Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over de evaluatie door de Europese Commissie van de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn (AMLD4) - Bestrijden witwassen en terrorismefinanciering

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. H toegevoegd aan dossier 31477 - Bestrijden witwassen en terrorismefinanciering en wetsvoorstel 34808 - Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Bestrijden witwassen en terrorismefinanciering; Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over de evaluatie door de Europese Commissie van de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn (AMLD4)
Document­datum 13-02-2025
Publicatie­datum 17-02-2025
Nummer KST31477H
Kenmerk 31477; 34808, nr. H
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2024-2025

 

31 477

Bestrijden witwassen en terrorismefinanciering

34 808

Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en enige andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2015/849 i van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 i van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG i van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG i van de Commissie (PbEU 2015, L 141), alsmede in verband met de uitvoering van verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 i (PbEU 2015, L 141) (Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn)

H1

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 12 februari 2025

De leden van de vaste commissie voor Financiën2 hebben kennisgenomen van het afschrift van 14 oktober 2024 van de brief van de Minister van Financiën gericht aan de Tweede Kamer over de evaluatie door de Europese Commissie van de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn.3

1 De letter H heeft alleen betrekking op 31 477.

2 Samenstelling:

Kroon (BBB) (ondervoorzitter), Van Wijk (BBB), Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Martens (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Karimi (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD) (voorzitter), Geerdink (VVD), Vogels (VVD), Bovens (CDA), Bakker-Klein (CDA), Aerdts (D66), Moonen (D66), Van Strien (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

3 Kamerstukken I 2024/25, 31 477/34 808, G.

kst-31477-H

ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2025

Naar aanleiding hiervan is op 12 november 2024 een brief gestuurd aan de Minister van Financiën.

De Minister heeft op 10 februari 2025 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Financiën,

De Man

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN

Aan de Minister van Financiën

Den Haag, 12 november 2024

De leden van de vaste commissie voor Financiën hebben met belangstelling kennisgenomen van het afschrift van 14 oktober 2024 van uw brief gericht aan de Tweede Kamer over de evaluatie door de Europese Commissie van de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn.1 De leden van de fracties van de BBB en van de PvdD hebben naar aanleiding hiervan een aantal vragen en opmerkingen. De leden van de JA21-fractie sluiten zich graag aan bij de vragen van de BBB-fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie constateren dat de wijze waarop financiële instellingen omgaan met Politcally Exposed Persons (PEP's) de PEP's behoorlijk beperkt in de persoonlijke levenssfeer, alsmede die van hun familieleden en van de in het bestuur en bedrijf verbonden (rechts)per-sonen. Daarnaast zetten deze leden vraagtekens bij de effectiviteit en doelmatigheid van de huidige regelgeving en vragen zich af of de consequenties voor de betrokken instellingen en personen wel in verhouding staan tot het doel, te weten; het voorkomen dat het financiële stelsel wordt gebruikt om wit te wassen of terrorisme te financieren. Vanuit dit perspectief hebben de leden van deze fractie puntsgewijs de volgende vragen:

  • 1. 
    In de beantwoording van de vragen van het Tweede Kamerlid Van Raan op 20 september 20222 wordt aangegeven dat er wordt gekeken naar een meer proportionele uitvoering van verscherpt cliëntenon-derzoek van PEP's, hun familieleden en naaste geassocieerden. Kunt u aangeven welke wijzigingen hierop zijn ingevoerd?
  • 2. 
    Kunt u inzichtelijk maken hoeveel Nederlanders volgens de PEP-lijst van de Belastingdienst als PEP worden beschouwd? Hoe zijn deze verdeeld over de diverse PEP-categorieën?
  • 3. 
    Kunt u aangeven hoeveel verdachte transacties door Nederlandse PEP's de afgelopen jaren in Nederland zijn geconstateerd en hoe was de verdeling hiervan over de diverse PEP-categorieën?
  • 4. 
    Kunt u inzichtelijk maken hoeveel Nederlandse PEP's de afgelopen jaren in Nederland of daarbuiten zijn aangeklaagd respectievelijk veroordeeld voor een overtreding van de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme (WWFT)?
  • 5. 
    Kunt u aangeven hoeveel Nederlandse PEP's de afgelopen jaren door Nederlandse financiële instellingen een bankrekening dan wel andere diensten zijn geweigerd of stopgezet?
  • 6. 
    Financiële instellingen blijken volgens de leden van de BBB-fractie bankrekeningen van PEP's op te zeggen, omdat zij vinden dat aan PEP's een hoger risico kleeft. Kunt u inzichtelijk maken hoe vaak dit wordt gedaan?
  • 7. 
    Er zijn volgens deze leden gevallen waarbij PEP's een baan of functie wordt geweigerd of uit hun functie worden gezet, omdat zij als PEP zijn aangemerkt. Bent u hiermee bekend? Zo ja, hoe vaak komt dit voor? Is dit volgens u een doel van de WWFT of een zogenoemd onbedoeld bijeffect? Bent u bereid hiertegen maatregelen te ontwikkelen en zo ja, wat voor maatregelen?
  • 8. 
    Voor veel functies op de PEP-lijst van de Belastingdienst zijn een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG), Verklaring Geen Bezwaar (VGB) en andere controles nodig om de functie te krijgen dan wel te behouden. Kunt u aangeven wat de meerwaarde van de PEP-controle is bovenop de controle van de WWFT?
  • 9. 
    Kunt u de herkomst van specifiek de PEP-categorie bestuursleden van politieke partijen aangeven? Hoe groot is het risico van witwassen en financiering van terrorisme door personen in deze categorie? Is het opnemen van deze categorie als PEP volgens u proportioneel? Kunt u op dit punt deze vragen ook beantwoorden voor de Nederlandse Taalunie, die ook op de PEP-lijst van de Belastingdienst staat opgenomen?
  • 10. 
    Bent u op de hoogte van welke andere lijsten en databases Nederlandse financiële instellingen gebruiken om te bepalen of zij Nederlandse PEP's een bankrekening willen geven of laten behouden?
  • 11. 
    Hoeveel gevallen zijn bij u bekend dat een Nederlandse PEP een bankrekening is geweigerd of gestopt vanwege vermelding in een andere Customer Due Diligence- (CDD) of Know Your Customerdatabase (KYC) dan de PEP-lijst van de Belastingdienst?
  • 12. 
    Kunt u uitsluiten dat Nederlanders alleen vanwege hun PEP-status een bankrekening is geweigerd of dat hun bankrekening is gestopt?
  • 13. 
    Kan de Minister uit onderzoek beschrijven hoe PEP's daadwerkelijk door financiële instellingen zijn behandeld tijdens WWFT, KYC of CDD-onderzoeken? Kunt u ook uiteenzetten hoe de PEP's deze behandeling ervaarden?
  • 14. 
    In de beantwoording van de vragen van het Tweede Kamerlid Van Raan op 20 september 20223 wordt impliciet kenbaar gemaakt de WWFT niet op het aspect PEP's te willen evalueren. Deze leden vragen of u hiertoe wel bereid bent.
  • 15. 
    Bent u bereid onderzoek te laten doen naar hoe andere personen in maatschappelijke functies, zoals (decentrale) politici, (decentrale) bestuurders en leidinggevenden van maatschappelijke organisaties (zoals semi-overheden, NGO's en media), die niet onder de PEP-lijst vallen, door de financiële instellingen worden onderzocht en behandeld in het kader van de WWFT? De leden van de BBB-fractie verzoeken u de onderzoeksresultaten met de Kamers te delen.
  • 16. 
    Kunt u inzichtelijk maken onder welke wetten de aanbieders van KYC-en CDD-databases verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van opname van informatie over Nederlanders daarin? Bent u in het kader van de WWFT ook verantwoordelijk voor het toezicht op deze aanbieders en hun betrokkenheid bij de WWFT?
  • 17. 
    Maken de grote Nederlandse financiële instellingen voor controles voor de WWFT, KYC- en CDD-beleid gebruik van door henzelf opgestelde lijsten of gevulde databases? Weet u of de grote Nederlandse financiële instellingen daarnaast nog «zwarte lijsten» gebruiken of met elkaar gegevens over PEP's delen?
  • 18. 
    Kunt u uiteenzetten welke activiteiten de Nederlandse of buitenlandse inlichtingendiensten en de NCTV ondernemen richting of samen met Nederlandse financiële instellingen, waaronder de Nederlandsche Bank, in het kader van de WWFT?
  • 19. 
    Bent u bekend met onderzoek naar de kwaliteit van vermeldingen van Nederlanders in door Nederlandse financiële instellingen gebruikte KYC- en CDD-databases? Kunt u de belangrijkste uitkomsten daarvan met de Kamer delen?
  • 20. 
    Onder welke wetten kunnen PEP's die zich benadeeld of slecht behandeld voelen een rechtszaak tegen financiële instellingen aangaan? En bij welke overheidsinstantie(s) kunnen zij een klacht indienen?
  • 21. 
    Tot slot vragen de leden van de BBB-fractie of u bereid bent -in het licht van bovenstaande-de WWFT op noodzakelijkheid en proportionaliteit te laten evalueren?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de PvdD-fractie wijzen u erop dat op 29 november 2022 in de Eerste Kamer de motie- Prast c.s.4 werd aangenomen. In deze motie wordt de regering verzocht te voorkomen dat banken een betaalrekening van een Politically Exposed Person (PEP) weigeren of eenzijdig opheffen zonder dat daar vanuit het perspectief van witwassen een gerechtvaardigde reden voor is. De uitvoeringsstatus van deze motie is momenteel deels uitgevoerd.

In het wetgevingsoverleg van 9 september 20245 in de Tweede Kamer over de Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme gaf u aan dat er inmiddels sprake is van een nieuwe PEP-definitie. «Die is in het nieuwe voorstel uitgebreid naar lokale bestuurders en naar broers en zussen [...]. Nederland was tegen uitbreiding van de PEP-definitie, maar stond daarin alleen in Brussel.» Hierover hebben de leden van de PvdD een aantal vragen:

  • 1. 
    Per wanneer is deze nieuwe definitie van kracht? Kunt u duiden wat nu de precieze definitie van een PEP is?
  • 2. 
    Erkent u het feit dat PEP's nog steeds moeite hebben of niet in staat zijn om een bankrekening te openen, puur vanwege hun PEP-status? Zo ja, erkent u dat de bovengenoemde motie-Prast daarmee niet is uitgevoerd en welke maatregelen onderneemt u om dit probleem op te lossen?
  • 3. 
    Bent u het met deze leden eens dat de nieuwe, uitgebreidere definitie van PEP meer mensen in een moeilijke positie brengt voor wat betreft bankzaken en administratieve lasten?
  • 4. 
    Wat bent u voornemens nationaal en/of op Europeesniveau te doen om de motie-Prast alsnog tot uitvoering te brengen?
  • 5. 
    Hebben de leden van de PvdD-fractie het juist begrepen dat financiële instellingen, zoals pensioenverzekeraars en banken mensen met een PEP-status mogen weigeren als klant?
  • 6. 
    Bent u bereid een acceptatieplicht voor financiële instellingen in te voeren voor cliënten met een PEP-status of hun familieleden en/of collega-bestuurders bij NGO's? Indien u hiertoe niet bereid bent ontvangen deze leden graag een toelichting. Als u hiertoe wel bereid bent, verzoeken zij u aan te geven op welke termijn en wijze?
  • 7. 
    Bent u voorts bereid elke vorm van discriminatie van PEP's door financiële instellingen te verbieden en daar een klachtenloket voor te openen? Indien u hiertoe niet bereid bent ontvangen deze leden graag een toelichting. Als u hiertoe wel bereid bent, verzoeken zij u aan te geven op welke termijn en wijze?

De leden van de vaste commissie voor Financiën zien uw reactie met belangstelling tegemoet en bij voorkeur binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

W.T. van Ballekom

BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 februari 2025

Hierbij stuur ik u de beantwoording van de schriftelijke vragen die de fracties van BBB en PvdD hebben gesteld naar aanleiding van het afschrift van mijn brief aan de Tweede Kamerbrief over de evaluatie door de Europese Commissie van de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn (176029U).

De Minister van Financiën,

  • E. 
    Heinen

176029U

Vragen van de fracties van BBB en PvdD aan de Minister van Financiën over het afschrift van de Tweede Kamerbrief over de evaluatie door de EC van de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie constateren dat de wijze waarop financiële instellingen omgaan met Politcally Exposed Persons (PEP's) de PEP's behoorlijk beperkt in de persoonlijke levenssfeer, alsmede die van hun familieleden en van de in het bestuur en bedrijf verbonden (rechtspersonen. Daarnaast zetten deze leden vraagtekens bij de effectiviteit en doelmatigheid van de huidige regelgeving en vragen zich af of de consequenties voor de betrokken instellingen en personen wel in verhouding staan tot het doel, te weten; het voorkomen dat het financiële stelsel wordt gebruikt om wit te wassen of terrorisme te financieren. Vanuit dit perspectief hebben de leden van deze fractie puntsgewijs de volgende vragen:

Vraag 1

In de beantwoording van de vragen van het Tweede Kamerlid Van Raan op 20 september 2022 wordt aangegeven dat er wordt gekeken naar een meer proportionele uitvoering van verscherpt cliëntenonderzoek van PEP's, hun familieleden en naaste geassocieerden. Kunt u aangeven welke wijzigingen hierop zijn ingevoerd?

Antwoord vraag 1

De vervelende ervaringen van PEP's bij de toepassing van de antiwitwas-regelgeving door poortwachters zijn mij bekend. Dit is een voorbeeld van de vastgelopen toepassing van de antiwitwaswetgeving. Ik vind het onaanvaardbaar dat goedwillende personen, die zich in dienst stellen van onze maatschappij en democratie, zulke moeilijkheden ervaren bij financiële dienstverlening. Dit is dan ook een van de onderwerpen die de Minister van Justitie en Veiligheid en ik op korte termijn met alle betrokken partijen, zoals banken en toezichthouders, bespreken. Dit kondigde ik aan in de Visie op de financiële sector 20256 van 20 januari 2025. Daarbij wil ik onder andere bespreken hoe het clientonderzoek, ook bij PEP's, meer risicogebaseerd kan worden vormgegeven. Ik informeer de beide Kamers in april over de uitkomsten van deze gesprekken. Om de regelgeving omtrent PEP's risicogebaseerd en eenduidig toe te passen door banken heeft de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), in nauwe samenwerking met de toezichterhouder De Nederlandsche Bank (DNB) en mijn ministerie, de sectorstandaard voor PEP's opgesteld en eind 2023 gepubliceerd.7 Dit houdt concreet in dat banken bij cliënten die als PEP gelden en naar maatstaven van de sectorstandaard een laag risico op witwassen met zich meebrengen, minder belastend onderzoek hoeven te doen. Daarnaast hoop ik dat de sectorstandaard leidt tot meer uniformiteit in de cliëntonderzoeken, zodat personen die als PEP gelden en bij meerdere banken bankieren niet bij iedere bank andere gegevens hoeven te overleggen. De toepassing van deze sectorstandaard zal in de eerste helft van 2025 worden geëvalueerd.

Vraag 2

Kunt u inzichtelijk maken hoeveel Nederlanders volgens de PEP-lijst van de Belastingdienst als PEP worden beschouwd? Hoe zijn deze verdeeld over de diverse PEP-categorieën?

Antwoord vraag 2

De Wwft vereist dat er een lijst is met functies die kwalificeren als PEP De Nederlandse lijst die is geplaatst op de site van de Belastingdienst is daar de uitwerking van. De lijst is een weergave van functies. Daardoor kan de lijst niet worden gebruikt om het aantal PEP's in Nederland vast te stellen. Zo is het bijvoorbeeld niet op voorhand duidelijk hoeveel bestuurders een internationale organisatie kent. Daarnaast gelden echtgenoten en familieleden in de eerste graad van een PEP als «naaste familie»; ook zij vallen onder de verscherpte verplichtingen voor clientonderzoek. Dit geldt ook voor de zogeheten «naast geassocieerden», in de regel personen die samen met de PEP gelden als UBO. Hiernaast is het niet uitgesloten dat personen uit het buitenland die kwalificeren als PEP (of als naaste familie of naast geassocieerde van een PEP) bij in een Nederland gevestigde instelling zakendoen. Dit geldt vice versa voor Nederlandse PEP's in het buitenland. Door dit alles is het niet mogelijk inzichtelijk te maken hoeveel PEP's er in Nederland zijn.

Vraag 3

Kunt u aangeven hoeveel verdachte transacties door Nederlandse PEP's de afgelopen jaren in Nederland zijn geconstateerd en hoe was de verdeling hiervan over de diverse PEP categorieën?

Antwoord vraag 3

De Financial Intelligence Unit Nederland (FIU-Nederland) ontvangt van alle Wwft-instellingen de meldingen van ongebruikelijke transacties. Na analyse kan de FIU-Nederland een transactie verdacht verklaren.

Ik heb navraag gedaan bij de FIU-Nederland. Het is voor de FIU-Nederland niet mogelijk om aan te geven hoeveel verdachte transacties te koppelen zijn aan Nederlandse PEP's. De FIU-Nederland registreert niet apart of een melding is gedaan naar aanleiding van een PEP-cliëntonderzoek en ook Wwft-instellingen geven dit niet altijd aan bij het doen van een melding. De melding en eventuele verdachtverklaring is gericht op de ongebruikelijkheid van de transactie en dus niet (hoofdzakelijk) op de eventuele PEP-status van de persoon.

Vraag 4

Kunt u inzichtelijk maken hoeveel Nederlandse PEP's de afgelopen jaren in Nederland of daarbuiten zijn aangeklaagd respectievelijk veroordeeld voor een overtreding van de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme (WWFT)?

Antwoord vraag 4

De Wwft richt zich op instellingen, zoals banken, die een poortwachtersrol vervullen bij het integer houden van de financiële markten. De Wwft legt hiervoor deze Wwft-instellingen diverse verplichtingen op, waaronder het melden van ongebruikelijke transacties.

Deze transacties kunnen, na nader onderzoek, door de FIU-Nederland als verdacht worden aangemerkt, waarna het mogelijk is dat de (bijzondere) opsporingsdiensten en/of het Openbaar Ministerie (OM) strafrechtelijk onderzoek doen naar een misdrijf, zoals witwassen.

Ik heb geïnformeerd bij het OM naar de vervolgingen en veroordelingen van PEP's in strafzaken. Het OM antwoordde dat het zijn van een PEP geen registratiekenmerk is in zijn systemen, waardoor deze vraag niet kan worden beantwoord.

Vraag 5

Kunt u aangeven hoeveel Nederlandse PEP's de afgelopen jaren door Nederlandse financiële instellingen een bankrekening dan wel andere diensten zijn geweigerd of stopgezet?

Vraag 6

Financiële instellingen blijken volgens de leden van de BBB-fractie bankrekeningen van PEP's op te zeggen, omdat zij vinden dat aan PEP's een hoger risico kleeft. Kunt u inzichtelijk maken hoe vaak dit wordt gedaan?

Vraag 7

Er zijn volgens deze leden gevallen waarbij PEP's een baan of functie wordt geweigerd of uit hun functie worden gezet, omdat zij als PEP zijn aangemerkt. Bent u hiermee bekend? Zo ja, hoe vaak komt dit voor? Is dit volgens u een doel van de WWFT of een zogenoemd onbedoeld bijeffect? Bent u bereid hiertegen maatregelen te ontwikkelen en zo ja, wat voor maatregelen?

Antwoord vraag 5, 6 en 7

Ik ben bekend met signalen dat personen die PEP zijn een bancaire relatie is geweigerd of dat een bank de bancaire relatie beëindigt. Ik vind dit onacceptabel. Hoe vaak dit voorkomt is mij onduidelijk en ook de NVB heeft hier geen cijfers over. Dit punt komt op de agenda van het onder vraag 1 genoemde gesprek met betrokkenen over mijn Visie op de financiële sector 2025.

De NVB geeft aan dat aangesloten banken sinds de publicatie van de eerdergenoemde sectorstandaard voor PEP's, personen, die gelden als PEP, niet weigeren als cliënt of de bancaire relatie met hen niet opzeggen, vanwege het feit dat die persoon geldt als PEP.

Hiernaast is in de verordening van het Europees AML-pakket, dat in juli 2027 in werking zal treden, expliciet opgenomen dat het afwijzen van een bancaire relatie met een persoon die geldt als PEP, louter op grond van de PEP-status, indruist tegen de letter en de geest van de verordening. Signalen dat personen hun baan of functie zouden verliezen als gevolg van hun PEP-status zijn mij onbekend.

Vraag 8

Voor veel functies op de PEP-lijst van de Belastingdienst zijn een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG), Verklaring Geen Bezwaar (VGB) en andere controles nodig om de functie te krijgen dan wel te behouden. Kunt u aangeven wat de meerwaarde van de PEP-controle is bovenop de controle van de WWFT?

Antwoord vraag 8

Het verscherpt cliëntonderzoek door financiële instellingen naar personen die gelden als PEP is een verplichting uit de Wwft. Het is een uitgebreider onderzoek op het standaard cliëntonderzoek dat financiële instellingen dienen uit te voeren naar reguliere cliënten. Beide verplichtingen zijn implementaties van de Vierde anti-witwasrichtlijn (AMLD4)8.

De gedachte achter dit verscherpt cliëntonderzoek is dat personen die als PEP gelden over enige mate van macht en invloed beschikken. Hierdoor ligt het risico op bijvoorbeeld corruptie hoger dan bij reguliere cliënten. Omdat dit in veel landen een groot probleem is, gelden de regels voor PEP's wereldwijd. Deze zijn gebaseerd op artikel 52 van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie van 2003 en op de standaarden 12 en 22 van de Financial Action Task Force (FATF). Er is geen ruimte voor Nederland om hiervan af te wijken.

Vraag 9

Kunt u de herkomst van specifiek de PEP-categorie bestuursleden van politieke partijen aangeven? Hoe groot is het risico van witwassen en financiering van terrorisme door personen in deze categorie? Is het opnemen van deze categorie als PEP volgens u proportioneel? Kunt u op dit punt deze vragen ook beantwoorden voor de Nederlandse Taalunie, die ook op de PEP-lijst van de Belastingdienst staat opgenomen?

Antwoord vraag 9

De herkomst van het opnemen van bestuursleden van politieke partijen en de Nederlandse Taalunie in de definitie van PEP-functies is dezelfde: namelijk de Europese richtlijn AMLD4. De Wwft en onderliggende regelgeving zijn daar een implementatie van. De Nederlandse Taalunie is een internationale organisatie; daarom zijn de bestuurders aangewezen als PEP.

De ratio achter de opname van beide groepen in algemene zin in AMLD4 is dat dergelijke bestuursleden een behoorlijke mate van invloed hebben en daardoor mogelijk kwetsbaarder zijn voor zaken als corruptie. Maar ook hierbij geldt dat het clientonderzoek naar PEP's risicogebaseerd moet zijn. En dus minder intensief kan en moet zijn als de risico's lager zijn.

Vraag 10

Bent u op de hoogte van welke andere lijsten en databases Nederlandse financiële instellingen gebruiken om te bepalen of zij Nederlandse PEP's een bankrekening willen geven of laten behouden?

Antwoord vraag 10

Op het gebied van witwasbestrijding bestaan er bij mijn weten geen lijsten of databases op basis waarvan financiële instellingen de keuze maken een bancaire relatie aan te gaan/te behouden. Om te identificeren welke cliënten als PEP gelden hanteren financiële instellingen vaak een commerciële database.

Vraag 11

Hoeveel gevallen zijn bij u bekend dat een Nederlandse PEP een bankrekening is geweigerd of gestopt vanwege vermelding in een andere Customer Due Diligence- (CDD) of Know Your Customer-database (KYC) dan de PEP-lijst van de Belastingdienst?

Antwoord vraag 11

Mij zijn geen lijsten of databases anders dan de genoemde lijst van de Belastingdienst en de commercieel beschikbare lijst ter identificatie van concrete cliënten die gelden als PEP, zoals beschreven in mijn vorige antwoord. Omdat de NVB aangeeft dat banken geen andere lijsten of databases gebruiken voor de invulling van hun Wwft-verplichtingen zijn mij geen gevallen bekend van personen die als PEP gelden die op basis van een dergelijke database geweigerd worden.

Vraag 12

Kunt u uitsluiten dat Nederlanders alleen vanwege hun PEP-status een bankrekening is geweigerd of dat hun bankrekening is gestopt?

Antwoord vraag 12

Zoals ik in mijn beantwoording van vraag 7 geschreven heb, ben ik ervan op de hoogte dat in het verleden cliënten alleen vanwege hun PEP-status een bankrekening is geweigerd dan wel dat de bancaire relatie vanwege dit feit is opgezegd. Ik vind dat niet acceptabel.

De NVB heeft benadrukt dat dit niet meer zal voorkomen. Ik hecht hier groot belang aan en zal in gesprek blijven met de NVB, de toezichthouders en de sector om de vinger aan de pols te houden.

Vraag 13

Kan de Minister uit onderzoek beschrijven hoe PEP's daadwerkelijk door financiële instellingen zijn behandeld tijdens WWFT, KYC of CDD-onderzoeken? Kunt u ook uiteenzetten hoe de PEP's deze behandeling ervaarden?

Antwoord vraag 13

In mei 2022 is het rapport «Onderzoek effecten Wwft», opgesteld door EY, gedeeld met uw Kamer.9 In dit rapport staat beschreven dat personen die gelden als PEP de verscherpte cliëntcontroles onder meer als belastend, beschuldigend en als inbreuk op hun privacy ervoeren. Ik kan mij dat voorstellen.

Voor de financiële instellingen zelf betekent volgens het onderzoek verscherpt cliëntonderzoek in de regel veel aanvullende vragen stellen aan de cliënt en een omvangrijker dossier bijhouden ten opzichte van reguliere cliënten.

Ik vind dat deze aanpak veel risicogebaseerder moet worden vormgegeven.

Vraag 14

In de beantwoording van de vragen van het Tweede Kamerlid Van Raan op 20 september 2022 wordt impliciet kenbaar gemaakt de WWFT niet op het aspect PEP's te willen evalueren. Deze leden vragen of u hiertoe wel bereid bent.

Antwoord vraag 14

De vraag om een evaluatie van de Wwft op het vlak van PEP's begrijp ik, in het licht van de door PEP's ervaren problematiek. Daarbij is het goed om onderscheid te maken tussen de Wwft en de wijze waarop uitvoering gegeven wordt aan de Wwft.

De wijze waarop uitvoering gegeven wordt aan de Wwft door financiële instellingen kan worden verbeterd door de toepassing van de sectorstan-daard. Omdat de inrichting van de antiwitwaswetgeving in juli 2027 flink op de schop gaat met de invoering van het AML-pakket, vind ik dit niet een handig moment om de Wwft op het vlak van PEP's te evalueren. Het komende AML-pakket biedt enige ruimte voor een risicogebaseerde aanpak van PEP's. Ook zal ik dit onderwerp bespreken in mijn gesprek met banken en de andere betrokkenen.

Vraag 15

Bent u bereid onderzoek te laten doen naar hoe andere personen in maatschappelijke functies, zoals (decentrale) politici, (decentrale) bestuurders en leidinggevenden van maatschappelijke organisaties (zoals semi-overheden, NGO's en media), die niet onder de PEP-lijst vallen, door de financiële instellingen worden onderzocht en behandeld in het kader van de WWFT? De leden van de BBB-fractie verzoeken u de onderzoeksresultaten met de Kamers te delen.

Antwoord vraag 15

De NVB heeft eveneens een sectorstandaard met een risicogebaseerde aanpak opgesteld voor NGO's. Ik heb geen signalen dat bij de overige genoemde personen sprake zou zijn van vergelijkbare problemen als bij PEP's. Ik wil allereerst inzetten op implementatie van het Europees anti-witwaspakket op zo lastenluw mogelijke wijze.

Vraag 16

Kunt u inzichtelijk maken onder welke wetten de aanbieders van KYC- en CDD-databases verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van opname van

informatie over Nederlanders daarin? Bent u in het kader van de WWFT ook verantwoordelijk voor het toezicht op deze aanbieders en hun betrokkenheid bij de WWFT?

Antwoord vraag 16

De aanbieders van dergelijke databases vallen onder reguliere Europese en Nederlandse wetgeving die geldt voor databases. Te denken valt hierbij aan de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), waar in Nederland toezicht op wordt gehouden door de Autoriteit Persoonsgegevens. Vanuit het Wwft-perspectief zijn er geen (aanvullende) wettelijke normen of verplichtingen en is er geen aanvullend toezicht.

Vraag 17

Maken de grote Nederlandse financiële instellingen voor controles voor de WWFT, KYC- en CDD-beleid gebruik van door henzelf opgestelde lijsten of gevulde databases? Weet u of de grote Nederlandse financiële instellingen daarnaast nog «zwarte lijsten» gebruiken of met elkaar gegevens over PEP's delen?

Antwoord vraag 17

Navraag leert dat vrijwel alle Nederlandse financiële instellingen gebruik maken van dezelfde database van een commerciële aanbieder voor het identificeren van PEP's. Andere databases of «zwarte lijsten» worden hierbij niet gebruikt, aldus de NVB. Het onderling delen van gegevens over PEP's is niet mogelijk omdat daar geen wettelijke grondslag voor is.

Vraag 18

Kunt u uiteenzetten welke activiteiten de Nederlandse of buitenlandse inlichtingendiensten en de NCTV ondernemen richting of samen met Nederlandse financiële instellingen, waaronder de Nederlandsche Bank, in het kader van de WWFT?

Antwoord vraag 18

Er is geen sprake van samenwerking tussen deze partijen in het kader van de Wwft.

Vraag 19

Bent u bekend met onderzoek naar de kwaliteit van vermeldingen van Nederlanders in door Nederlandse financiële instellingen gebruikte KYC-en CDD-databases? Kunt u de belangrijkste uitkomsten daarvan met de Kamer delen?

Antwoord vraag 19

Ik ben niet bekend met onderzoek naar de kwaliteit van vermeldingen in de gebruikte databases. Wel weet ik uit de aan u toegezonden AMLD4-evaluaties en gesprekken met de NVB dat financiële instellingen soms moeite hebben met het identificeren van PEP's.

Vraag 20

Onder welke wetten kunnen PEP's die zich benadeeld of slecht behandeld voelen een rechtszaak tegen financiële instellingen aangaan? En bij welke overheidsinstantie(s) kunnen zij een klacht indienen?

Antwoord vraag 20

Personen die zich onheus behandeld voelen door een financiële instelling kunnen allereerst een klacht indienen bij de instelling zelf. Ook kan er onafhankelijke (bindende) geschillenbeslechting plaatsvinden bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid). Beide mogelijkheden vloeien voort uit de Wet op het financieel toezicht (Wft).

Hiernaast staat ook de gang naar de civiele rechter open om het besluit van een financiële instelling te laten toetsen op redelijkheid en billijkheid en (on)rechtmatigheid.

Vraag 21

Tot slot vragen de leden van de BBB-fractie of u bereid bent -in het licht van bovenstaande de WWFT op noodzakelijkheid en proportionaliteit te laten evalueren?

Antwoord vraag 21

Ik begrijp deze vraag goed in het licht van bovenstaande vragen. Tegelijkertijd is er reeds onderzoek gedaan op dit terrein, bijvoorbeeld het «Onderzoek effecten Wwft» door EY. Hierin wordt ook ingegaan op problematiek van PEP's op het gebied van het verkrijgen en behouden van een bancaire relatie. Ook treedt in juli 2027 het Europese AML-pakket in werking, waardoor de inrichting van de antiwitwaswetgeving vergaand zal veranderen. Ik vind het daarom nu niet het juiste moment voor een extra onderzoek naar de Wwft.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de PvdD-fractie wijzen u erop dat op 29 november 2022 in de Eerste Kamer de motie- Prast c.s.10 werd aangenomen. In deze motie wordt de regering verzocht te voorkomen dat banken een betaalrekening van een Politically Exposed Person (PEP) weigeren of eenzijdig opheffen zonder dat daarvan uit perspectief van witwassen een gerechtvaardigde reden voor is. De uitvoeringsstatus van deze motie is momenteel deels uitgevoerd.

In het wetgevingsoverleg van 9 september 202411 in de Tweede Kamer over de Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme gaf u aan dat er inmiddels sprake is van een nieuwe PEP-definitie. «Die is in het nieuwe voorstel uitgebreid naar lokale bestuurders en naar broers en zussen [...]. Nederland was tegen uitbreiding van de PEP-definitie, maar stond daarin alleen in Brussel.» Hierover hebben de leden van de PvdD een aantal vragen:

Vraag 1

Per wanneer is deze nieuwe definitie van kracht? Kunt u duiden wat nu de precieze definitie van een PEP is?

Antwoord vraag 1

De nieuwe Europese AML-regelgeving, en dus ook de nieuwe definitie van PEP, wordt in juli 2027 van kracht. De huidige definitie van een PEP is:12 Prominente publieke functies (...) zijn in elk geval:

  • a. 
    staatshoofd, regeringsleider, Minister, Onderminister of Staatssecretaris;
  • b. 
    parlementslid of lid van een soortgelijk wetgevend orgaan;
  • c. 
    lid van het bestuur van een politieke partij;
  • d. 
    lid van een hooggerechtshof, constitutioneel hof of van een andere hoge rechterlijke instantie die arresten wijst waartegen, behalve in uitzonderlijke omstandigheden, geen beroep openstaat;
  • e. 
    lid van een rekenkamer of van een raad van bestuur van een centrale bank;
  • f. 
    ambassadeur, zaakgelastigde of hoge officier van de strijdkrachten;
  • g. 
    lid van het leidinggevend lichaam, toezichthoudend lichaam of bestuurslichaam van een staatsbedrijf;
  • h. 
    bestuurder, plaatsvervangend bestuurder, lid van de raad van bestuur of bekleder van een gelijkwaardige functie bij een internationale organisatie.

Familierelaties als bedoeld in de definitie van familielid van een politiek prominente persoon (...) zijn:

  • a. 
    de echtgenoot van een politiek prominente persoon of een persoon die als gelijkwaardig met de echtgenoot van een politiek prominente persoon wordt aangemerkt;
  • b. 
    een kind van een politiek prominente persoon, de echtgenoot van dat kind of een persoon die als gelijkwaardig met de echtgenoot van dat kind wordt aangemerkt;
  • c. 
    de ouder van een politiek prominente persoon.

Personen bekend als naaste geassocieerde van een politiek prominente (...) zijn:

  • a. 
    een natuurlijke persoon van wie bekend is dat deze met een politiek prominente persoon de gezamenlijke uiteindelijk belanghebbende is van een juridische entiteit of een juridische constructie, of die met een politiek prominente persoon andere nauwe zakelijke relaties heeft;
  • b. 
    een natuurlijke persoon die de enige uiteindelijk belanghebbende is van een juridische entiteit of juridische constructie waarvan bekend is dat deze is opgezet ten behoeve van de feitelijke begunstiging van een politiek prominente persoon.

Vraag 2

Erkent u het feit dat PEP's nog steeds moeite hebben of niet in staat zijn om een bankrekening te openen, puur vanwege hun PEP-status? Zo ja, erkent u dat de bovengenoemde motie-Prast daarmee niet is uitgevoerd en welke maatregelen onderneemt u om dit probleem op te lossen?

Antwoord vraag 2

De motie-Prast interpreteer ik als motie die oproept tot een bredere toegang tot het betalingsverkeer dan alleen PEP's. Zie voor meer toelichting mijn antwoord op vraag 1 van de BBB. Daarnaast noemt de nieuwe AML-verordening expliciet dat het weigeren van PEP's als cliënt, louter om hun PEP-status, niet is toegestaan. Voor meer toelichting verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 7 van de BBB.

Vraag 3

Bent u het met deze leden eens dat de nieuwe, uitgebreidere definitie van PEP meer mensen in een moeilijke positie brengt voor wat betreft bankzaken en administratieve lasten?

Antwoord vraag 3

Nederland pleitte in Europa tegen de uitbereiding van de definitie van PEP, zie onder meer het BNC-fiche13. Het begrip wordt desondanks toch uitgebreid. Tegelijkertijd biedt het nieuwe AML-pakket op het gebied van PEP's meer ruimte voor een risicogebaseerde benadering14, waardoor de lasten voor veel PEP's kunnen afnemen. Ik zal er op aandringen dat die ruimte ook wordt gebruikt. Ook staat in de nieuwe regelgeving dat het afwijzen van een bancaire relatie met een persoon die geldt als PEP, louter op grond van de PEP-status, indruist tegen de letter en de geest van de verordening.

Vraag 4

Wat bent u voornemens nationaal en/of op Europeesniveau te doen om de motie-Prast alsnog tot uitvoering te brengen?

Antwoord vraag 4

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik graag naar de beantwoording van uw tweede vraag en vraag 7 van de BBB.

Vraag 5

Hebben de leden van de PvdD-fractie het juist begrepen dat financiële instellingen, zoals pensioenverzekeraars en banken mensen met een PEP-status mogen weigeren als klant?

Antwoord vraag 5

Financiële instellingen hebben nu in beginsel contractvrijheid om personen die als PEP gelden als cliënt aan te nemen, te behouden of te weigeren. Uiteraard vind ik het weigeren van personen die gelden als PEP zeer onwenselijk en daarom verwelkom ik de sectorstandaard van de NVB op dit terrein en de toezegging dat financiële instellingen die aangesloten zijn bij de NVB (vrijwel alle instellingen zijn aangesloten) personen niet (meer) weigeren als cliënt of met hen de bancaire relatie te verbreken, alleen omdat deze persoon als PEP geldt. Hiernaast is in de verordening van het Europees AML-pakket, dat op 10 juli 2027 in werking treedt, expliciet opgenomen dat het afwijzen van een bancaire relatie met een persoon die geldt als PEP, louter op grond van de PEP-status, indruist tegen de letter en de geest van de verordening.

Vraag 6

Bent u bereid een acceptatieplicht voor financiële instellingen in te voeren voor cliënten met een PEP-status of hun familieleden en/of collega-bestuurders bij NGO's? Indien u hiertoe niet bereid bent ontvangen deze leden graag een toelichting. Als u hiertoe wel bereid bent, verzoeken zij u aan te geven op welke termijn en wijze?

Antwoord vraag 6

Cliëntonderzoeken naar PEP's kunnen in de nabije toekomst risicogeba-seerd worden ingevuld. Voor meer toelichting hierop verwijs ik u graag naar mijn beantwoording op vraag 7 van de BBB. Met betrekking tot de toegang tot een bankrekening geldt voor consumenten al het wettelijk recht op een bankrekening. Voor zakelijke klanten en NGO's heb ik banken gevraagd te komen met een voorstel om toegang te waarborgen. Ook pleit ik in Europa voor regelgeving.

Vraag 7

Bent u voorts bereid elke vorm van discriminatie van PEP's door financiële instellingen te verbieden en daar een klachtenloket voor te openen? Indien u hiertoe niet bereid bent ontvangen deze leden graag een toelichting. Als u hiertoe wel bereid bent, verzoeken zij u aan te geven op welke termijn en wijze?

Antwoord vraag 7

Vanzelfsprekend wijs ik iedere vorm van discriminatie ten zeerste af. Voor personen die menen onrechtvaardig behandeld te worden door financiële instellingen staan verschillende wegen op. Ik licht deze toe in mijn beantwoording van vraag 20 van de BBB.

Eerste Kamer, vergaderjaar 2024-2025, 31 477, H

15

1

Kamerstukken I 2024/25, 31 477/34 808, G.

2

Kamerstukken II 2022/23, Aanhangsel, 106, onder vraag 5.

3

Kamerstukken II 2022/23, Aanhangsel, 106, onder vraag 10.

4

Kamerstukken I 2022/23, 36 200, AO.

5

Kamerstukken II, 2023/24, 36 228, nr. 23, p. 94.

6

Kamerstukken II, Nummer:2025D01633

7

https://www.nvb.nl/media/krskmsnr/nvb-risicogebaseerde-standaard-peps_nl.pdf

8

Richtlijn (EU) 2015/849 i

9

Kamerstukken 12021/22, 31 477.

10

Kamerstukken I 2022/23, 36 200, AO.

11

Kamerstukken II, 2023/24, 36 228, nr. 23, p. 94.

12

Artikel 2 Uitvoeringsbesluit Wwft 2018.

13

Kamerstuk II 2021/2022 22 112, nr. 3202.

14

Kamerstuk II 2023-2024, 31 477, nr. 95.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.