Brief van de minister van OCW over ambtelijke adviezen bezuiniging - Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025 - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. M toegevoegd aan wetsvoorstel 36600 VIII - Vaststelling begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2025.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025; Brief van de minister van OCW over ambtelijke adviezen bezuiniging |
---|---|
Documentdatum | 25-03-2025 |
Publicatiedatum | 25-03-2025 |
Nummer | KST36600VIIIM |
Kenmerk | 36600 VIII, nr. M |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2024-2025
36 600 VIII |
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025 |
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 maart 2025
In de bijlage ontvangt u ambtelijke nota's die ik heb ontvangen met betrekking tot de juridische aspecten van de bezuinigingen op het terrein van onderzoek zoals opgenomen in de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Daarnaast heeft de heer Talsma mij gevraagd naar de gerechtelijke uitspraken over een redelijke termijn. Deze uitspraken zijn hieronder opgenomen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
kst-36600-VIII-M ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2025
Overzicht gerechtelijke uitspraken over een redelijke termijn
-
•ABRvS 12 september 2001, AB 2001, 335, m.nt. NV (Catalpa): beëindiging van de subsidie voor 8 van de 225 kindplaatsen op een termijn van één maand is redelijk;
-
•ABRvS 20 maart 2002, AB 2002, 273, m.nt. NV (Open Jongerencentrum Dingus): beëindiging op een termijn van uiteindelijk negen maanden is niet onredelijk, nu appellant ten behoeve van het jongerencentrum geen werknemers in dienst had. Uit de uitspraak blijkt, dat verweerder aanvankelijk slechts een termijn van één maand had gegund; dat vond de voorzieningenrechter van de Rb. Roermond niet redelijk;
-
•ABRvS 24 april 2002, AB 2002, 270, m.nt. NV (Sede Antia): beëindiging op een termijn van vijf maanden is niet onredelijk;
-
•ABRvS 31 juli 2002, AB 2003, 136, m.nt. NV (Het Nederlands Balletor-kest): aankondiging op een termijn van twee maanden van een «arbeidsproduktiviteitskorting» van 0,55 resp. 1,1% over het loongevoelige deel van de subsidie is niet onredelijk;
-
•ABRvS 26 februari 2003, AB 2003, 172, m.nt. NV (Stichting muziekonderwijs Land van Heusden en Altena): beëindiging op een termijn van vier maanden, maar met gedurende nog vijf schooljaren een aflopende «gewenningsbijdrage», is niet onredelijk;
-
•ABRvS 11 juli 2007, LJN BA9272 (Waterboot Amsterdam), een termijn van krap drie maanden voor beëindiging van de subsidierelatie is niet onredelijk, gezien eerdere aankondigingen;
-
•ABRvS 11 juli 2007, LJN BA9276 (Stichting Maatschappelijk Werk Fryslan), een termijn voor beëindiging van de subsidierelatie van zes maanden is een redelijke termijn;
-
•ABRvS 26 maart 2008, LJN BC7627 (Stichting Spirit), het enkele feit dat de Stichting al ongeveer twintig jaar wordt gesubsidieerd maakt een afbouwtermijn van drie maanden niet onredelijk;
-
•ABRvS 25 augustus 2010, AB 2010, 3, m.nt. Van Angeren & Den Ouden (antiafhaaksubsidie), JB 2010, 218, geen terughoudende invulling van de redelijke termijn; het bestuursorgaan moet het nadeel van de subsidiebeëindiging volledig wegnemen bij de (voormalige) subsidieontvanger;
-
•Rb. Rotterdam 27 januari 2011, LJN BP2313, de rechtbank voorziet zelf in de zaak en bepaalt dat verweerder nog drie maanden overgangssub-sidie moet verstrekken.
Eerste Kamer, vergaderjaar 2024-2025, 36 600 VIII, M
2