Brief van de minister van VRO over stand van zaken uitvoering Omgevingswet, eerste kwartaal 2025 - Omgevingsrecht

Deze brief is onder nr. GJ toegevoegd aan dossier 33118 - Omgevingsrecht en wetsvoorstel 34986 - Invoeringswet Omgevingswet i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Omgevingsrecht; Brief van de minister van VRO over stand van zaken uitvoering Omgevingswet, eerste kwartaal 2025
Document­datum 18-04-2025
Publicatie­datum 23-04-2025
Nummer KST33118GJ
Kenmerk 33118; 34986, nr. GJ
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2024-2025

 

33 118

Omgevingsrecht

34 986

Aanvulling en wijziging van de Omgevingswet, intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet)

GJ1

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 april 2025

In 2025 ontvangt u, in lijn met mijn eerdere toezegging aan uw Kamer, ieder kwartaal een voortgangsbrief over de stand van zaken van de uitvoering van de Omgevingswet. In deze voortgangsbrief kijk ik terug op het eerste kwartaal van 2025. Allereerst sta ik stil bij de huidige stand van zaken omtrent de verdere uitvoering van de Omgevingswet in Nederland. Daarna sta ik stil bij de voortgang op een aantal belangrijke onderwerpen en ontwikkelingen die mijn volle aandacht hebben. Achtereenvolgens informeer ik u onder andere over de ontwikkelingen in de planketen en het uitfaseren van de tijdelijke alternatieve maatregelen (TAM) per

1 januari 2026, de stand van zaken rondom de afbouw, doorontwikkeling en uitbouw van het DSO en de voortgang op het verder verbeteren van de gebruiksvriendelijkheid van het Omgevingsloket. In bijlage 1 vindt u vervolgens een verdiepende en (meer) cijfermatige stand van zaken van de bevindingen en ervaringen in het eerste kwartaal van 2025.

Daarnaast zend ik uw Kamer, in het kader van de reeds ingerichte en (deels) toegezegde monitoring en evaluatie, diverse rapporten en onderzoeken toe. Voor de volledigheid vindt u hieronder een overzicht van alle bijlagen die u bij deze voortgangsbrief aantreft:

  • • 
    Bijlage 1: Stand van zaken uitvoering Omgevingswet, eerste kwartaal 2025;
  • • 
    Bijlage 2: Aanbieding en appreciatie op het eerste rapport van de Evaluatiecommissie Omgevingswet;
  • • 
    Bijlage 3a: Oplegbrief eerste reflectierapport Evaluatiecommissie Omgevingswet;
  • • 
    Bijlage 3b: Eerste reflectierapport Evaluatiecommissie Omgevingswet «In werking, maar onderbenut»;

1 De letters GJ hebben alleen betrekking op 33 118.

kst-33118-GJ

ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2025

  • • 
    Bijlage 3c: Eindrapport Decentrale Regels - KokxDeVoogd (onderliggend rapport)
  • • 
    Bijlage 3d: Eindrapport BOPA - KWINK groep (onderliggend rapport)
  • • 
    Bijlage 4: Rapport actualisatie transitiekosten Omgevingswet; en
  • • 
    Bijlage 5: Rapport Nulmeting structurele taken Omgevingswet en Wet

Kwaliteitsborging voor het bouwen.

Separaat aan deze voortgangsbrief stuur ik uw Kamer de beantwoording op de schriftelijke vragen van de vaste commissie van Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 11 maart 2025 toe.

Huidige fase

Rond 2010 stond het voornemen om het Omgevingsrecht grootschalig te herzien. Dit kwam voort uit een breed gedragen overtuiging die door veel betrokken partijen werd gedeeld. Het bundelen en vereenvoudigen van wet- en regelgeving werd nodig bevonden. Ook het herzien van bestaande instrumenten en het ontwikkelen van nieuwe instrumenten hoorde daarbij. Het doel was om sneller en beter besluiten te kunnen nemen. Daarnaast moest dit bijdragen aan een duurzame en doelmatige ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Deze overtuiging is vandaag de dag onverminderd aanwezig. De Omgevingswet omvat een samenhangend wettelijk stelsel gericht op het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving. Ondersteund door het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO), biedt de Omgevingswet bevoegde gezagen het juridische instrumentarium om tot oplossingen te komen voor de urgente (maatschappelijke) opgaven waar ons land voor staat gesteld. Daarbij stimuleert het bevoegde gezagen om te handelen als één overheid richting burgers, bedrijven en (maatschappelijke) organisaties, met behulp van gestroomlijnde processen en snellere procedures.

De verdere voltooiing van de transitie en veranderopgave bij bevoegde gezagen om te werken met en volgens de bedoeling van de Omgevingswet is geen eenvoudige opgave. Het vraagt energie en inzet van alle betrokkenen. In aanloop naar 2032 dienen alle omgevingsplannen, omgevingsverordeningen en waterschapsverordeningen van de bevoegde gezagen te voldoen aan de wettelijke eisen. Bij het vormgeven van de (kern)instrumenten werken bevoegde gezagen aan het verder verbeteren en op elkaar afstemmen van achterliggende processen en systemen.

Ik zie dat alle betrokken partijen in het eerste kwartaal van 2025 onverminderd hard hebben doorgewerkt. In wisselende tempo's maken bevoegde gezagen, soms met vallen en opstaan, hun veranderproces door. Uit deze veranderprocessen komen tegelijkertijd ook weer nieuwe vraagstukken en aanvullende wensen naar voren. Dit alles hoort ook bij deze huidige fase en bij een stelselherziening van deze omvang. De ervaringen uit de uitvoeringspraktijk zijn van wezenlijk belang om verbeteringen door te kunnen voeren en daarmee stapsgewijs te kunnen werken aan het realiseren van de doelen van de wet. Ik heb hierover veelvuldig contact met betrokken partijen.

In deze fase wordt ook zichtbaar dat er meer initiatieven ontstaan in regio's om samen te werken en ervaringen uit te wisselen. Het evenement Gelderse Dag van de Omgevingswet van 20 maart jl. is hier een mooi voorbeeld van, waarin provincie, waterschappen, gemeenten en omgevingsdiensten met elkaar in gesprek gingen over succesvol samenwerken in het fysiek domein. Ruim 300 professionals voerden op inspirerende wijze het gesprek over hoe met de Omgevingswet de huidige grote uitdagingen in het fysieke domein kunnen worden opgepakt. Bij de

bijeenkomst georganiseerd door Omgevingsplatform Drenthe over de hernieuwde samenwerking van de Omgevingswetketen in Drenthe, werd nadrukkelijk de samenwerking in het fysieke domein gezocht. Het zijn inspirerende voorbeelden van hoe professionals en bestuurders in

Nederland aan de slag zijn met de Omgevingswet. In juni 2025 organiseert IPLO weer een Schakeldag Omgevingswet voor medewerkers van de overheid, kennisinstellingen en het bedrijfsleven, waarbij het uitwisselen van kennis en het leren van elkaar centraal staat. Niet alleen zijn er mooie voorbeelden bij overheden uit de uitvoeringspraktijk, ook het bedrijfsleven zoekt de samenwerking op. Een voorbeeld hiervan is op het vlak van netcongestie en het uitwerken van praktijktoepassingen (bijvoorbeeld t.a.v. publicatie in het DSO), onder de Omgevingswet op het onderwerp «kabels en leidingen». Ik moedig deze samenwerking van harte aan.

Belangrijkste ontwikkelingen Q1 2025

Planketen en het uitfaseren van de tijdelijke alternatieve maatregelen

Een goed werkende planketen is erg belangrijk voor de ruimtelijke ordening in Nederland. In de planketen werken bevoegde gezagen met hun omgevingsdocumenten aan het mogelijk maken van initiatieven en ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving. Initiatieven en ontwikkelingen die bijdragen aan de opgaven waar we in Nederland gezamenlijk voorstaan. Bijvoorbeeld het bouwen van voldoende woningen, het aanpakken van de netcongestie en het zoeken naar voldoende ruimte voor defensie. Om in de planketen daadwerkelijk goed uit de voeten te kunnen is het voor bevoegde gezagen van belang dat zowel de techniek als de inhoudelijke kennis over de Omgevingswet en de (kern)instrumenten, inclusief de kennis om met de (nieuwe) techniek te werken, in voldoende mate aanwezig zijn.

Op beide vlakken (techniek en kennis) zijn het afgelopen kwartaal weer goede stappen vooruit gezet. Steeds meer bevoegde gezagen beschikken in hun eigen lokale plansoftware over de benodigde functionaliteiten om in samenspel met de STOP 1.3-standaard in het DSO-LV te werken via het hoofdspoor (STOP-TPOD). Dit komt ook naar voren in de meest recente Interbestuurlijke Ketentesten (IKT). Tijdens de IKT-testen (PI-32) is samen met de betrokken bevoegde gezagen geconstateerd dat er in de lokale software weer verschillende functionaliteiten beschikbaar zijn gekomen en ook in de viewer(s) van het DSO-LV weer diverse verbeteringen zijn doorgevoerd.1 Om de kennis bij bevoegde gezagen (verder) te vergroten is vanuit de uitvoeringsondersteuning vanuit zowel de koepels én in het bijzonder de Verenging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG), alsmede het interbestuurlijke programma Aan de Slag met de Omgevingswet, veel aandacht geweest voor het werken in de planketen. Zo heeft de VNG eind vorig jaar de tool «Grip op de transitie van de planketen» ontwikkeld. Deze tool helpt gemeenten stap voor stap bij het werken met de planketen. De VNG organiseert inmiddels verschillende workshops om gemeenten in (kleine) groepen mee te nemen in deze tool.2 Ook heeft de VNG het afgelopen kwartaal vanuit het Netwerk Omgevingsplan wederom, diverse en drukbezochte, inhoudelijke sessies georganiseerd, bijvoorbeeld in het kader van het parallel wijzigen van het omgevingsplan.3 Tegelijkertijd organiseert het programma Aan de Slag met de Omgevingswet ook werkplaatsen die gericht zijn op het in interbestuurlijk verband werken met de diverse (kern)instrumenten in de

planketen.4 Zowel de ontwikkelingen in de techniek (lokale plansoftware) als in het kennisniveau zijn ook terug te zien in de meest recente monito-ringscijfers. De cijfers laten zien dat de (kern)instrumenten in toenemende mate worden toegepast. In bijlage 1 van deze brief vindt u de belangrijkste cijfers ten aanzien van de planketen in het eerste kwartaal van 2025.

Mede gelet op de bovenstaande ontwikkelingen heb ik recentelijk ook met de interbestuurlijke partners de conclusie getrokken dat een langere inzet van de tijdelijke alternatieve maatregelen (hierna: TAM) in de planketen, niet noodzakelijk is. Gezamenlijk hebben wij geconcludeerd vast te houden aan het besluit van vorig jaar om de TAM5, per 1 januari 2026 definitief te beëindigen. Hieronder sta ik nader stil bij de overwegingen die hieraan ten grondslag hebben gelegen. Ook geef ik aan welke stappen in 2025 nog nodig zijn om bevoegde gezagen die nu nog werken via de TAM, op tijd over te laten stappen naar het hoofdspoor (STOP-TPOD).

Definitief uitfaseren van de TAM per 1 januari 2026

De TAM zijn in april 2021, in opvolging van het BIT-advies destijds, bedacht. De TAM zijn altijd bedoeld geweest om bevoegde gezagen, die op het moment van inwerkingtreding nog niet over alle functionaliteiten beschikken, via het hoofdspoor (STOP-TPOD) in het DSO te werken. Met de TAM beschikken deze gezagen over een terugvaloptie om op die manier de (eigen) dienstverlening te kunnen continueren. De TAM vormen daarmee een verlengstuk van het overgangsrecht, waarbij meermaals is aangegeven dat ze slechts voor een beperkte tijd inzetbaar zijn en nadrukkelijk dus niet ter vervanging van de hoofdroute gelden.6

Recentelijk heb ik, in overleg met de interbestuurlijke partijen, geconcludeerd dat vastgehouden wordt aan het vorig jaar door mij genomen besluit om de TAM per 1 januari 2026 te beëindigen. Hier liggen verschillende overwegingen aan ten grondslag, waarbij gekeken is naar de huidige stand van zaken bij de bevoegde gezagen en de redenen waarom nu nog in bepaalde gevallen gekozen wordt voor de TAM. Gemeenten vormen daarbij de grootste groep waar nu nog wordt teruggevallen op de TAM. Het afgelopen kwartaal heeft één provincie nog eenmalig de TAM toegepast. Net als vorig jaar hebben de waterschappen geen gebruik gemaakt van de TAM (zie bijlage 1). Een eerste belangrijke overweging is de huidige stand van zaken in de landelijke (DSO-LV) en lokale techniek (plansoftware). De landelijke STOP 1.3-standaard werkt inmiddels geruime tijd naar behoren en ook op lokaal niveau beschikt inmiddels de meerderheid van de gemeenten in de eigen gemeentelijke plansoftware over de benodigde functionaliteiten. De softwareleveranciers die nog niet alle functionaliteiten gereed hebben geven aan dit tijdig voor het einde van het jaar op orde te hebben. Dit beeld wordt bevestigd in de meest recente rapportage met betrekking tot de Interbestuurlijke Ketentesten (IKT)7 en het onderzoek dat de VNG recentelijk heeft laten uitvoeren naar de impact van het uitfaseren van de TAM per 1 januari 2026. Daarnaast geven de softwareleveranciers zelf aan dat ze graag zien dat er zo snel mogelijk gestopt wordt met de TAM. Het werken via het hoofdspoor (STOP-TPOD), door gemeenten, stelt hen namelijk in staat om de eigen plansoftware sneller en beter door te ontwikkelen. Rekening houdend met het voorgaande ben ik samen met de interbestuurlijke partners van mening dat de techniek nu, maar zeker vanaf volgend jaar, geen belem-

mering meer vormt voor bevoegde gezagen om via het hoofdspoor (STOP-TPOD) te werken.

Om ervoor te zorgen dat de bevoegde gezagen ook in de praktijk in staat zijn om uiterlijk vanaf volgend jaar te werken via het hoofdspoor (STOP-TPOD) blijf ik samen met de VNG daarvoor de noodzakelijke ondersteuning en voorlichting bieden. Daarbij benadruk ik nogmaals dat deze ondersteuning ook na 1 juli van dit jaar doorloopt. Om alle gemeenten per 1 januari 2026 via het hoofdspoor te laten werken, wordt de uitvoeringsondersteuning voor de komende periode specifieker gericht op twee sporen. Allereerst wordt regionaal samenwerken nog meer gestimuleerd. Veel gemeenten hebben vaak dezelfde, dan wel vergelijkbare, vragen. Op deze manier leren gemeenten van elkaar, worden ervaringen snel gedeeld en treden (mogelijk) schaalvoordelen op. Zo hoeft niet iedere gemeente zelf het spreekwoordelijke wiel uit te vinden. Een mooi voorbeeld van een dergelijke regionale samenwerking is SPRONG in Noord-Brabant.8 Daarnaast wordt, als tweede spoor, in de ondersteuning ingezet op het maken en delen van praktische voorbeelden. Deze voorbeelden kunnen door gemeenten die slechts beperkte tijd en/of capaciteit hebben gebruikt worden om snel(ler) de noodzakelijke stappen te zetten. Ook kunnen deze praktische voorbeelden en instrumenten gebruikt worden door (stedenbouwkundige) adviesbureaus in de ondersteuning van gemeenten. Door het volop blijven inzetten op de gezamenlijke ondersteuning van gemeenten wordt ook het risico op eventuele vertraging in de planvorming van gebiedsontwikkelingen, vanwege het moeten toepassen van het hoofdspoor, zoveel als mogelijk beperkt.

Naast de bovenstaande punten heeft in de afweging ook nog meegespeeld dat aan het gebruik van de TAM nadelen kleven. Nadelen die ook in het onderzoek dat de VNG heeft laten uitvoeren worden geconstateerd. Het gebruik van de TAM en daarmee de toepassing van de oude IMRO-standaard zorgt enerzijds voor meerwerk bij bevoegde gezagen, softwareleveranciers en andere ketenpartners en staat anderzijds haaks op de stappen die gezet zijn en gezet moeten worden om het Omgevings-loket in alle gevallen gebruiksvriendelijker te maken. Bij de beslissing om de TAM definitief uit te faseren is ook gekeken naar de situatie rondom de Landelijke Voorziening Bekendmaken en beschikbaar stellen (hierna: LVBB). In de wetenschap dat het fundament van de LVBB robuuster gemaakt moet worden (zie verderop) is onderzocht wat de impact van het uitfaseren van de TAM op de LVBB is. De conclusie is dat, hoewel het uitfaseren van de TAM zal zorgen voor een toename van het aantal besluiten via het hoofdspoor in de LVBB, de LVBB deze toename aan kan. De situatie rondom de LVBB vormt dan ook geen blokkade voor het uitfaseren van de TAM. Alle voorgaande punten afgewogen concludeer ik met de bestuurlijke partners dat het pad naar het reeds genomen besluit om de TAM vanaf 1 januari 2026 definitief te beëindigen verantwoord is en blijft. Met het bieden van deze duidelijkheid doe ik ook een aantal toezeggingen richting beide Kamers af.9

Realisatie Basisniveau DSO-LV (afbouw)

Het afgesproken interbestuurlijke basisniveau DSO-LV (hierna: basisniveau) dateert uit 2018.10 Gedurende de periode van 2018 tot heden zijn er diverse toevoegingen aan het basisniveau gedaan. Bijvoorbeeld naar aanleiding van aangenomen moties, gedane toezeggingen, aanbevelingen

van onder andere AcICT en wensen/bevindingen vanuit de uitvoeringspraktijk. Zoals eerder al gemeld is inmiddels ruim 97% van het afgesproken basisniveau gerealiseerd.11 Op dit moment ontbreken er nog een aantal aspecten uit het afgesproken basisniveau, zoals de STOP

1.4-standaard en eIDAS voor bedrijven.

Het DSO is een stelsel dat afhankelijkheden kent met diverse andere overheidssystemen en -voorzieningen, zoals bijvoorbeeld de LVBB, DigiD of de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Deze systemen en voorzieningen kennen elk hun eigen uitdaging(en), ontwikkeling en sturing. Deze afhankelijkheden spelen een belangrijke rol in het bepalen van het tempo waarmee een aantal functionaliteiten, behorende bij het basisniveau, opgeleverd kunnen worden. Voor zowel de implementatie van de STOP 1.4-standaard als eIDAS voor bedrijven geldt dat er een dergelijke afhankelijkheid bestaat. Zo is het aankoppelen van eIDAS voor bedrijven van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, zoals eerder al gemeld, bijvoorbeeld pas in 2026 mogelijk.12 Hieronder ga ik verder in op de implementatie van de STOP 1.4-standaard en de afhankelijkheden met betrekking tot de LVBB. Verderop informeer ik u ook over de kostenontwikkeling van het basisniveau. In bijlage 1 sta ik nader stil bij de verdere stand van zaken rondom de afbouw, doorontwik-keling en uitbouw van het DSO-LV.

Implementatie Standaard officiële publicaties (STOP) 1.4-standaard en afhankelijkheid Landelijke voorziening bekendmaken en beschikbaar stellen (LVBB)

Helaas is de implementatie van de vorig jaar opgeleverde STOP

1.4-standaard vertraagd. De STOP 1.4-standaard dient geïmplementeerd te worden in zowel het DSO-LV, als de LVBB. De LVBB, vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris Digitalisering en Koninkrijkrelaties, is een generieke voorziening voor het publiceren van besluiten van bevoegd gezagen, waaronder o.a. omgevingsdocumenten onder de Omgevingswet.

In mijn vorige voortgangsbrief meldde ik u dat het fundament van de LVBB verstevigd moest worden.13 Het robuuster (verstevigen) maken van het fundament van de LVBB is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de LVBB bij een toenemend aantal besluiten (omgevingsdocumenten, zoals omgevingsplannen van gemeenten) de huidige STOP 1.3-standaard goed blijft ondersteunen. De afgelopen periode is gebleken dat er meer tijd en inzet nodig is om de LVBB robuuster te maken dan verwacht. Door het Kennis- en exploitatiecentrum officiële overheidspublicaties (KOOP) wordt hard gewerkt aan deze werkzaamheden. Ik sta hierover in nauw contact met de Staatssecretaris van Digitalisering en Koninkrijkrelaties en we hebben regelmatig gesprekken over de voortgang. Ik benadruk daar overigens bij dat deze werkzaamheden geen gevolgen hebben voor de dienstverlening en het werken met de STOP 1.3-standaard door bevoegde gezagen. Door het inzetten van extra menskracht is de beheerlast wel tijdelijk toegenomen. Hierdoor zijn noodzakelijke werkzaamheden in het kader van de doorontwikkeling van de LVBB en de implementatie van de STOP 1.4-standaard vertraagd. De doorontwikkeling van de LVBB is noodzakelijk omdat de STOP 1.4-standaard hogere eisen stelt aan de LVBB ten opzichte van de huidige STOP 1.3-standaard.

Tot aan de zomer ligt de focus van de betrokken partijen op het robuuster maken van het fundament van de LVBB. Hiertoe is een bouwplan gemaakt door KOOP en worden de benodigde werkzaamheden inmiddels uitgevoerd. Tegelijkertijd wordt er verder gewerkt aan een bouwplan voor de doorontwikkeling van de LVBB en een roadmap voor de verdere implementatie van de STOP 1.4-standaard. Rond de zomer zal, naar verwachting, een betrouwbare roadmap opgeleverd worden, waarover interbestuurlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Daarna zal ik uw Kamer informeren over de doorlooptijd van de verdere implementatie van de STOP 1.4-standaard.

De ontwikkeling van het DSO en van de lokale plansoftware staan ondertussen, in afwachting van de verdere implementatie van de STOP

1.4-standaard, niet stil. Binnen de kaders van de huidige STOP

1.3-standaard brengen alle partners in het stelsel regelmatig nieuwe softwareversies uit. Dit geldt zowel voor de landelijke voorziening als voor de systemen van lokale overheden. Deze versies bevatten steeds aanvullingen en verbeteringen. Zo werken alle leveranciers van plansoftware nu aan het verder ontwikkelen en beschikbaar stellen van (aanvullende) functies voor het parallel kunnen wijzigen. Functies die er bijvoorbeeld op gericht zijn om handwerk bij het parallel wijzigen te voorkomen. Het uitgangspunt blijft staan dat de afgesproken functionaliteit voor het basisniveau zo spoedig mogelijk gefaseerd wordt opgeleverd.

Kostenontwikkeling Basisniveau DSO-LV

Ontwikkelkosten voor grote ICT-projecten binnen de Rijksoverheid, waar het DSO-LV ook onder valt, worden bijgehouden in het (openbare) Rijks ICT-Dashboard.14 Gelet op de kostenontwikkeling voor het basisniveau in de afgelopen jaren, is een actualisatie van dit dashboard momenteel in voorbereiding. De actualisatie van de gegevens voor het DSO-LV op het Rijks ICT-dashboard vindt plaats op het regulier daarvoor bestemde moment. In aanloop hiernaar informeer ik u over de kostenontwikkeling. In mijn vorige voortgangsbrief gaf ik al aan dat de kosten voor de afbouw en daarmee het bereiken van het basisniveau hoger uitvallen en heb ik de belangrijkste redenen hiervoor aangegeven.15 Inmiddels kan ik u gedetailleerder informeren over de toename van de kosten de afgelopen jaren.

De laatstgemelde cijfers met betrekking tot de kosten voor het bereiken van het basisniveau aan uw Kamer en beschikbaar op het Rijks ICT-dashboard dateert van 2022.16 Eind 2022 werden de kosten voor het basisniveau geraamd op € 177,5 miljoen (mln.). In de periode daarna, tot en met eind 2024, zijn de kosten voor de realisatie van het basisniveau DSO-LV toegenomen tot € 222,7 mln. Dat betekent een toename van € 45,2 mln. Er liggen meerdere oorzaken ten grondslag aan de toename van de kosten. Allereerst heeft het tweemaal uitstellen van de inwerkingtreding geleidt tot meerkosten.17 Door het uitstel moesten bijvoorbeeld productieteams langer draaien. Daarnaast komt een deel van de toename doordat de ontwikkelkosten van KOOP/Logius voor de LVBB vanaf begin 2023 zijn meegenomen in de ramingen en realisatiecijfers voor het basisniveau, inclusief de «historische» kosten die door KOOP/Logius tot

en met eind 2022 zijn gemaakt. Ook zijn er meerkosten ontstaan naar aanleiding van diverse toezeggingen aan de Kamers, koepels en de uitvoeringspraktijk, zoals bijvoorbeeld de Raad van State. Ook de opvolging van de BIT/AcICT adviezen hebben onder meer tot extra investeringen geleid. Verder heeft onzekerheid rondom de duur en financiering van het restant van de afbouw geleid tot meer inzet van tijdelijk personeel met hogere kosten tot gevolg. Tot slot wordt een deel van de toename veroorzaakt door prijsstijgingen (inflatie) de afgelopen jaren. De volledige toename van de kosten tot en met eind 2024 is opgevangen binnen de VRO-begroting (voorheen BZK-begroting).

Om de resterende functionaliteiten uit het basisniveau de komende jaren te kunnen afronden is ook al duidelijk dat er voor de periode 2025 en verder nog meer kosten gemaakt zullen moeten worden. Kortom de raming zal nog verder toenemen. De exacte raming wordt op dit moment nog verder uitgewerkt. Zodra de definitieve raming voor de periode 2025 en verder bekend is, zal ik u hierover informeren.

Vergroten gebruiksvriendelijkheid

Het Omgevingsloket, en de daarin zichtbare regelgeving, moet makkelijk te gebruiken zijn. Dit is onderdeel van een overheid brede behoefte: burgers en bedrijven beter tegemoet treden. Het Omgevingsloket biedt nu op één plek veel informatie over de fysieke leefomgeving. Stedenbouwkundigen en grootgebruikers, zoals bouwbedrijven, hoeven minder verschillende voorzieningen te raadplegen om een goed beeld te krijgen van de geldende regelgeving. Ook overheden hebben beter zicht op elkaars plannen en regels. Het is mogelijk om als overheden achter het Omgevingsloket veilig informatie te delen en samen te werken. Informatie die voorheen versnipperd of achter de voordeur van bevoegde gezagen voorhanden was. De invoering van de Omgevingswet en het bijbehorende DSO hebben bijgedragen aan een gelijkwaardiger niveau in informatievoorziening. Dit zorgt voor een eerlijker speelveld. Dit blijkt ook uit onderzoek van vastgoedadviseur JLL. Zij stellen dat Nederland zeer goed scoort op transparantie, dit komt met name door de grote hoeveelheid digitaal beschikbare informatie.18 Bij rechtelijke toetsing van plannen is het nu mogelijk om digitaal door de tijd te reizen en te zien wat de te beoordelen situatie van destijds was. Stuk voor stuk zijn dit voorbeelden van hoe de uitvoeringspraktijk in brede zin profiteert van de inwerkingtreding van het Digitaal Stelsel Omgevingswet, vergeleken met de situatie daarvoor. De professionele gebruikers vormen veruit het grootste deel van de duizenden dagelijkse gebruikers van het Omgevingsloket en daarbinnen de Vergunningscheck.

De keerzijde is dat burgers, eigenaren en kleine ondernemers net zoveel informatie te zien krijgen die ze voor een klein initiatief in en rondom hun huis of werkplek niet meteen nodig hebben. Het zo volledig mogelijk ontsluiten van plannen, wet- en regelgeving schiet voor deze groep aan de doelstelling voorbij. Bewustwording staat hierom voorop in de interbestuurlijke aanpak die ik samen met de bestuurlijke partners uitvoer. Het moet voor deze groep, vaak incidentele gebruikers, beter. De belangrijkste route om feedback te verzamelen is via monitoring van het gebruik, metingen van klanttevredenheid bij het gebruik van het Omgevingsloket en de inzet van gebruikerstesten19. Dit helpt om de bevoegde gezagen bewust te maken van hoe hun informatie wordt ervaren. Daarnaast wordt geïnvesteerd in de technische verbetering van het Omgevingsloket en de Vergunningscheck. Via (kleine) toevoegingen

en verbeteringen worden per kwartaal wijzigingen doorgevoerd. Grotere verbeteringen, zoals het voorinvullen van informatie, het aankoppelen van voorzieningen van derden of het faciliteren van vooroverleg (Verken je idee) vragen vaak meer inzet en daardoor is sprake van een langere doorlooptijd bij het doorvoeren van dergelijke verbeteringen.

De grootste verbetering treedt echter pas op als alle overheden hun plannen goed annoteren en hun wet- en regelgeving toepasbaar en begrijpelijk aanbieden.20 Gemeenten, provincies, waterschappen en rijkspartijen zijn allemaal bezig wetten- en regels te vertalen naar toepasbare regels. Hierover heb ik u eerder geïnformeerd.21 Met als doel om het gebruiksgemak van het Omgevingsloket te vergroten. Dit vraagt om een cultuuromslag binnen de overheid waarbij bevoegde gezagen vanuit het perspectief van gebruikers gaan kijken. Gebruikers hebben nu zicht gekregen op de veelheid aan regels. In testen geven zij echter aan dat deze regels lastig te vinden zijn. Dit is een belangrijke impuls voor bevoegde gezagen om de cultuuromslag in gang te zetten. De oproep van de onafhankelijke Evaluatiecommissie Omgevingswet (hierna: de evaluatiecommissie) in hun eerste reflectierapport (bijlage 3b) om de gebruiksvriendelijkheid te vergroten, zie ik daarbij als steun in de rug richting alle bevoegde gezagen. Ik faciliteer dit onder meer met kennis en kunde, zoals via de recent herijkte aanpak van toepasbare regels22, het ondersteunen van zelfanalyses waarbij overheden hun inbreng kunnen toetsen23 en door het uitwerken van een annotatierichtlijn voor omgevingsplannen. Daarnaast wordt verkend welke verdere stappen binnen het DSO gezet kunnen worden om de inzet van zogenaamde Large Language Modellen (een vorm van kunstmatige intelligentie) door derden op basis van het DSO te begeleiden. Deze modellen kunnen ondersteunen in de transitie-opgave van bevoegde gezagen.

Monitoring en evaluatie stelsel Omgevingswet

Monitor Werking Omgevingswet

De Monitor Werking Omgevingswet voorziet het Rijk en de andere overheden van informatie over de werking en het gebruik van het instrumentarium van de Omgevingswet. De monitoringsrapportage met de eerste resultaten ontvangt uw Kamer in lijn met het vastgestelde plan van aanpak in juni 2025 van mij. Een dergelijke monitoringsrapportage ontvangt u de komende vijf jaar jaarlijks. De evaluatiecommissie reflecteert binnen zes maanden na ontvangst op deze rapportages.

Evaluatiecommissie Omgevingswet

De evaluatiecommissie is belast met het uitvoeren van de evaluatie van de Omgevingswet. De evaluatiecommissie voert hiervoor diverse onderzoeksactiviteiten uit, waaronder (maar niet uitsluitend) twee deelonderzoeken per jaar, werkbezoeken, expertsessies, gesprekken met haar gebruikersraad en de hierboven genoemde reflectie op de Monitor Werking Omgevingswet. De deelonderzoeken vinden plaats van 2024 tot en met 2027, en in die periode biedt de evaluatiecommissie jaarlijks een reflectierapport aan mij aan. In 2028 voert de evaluatiecommissie

herhaalonderzoeken uit. Vervolgens publiceert zij in 2029 de wetseva-luatie, dit is vijf jaar na inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Het eerste reflectierapport 2024 «In werking, maar onderbenut» heeft de evaluatiecommissie inmiddels aan mij aangeboden. Samen met mijn appreciatie van dit rapport en de onderliggende onderzoeksrapporten stuur ik u deze, zoals toegezegd, tezamen met deze voortgangsbrief toe (bijlage 2 en 3a t/m 3d).

De belangrijkste conclusie uit dit rapport is dat gemeenten, provincies en waterschappen in het eerste jaar Omgevingswet de kerninstrumenten uit de wet hebben toegepast. Dat dit hoofdzakelijk beleidsarm gebeurde, vindt de evaluatiecommissie begrijpelijk gezien de omvang van de stelselwijziging. Hierdoor werden de nieuwe mogelijkheden van de Omgevingswet echter nog niet optimaal benut. In dit licht doet de evaluatiecommissie een oproep aan alle gebruikers van de Omgevingswet om de mogelijkheden die het instrumentarium biedt te benutten. Ik onderschrijf deze oproep van harte: alleen als het stelsel goed benut wordt, kunnen we de doelen van de wet behalen en de wet ten volste benutten bij het aanpakken van de maatschappelijke opgaven.

De evaluatiecommissie doet ook een oproep om de gebruiksvriendelijkheid van het DSO te vergroten. Zoals hierboven beschreven zet ik mij hier, samen met de bestuurlijke partners, voor in. De oproep van de evaluatiecommissie zie ik hierbij als een steun in de rug.

Financiële monitoring

Vanuit de financiële monitoring stuur ik u, zoals toegezegd, de resultaten van het onderzoek naar de transitiekosten (bijlage 4) en de Nulmeting (bijlage 5). De Nulmeting dient als basis voor de integrale financiële evaluaties waarvan de eerste aan het einde van 2025 zal worden opgeleverd. De belangrijkste conclusie uit het onderzoek naar de transitiekosten is dat de kosten slechts beperkt zijn toegenomen. Dit in vergelijking met het eerder toegestuurde, geactualiseerde integrale financiële beeld uit 2023, dat grotendeels op inschattingen was gebaseerd.24 Beide rapporten vormen de basis voor de verdere financiële evaluaties na één en vijf jaar.

Naast het ingerichte stelsel van monitoring en evaluatie, zoals hierboven toegelicht, wordt het komende jaar verder gewerkt aan de uitvoering van de toegezegde invoeringstoets.25 De uitkomsten hiervan verwacht ik u aan het einde van 2025 te kunnen toesturen.

Tot slot

Zoals uit de voortgangsrapportage blijkt, gebaseerd op de ervaringen in de praktijk, is het werken met de Omgevingswet goed op gang gekomen en is de ondersteuning via het DSO robuust. Dat betekent niet dat we er al zijn. Dit is een traject van de lange adem waarvoor ik mij, samen met de bestuurlijke partners en alle partijen die bij deze grote stelselwijziging betrokken zijn, blijvend voor zal inzetten. Ik blijf daarbij, samen met hen, vinger aan de pols houden en ik zal uw Kamer blijven informeren over de voortgang.

De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

M.C.G. Keijzer

Eerste Kamer, vergaderjaar 2024-2025, 33 118, GJ

10

1

Rapportage Interbestuurlijk Ketentesten PI32 | Aan de slag met de Omgevingswet

2

Grip op de transitie van de planketen | VNG

3

Netwerk omgevingsplan | VNG

4

Werkplaats Grip op omgevingsplan | Aan de Slag met de Omgevingswet

5

Stb. 2024, 422.

6

Kamerstukken I 2020/21,33 118/34 986, CC & Kamerstukken II 2020/21,33 118, nr. 188.

7

Rapportage Interbestuurlijk Ketentesten PI32 | Aan de slag met de Omgevingswet

8

SPRONG: regionaal samenwerken aan omgevingsplannen | VNG

9

T03746, T03557 en TZ202504-007

10

Kamerstukken II 2017/18, 33 118, nr. 98.

11

Kamerstukken I 2022/23, 33 118/34 986, EV & Kamerstukken I 2024/25, 33 118/34 986, GH, p.4 & Kamerstukken II 2024/25, 33 118, nr. 287, p. 4.

12

Kamerstukken I 2024/25, 33 118/34 986, GH, p.4 & Kamerstukken II 2024/25, 33 118, nr. 287, p. 4.

13

Kamerstukken I 2024/25, 33 118/34 986, GH, p.18-19 & Kamerstukken II 2024/25, 33 118, nr. 287, p. 18-19.

14

Rijks ICT-Dashboard Digitaal stelsel omgevingswet (DSO)

15

Kamerstukken I 2024/25, 33 118/34 986, GH, p.4 & Kamerstukken II 2024/25, 33 118, nr. 287, p. 4.

16

Kamerstukken I 2021/22, 33 118/34 986, DV, bijlage 1 & Rijks ICT-Dashboard Digitaal stelsel omgevingswet (DSO)

17

Kamerstukken I 2022/23, 33 118/34 986, FK en Kamerstukken II 2022/23, 33 118, nr. 259.

18

JLL: Nederlandse vastgoedsector zeer transparant - Stadszaken.nl

19

Resultaten van gebruikersonderzoeken Omgevingsloket | Informatiepunt Leefomgeving

20

Zie voor een nadere uitleg over annoteren: Omgevingsdocumenten annoteren voor toepasbare regels: activiteiten en locaties beschikbaar maken | Informatiepunt Leefomgeving (iplo.nl)

21

Kamerstukken I 2024/25, 33 118/34 986, GH & Kamerstukken II 2024/25, 33 118, nr. 287.

22

Toepasbare regels voor het Omgevingsloket | IPLO

23

Gebruiksvriendelijkheid van het Omgevingsloket | IPLO

24

Kamerstukken I 2023/24, 33 118/34 986, FN.

25

T03747.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.