ineens zal gelden dat de deelnemer zelf de vereiste gegevens invoert. Het doel is dat de tool operationeel is voordat de wet in werking treedt. Ook zal bij de ontwikkeling een afweging worden gemaakt tussen de complexiteit van de tool voor deelnemers (bijvoorbeeld de in te voeren gegevens) en de meerwaarde van de tool bij het inzichtelijk maken van de gevolgen van bedrag ineens voor de fiscaliteiten en inkomensafhankelijke regelingen ten opzichte van de bestaande rekentool van de Belastingdienst. De keuze voor bedrag ineens blijft een afweging die alleen de deelnemer zelf kan maken. Het blijft ook de verantwoordelijkheid van de deelnemer om al dan niet gebruik te maken van de beschikbare informatie.
9.
Is de regering bereid met de pensioenuitvoerders tot nadere afspraken te komen over flankerende communicatie en begeleiding en die vorm te geven in een up-to-date AMvB?
De keuzebegeleidings- en activeringsplicht voor pensioenuitvoerders is vastgelegd in artikel 48a en artikel 48 lid 4 Pensioenwet. In het besluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt nader ingegaan op de informatievoorziening specifiek voor bedrag ineens. Zoals de verplichting van de uitvoerder om de (gewezen) deelnemer erop te wijzen dat de keuze voor bedrag ineens invloed kan hebben op inkomensafhankelijke regeling. Het ontwerpbesluit is eerder als kamerstuk gedeeld14.
10.
Is de regering vervolgens bereid deze AMvB samen met het wetsvoorstel aan de Eerste Kamer voor te leggen, zodat de Kamer zich vóór het debat over deze Wet een adequaat oordeel kan vormen over de uitvoerbaarheid en het draagvlak daarvoor bij de pensioenuitvoerders?
Zoals bij de eerdere vraag aangegeven is het ontwerpbesluit eerder gedeeld. Mede in afwachting van de parlementaire behandeling van het bovenliggende wetsvoorstel, zal het ontwerpbesluit verder worden geactualiseerd aan de Wtp en het wetsvoorstel herziening bedrag ineens. De eerder ontvangen consultatiereacties worden daarin verwerkt.
De belangrijkste voorgenomen wijzigingen naar aanleiding van de internetconsultatie zijn:
-
-De indicatieve gevolgen van het bedrag ineens worden vanaf tien jaar voorafgaand aan de AOW-datum getoond op
www.mijnpensioenoverzicht.nl (MPO) in plaats van vanaf elke leeftijdgrens. Het tonen van de indicatieve gevolgen van een bedrag ineens op MPO heeft de grootste meerwaarde in aanloop naar de pensioendatum. De meeste deelnemers zullen immers pas (vlak) voor de pensioendatum nadenken over de keuzemogelijkheden. De opname bedrag ineens kan uitsluitend plaatsvinden op de pensioeningangsdatum. De pensioeningangsdatum kan niet meer dan 10 jaar voor de AOW-datum liggen. Ook zou het tonen van indicatieve gevolgen vanaf elke leeftijdsgrens leiden tot een verhoging van de uitvoeringskosten.
-
-Op MPO wordt het bedrag ineens getoond op de AOW-datum in plaats van op de pensioenrichtleeftijd.
-
-Voor de termijn van informeren voorafgaand aan de expiratiedatum bij een derdepijler-product is aangesloten bij de algemene norm die geldt voor tweedepijler-producten, te weten ‘tijdige’ informatieverstrekking. Tijdig betekent dat de betrokkene voldoende tijd moet hebben om een weloverwogen besluit te nemen. Een pensioenuitvoerder kan op basis van deze open norm zelf bepalen welke termijn past bij de deelnemersgroep. Uit de praktijk blijkt dat bij tweedepijler-producten de deelnemer in de meeste gevallen zes tot negen maanden voorafgaand aan de pensioeningangsdatum wordt geïnformeerd. Bij aanbieders van derdepijler-producten is dat vaak drie maanden voor de expiratiedatum.
Het ontwerpbesluit was nog gebaseerd op de wet bedrag ineens, rvu en verlofsparen. De belangrijkste aanpassingen naar aanleiding van het wetsvoorstel herziening bedrag ineens:
-
-Pensioenuitvoerders moeten deelnemers voorafgaand aan of bij de pensioeningang informeren over de mogelijkheid om (onder voorwaarden) de uitbetaling van bedrag ineens uit te stellen tot de maand januari volgend op het jaar waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt.
-
-Pensioenuitvoerders moeten deelnemers die gebruik willen maken van uitgestelde betaling van het bedrag ineens informeren over de gevolgen bij overlijden vóór die uitbetaling.
-
-Het uitgestelde uitbetalingsmoment is conform het wetsvoorstel herziening bedrag ineens gewijzigd van februari naar januari.
Vragen van de leden van de fractie van CDA
Dc leden van de fractie van het CDA hebben met waardering kennisgenomen van het feit dat het gewijzigd voorstel van Wet met betrekking tot de uitvoerbaarheid verbeteringen heeft ondergaan ten opzichte van het oorspronkelijk wetsvoorstel. Deze leden steunen het principe dat de keuzemogelijkheden voor pensioenaanvragers verruimd worden met een keuze voor een bedrag ineens. Toch blijven er bij de CDA-fractie grote zorgen bestaan met betrekking tot de mogclijke en ongewenste gevolgen die een uitkering ineens heeft voor dc inkomenspositie van pensioengerechtigden die ook beschikken over toeslagen en/of'schulden. De leden hebben hier nog een aantal vragen over.
ii.
Dc CDA-fractie heeft bij motie Oomcn-Ruijtcn c.s.1 reeds vroegtijdig aandacht gevraagd voor mogclijke consequenties die een uitkering ineens kan hebben in samenloop met toeslagen en schulden. Immers een bedrag ineens wordt beschouwd als gewoon inkomen en is dus onderdeel van het toetsingsinkomen van het jaar van uitkering. Die eenmalige inkomenscomponent kan ervoor zorgen dat men het recht op zorg- of huurtocslag verliest of dat die lager moet worden vastgcstcld. liet jaar erop volgend zal dit meestal weer leiden tot een hernieuwde neerwaartse aanpassing van het toetsingsinkomen. De belastingplichtige dient twee keer zelf in actie te komen, waarbij men niet vooraf kan overzien wat de consequenties voor het jaarinkomen zijn. liet tijdclijk verlies van toeslagen maakt dc consequenties van een andere aard voor degenen die hiervan afhankelijk zijn ten opzichte van degenen die inkomsten boven dc tocslagcngrcns hebben. Kan bijvoorbeeld de laatste groep het extraatje vrij gebruiken voor aflossing van schulden of voor investeringen in goederen of vakantie; dc eerstgenoemde groep dient van het extraatje eerst de nict-ontvangcn toeslagen af te trekken.
Naar mening van dc leden van dc CDA-fractie erkennen alle partijen (pensioenfondsen, sociale partners, het Nibud, sociale hulpverleners etc.) inclusief dc volksvertegenwoordiging én de regering dit risico. Over de analyse is, naar mening van deze leden, geen fundamenteel verschil van mening.
Deelt dc regering deze opvatting?
De regering heeft oog voor de complexiteit die het aanvragen van een bedrag ineens met zich meebrengt. Het is een impactvolle keuze die weloverwogen gemaakt moet worden. De huidige regelgeving bevat diverse waarborgen zodat de deelnemers goed geïnformeerd deze keuze kunnen maken.
Het is van belang dat uitvoerders (gewezen) deelnemers informeren dat de keuze voor een bedrag ineens gevolgen kan hebben voor inkomensafhankelijke regelingen en waar daarover meer informatie kan worden verkregen. Niet voor alle deelnemers is het opnemen van een bedrag ineens immers even voordelig. Zoals eerder benoemd behoren hiertoe de rekentool op de website van de Belastingdienst waar kan worden berekend wat het effect van een inkomenswijziging zal zijn op de hoogte van de toeslagen, en de nog te ontwikkelen tool specifiek voor bedrag ineens. Deze informatievoorziening is belangrijk, omdat het verlies van toeslagen door een te hoog toetsingsinkomen in het jaar dat het bedrag ineens wordt ontvangen voor sommige burgers zwaarder kan wegen dan de voordelen van een bedrag ineens. Uiteindelijk is het maken van een afweging of het opnemen van een bedrag ineens wenselijk is de verantwoordelijkheid van de deelnemer.
12 en 13.
Dc leden van de CDA-fraetie zijn in deze laatste fase van wctsvoorbcrciding met name geïnteresseerd in en bezorgd over de samenloop van aanvullend eenmalig pensioen en het tocslagcnsystccm bij de nationale belastingen. Daarbij realiseren deze leden zich terdege dat een eenmalig hoger vastgcstcld toctsingsinkomcn óók gevolgen heeft voor bijvoorbeeld de kwijtschelding van lokale belastingen. Voor de beantwoording van de vervolgvragen hebben de leden begrip voor het feit dat deze laatstgenoemde gevolgen onvoldoende in beeld of in beeld te krijgen zijn.
Om een beter beeld van de omvang van de problematiek te krijgen zijn deze leden benieuwd naar twee getallen (bij benadering):
-
?liet aantal personen dat in enig j aar gaat deelnemen aan een pensioenregeling.
-
?liet percentage 67-jarige tocslagontvangcrs dat ook een pensioen ontvangt.
Kan de regering deze cijfers verstrekken?
Tussen november 2020 en november 2021 (recentste cijfers) gingen ongeveer 120 duizend mensen met pensioen16. Dit is het aantal mensen dat op november 2020 als voornaamste inkomensbron een inkomen uit arbeid had en op november 2021 als voornaamste inkomensbron een pensioeninkomen had.
Voor de 67-jarige toeslagontvangers met een pensioen gaat het om kleine aantallen in relatie tot de steekproef van het koopkrachtmodel Mimosi. Dit model is gebruikt om de relatie tussen toeslagen en aanvullend pensioen voor alle gepensioneerden in kaart te brengen. Ongeveer de helft van de gepensioneerden met een aanvullend pensioen ontvangt zorgtoeslag en ongeveer een kwart van de gepensioneerden met aanvullend pensioen ontvangt huurtoeslag. Daar deze cijfers betrekking hebben op een steekproef uit 2018 vallen de percentages dus mogelijk anders uit op basis van integrale statistieken en/of recentere data.
14.
Voor de oplossing van het samcnlooprisico zijn er diverse sporen te bewandelen, die hieronder in A /m E zijn uitgewerkt. De leden van de CDA-fractie hebben daarbij verschillende vragen.
A: een goede begeleiding vanuit de pensioenfondsen voorafgaande aan de keuze
Dc pensioenfondsen berichten dc deelnemers in dc meeste gevallen 9 maanden voordat recht op pensioen ontstaat over de diverse modaliteiten. Daarbij zullen zij de deelnemers ook wijzen op de mogelijkheid dat een bedrag ineens negatieve gevolgen voor samenlopende regelingen kan hebben. Dat kunnen zij slechts in algemene bewoordingen, omdat zij de individuele situatie met betrekking tot andere inkomsten en vermogen niet kennen.
Is met deze algemene voorlichting door dc fondsen voldaan aan de zorgplicht of is men tot meer verplicht?
De norm keuzebegeleiding is een open norm neergelegd in artikel 48a Pensioenwet. De pensioenuitvoerder is daarbij gehouden zich dusdanig in te spannen dat deelnemers op een adequate wijze worden begeleid bij het maken van keuzes. Deelnemers moeten in staat worden gesteld om een passende keuze te maken. Onderdeel van die norm is de verplichting voor pensioenuitvoerders om hier invulling aan te geven door het inrichten van een (digitale) keuzeomgeving.17 De begeleiding is in aanvulling op de informatie die pensioenuitvoerders aan deelnemers verstrekken.
16 Bron: CBS (https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2024/18/pensioenleeftijd-2001-2023).
Een uitvoerder moet een (gewezen) deelnemer informeren over voorzienbare gevolgen, risico’s en voor- en nadelen van de keuze voor een bedrag ineens. De uitvoerder moet nadrukkelijk wijzen op de mogelijkheid dat een keuze voor bedrag ineens invloed kan hebben op de verschuldigde inkomensbelastingen en premie volksverzekeringen en het recht op inkomensafhankelijke regelingen. Omdat de uitvoerder niet beschikt over de volledige inkomens- en vermogenspositie van de deelnemer is de uitvoerder niet verplicht om de financiële gevolgen door te rekenen. De uitvoerder informeert de deelnemer of gewezen deelnemer wel waar hierover meer informatie kan worden verkregen.
De pensioenuitvoerder dient te bevorderen dat de informatie die deelnemers ontvangen aansluit bij de informatiebehoefte en kenmerken van die deelnemer, alsook dat die informatie inzicht geeft in onder andere de keuzemogelijkheden die de pensioenregeling heeft en de gevolgen van de keuze voor een keuze of combinatie van keuzes.15 En de pensioenuitvoerder moet bevorderen dat informatie aanzet tot relevante actie.16 De AFM is de betrokken toezichthouder die toezicht houdt op de naleving van deze artikelen.
15.
B: een goede voorlichting van de overheid
Er is ook een zorgplicht voor de overheid, al was het maar om tocslagcnontvangcrs regelmatig te wijzen op alle te ondernemen acties. Dc regering heeft in eerdere beantwoording aan de Tweede Kamer aangegeven dat de Belastingdienst geen rekentool zal maken waar belastingplichtigen kunnen uitrekenen wat de consequenties van een eenmalige extra pensioenuitkering zijn.17
Als de rekentool er nu niet is, komt deze er dan wellicht wel op termijn? En zo ja, in welk jaar? Zo nee, op welke wijze kan de Belastingdienst dan de belastingplichtige helpen aan betrouwbare gegevens om een keuze te maken?
Op de site van de Belastingdienst kan een deelnemer door middel van een proefberekening inschatten wat de gevolgen voor de toeslagen zijn bij een bepaald jaarinkomen. Het is mogelijk om een (gecombineerde) proefberekening te maken voor de huurtoeslag, het kindgebonden budget, de kinderopvangtoeslag en de zorgtoeslag. De hoogte van toeslagen hangt onder andere af van de hoogte van het toetsingsinkomen. Bij de berekening van het toetsingsinkomen kan de hoogte van een eenmalige- of periodieke uitkering van ouderdomspensioen opgegeven worden en daarmee dus ook van een bedrag ineens. Via deze (algemene) rekentool kunnen de gevolgen van een eenmalige pensioenuitkering dus ook nu al in beeld worden gebracht.
Een deelnemer maakt de keuze voor bedrag ineens voorafgaand aan de pensioendatum. De Belastingdienst heeft geen gegevens over toekomstige pensioenuitkeringen en kan dus ook geen inzicht geven in consequenties van te maken keuzes die in de toekomst liggen. Via de pensioenuitvoerder ontvangt de deelnemer wel informatie over de hoogte van het ouderdomspensioen en het bedrag ineens behorende bij de keuze van de deelnemer. Pensioenuitvoerders zijn ook wettelijk verplicht hun deelnemers te informeren over en te begeleiden bij het maken van keuzes binnen de pensioenregeling. Daarnaast kan de deelnemer via Mijnpensioenoverzicht.nl informatie krijgen over opgebouwde pensioenen.
De regering heeft aangegeven een tool voor bedrag ineens te willen ontwikkelen. Die tool zou een verdiepend inzicht kunnen bieden in de gevolgen van een bedrag ineens. Het vooronderzoek naar die tool is in een afrondende fase. Op dit moment heeft nog geen besluitvorming plaatsgevonden over de functionaliteiten van de tool. In een meer kwantitatieve rekentool zouden voor een goed inzicht alle benodigde financiële gegevens ingevuld moeten worden door de deelnemer. Dat maakt een dergelijke rekentool complex en doet een groot beroep op het doenvermogen van pensioendeelnemers. Een meer kwalitatieve tool vereist minder doenvermogen maar biedt niet de diepgang van een kwantitatieve tool. In de besluitvorming kunnen de voor- en nadelen worden afgewogen ten opzichte van de bestaande rekentool van de Belastingdienst.
16.
C: goede voorlichting door derden
Dc regering heeft in het debat in dc Tweede Kamer gewezen op de ontwikkeling van een zogenoemde ‘stopliehtentool' bij het Nibud Dc leden van dc CDA-fraetie zijn zeer geïnteresseerd in de werking en reikwijdte van een dcrgclijk instrument. Bijvoorbeeld of zo n tool ook individuele situaties beoordeelt en of het laagdrempelig te gebruiken is.
Kan dc regering ons meer informatie over deze stopliehtcntool doen tockomcn? Wanneer kan deze operationeel zijn? Is medewerking van de Belastingdienst, de SVB. het UWV en de banken noodzakelijk of wenselijk? En hoe is eventueel het noodzakclijke toezicht geregeld?
In het debat in de Tweede Kamer op 25 september jl. heeft de regering aangegeven een tool voor bedrag ineens te willen ontwikkelen21. Een eerste stap is gezet in de vorm van een vooronderzoek door het Nibud naar een tool voor bedrag ineens. De resultaten van dat vooronderzoek zal ik met uw Kamer delen. In het kader van dat vooronderzoek zijn door Nibud diverse gesprekken gevoerd met marktpartijen, waaronder de Pensioenfederatie, het Verbond van Verzekeraars, de AFM en de Belastingdienst. De SVB, het UWV en de banken zijn niet verzocht om medewerking te verlenen aan het vooronderzoek. In het vooronderzoek is onder andere gekeken naar de meerwaarde en gewenste functionaliteiten van de tool, het doenvermogen van deelnemers en de tijdlijnen.
Op de site van de Belastingdienst is het nu al mogelijk om een proefberekening te maken. Daarmee verkrijgt de (gewezen) deelnemer inzicht in de gevolgen van een wijziging van het inkomen. De Belastingdienst beschikt niet over toekomstige (pensioen)inkomens van deelnemers. Belastingplichtigen die een proefberekening maken, dienen zelf de daarvoor benodigde (inkomens)gegevens in te vullen. Ook voor de tool voor bedrag ineens zal gelden dat de benodigde gegevens door de deelnemer ingevoerd moeten worden.
In een aparte vervolgfase zal de feitelijke ontwikkeling van de tool voor bedrag ineens plaatsvinden. Daarbij kan ook de afweging plaatsvinden tussen het vereiste doenvermogen van de deelnemer en de meerwaarde die de tool kan bieden ten opzichte van de bestaande rekentool van de Belastingdienst. In de vervolgfase kunnen ook stakeholders worden betrokken. In die vervolgfase wordt ook duidelijk wanneer de tool operationeel zal zijn. Het doel is dat de tool operationeel is ruim voordat de wet in werking treedt.
Uitvoerders moeten informeren waar deelnemers meer informatie kunnen vinden over de gevolgen van bedrag ineens voor inkomensafhankelijke regelingen. De AFM houdt toezicht op het nakomen van de informatieverplichtingen door uitvoerders en de invulling van de keuzebegeleidingsnorm door pensioenuitvoerders. De AFM heeft geen wettelijke toezichtstaak met betrekking tot een tool voor bedrag ineens die geen onderdeel uitmaakt van de communicatie en keuzebegeleiding door de pensioenuitvoerder.
17-
Indicn de regering of de Belastingdienst in haar voorlichting naar een dcrgclijk instrument verwijst, voldoet de overheid daarmee aan haar zorgplicht of is zij tot meer verplicht?
Pensioenuitvoerders zijn wettelijk verplicht hun deelnemers te informeren over en te begeleiden bij het maken van keuzes binnen de pensioenregeling. De tool voor bedrag ineens is een bovenwettelijk middel in aanvulling op de geldende wettelijke verplichtingen van de uitvoerder. De tool zal beschikbaar zijn voor iedereen die gebruik kan maken van het keuzerecht bedrag ineens.
18.
D: keuzebegeleiding door derden
Juist voor mensen met toeslagen kunnen dc gevolgen ernstig zijn, maar is het tevens lastig om de gevolgen in kaart te brengen. Zeker als betrouwbare voorspellingen (rckcntool) ontbreken en een stopliehtcntool rood of oranje kleurt, is het inschakclcn van een financieel adviseur niet alleen handig, maar voor dc doelgroep wellicht ook noodzakclijk. De pensioenfondsen mogen dit advies niet zelf verschaffen. Er is zeker een markt voor financieel adviseurs voor meer vermogende burgers die hun uitkering ineens wellicht lucratief kunnen beleggen. De vraag is of deze adviseurs er ook zijn voor de doelgroep tocslagcnontvangcrs.
Kan de regering een appreciatie geven van de beschikbaarheid, de omvang van de adviesmarkt voor deze vragen en de gemiddelde kosten voor zo'n advisering?
Pensioenfondsen mogen adviseren over keuzes binnen de pensioenregeling of pensioenregelgeving. Ze mogen geen Wft advies geven: een persoonlijke aanbeveling aan een (potentiële) klant, over een voor hem nieuw af te sluiten financieel product van een specifieke aanbieder.
Het in kaart brengen van de gevolgen van het bedrag ineens op toeslagen en dat meenemen in een advies over de keuze om wel of niet te kiezen voor een bedrag ineens is toegestaan voor pensioenuitvoerders. Daarnaast kan dit advies ook gegeven worden door bijvoorbeeld financiële planners of financieel adviseurs.
Met betrekking tot pensioenadvisering aan werkgever over hun pensioenregeling kunnen wij als volgt antwoorden. Volgens het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) waren er 1 oktober 2024 4.687 adviseurs met adviesbevoegdheid op het gebied van pensioenen18. Uit de marktcijfers van de AFM blijkt dat er 700 ondernemingen waren die in 2023 omzet haalt uit financiële dienstverlening voor pensioenverzekeringen, met een totale marktomzet van €89 miljoen19. De regering is niet bekend met betrouwbare cijfers over de gemiddelde kosten van dergelijk pensioenadvies. Er is geen inschatting te maken van het aantal adviezen dat jaarlijks wordt gegeven.
19.
E: het niet meerekenen van het ‘bedrag ineens'
In de Tweede Kamer heelt een amendement voorgelegen van mw. Van Dijk (CDA) waar onder andere in werd geregeld dat de pensioenuitkering ineens niet zou meerekenen voor het toctsingsinkomcn.20 Dit amendement heeft het niet gehaald In de behandeling wordt gesuggereerd dat een dcrgclijke uitzondering wellicht op termijn wel zou kunnen worden gemaakt, bijvoorbeeld tot een bepaald bedrag, of indien gebruikt voor het aflosscn van schulden.
Is de regering bereid het op termijn mogclijk te maken dat een pensioenuitkering ineens, bijvoorbeeld tot een bepaald bedrag, automatisch kan worden vrijgesteld van het bepalen van het jaarinkomen?
Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer21 22 op 25 september 2024 is het kabinet ingegaan op de uitvoerbaarheid van het eventuele uitzonderen van een bedrag ineens bij het vaststellen van het toetsingsinkomen. Daarbij is aangegeven dat er een structuurwijziging in de IT-systemen nodig is om bedrag ineens geautomatiseerd door te geven aan de Dienst Toeslagen. Dat is niet eerder mogelijk dan in 2029. In de brief aan de Tweede Kamer van 30 september 2024^ is een oordeel en appreciatie gegeven op het amendement van het lid Van Dijk om bedrag ineens uit te zonderen van het toetsingsinkomen voor toeslagen. Daarbij is ingegaan op de beleidsmatige aspecten, uitvoeringsconsequenties en budgettaire gevolgen van zo’n uitzondering. Naar mening van de regering zorgt het voorgestelde amendement voor inconsequenties in het toeslagenstelsel en heeft het bredere uitstralingseffecten. Deze argumenten gelden ook als de uitzondering op termijn wel geautomatiseerd zou kunnen worden. Om deze reden heeft de regering op dit moment geen voornemen om zo’n uitzondering op termijn wel mogelijk te maken.
Het wetsvoorstel voorziet wel in een evaluatie binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van verschillende onderdelen van het wetsvoorstel. Daarbij zal onder meer aandacht worden besteed aan de doeltreffendheid van de waarborgen en voorwaarden waarmee het keuzerecht bedrag ineens is omkleed, mede met het oog op mogelijke neveneffecten van het keuzerecht (bijvoorbeeld op het terrein van de inkomensafhankelijke regelingen). Een verslag van de evaluatie wordt toegezonden aan de Staten-Generaal.
20.
Tenslotte nog een vraag met betrekking tot de invoerdatum. Deze ligt op 6 tot 9 maanden na afronding van het wetgevingstraject. Om de zorgen van de leden van de fractie van het CDA niet groter te maken dan ze al zijn en er met betrekking tot het invaren nog vele uitdagingen op het gebied van communicatie liggen, moeten ook alle zaken rond lagere wetgeving voor deze leden helder zijn.
Wat zijn de stappen die na aanname van de wet in de Eerste Kamer met betrekking tot lagere wetgeving nog moeten worden gezet? Welke zaken zijn nog nodig (om te verhelderen) om de algemene voorlichting van de overheid én de pensioenfondsen voor te bereiden?
Het ontwerpbesluit is eerder als kamerstuk gedeeld.23 Dit besluit zal nog worden geactualiseerd. Publicatie van het besluit volgt nadat de wet is aangenomen.
In het ontwerpbesluit zijn specifieke communicatieverplichtingen voor de pensioenfondsen opgenomen. SZW zal een centraal informatiepunt inrichten. Daar vinden deelnemers nadere informatie waaronder de vindplaats van de tool voor bedrag ineens.
Het ontwerpbesluit zal worden geactualiseerd aan de Wtp en het wetsvoorstel herziening bedrag ineens. De eerder ontvangen consultatiereacties worden daarin verwerkt.
De belangrijkste wijzigingen naar aanleiding van de internetconsultatie zijn:
-
-De indicatieve gevolgen van het bedrag ineens worden vanaf tien jaar voorafgaand aan de AOW-datum getoond op www.mijnpensioenoverzicht.nl (MPO) in plaats van vanaf elke leeftijdgrens. Het tonen van de indicatieve gevolgen van een bedrag ineens op MPO heeft de grootste meerwaarde in aanloop naar de pensioendatum. De meeste deelnemers zullen immers pas (vlak) voor de pensioendatum nadenken over de keuzemogelijkheden. De opname bedrag ineens kan uitsluitend plaatsvinden op de pensioeningangsdatum. De pensioeningangsdatum kan niet meer dan 10 jaar voor de AOW-datum liggen. Ook zou het tonen van indicatieve gevolgen vanaf elke leeftijdsgrens leiden tot een verhoging van de uitvoeringskosten.
-
-Op MPO wordt het bedrag ineens getoond op de AOW-datum in plaats van op de pensioenrichtleeftijd.
-
-Voor de termijn van informeren voorafgaand aan de expiratiedatum bij een derdepijler-product is aangesloten bij de algemene norm die geldt voor tweedepijler-producten, te weten ‘tijdige’ informatieverstrekking. Tijdig betekent dat de betrokkene voldoende tijd moet hebben om een weloverwogen besluit te nemen. Een pensioenuitvoerder kan op basis van deze open norm zelf bepalen welke termijn past bij de deelnemersgroep. Uit de praktijk blijkt dat bij tweedepijler-producten de deelnemer in de meeste gevallen zes tot negen maanden voorafgaand aan de pensioeningangsdatum wordt geïnformeerd. Bij aanbieders van derdepijler-producten is dat vaak drie maanden voor de expiratiedatum.
Het ontwerpbesluit was nog gebaseerd op de wet bedrag ineens, rvu en verlofsparen. De belangrijkste aanpassingen naar aanleiding van het wetsvoorstel herziening bedrag ineens:
-
-Pensioenuitvoerders moeten deelnemers voorafgaand aan of bij de pensioeningang informeren over de mogelijkheid om (onder voorwaarden) de uitbetaling van bedrag ineens uit te stellen tot de maand januari volgend op het jaar waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt.
-
-Pensioenuitvoerders moeten deelnemers die gebruik willen maken van uitgestelde betaling van het bedrag ineens informeren over de gevolgen bij overlijden vóór die uitbetaling.
-
-Het uitgestelde uitbetalingsmoment is conform het wetsvoorstel herziening bedrag ineens gewijzigd van februari naar januari.
21.
En zijn de advies- en kcuzcbcgclcidingsstructurcn gelijktijdig gereed bij de beoogde invoeringsdatum van 1 juli 2025?
Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer op 25 september jl. heeft het kabinet aangegeven in de gaten te zullen houden of uitvoerders zich nog comfortabel voelen bij de huidige beoogde invoeringsdatum van 1 juli 2025 en daarover in overleg te blijven met de sector.
De regering vindt het van belang dat uitvoerders en (gewezen) deelnemers zich goed kunnen voorbereiden op de keuzemogelijkheid bedrag ineens. Uitvoerders hebben voldoende tijd nodig om de keuzemogelijkheid te implementeren. Deelnemer en gewezen deelnemers moeten tijdig worden geïnformeerd over keuzemogelijkheden om hun pensioen aan te vragen. In de praktijk gebeurt dat 6 tot 9 maanden voor hun pensionering. Het is een gegeven dat de wet niet minimaal 6 maanden voor 1 juli 2025 in werking is getreden. Ook heeft de regering er oog voor dat de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel een groot beslag legt op de beschikbare capaciteit bij pensioenuitvoerders.
Momenteel onderzoekt de regering of uitstel wenselijk is en zo ja, naar welke datum. Dit zal gebeuren in overleg met de sector. Gelet op de samenloop met de transitie lijkt op dit moment uitstel naar 1 juli 2026 het meest realistisch. Op dit moment is nog geen besluit genomen over uitstel. Uitstel heeft budgettaire gevolgen. Het meest aangewezen moment om te besluiten over uitstel is tijdens de voorjaarsbesluitvorming over de rijksbegroting.
Vragen van de leden van de fractie van D66
Dc leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van de reeds aangenomen ‘Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparcn Zij vinden het goed dat deelnemers met deze wetswijziging meer keuzevrijheid krijgen ten aanzien van hun pensioen. Dc leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen bij het voorliggcnde wetsvoorstel 22.
In dc behandeling van dc oorspronkelijke wet en deze wetswijziging zijn veelvuldig zorgen gcuit over de (onvoorziene) financiële gevolgen die dc uitbetaling van het bedrag ineens kan hebben voor deelnemers. liet bedrag ineens leidt tot een hogere belasting en Zvw-premie en lagere (of het vervallen van) zorg- en hwurtocslag. De financiële gevolgen op de korte en lange termijn zijn voor deelnemers niet altijd te overzien, des te meer omdat deelnemers rondom het moment van pensionering verschillende keuzes kunnen maken, zo merken de leden van de fractie van D66 op. Kan de regering aan de hand van verschillende voorbeelden (zoals een deelnemer die vroegtijdig met pensioen wil gaan, een deelnemer die met de AOW-gcreehtigde leeftijd met pensioen wil gaan en een deelnemer die langer wil dóórwerken) een overzicht geven van de keuzes die deelnemers rondom hun pensionering kunnen maken?
De keuzemogelijkheden van deelnemers zijn beschreven in het pensioenreglement. Het opnemen van een bedrag ineens is een bij wet voorziene keuzemogelijkheid die alle aanbieders dienen aan te bieden. Bij of voorafgaand aan de pensioendatum verstrekt de uitvoerder informatie over de keuzemogelijkheden die de pensioenregeling biedt. Het kan bijvoorbeeld gaan om het uitruilen van partnerpensioen voor een hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen (en deeltijdpensioen), uitruilen van ouderdomspensioen in partnerpensioen, het vervroegen of uitstellen van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, de hoogte van het ouderdomspensioen laten variëren en een keuze tussen een vastgestelde- of een variabele uitkering.
23.
Kan de regering tevens een overzicht geven van de informatie die deelnemers rondom hun pensionering ontvangen?
De informatieverplichtingen van een pensioenuitvoerder rondom de pensionering van deelnemers zijn vastgelegd in de Pensioenwet en de onderliggende regelgeving. Voorafgaand aan pensioeningang verstrekt de pensioenuitvoerder aan degene die pensioengerechtigde wordt een opgave van zijn pensioenrecht, een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen wanneer de pensioenregeling daarin voorziet en informatie die voor degene die pensioengerechtigde wordt specifiek in het kader van de pensioeningang van belang is24 25. Degene die pensioengerechtigde wordt ontvangt in ieder geval informatie over26: het recht om te kiezen voor een hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen, de mogelijkheid van afkoop voor zover sprake is van een pensioenaanspraak onder de afkoopgrens, de mogelijkheid tot op het recht op waardeoverdracht, voor zover sprake is van een aan te wenden kapitaal op de pensioendatum en andere keuzemogelijkheden die de pensioenregeling biedt.
Op grond van artikel 48, derde lid, Pensioenwet bevordert de pensioenuitvoerder dat de informatie de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde inzicht geeft in de gevolgen van een keuze of combinatie van keuzes voor het pensioen.
In het ontwerpbesluit behorende bij deze wetgeving zal aanvullend worden voorgeschreven dat de uitvoerder de (gewezen) deelnemer op verzoek informatie verstrekt over de consequenties voor de (gewezen) deelnemer van het gebruikmaken van een of meerdere keuzemogelijkheden waarin de pensioenregeling voorziet. Voorheen was enkel voor uitruil expliciet vastgelegd dat een uitvoerder een (gewezen) deelnemer hierover op verzoek meer informatie dient te verstrekken. Met deze wijziging is verduidelijkt dat dit voor alle keuzemogelijkheden (en combinaties daarvan) geldt. De uitvoerder wijst hierbij nadrukkelijk op de mogelijkheid dat, voor zover van toepassing, het gebruikmaken van de keuzemogelijkheid invloed kan hebben op de verschuldigde inkomensbelastingen en premie volksverzekeringen en het recht op inkomensafhankelijke regelingen en wijst de deelnemer of gewezen deelnemer op de wijze waarop hierover meer informatie kan worden verkregen. De informatie die de uitvoerder op verzoek van de (gewezen) deelnemer verstrekt27 over de consequenties van het gebruikmaken van het recht op afkoop van een deel van de waarde van de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen omvat in ieder geval: a. de afkoopwaarde en de hoogte van het periodiek uit te keren ouderdomspensioen vanaf de ingangsdatum van het pensioen als gebruik wordt gemaakt van het afkooprecht; en b. de hoogte van het periodiek uit te keren ouderdomspensioen vanaf de ingangsdatum van het pensioen als geen gebruik wordt gemaakt van het afkooprecht.
24.
Kan de regering tenslotte aangeven of en hoe deze keuzemogelijkheden en informatie veranderen door de transitie naar de Wet toekomst pensioenen28 c.q. het invaren?
Bij inwerkingtreding van de Wtp zijn er aanvullende informatieverstrekkingsvereisten in werking getreden. Zo is aan artikel 48, derde lid, Pw toegevoegd dat de pensioenuitvoerder bevordert dat de informatie de deelnemer inzicht geeft in de gevolgen van een keuze of combinatie van keuzes voor het pensioen. De gevolgen van keuzes zijn niet statisch. De keuzes en gevolgen van keuzes kunnen veranderen door veranderende marktomstandigheden, nieuwe wetgeving, aanpassingen in de pensioenregeling en nieuwe gedragsinzichten. Maar ook door keuzes die pensioenuitvoerders maken rond de transitie. De gevolgen van het precieze moment van pensionering kunnen bijvoorbeeld bepalen of een deelnemer wel of geen compensatie krijgt. Ook bij de keuze voor wel of geen individuele waardeoverdracht speelt compensatie een belangrijke rol. De AFM verwacht dat pensioenuitvoerders de gevolgen van de transitie nu al meenemen in de keuzebegeleiding aan deelnemers29.
Verder is de informatie rondom pensionering, genoemd bij vraag 23, niet veranderd door de Wtp, net zomin als door het invaren van de pensioenregeling van de deelnemer. De Wtp schrijft voor dat deelnemers voor en na de transitiedatum informatie ontvangen van de pensioenuitvoerder. Belangrijk onderdeel daarvan is informatie over het te verwachten pensioen in de oude regeling en het te verwachten pensioen in de nieuwe regeling. Deze informatie ontvangen deelnemers voorafgaand aan de transitiedatum op basis van een prognose. Na de transitiedatum ontvangen ze deze informatie nogmaals zoals die definitief is vastgesteld.
De reguliere jaarlijkse informatievoorziening via het Uniforme Pensioenoverzicht bevat voor Wtp-regelingen in aanvulling op de bestaande verplichtingen informatie over ingehouden kosten, informatie over totaal behaalde rendementen en totaal ingelegde premies. Ook wordt het te bereiken voor pensioen bedoelde vermogen getoond en informatie over risicodelingsreserve of de solidariteitsreserve.
25.
Iloe ziet de regering deze samenloop van communicatie, vragen de leden van de Dóó-fractie.
Samenloop van reguliere jaarlijkse informatie en de eenmalige transitie-informatie is mogelijk in het jaar na de transitiedatum. Op www.pensioenmodellen.nl zal een model voor het Transitie-UPO worden gepubliceerd. Dat is een combinatie van de voorgeschreven UPO-informatie en de transitie-informatie die verstrekt wordt na de transitiedatum. Door deze informatie gecombineerd aan te bieden, zijn er minder informatiemomenten en hoeft de deelnemer minder informatie tot zich te nemen.
26.
Pcnsiocnuitvocrdcrs zijn verplicht om adequate begeleiding te geven bij het maken van keuzes binnen de pensioenregeling, inclusief het bedrag ineens. Waar zijn de vereisten voor deze begeleiding vastgelegd, zo vragen deze leden. Wanneer voldoet een pcnsiocnuitvocrdcr aan deze verplichting?
De norm keuzebegeleiding is een open norm neergelegd in artikel 48a Pensioenwet. De pensioenuitvoerder is daarbij gehouden zich dusdanig in te spannen dat deelnemers op een adequate wijze worden begeleid bij het maken van keuzes. Deelnemers moeten in staat worden gesteld om een passende keuze te maken. Onderdeel van die norm is de verplichting voor pensioenuitvoerders om hier invulling aan te geven door het inrichten van een (digitale) keuzeomgeving.30 De begeleiding is in aanvulling op de informatie die pensioenuitvoerders aan deelnemers verstrekken. De pensioenuitvoerder dient te bevorderen dat de informatie die deelnemers ontvangen aansluit bij de informatiebehoefte en kenmerken van die deelnemer, alsook dat die informatie inzicht geeft in onder andere de keuzemogelijkheden die de pensioenregeling heeft en de gevolgen van de keuze voor een keuze of combinatie van keuzes.31 En de pensioenuitvoerder moet bevorderen dat informatie aanzet tot relevante actie.32 33 34 35 De AFM is de betrokken toezichthouder die toezicht houdt op de naleving van deze artikelen.
27.
In de nota naar aanleiding van het verslag7 staat dat de pensioenuitvoerder de deelnemer op verzoek van de deelnemer moet informeren over de hoogte van het bedrag ineens en over de hoogte van het ouderdomspensioen als wel of geen gebruik wordt gemaakt van de uitkering van het bedrag ineens. Tevens moeten pensioenuitvoerders deelnemers bij een verzoek wijzen op de mogelijkheid dat het opnemen van het bedrag ineens gevolgen kan hebben voor belastingen en toeslagen en hen wijzen op plekken waar de deelnemer meer informatie kan vinden.8
Begrijpen de leden van de D66-fractie goed dat deze informatie alleen op verzoek van de deelnemer gedeeld wordt en dat deelnemers niet proactief worden geïnformeerd over de risico's? Zo ja, waarom is hiervoor gekozen?
Op grond van artikel 48, derde lid, Pensioenwet bevordert de pensioenuitvoerder dat de informatie de deelnemer inzicht geeft in de gevolgen van een keuze of combinatie van keuzes voor het pensioen.
In de lagere regelgeving wordt aanvullend vastgelegd dat de uitvoerder de (gewezen) deelnemer op verzoek informeert over de gevolgen van het gebruikmaken van het recht op afkoop.
Bedrag ineens is een keuzerecht; de deelnemer is niet verplicht om van het keuzerecht gebruik te maken. Bij gebruikmaking van het keuzerecht bedrag ineens is de afkoop maximaal 10% van de waarde van het ouderdomspensioen. Een deelnemer kiest zelf de hoogte. In het pensioenregister wordt standaard een indicatie getoond van de afkoopwaarde bij een afkooppercentage van 5% of 10%.
Op verzoek ontvangt de deelnemer onder andere informatie over het afkoopbedrag bij het gewenst afkooppercentage, de gevolgen voor het ouderdomspensioen en informatie over de gevolgen voor belastingen en inkomensafhankelijke regelingen. Een wettelijke bepaling over informatie die een deelnemer op verzoek ontvangt borgt dat de deelnemer recht heeft op de omschreven informatie. Informatieverstrekking op verzoek zorgt er anderzijds voor dat de informatie die deelnemers ontvangen aansluiten op de behoefte. De pensioenuitvoerder moet de deelnemer die kenbaar maakt gebruik te willen maken van het keuzerecht voor bedrag ineens altijd proactief informeren over de mogelijke gevolgen voor belastingen en inkomensafhankelijke regelingen. Die informatieverplichting geldt ook als de deelnemer een keuze aan het bepalen is voor bedrag ineens zonder de uitvoerder expliciet naar die gevolgen te vragen. Een informatieverplichting geldt bijvoorbeeld nadat een deelnemer in de keuzeomgeving de optie voor keuzerecht bedrag ineens heeft gekozen. Omdat de keuze voor bedrag ineens onomkeerbaar is moet deze informatie zijn verstrekt voordat de keuze definitief is.
De informatie dient tijdig verstrekt te worden. Dat wil zeggen dat de deelnemer is geïnformeerd over het afkoopbedrag, de gevolgen voor het ouderdomspensioen, de gevolgen voor belastingen en inkomensafhankelijke regelingen en waar meer informatie beschikbaar is op een moment dat de deelnemer deze informatie mee kan wegen bij het komen tot een besluit over het bedrag ineens.
28.
Er is eerder aangegeven dat het niet mogclijk is om een rekentool vanuit de Belastingdienst te ontwikkelen om mensen op individueel niveau te begeleiden bij een keuze voor bedrag ineens. Tijdens de plenaire behandeling in de Tweede Kamer heeft de minister aangegeven dat er wel een ‘stopliehtcntool' wordt ontwikkeld met het Nibud om deelnemers te ondersteunen bij hun keuze voor een bedrag ineens.9 Deze tool roept veel vragen op bij de leden van de fractie van D66 en zij hopen dat de regering inmiddels meer inzicht kan verschaffen in deze tool.
Hoc staat het inmiddels met de ontwikkeling van deze tooi? Wanneer verwacht de regering dat een demo van de tool gedeeld kan worden met de Eerste en Tweede Kamer? Wanneer verwacht de regering dat de tool gereed is voor gebruik door deelnemers?
Het Nibud heeft in opdracht van SZW een vooronderzoek naar de tool voor bedrag ineens uitgevoerd. Wij zullen uw Kamer informeren over de uitkomsten van dit vooronderzoek. In het vooronderzoek is onder andere gekeken naar de meerwaarde en functionaliteiten van de tool bij het inzichtelijk maken van de gevolgen voor fiscaliteiten en inkomensafhankelijke regelingen, het doenvermogen van deelnemers en de tijdlijnen voor de ontwikkeling van de tool.
In een vervolgfase kan de feitelijke ontwikkeling van de tool plaatsvinden. In die fase wordt ook duidelijk wanneer de tool operationeel kan zijn. Het doel is dat de tool beschikbaar is voor de inwerkingtreding van de wet.
29.
In hoeverre geeft deze tool inzicht in de individuele situatie van de deelnemer? Wanneer staat het licht op groen, oranje, en rood? Hoe worden diverse partijen, zoals de Autoriteit Financiële Markten (AFM) als toezichthouder en de Pcnsiocnfcdcratie als vertegenwoordiger van pcnsiocnuitvocrdcrs, betrokken bij de ontwikkeling van deze tooi? Wat vinden deze partijen van de stopliehtcntool? Hoe worden deelnemers geïnformeerd over het bestaan van deze tooi?
In het kader van het vooronderzoek naar de tool voor bedrag ineens zijn door Nibud diverse gesprekken gevoerd met marktpartijen, waaronder de Pensioenfederatie, het Verbond van Verzekeraars, de AFM en de Belastingdienst. Naar aanleiding van de uitkomsten van dit vooronderzoek kan besluitvorming plaatsvinden over de functionaliteiten van de tool voor bedrag ineens. In de ontwikkelfase zullen ook stakeholders worden betrokken. Pensioenuitvoerders informeren (gewezen) deelnemers waar meer informatie beschikbaar is. SZW zal een centraal informatiepunt inrichten. Daar vinden deelnemers nadere informatie waaronder de vindplaats van de tool voor bedrag ineens.
30.
Uit onderzoek van het Nibud uit 202236 blijkt dat 75 procent van de ondervraagden niet bekend is met het bedrag ineens. Tevens blijkt dat 41 procent van de ondervraagden behoefte heeft aan begeleiding bij de keuze voor het bedrag ineens en dat de helft van hen deze begeleiding zou wensen van een financieel adviseur. Ook de minister heeft op meerdere momenten gesuggereerd dat deelnemers een financieel adviseur in de arm zouden moeten nemen. Is de regering het met de leden van de fractie van D66 eens dat het inzichtelijk maken van de financiële gevolgen van het bedrag ineens op individueel niveau juist nodig is voor mensen met lage inkomens en weinig tot geen vermogen, die afhankelijk zijn van toeslagen en inkomensafhankelijke regelingen? Deelt de regering onze zorg dat juist deze groepen niet het geld hebben om gebruik te maken van een financieel adviseur? Hoe zorgt de regering dat er juist voor deze groep mensen voldoende op het individu toegesneden informatie en begeleiding beschikbaar en toegankelijk is?
De regering vindt het belangrijk dat alle deelnemers, ongeacht hun inkomen, een passende keuzes maken ten aanzien van hun pensioen. Daartoe is bij de Wtp de norm keuzebegeleiding geïntroduceerd, waarbij de pensioenuitvoerder de (gewezen) deelnemer in staat stelt een passende keuze te maken over pensioenkeuzes, zoals bedrag ineens. Het is aan pensioenuitvoerders om deze keuzebegeleiding in te richten op een manier die past bij de deelnemerspopulatie. De deelnemer blijft zelf verantwoordelijk voor de gemaakte keuze.
Op de site van de Belastingdienst kan de (gewezen) deelnemer nu al zelf een proefberekening maken om in te schatten hoe hoog de toeslag is bij een wijziging van het inkomen. In aanvulling daarop is de regering voornemens om de ontwikkeling van een tool voor bedrag ineens financieel te ondersteunen zodat de (gewezen) deelnemer laagdrempelig inzicht kan krijgen in de gevolgen van bedrag ineens. Bij de ontwikkeling van de tool wordt ook rekening gehouden met de doenvermogen van deelnemers.
31.
Als gevolg van de Wet toekomst pensioenen1 wordt het voor deelnemers eenvoudiger, maar niet verplicht, om hun pensioen bij een pcnsiocnuitvocrdcr onder te brengen. Ook al bouwen zij gedurende hun carrière anno 2024 vaak pensioen op bij meerdere uitvoerders omdat zij bij meerdere werkgevers wcrkcn/icbbcn gewerkt.
Is het volgens de regering wenselijk dat deelnemers die een bedrag ineens opnemen, dit bij een pcnsiocnuitvocrdcr doen (waar al hun pensioenvermogen is ondergebracht), vragen deze leden. Zo ja, hoe gaat de regering ervoor zorgen dat deelnemers geïnformeerd worden over de voordelen het onderbrengen van hun pensioen bij een uitvoerder en wellicht andere voordelen kunnen ervaren, zoals lagere uitvoeringskosten.
Op voorhand is niet aan te geven of het voor de deelnemer gewenst is om al zijn pensioenvermogen bij één pensioenuitvoerder onder te brengen of niet. Individuele waardeoverdracht is dan ook een recht, maar geen plicht. Een deelnemer zal zelf de afweging moeten maken of het voor hem gewenst is om te kiezen voor individuele waardeoverdracht. Mocht de deelnemer niet voor waardeoverdracht kiezen dan kan hij op pensioendatum bij verschillende pensioenuitvoerders al dan niet kiezen voor een bedrag ineens. Hij kan dan via meerdere pensioenuitvoerders een bedrag ineens ontvangen, net zoals hij vanaf pensioendatum zijn pensioen via meerdere pensioenuitvoerders ontvangt.
32-
Deelnemers kunnen via Mijn Pcnsiocnoverzicht hun opgebouwde pensioen volgen als ze meerdere pensioenen hebben bij meerdere uitvoerders. Hebben pcnsiocnuitvocrdcrs dit overzicht ook, zodat ze betere kcuzcbcgclciding kunnen bieden?
Na vaststelling van het Besluit Gegevensverstrekking voor keuzebegeleiding pensioenen van 19 juni 202437 38 kunnen pensioenuitvoerders, met toestemming van de deelnemer, pensioenaanspraken van de (gewezen) deelnemer bij andere pensioenuitvoerders direct bij het pensioenregister opvragen met als doel deze gegevens te gebruiken in de keuzebegeleiding.
33.
Tot slot hebben de leden van de D66-fractie nog de vraag welke onderdelen van dit wetsvoorstel worden geregeld in lagere 0 0 000
regelgeving. Wanneer verwacht de regering de lagere regelgeving toe te kunnen sturen aan de Eerste Kamer?
Het ontwerpbesluit is eerder als kamerstuk gedeeld39. Dit besluit zal nog worden geactualiseerd aan de Wtp en het wetsvoorstel herziening bedrag ineens. De eerder ontvangen consultatiereacties worden daarin verwerkt.
De belangrijkste wijzigingen naar aanleiding van de internetconsultatie zijn:
-
-De indicatieve gevolgen van het bedrag ineens worden vanaf tien jaar voorafgaand aan de AOW-datum getoond op
www.mijnpensioenoverzicht.nl (MPO) in plaats van vanaf elke leeftijdgrens. Het tonen van de indicatieve gevolgen van een bedrag ineens op MPO heeft de grootste meerwaarde in aanloop naar de pensioendatum. De meeste deelnemers zullen immers pas (vlak) voor de pensioendatum nadenken over de keuzemogelijkheden. De opname bedrag ineens kan uitsluitend plaatsvinden op de pensioeningangsdatum. De pensioeningangsdatum kan niet meer dan 10 jaar voor de AOW-datum liggen. Ook zou het tonen van indicatieve gevolgen vanaf elke leeftijdsgrens leiden tot een verhoging van de uitvoeringskosten.
-
-Op MPO wordt het bedrag ineens getoond op de AOW-datum in plaats van op de pensioenrichtleeftijd.
-
-Voor de termijn van informeren voorafgaand aan de expiratiedatum bij een derdepijler-product is aangesloten bij de algemene norm die geldt voor tweedepijler-producten, te weten ‘tijdige’ informatieverstrekking. Tijdig betekent dat de betrokkene voldoende tijd moet hebben om een weloverwogen besluit te nemen. Een pensioenuitvoerder kan op basis van deze open norm zelf bepalen welke termijn past bij de deelnemersgroep. Uit de praktijk blijkt dat bij tweedepijler-producten de deelnemer in de meeste gevallen zes tot negen maanden voorafgaand aan de pensioeningangsdatum wordt geïnformeerd. Bij aanbieders van derdepijler-producten is dat vaak drie maanden voor de expiratiedatum.
Het ontwerpbesluit was nog gebaseerd op de wet bedrag ineens, rvu en verlofsparen. De belangrijkste aanpassingen naar aanleiding van het wetsvoorstel herziening bedrag ineens:
Pensioenuitvoerders moeten deelnemers voorafgaand aan of bij de pensioeningang informeren over de mogelijkheid om (onder voorwaarden) de uitbetaling van bedrag ineens uit te stellen tot de maand januari volgend op het jaar waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt.
Pensioenuitvoerders moeten deelnemers die gebruik willen maken van uitgestelde betaling van het bedrag ineens informeren over de gevolgen bij overlijden vóór die uitbetaling.
Het uitgestelde uitbetalingsmoment is conform het wetsvoorstel herziening bedrag ineens gewijzigd van februari naar januari.
Vragen van de leden van de fractie van de SP en de PvdD gezamenlijk
De leden van de fracties van de SP en de PvdD gezamenlijk hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel, maar hebben ook nog enkele zorgen en verdiepende vragen ten aanzien van het voorstel.
34-
In de beantwoording van de sehriftclijke vragen van de Tweede Kamer valt te lezen dat veel informatieverstrekking zalplaatsvinden op verzoek van de deelnemer40 Dc informatie die zonder verzoek geleverd wordt is (slechts) generiek. De regering geeft aan dat generieke informatie beschikbaar wordt gesteld en specifieke informatie op verzoek kan worden verkregen.
Is de regering ervan overtuigd dat deze aanpak voldoende toegankelijk is voor mensen met beperkte financiële kennis of een lage taalvaardigheid?
De pensioenuitvoerder is conform de eisen aan informatieverstrekking verplicht om generieke informatie met de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde te delen. Dit gaat bijvoorbeeld over welke keuzemogelijkheden er zijn, en wat die inhouden.41
In de lagere regelgeving wordt aanvullend vastgelegd dat de uitvoerder de (gewezen) deelnemer op verzoek informeert over de gevolgen van het gebruikmaken van het recht op afkoop.
Op verzoek ontvangt de deelnemer onder andere informatie over het afkoopbedrag bij het gewenst afkooppercentage, de gevolgen voor het ouderdomspensioen en informatie over de gevolgen voor belastingen en inkomensafhankelijke regelingen. Een wettelijke bepaling over informatie die een deelnemer op verzoek ontvangt borgt dat de deelnemer recht heeft op de omschreven informatie. Informatieverstrekking op verzoek zorgt er anderzijds voor dat de informatie die deelnemers ontvangen aansluiten op de behoefte. De pensioenuitvoerder moet de deelnemer die kenbaar maakt gebruik te willen maken van het keuzerecht voor bedrag ineens altijd proactief informeren over de mogelijke gevolgen voor belastingen en inkomensafhankelijke regelingen. Die informatieverplichting geldt ook als de deelnemer een keuze aan het bepalen is voor bedrag ineens zonder de uitvoerder expliciet naar die gevolgen te vragen. De informatieverplichting geldt bijvoorbeeld nadat een deelnemer in de keuzeomgeving de optie voor keuzerecht bedrag ineens heeft gekozen. Omdat de keuze voor bedrag ineens onomkeerbaar is moet deze informatie zijn verstrekt voordat de keuze definitief is.
De informatie dient tijdig verstrekt te worden. Dat wil zeggen dat de deelnemer is geïnformeerd over het afkoopbedrag, de gevolgen voor het ouderdomspensioen, de gevolgen voor belastingen en inkomensafhankelijke regelingen en waar meer informatie beschikbaar is op een moment dat de deelnemer deze informatie mee kan wegen bij het komen tot een besluit over het bedrag ineens.
Daarnaast moet de pensioenuitvoerder bevorderen dat de informatie de deelnemer inzicht geeft in de gevolgen van een keuze of combinatie van keuzes voor het pensioen. Dit geldt ook al voor huidige keuzemogelijkheden, zoals een hoog-laagpensioen. De pensioenuitvoerder bevordert dat de persoonlijke informatie aansluit bij de informatiebehoefte en kenmerken van de (gewezen) deelnemer.
Voor generieke informatie over de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel en aanvullingen hierop bestaat ook de website
www.pensioenduidelijkheid.nl. Deze website is een initiatief van SZW, de sociale partners en de pensioensector. Op deze website zal als aanvulling ook toegankelijke generieke informatie te vinden zijn over bedrag ineens.
Voor specifieke informatie over wat de keuze voor bijvoorbeeld een bedrag ineens inhoudt voor de deelnemer geldt de verplichting voor pensioenuitvoerders om deelnemers correct, duidelijk en evenwichtig te informeren. Dit gebeurt op verzoek van de deelnemer en dit geldt ook voor huidige keuzemogelijkheden. Specifieke informatie is bijvoorbeeld de eenmalige hoogte van de uitkering bij het opnemen van 5% of 10% bedrag ineens en de hoogte van de pensioenuitkering met en zonder de keuze voor bedrag ineens. Bij de keuzemogelijkheid bedrag ineens dient de pensioenuitvoerder de deelnemer nadrukkelijk te wijzen op de mogelijkheid dat het opnemen van een bedrag ineens van invloed kan zijn op de fiscale- en uitkeringspositie. Ook deze informatie dient begrijpelijk te zijn voor de deelnemer.
35.
Welke concrete maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat alle deelnemers, ongeacht achtergrond of kennisniveau, de voor hen relevante informatie begrijpen?
De regering wijst erop dat de pensioenuitvoerder verantwoordelijk is voor de communicatie aan en keuzebegeleiding van deelnemers. De keuzebegeleiding moet deelnemers in staat stellen een passende keuze te maken. Daarom is het belangrijk dat de keuzebegeleiding aansluit bij de behoeftes, kenmerken en vaardigheden van deelnemers. De AFM ziet hierop toe. De regering neemt zelf ook enige maatregelen voor toegankelijke communicatie omtrent pensioenen en bedrag ineens.
Het Nibud heeft een vooronderzoek uitgevoerd naar een tool voor bedrag ineens. In dit vooronderzoek is ook stilgestaan bij het doenvermogen van de deelnemers. Door in het vooronderzoek al rekening te houden met het doenvermogen van alle deelnemers, ongeacht achtergrond of kennisniveau, wil de regering ervoor zorgen dat de relevante informatie te begrijpen is. Generieke informatie komt beschikbaar via het informatieplatform pensioenduidelijkheid.nl. Op dat platform zal ook worden doorverwezen naar de tool voor bedrag ineens.
36.
Hoewel deelnemers specifieke informatie kunnen opvragen, blijkt in de praktijk vaak dat juist de kwetsbare groepen minder snel om aanvullende informatie vragen.
Iloe gaat de regering voorkomen dat juist deze mensen de ondersteuning missen die ze nodig hebben? Is de regering bereid om proactieve communicatie te verankeren, zodat pensioenuitvoerders automatisch uitgebreidere informatie verstrekken aan risicogroepen?
In de huidige wet- en regelgeving (art. 48 Pensioenwet) rusten er verplichtingen op pensioenuitvoerders omtrent de keuzebegeleiding en communicatie richting deelnemers. De informatie die de pensioenuitvoerder verstrekt of beschikbaar stelt is correct, duidelijk en evenwichtig. De pensioenuitvoerder bevordert dat de informatie aansluit bij de informatiebehoefte en kenmerken van de (gewezen) deelnemer en dat de deelnemer inzicht heeft in de gevolgen van een keuze en combinatie van keuzes. Bij vraag 34 is toegelicht dat de pensioenuitvoerder de deelnemer die kenbaar maakt gebruik te willen maken van het keuzerecht voor bedrag ineens moet informeren over de mogelijke gevolgen voor belastingen en inkomensafhankelijke regelingen. Die informatieverplichting geldt ook als de deelnemer een keuze aan het bepalen is voor bedrag ineens zonder de uitvoerder expliciet naar die gevolgen te vragen. De pensioenuitvoerder dient de (gewezen) deelnemer op adequate wijze te begeleiden. De tool voor bedrag ineens kan de (gewezen) deelnemer extra ondersteuning bieden.
Dc regering heeft aangegeven de keuzevrijheid en conversicmogclijkhcid voor ex-partners te willen bieden voor nieuwe situaties.6
Op welke manieren wordt hier nu vorm aan gegeven en werk van gemaakt? Wat wordt ergedaan om ervoor te zorgen dat ex-partners in de toekomst daadwcrkclijk toegang krijgen tot deze opties? En wat wordt ergedaan om te waarborgen dat deze keuze niet alleen theoretisch, maar ook praktisch uitvoerbaar is?
In het wetsvoorstel Wet pensioenverdeling bij scheiding42 is voorgesteld dat verdeling door middel van conversie de standaard manier van verdelen wordt. Door conversie verkrijgt de ex-partner na scheiding een zelfstandige aanspraak op ouderdomspensioen. Bij een zelfstandige aanspraak op ouderdomspensioen kan de ex- partner zelfstandige keuzes maken, waaronder de keuze voor bedrag ineens. Het wetsvoorstel Wet pensioenverdeling bij scheiding heeft een beoogde inwerkingtreding per 1 januari 2028.
38.
Ook gafde regering aan nogmaals te willen kijken naar mogelijkheden om te voorkomen dat ex-partners voor onaangename verrassingen komen te staan, ondanks de beperkte wettelijke mogelijkheden hiervoor. Hierbij werd verwezen naar informatievoorziening en het tijdig informeren over consequenties.43
Dc leden van de fracties SP en PvdD vragen of de regering daar een terugkoppeling over kan geven.
Bij de verdeelmethode «verevening» voor het ouderdomspensioen bij scheiding geldt het volgende. Het pensioenrecht (en de beslissingsbevoegdheid) blijft verbonden aan diegene die het pensioen heeft opgebouwd en de verdelingsgerechtigde ex-partner krijgt een voorwaardelijk recht op een deel van de uitkering.44 Bij deze verdeelmethode ligt de gehele beslissingsmacht bij de deelnemer voor beslissingen die rondom de pensioeningangsdatum worden genomen over het ouderdomspensioen (inclusief het voorwaardelijk deel voor de verdelingsgerechtigde ex-partner). Beslissingen zoals de ingangsdatum en het gebruikmaken van de keuzemogelijkheid van eenhoog/laag-uitkering, maar ook voor bedrag ineens. Als een deelnemer kiest voor een bedrag ineens dan heeft dat ook gevolgen voor het reeds verevend ouderdomspensioen van de ex-partner. Die gevolgen kunnen positief zijn, maar ook negatief.
Op grond van artikel 9 van de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding geldt dat de ex-partner desgevraagd gegevens van het pensioenfonds dient te ontvangen die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van het verevend ouderdomspensioen. Op grond van artikel 3a lid 5 van de Wet vervening pensioenrechten bij scheiding verstrekt de uitvoerder de ex-partner een bewijs van diens aanspraak. Op dat moment kan de uitvoerder ook ingaan op de mogelijke gevolgen voor de ex-partner.
In het besluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt nader ingegaan op de informatievoorziening specifiek voor bedrag ineens. Het ontwerpbesluit is eerder als kamerstuk gedeeld45. Dit besluit zal nog worden geactualiseerd. Daarbij zal ook worden ingegaan op de gevolgen voor de ex-partner46 47.
Vragen van de leden van de fractie Volt
Dc leden van dc fractie Volt spreken hun waardering uit over het met de Eerste Kamer doorlopen proces, tot dusver. Het uitstellen van dc datum van inwerkingtreding - op zijn vroegst per 1 juli 2025 gezien uw brief aan de voorzitter van de Eerste Kamer van 10 september 20245- - en het tegemoetkomen aan problematiek rondom de tijdige uitvoerbaarheid van dit wetsvoorstel zijn daar voorbeelden van. Wel hebben de leden nog een aantal vragen.
39
Het opnemen van een bedrag ineens kan aantrekkelijk zijn oflijken vanwege de directe financiële voordelen. Tegelijkertijd kan het ook aanzienlijke negatieve gevolgen hebben voor de belastingdruk, toeslagen en de hoogte van het toekomstige pensioen, constateren dc leden van dc Volt-fraetie. Hier is in het voortraject van dit wetsvoorstel dan ook de nodige aandacht voor geweest. Die nadelen moeten deelnemers en gewezen deelnemers ook goed begrijpen als deze besluiten een bedrag ineens op te willen nemen op de pensioendatum. Goede begeleiding is essentieel om deelnemers adequaat te begeleiden en hen zo te helpen een weloverwogen keuze te maken, passend bij hun financiële situatie en behoeften. De lat voor kcuzcbcgclciding is in artikel 48a Pensioenwet vastgclcgd, met inwerkingtreding per juli 2023. Wanneer aan deze lat wordt voldaan is nog niet uitgckristallisccrd in de rechtspraak of praktijk. Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de Volt-fraetie een aantal vragen.
In de memorie van toelichting wordt benadrukt dat de wet voorziet in de ontwikkeling van digitale hulpmiddelen die deelnemers kunnen ondersteunen bij het maken van hun keuze.48 Deze tools moeten inzicht bieden in de gevolgen van het opnemen van een bedrag ineens, zodat deelnemers, toegesneden op hun eigen behoeften en pcnsiocnbclcid, een beter begrip krijgen van de financiële
Iloe verhouden deze digitale hulpmiddelen zich tot het gegeven dat lang niet elke deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde overweg kan met digitale hulpmiddelen?
Op grond van de Pensioenwet bevordert de pensioenuitvoerder dat persoonlijk informatie aansluit bij de informatiebehoefte en kenmerken van de (gewezen) deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde.
Digitale hulpmiddelen kunnen een ondersteuning bieden bij het maken van de keuze. Er zijn deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners of pensioengerechtigden die minder goed overweg kunnen met digitale hulpmiddelen. Voor hen bestaat er de mogelijkheid om telefonisch contact op te nemen met de pensioenuitvoerder.
Verder wordt er in het vooronderzoek van Nibud naar een tool voor bedrag ineens stilgestaan bij het doenvermogen van de deelnemers. Hiermee wil de regering ervoor zorgen dat de relevante informatie te begrijpen is en ook aansluit bij de digitale vaardigheden van de doelgroep.
40.
Iloe is geborgd dat mensen goed door pcnsiocnuitvocrdcrs worden begeleid bij de opname van een deel van het pensioenvermogen ineens, op de pensioendatum, zodat ze begrijpen wat ze kiezen en welke consequenties dit voor hen heeft?
De norm keuzebegeleiding is een open norm neergelegd in artikel 48a Pensioenwet. De pensioenuitvoerder is daarbij gehouden zich dusdanig in te spannen dat deelnemers op een adequate wijze worden begeleid bij het maken van keuzes. Ze moeten deelnemers in staat stellen een passende keuze te maken. Onderdeel van die norm is de verplichting voor pensioenuitvoerders om hier invulling aan te geven door het inrichten van een (digitale) keuzeomgeving.49 De begeleiding is een aanvulling op de informatie die pensioenuitvoerders aan deelnemers verstrekken. De pensioenuitvoerder dient te bevorderen dat de informatie die deelnemers ontvangen aansluit bij de informatiebehoefte en kenmerken van die deelnemer, alsook dat die informatie inzicht geeft in onder andere de keuzemogelijkheden die de pensioenregeling heeft en de gevolgen van de keuze voor een keuze of combinatie van keuzes.50 En de pensioenuitvoerder moet bevorderen dat informatie aanzet tot relevante actie.51 Met de introductie van deze normen wordt meer activiteit van de pensioenuitvoerders verwacht om deelnemers een zo goed mogelijke keuze te kunnen laten maken. De AFM is de betrokken toezichthouder die toezicht houdt op de naleving van deze artikelen.
41.
Kan de regering aangeven of zij van mening is dat pcnsiocnuitvocrdcrs exact begrijpen wat van hen wordt verlangd in de kcuzcbcgclciding richting de verschillende groepen belanghebbenden en de communicatie hierover op grond van de artikelen 48 en 48a Pensioenwet en of hierover een breed onderzoek binnen de sector is geweest? Zo nee, is de regering bereid hierover alsnog een breed beeld op te halen binnen de pensioensector?
Sinds 1 juli 2023 mogen (gewezen) deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden rekenen op adequate keuzebegeleiding door hun pensioenuitvoerder. Het is zodoende een norm waar pensioenuitvoerders al geruime tijd kennis van hebben en invulling aan (moeten) geven. De AFM ziet toe op deze norm. De AFM heeft om die reden ook een Leidraad Keuzebegeleiding opgesteld en zijn er diverse onderzoeken en publicatie binnen de sector over dit onderwerp. Daarnaast is de AFM in april van dit jaar gestart met een onderzoek naar de manier waarop pensioenuitvoerders keuzebegeleiding hebben ingericht. De AFM heeft hierover in november 2024 alvast eerste bevindingen gedeeld en aangeven in het eerste kwartaal van 2025 het rapport te publiceren.52 Ook met deze informatie kunnen pensioenuitvoerders de invulling van keuzebegeleiding nader invullen. De AFM heeft aangekondigd in 2025 een toezichtonderzoek te starten naar de daadwerkelijke keuzebegeleiding. Een en ander leidt er naar mijn mening toe dat pensioenuitvoerders zich inmiddels voldoende bewust moeten zijn van wat van hen wordt verlangd ten aanzien van keuzebegeleiding.
42.
Dezelfde vraag stelt de Volt-fraetie ook ten aanzien van de deelnemers. Is de regering ermee bekend of pensioenuitvoerders bij hun (gewezen) deelnemers hebben getest of hebben laten testen dat de inrichting van de keuzearehiteetuur en de verdere begeleiding ertoe leidt dat deelnemers adequaat worden begeleid en passende keuzes zullen maken in relatie tot het bedrag ineens?
Zoals de leden van de fractie van Volt in de vorige vraag terecht opmerkten, hebben pensioenuitvoerders de verantwoordelijkheid om te zorgen voor een goede invulling van hun zorgplicht ten aanzien van keuzebegeleiding. Daaronder valt zowel de voorfase van het inrichten van de keuzearchitectuur als een vervolgfase waarin gekeken wordt of die inrichting adequaat is. De regering heeft geen exact beeld van welke pensioenuitvoerders welk onderzoek hebben laten uitvoeren. In zijn algemeenheid is de regering bekend met het beeld dat er in de sector diverse initiatieven en onderzoeken zijn rond keuzebegeleiding. Daarnaast beveelt de AFM pensioenuitvoerders aan om de inrichting/invulling van informatieverstrekking en keuzebegeleiding te toetsen. En verwacht de AFM dat de inrichting van de keuzebegeleiding goed is onderbouwd en vastgelegd, waarbij de kennis die de pensioenuitvoerder heeft van de deelnemers en deelnemersgroepen is meegenomen.53 Dit geldt ook bij keuzebegeleiding ten aanzien van het bedrag ineens.
43.
Met het oog op de verplichtingen die voor pensioenuitvoerders gelden om deelnemers voorafgaand goed te begeleiden bij hun keuze om al dan niet een bedrag ineens op te nemen op de pensioendatum, vraagt de Volt-fractie zich af of de pensioenuitvoerders voldoende duidelijk hebben aan welke eriteria zij moeten voldoen.
Kan de regering aangeven of zij van mening is dat het voor pensioenuitvoerders duidelijk is aan welke criteria in zijn algemeenheid moet worden voldaan om te voldoen aan het nog relatief nieuwe artikel 48a Pensioenwet, en meer specifiek ook in relatie tot de opname van het bedrag ineens?
In een eerder antwoord heeft de regering reeds aangeven dat de norm keuzebegeleiding sinds 1 juli 2023 formeel bekend is, maar daarvoor al geruime tijd vanaf de internetconsultatie van de conceptregeling Wet toekomst pensioenen. Daarnaast is er in de sector inmiddels veel kennis opgedaan over de mogelijkheden bij de invulling van de norm. Zo heeft de Pensioenfederatie (voor leden) bijvoorbeeld een publicatiereeks over keuzebegeleiding beschikbaar.54 En ook de AFM besteedt veel aandacht aan deze norm, gelet op de leidraad, onderzoeken en publicaties over dit onderwerp. Daarnaast zijn er ook diverse publicaties en onderzoeken hierover door bijvoorbeeld het kennisinstituut Netspar of het Nibud.55 Met deze input, in combinatie met de ervaring van pensioenfondsen met hun eigen deelnemerspopulatie, is het pensioenuitvoerders naar mening van de regering voldoende duidelijk wat van hen wordt verlangd ten aanzien van keuzebegeleiding. Dat geldt in zijn algemeenheid, maar ook specifiek voor bedrag ineens.
44.
Kan de regering nader concretiseren wat pensioenuitvoerders ten minste moeten doen om in overeenstemming te handelen met de wet, in geval van keuzebegeleiding bij de keuze voor het al dan niet opnemen van een bedrag ineens? Deze vraag ziet zowel op inhoud als op proces.
De norm keuzebegeleiding is een open norm. De pensioenuitvoerder is daarbij gehouden zich dusdanig in te spannen dat deelnemers op een adequate wijze worden begeleid bij het maken van keuzes en in staat worden gesteld om een passende keuzes te maken.
Onderdeel van die norm is de verplichting voor pensioenuitvoerders om hier invulling aan te geven door het inrichten van een (digitale) keuzeomgeving.61 Het is bewust een open norm om de ruimte te bieden aan pensioenuitvoerders om voor hun eigen deelnemerspopulatie, of groepen daarbinnen, een passende keuzebegeleiding in te richten. Een gesloten norm of nadere concretisering past daar niet bij en draagt ook niet bij aan een betere begeleiding van deelnemers. De AFM is de bevoegde toezichthouder die, als de regering afgaat op de publicaties en onderzoeken, actief betrokken is bij deze nieuwe norm.
45-
Zo nee, kan de regering de pcnsiocnscctor hierover dan meer helderheid verschaffen en op welk moment zou de regering dit kunnen doen, dan wel zou de regering de toezichthouder kunnen vragen dit te doen?
In de voorgaande antwoord/voorgaande antwoorden heeft de regering aangegeven dat de invulling van de norm keuzebegeleiding voldoende duidelijk is voor pensioenuitvoerders om invulling aan te geven en dat nadere concretisering niet aan de orde is. Tevens is de AFM, vanuit haar rol als bevoegde toezichthouder zoals de regering begrijpt uit de publicaties en onderzoeken, actief betrokken bij de norm keuzebegeleiding. De AFM opereert daarbij als onafhankelijk toezichthouder.
46-
Kan de regering bevestigen of pensioenuitvoerders nu al in de uitvoering gereed zijn met (a) de mogelijkheid om de opname van een bedrag ineens aan te bieden en (b) daarbij voldoen aan alle wettelijke vereisten die worden gesteld aan de begeleiding van deelnemers en de onderliggende kcuzcarchitcetuur? En indien dit antwoord nee is, kan de regering dan informeren per wanneer dit de verwachting is? Kan dit nog impact hebben op de voorgenomen inwerkingtredingsdatum en zo ja, wanneer is dit uiterlijk duidelijk?
Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer op 25 september jl. heeft de regering aangegeven in de gaten te zullen houden of uitvoerders zich nog comfortabel voelen bij de huidige beoogde invoeringsdatum van 1 juli 2025 en daarover in overleg te blijven met de sector.
De regering vindt het van belang dat uitvoerders en (gewezen) deelnemers zich goed kunnen voorbereiden op de keuzemogelijkheid bedrag ineens. Uitvoerders hebben voldoende tijd nodig om de keuzemogelijkheid te implementeren. Deelnemer en gewezen deelnemers moeten tijdig worden geïnformeerd over keuzemogelijkheden om hun pensioen aan te vragen. In de praktijk gebeurt dat 6 tot 9 maanden voor hun pensionering. Het is een gegeven dat de wet niet minimaal 6 maanden voor 1 juli 2025 in werking is getreden. Ook heeft de regering er oog voor dat de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel een groot beslag legt op de beschikbare capaciteit bij pensioenuitvoerders.
Momenteel onderzoekt de regering of uitstel wenselijk is en zo ja, naar welke datum. Daarbij zal ik in overleg blijven met de sector. Gelet op de samenloop met de transitie lijkt op dit moment uitstel naar 1 juli 2026 het meest realistisch. Op dit moment is nog geen besluit genomen over uitstel. Uitstel heeft budgettaire gevolgen. Het meest aangewezen moment om te besluiten over uitstel is tijdens de voorjaarsbesluitvorming over de rijksbegroting.
Vragen van het lid van de fractie 50PLUS
liet lid van de fractie goPlus heeft met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en heeft daarbij nog een aantal vragen.
47.
Klopt het dat het opnemen van een bedrag ineens leidt of kan leiden tot een verlies aan toeslagen? Kan de regering het lid van de goPLUS-fractie informeren welke dat in voorkomende gevallen kunnen zijn? Klopt het dat het opnemen van het bedrag ineens leidt of kan leiden tot een verlies van inkomensafhankelijke (hcffings)kortingcn? Welke heffingskortingen kunnen dat in voorkomende gevallen zijn?
Het klopt dat het opnemen van een bedrag ineens kan leiden tot een verlies aan toeslagen zoals huurtoeslag, kindgebonden budget, kinderopvangtoeslag en zorgtoeslag. Het klopt dat het opnemen van het bedrag ineens kan leiden tot een lager recht op inkomensafhankelijke heffingskortingen. Voor mensen boven de AOW-leeftijd zijn dit de algemene heffingskorting en de ouderenkorting. Opname van het bedrag ineens heeft geen invloed op eventuele arbeidskorting, omdat het geen inkomen uit tegenwoordige arbeid betreft.
48.
Klopt het dat het opnemen van het bedrag ineens leidt of kan leiden tot verlies van gemeentelijke inkomensondersteuning en/of verlies van toegang tot gemeentelijke voorzieningen voor lage inkomens?
De uitkering van een bedrag ineens kan leiden tot een hoger inkomen in het betreffende jaar. Door een keuze voor een bedrag ineens is het ouderdomspensioen in latere jaren lager. Het totale inkomen in latere jaren kan daardoor lager zijn. Bedrag ineens kan ook gevolgen hebben voor het vermogen. De keuze voor een bedrag ineens kan daarmee gevolgen hebben voor gemeentelijke inkomensondersteuning en toegang tot gemeentelijke voorzieningen met een inkomens- en/of vermogenstoets.
49-
Kan het voorkomen dat het opnemen van het bedrag ineens gevolgen heeft voor zorggerelateerde kosten of eigen bijdragen, bijvoorbeeld kosten binnen de Wet langdurige zorg (Wlz) of de eigen bijdrage voor langdurige zorg? Kan de regering aangeven welke regelingen of faciliteiten in dit verband geraakt kunnen worden door het opnemen van het bedrag ineens?
Het klopt dat opname van het bedrag ineens gevolgen kan hebben voor zorg gerelateerde kosten. De eigen bijdrage in de Wlz wordt berekend op basis van het laatst vastgestelde inkomen en vermogen (t-2). Het bedrag ineens leidt eenmalig tot een hoger inkomen.
Indien sprake is van langdurige zorg twee jaar na opname van het bedrag ineens, leidt het bedrag ineens tot een hogere eigen bijdrage
(tot aan het vastgestelde maximum). In de jaren na opname van het bedrag ineens daarom een lager verzamelinkomen. Dit leidt tot een lagere eigen bijdrage indien sprake is van langdurige zorg. Voor vermogen boven de vermogensvrijstelling geldt een bijtelling van 4% bij het inkomen. Indien het bedrag ineens als vermogen wordt aangehouden, kan dit leiden tot een hogere eigen bijdrage voor langdurige zorg. Het kabinet is daarnaast voornemens om middels het wetsvoorstel
is sprake van een lager aanvullend pensioen, en
Afschaffing abonnementstarief Wmo 2015 de eigen bijdrage in de Wmo eveneens inkomens- en vermogensafhankelijk te maken. Omdat het zorggebruik vaak later tijdens de pensionering plaatsvindt dan rondom pensionering, leidt naar verwachting de mogelijkheid tot het opnemen van het bedrag ineens per saldo tot iets lagere eigen betalingen.
5o
Klopt het dat het opnemen van het bedrag ineens op verzoek van de deelnemer uitgesteld kan worden, maar dat de uitbetaling vervalt als de deelnemer in de tussentijd komt te overlijden? Is dit juridisch al nader onderzocht?
De deelnemer kan er inderdaad voor kiezen om de uitbetaling van het bedrag ineens uit te stellen tot januari van het jaar na bereiken van de AOW-leeftijd. Als de (gewezen) deelnemer overlijdt vóórdat de uitbetaling van het bedrag ineens heeft plaatsgevonden, komt in dat geval het bedrag ineens niet tot uitkering. Ouderdomspensioen is een inkomensvoorziening bij ouderdom en geen voorziening bij overlijden. Het alsnog uitbetalen van het bedrag ineens strookt niet met de systematiek van het ouderdomspensioen.
In zo’n situatie, waarbij de deelnemer in de tussentijd is overleden, is er sprake van een nabetaling van het ouderdomspensioen. Deze nabetaling vergoedt het verschil tussen het ontvangen ouderdomspensioen, waarin rekening werd gehouden met de keuze voor het bedrag ineens, en het pensioen dat de deelnemer zou hebben ontvangen als er geen bedrag ineens was gekozen. De nabetaling maakt na overlijden onderdeel uit van de boedel van de overledene en komt terecht bij de erfgenamen. Bij het maken van de keuze voor een bedrag ineens is de deelnemer ook gebonden aan het fiscale genietingstijdstip: het bedrag wordt pas belast op het moment dat het onvoorwaardelijk beschikbaar wordt gesteld.
5i.
Deelt de regering de mening van de goPLUS-fractie dat pensioenfondsen niet goed in staat zijn om kcuzcbcgclciding aan te bieden, omdat zij onvoldoende zicht hebben op de financiën van individuele huishoudens? Wie is er dan eindverantwoordelijk voor de kcuzcbcgclciding in dit verband? Is de minister van SZW voornemens deze rol op zich te nemen?
Pensioenuitvoerders zijn wettelijk verplicht hun (gewezen) deelnemers te informeren over en te begeleiden bij het maken van keuzes binnen de pensioenregeling. Zij beschikken niet over de totale financiële situatie van deelnemers en kunnen daarom niet wijzen op individuele gevolgen voor bijvoorbeeld inkomensafhankelijke regelingen. Wel dienen zij in hun algemeenheid deelnemers te wijzen op mogelijke gevolgen bij de keuze voor bedrag ineens. Daarnaast zijn pensioenuitvoerders gehouden aan de norm keuzebegeleiding. Op grond van deze norm moeten pensioenuitvoerders deelnemers in staat stellen een passende keuze te maken. De eindverantwoordelijkheid voor de keuze ligt bij de deelnemer. Met dit wettelijk kader, de invulling door pensioenuitvoerders van de norm en de ‘guidance’ vanuit het toezicht en de sector in brede zin is een raamwerk ontstaan waarbinnen (gewezen) deelnemers in staat worden gesteld een passende keuze te maken.
52.
Kan dc regering bevestigen dat als de pcnsiocndcclncmcr kiest voor het bedrag ineens, dat zijn (of haar) ex-partners automatisch ook het bedrag ineens krijgen op basis van het geregelde partnerpensioen? Indien ja, kan de regering bevestigen dat er dus mensen geraakt kunnen worden met verlaging van toeslagen, heffingskortingen en andere inkomensafhankelijke regelingen, terwijl zij zelf niet om het bedrag ineens hebben gevraagd?
De keuze voor bedrag ineens leidt tot afkoop van een deel van het ouderdomspensioen. In verband met scheiding kan een deel van het ouderdomspensioen zijn verevend ten behoeve van de ex-partner. In dat geval leidt keuze voor bedrag ineens ook tot een gedeeltelijk afkoop van het verevend ouderdomspensioen en ontvangt de ex-partner een bedrag ineens. Bij scheiding kan ten behoeve van de expartner ook een bijzonder partnerpensioen zijn afgesplitst. De keuze voor bedrag ineens door de deelnemer of gewezen deelnemer heeft geen gevolgen voor het bijzonder partnerpensioen.
53.
liet is toch aannemelijk, dat de partner die onverwacht wordt geraakt door de uitkering van het bedrag ineens, doorgaans een lager totaalinkomen heeft dan de deelnemer die het bedrag ineens heeft aangevraagd? Kunnen deelnemers dit in voorkomende gevallen ook doen om hun ex-partner dwars te zitten? Welke aanwijzingen of bewijzen heeft de regering dat dit niet zal voorkomen?
Indien de deelnemer of gewezen deelnemer kiest voor een bedrag ineens dan leidt die keuze ook tot afkoop van een deel van het verevend ouderdomspensioen ten behoeve van de ex-partner. De uitbetaling van bedrag ineens vindt plaats op de pensioendatum van de (gewezen) deelnemer of, bij uitgestelde betaling van bedrag ineens, in januari na het bereiken van de AOW-datum door de (gewezen) deelnemer. Het inkomen van de ex-partner kan zowel hoger als lager liggen dan het inkomen van de (gewezen) deelnemer. Het inkomen van de ex-partner kan bijvoorbeeld hoger liggen als de ex-partner jonger is dan de (gewezen) deelnemer en nog arbeidsinkomen heeft. Het valt niet uit te sluiten dat de (gewezen) deelnemer de gevolgen voor de ex-partner betrekt in de keuze voor bedrag ineens. Die gevolgen kunnen zowel positief of negatief uitpakken. Uitgangspunt is dat de (gewezen) deelnemer na een scheiding niet beschikt over de gegevens over de totale inkomenspositie van de ex-partner.
54.
Dc minister van SZWheeft op vragen van het Tweede KamerlidJoseph (NSC) over een mogelijke rekentool voor het berekenen van dc gevolgen van het opnemen van het bedrag ineens, het volgende geantwoord “Ook daarvoor geldt dat het vrijwel ondoenlijk is om een tool ontwikkelen die honderd procent dekkend is en mensen in hun individuele situatie inzicht geeft. Je zult daar echt bijna een financieel adviseur voor in dienst moeten nemen. Maar we zouden wel graag met het Nibud een stopliehtentool ontwikkelen die in elk geval op de goede momenten de goede vragen stelt en die ook verdiepend inzicht biedt in wat de kansen en mogelijkheden voor jou als individu zijn. Daar bestaan bij het Nibud al ideeën over. liet blijft natuurlijk altijd een inschatting. liet biedt geen waterdichte garantie. liet blijft ook een verantwoordelijkheid van de deelnemer zelf Maar op deze manier kunnen we de keuze daarin toch iets meer faeiliterenT-
Kan de regering nog eens benoemen welke regelingen deze berekening zo ondoenlijk maken? Immers, voor toeslagen en heffingskortingen zijn alle op- en afbouwpaden toch bekende gegevens? Welke elementen maken de berekening dan zo "ondoenlijk"?
Het klopt uiteraard dat de parameters in de fiscaliteit en toeslagen bekend zijn. Er zijn echter veel individuele factoren die effect kunnen hebben. Bijvoorbeeld het moment van opname, of mensen van plan zijn om het bedrag geheel te besteden of te sparen, of er
62 Handelingen II2024-2025, nr. 5, item 7, pag. 7-8.
sprake is van zorgkosten in het huishouden en of de (eventuele) partner ook van plan is een bedrag ineens op te nemen. Of opname van een bedrag ineens verstandig is, hangt ook af van de persoonlijke voorkeuren van huishoudens. Bijvoorbeeld van de wensen die zij nu en in de toekomst hebben, en de implicaties van die wensen voor hun financiën. Niet iedereen zal die implicaties zelf goed kunnen inschatten. Advies van een financieel adviseur kan daarbij behulpzaam zijn.
Op de site van de Belastingdienst is het nu al mogelijk om met een proefberekening in te schatten wat de gevolgen voor toeslagen zijn bij een bepaald jaarinkomen. De voor de berekening vereiste gegevens dienen door de deelnemer ingevoerd te worden en vragen doenvermogen van de deelnemer.
Bij het bepalen van de functionaliteiten van een aanvullende tool voor bedrag ineens kan onder andere gekeken worden naar: het doenvermogen van de deelnemer en de gewenste meerwaarde van de tool voor bedrag ineens ten opzichte van de bestaande rekentool van de Belastingdienst bij het inzichtelijk maken van de gevolgen voor fiscaliteiten en inkomensafhankelijke regelingen.
55 en 56.
Dc minister van SZW: “Voorzitter. Mevrouw Joseph hecht een vraag gesteld over de samenloop met de transitie Wtp. Daarover kan ik aangeven dat er in ieder geval geen onverenigbaarheid tussen die twee bewegingen wordt gezien. liet is natuurlijk waar dat die in zekere zin op elkaar inwerken, maar wij verwachten niet dat daarbij problemen ontstaan in de uitvoering of dat de uitvoerbaarheid ervan te veel zou botsen. Na invaren kan het ouderdomspensioen gewijzigd zijn. Dat is onder andere afhankelijk van de dekkingsgraad bij invaren en de gemaakte pensioenafspraken over het verdelen van het pensioenfondsvermogen. Dat heeft mevrouw Joseph ook aangegeven. Dat invaren doet dus inderdaad iets met die uitkeringsstroom, maar dat geldt ook voor een aantal andere opties, zoals de keuze om eerst meer en daarna minder pensioen te ontvangen. We kunnen ons wel voorstellen dat ook hierbij de communicatie van belang is, want als je kiest voor het laten uitkeren van de 10% is het moment waarop dat gebeurt bepalend voor de vraag om welk bedrag het gaat. liet kan dus voor en na het invaren om verschillende bedragen gaan. Dat klopt.
De minister van SZW geeft toe dat het bedrag ineens voor het invaren anders kan zijn dan het bedrag na het invaren. Doelt de minister dan op de dekkingsgraadontwikkeling als gevolg van het rendement op het belegde kapitaal, op de dckkingsgraadontwikkcling als gevolg van renteontwikkelingen of op de dckkingsgraadontwikkcling als gevolg van het wel of niet verdelen van de buffer, waar het Tweede Kamerlid Joseph (NSC) expliciet op heeft gewezen? Of doelt de minister op de optelsom van alle drie deze risico's? Indien dit het geval is, erkent de minister dan dat het risico in dit verband een veelvoud is van het normale risico op de ontwikkeling van de dekkingsgraad in jaren zonder pensioentransitie en invaren? Kan de regering op deze vragen reageren?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op de vraag van het lid Joseph kan na het invaren het ouderdomspensioen gewijzigd zijn door onder andere de dekkingsgraad bij invaren en de gemaakte pensioenafspraken over het verdelen van het pensioenfondsvermogen. Pensioenuitvoerders zouden de gevolgen van de transitie nu al mee moeten nemen in de keuzebegeleiding aan deelnemers.56 57 De pensioenafspraken over het verdelen van het collectieve vermogen staan van tevoren vast en zijn daarmee geen extra risico. Factoren zoals rente- en rendementsontwikkeling zijn normale risico’s die altijd gelden in een kapitaaldekkingsstelsel. Daarmee is er geen sprake van extra risico’s.
57.
liet is de fractie van 50-PLUS bekend dat weinig pensioenfondsen transparant zijn over de buffcrverdcling, terwijl dit in het kader van transparantie, openheid en eerlijkheid een heel logische vraag is. Pensioenfondsen geven deze informatie momenteel nog niet vrij en verwijzen naar modellen van De Ncdcrlandsehe Bank (DNB) zonder echte concrete cijfers. liet lid van de goPLUS-fractie stelt deze vraag, omdat de harde werkelijkheid laat zien dat gepensioneerden niet of nauwelijks zullen meedelen in de pensioenfondsbuffers bij invaren. In het kader van transparantie en goede tijdige communicatie, is het absoluut essentieel dat deelnemers van pensioenfondsen bij een mogelijk invaren een eerlijk en open inzicht krijgen in de verdeling van de pensioenbuffer over de verschillende leeftijdscategorieën, zo meent de goPLUS-fractie.
Is de regering bereid om via DNB/AFM elk individueelpensioenfonds op te dragen op voorhand aan te geven, afhankelijk van de hoogte van de buffer op het moment van invaren, hoe de verschillende leeftijdscategorieën mee zullen delen in de hoogte van de buffer?
liet lid van de goPLUS-fractie verzoekt hierbij een model te gebruiken of te ontwikkelen, waarbij pcnsiocnfondsdcclncmcrs (aetieven, gepensioneerden en slapers) heel duidelijk kunnen zien hoe zij, afhankelijk van de bufferhoogte en de leeftijd, mee zullen delen in de hoogte van de buffer. liet lid acht deze informatie essentieel voor een zorgvuldige besluitvorming.
Er is voor de regering geen aanleiding aanpassingen door te voeren in wet- en regelgeving ten aanzien van de informatieverstrekking in relatie tot de buffer. Invaren dient namelijk evenwichtig te gebeuren, waarbij alle elementen en alle deelnemersgroepen worden meegewogen en meegenomen. De AFM heeft wel al aandacht gevraagd voor de gevolgen van keuzes tijdens de transitie. Pensioenuitvoerders zouden de gevolgen van de transitie nu al mee moeten nemen in de keuzebegeleiding aan deelnemers.58
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
30
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen, 35555.
Kamerstukken I 2020/21, 35555, H.
Kamerstukken II 2021/22, 36154, nr. 3, pag. 2.
Voor andere groepen dan (gewezen) deelnemer gelden ook wettelijke informatieverplichtingen. Omwille van de beknoptheid, gaat deze nota in op de informatieverplichting jegens de (gewezen) deelnemer, tenzij anders is vermeld.
https://www.wrr.nl/publicaties/rapporten/2017/04/24/weten-is-nog-geen-doen
AFM, Leidraad, keuzebegeleiding, juli 2023
Kamerstukken12020/21, 35555, nr. H.
Kamerstukken II2024/25, 36154, nr. 19.
Kamerstukken II 2024/25, 36154, nr. 15.
Position paper Pensioenfederatie, Wetsvoorstel herziening bedrag ineens, 29 februari 2024, zie https://www.pensioenfederatie.nl/actueel/nieuws/2O24/3.-maart/inbreng-tweede-kamer-over-bedrag-ineens.
AFM, Leidraad keuzebegeleiding, 1 juli 2023.
Handelingen II 2024/25, nr. 5, item 7, pag. 1.
Kamerstukken I 2020/21, 35555, nr. I, bijlage.
Art. 48 lid 2 en 3 Pensioenwet.
Handelingen II 2024/25, nr. 5, item 7, pag. 1-2.
CDFD, Statistieken Wft-examens in de periode april-september 2024, oktober 2024.
CDFD, Statistieken Wft-examens in de periode april-september 2024, oktober 2024.
Kamerstukken II 2024/25, 36154, nr. 19.
Handelingen II 2024/25, nr. 5, item 7, pag. 10.
Kamerstukken II 2024/25, 36154, nr. 15.
Kamerstukken I 2020/21, nr. I, bijlage.
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen, 35555.
Art. 7a en 9 Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.
Kamerstukken I 2020/21, 35555, nr. I, Bijlage ontwerpbesluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, artikel 9 lid 7 (nieuw).
AFM, Onderzoek keuzebegeleiding: alvast enkele inzichten, november 2024, zie https://www.afm.nl/nl-nl/sector/actueel/2024/november/tb-voorproefje-keuzebegeleiding.
Kamerstukken II 2021/22, 36067, nr. 3, pag. 154-156.
Art. 48 lid 2 en 3 Pensioenwet.
Kamerstukken II 2022/23, 36154, nr. 6.
Kamerstukken II 2022/23, 36154, nr. 6, pag. 14-15.
Handelingen II 2034-25, nr. 5, item 7, pag. 1-2.
Onderzoeksrapport Nibud, Visser, M., Warnaar, M. en Houtsma, N., Bedrag ineens: een goed idee?; Naar een nieuw pensioenstelsel, 21 maart
2022.
Kamerstukken I 2020/21, nr. I, bijlage.
Kamerstukken II 2022/23, 36154, nr. 6, pag. 14.
Art. 48 Pensioenwet en art. 7a en 9 Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.
Kamerstukken II 2018/19, 35287.
Handelingen II 2024/25, nr. 5, item 7, pag. 7.
Zie nader Kamerstukken II 2019/20, 35555, nr. 3 pag. 13-16.
Kamerstukken I 2020/21, 35555, nr. I, bijlage.
Kamerstukken II 2024/25, 36154, nr. 15.
Kamerstukken I 2023/24, 36154/35555, B.
Kamerstukken II 2021/22, 36154, nr. 3, pag. 13.
Kamerstukken II 2021/22, 36067, nr. 3, pag. 154-156.
Art. 48 lid 2 en 3 Pensioenwet.
https://www.afm.nl/nl-nl/sector/actueel/2024/april/tb-onderzoek-keuzebegeleiding en AFM Transitiebulletin nr. 25 — november 2024, https://www.afm.nl/nl-nl/sector/actueel/2o24/november/tb-voorproefje-keuzebegeleiding.
AFM Transitiebulletin nr. 26 — december 2024, https://www.afm.nl/nl-nl/sector/actueel/2024/d-ecember/tb-bed.rag-ineens
https://www.pensioenfed.eratie.nl/website/publicaties/keuzebegeleid.ing-publicatiereeks.
Bijvoorbeeld Netspar: https://www.netspar.nl/dossier/keuzebegeleid.ing/
Handelingen II2024-2025, nr. 5, item 7, pag. 8-9.
AFM, Onderzoek keuzebegeleiding: alvast enkele inzichten, november 2024, https://www.afm.nl/nl-nl/sector/actueel/2024/november/tb-voorproefje-keuzebegeleiding.
AFM, Onderzoek keuzebegeleiding: alvast enkele inzichten, november 2024, https://www.afm.nl/nl-nl/sector/actueel/2024/november/tb-voorproefje-keuzebegeleiding.