West-Europese Unie (WEU)

Met dank overgenomen van Europa Nu.
Vlag van de WEU - West-Europese Unie

Deze Europese samenwerkingsorganisatie voor defensie en veiligheid bestond van 1948 tot juni 2011. Het in 1948 gesloten Verdrag van Brussel verplichtte de lidstaten van de West-Europese Unie (WEU) ertoe elkaar bijstand te verlenen bij een aanval op hun grondgebied.

Eind maart 2010 werd bekend gemaakt dat de organisatie per juni 2011 zou worden opgeheven, omdat door het nieuwe EU-Verdrag i de oorspronkelijke taken van de WEU nu voor het overgrote deel door de Europese Unie i uitgevoerd worden. Daarnaast had de NAVO i al een mandaat dat in sterke mate verwant is met de WEU-doelstellingen, waardoor het samenwerkingsverband overbodig was geworden.

De organisatie bestond uit 28 landen die in te delen waren in vier verschillende statuscategorieën:

  • Lidstaten: België, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal en Spanje
  • Geassocieerde leden: IJsland, Hongarije, Noorwegen, Polen, Tsjechië en Turkije
  • Waarnemers: Denemarken, Finland, Ierland, Oostenrijk en Zweden
  • Geassocieerde partners: Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen, Roemenië, Slovenië en Slowakije

Ondanks het feit dat niet alle EU-lidstaten i mochten worden aangemerkt als volwaardig WEU-lidstaat hebben de toenmalige waarnemende landen Finland, Ierland, Oostenrijk en Zweden ermee ingestemd om de zogenoemde Petersbergtaken i van de WEU middels het Verdrag van Amsterdam i (1997) op te nemen als integraal onderdeel van het Europees veiligheids- en defensiebeleid. Dit betekent dat deze landen zich alsnog toelegden op het deelnemen aan missies voor vredeshandhaving, het verstrekken van humanitaire hulp en crisismanagement.

Op het moment dat de WEU in 1984 gereactiveerd werd, was het de bedoeling dat de organisatie de verdediging van de lidstaten op zich zou nemen, zodat de EU los van de NAVO zou kunnen opereren. De WEU zou daarmee de militaire dimensie worden van de Europese Politieke Samenwerking i (EPS). Maar in juni 1996 bereikten de leden van de NAVO in Berlijn voorlopige overeenstemming over het ontwikkelen van een Europese pijler binnen de NAVO. Hierdoor was de WEU niet meer nodig als volwaardig alternatief voor de NAVO.

1.

Basiskenmerken

Stad

Brussel

Land

België i

Website

http://www.weu.int/

Grondslag

Verdrag van Brussel

Opgericht

1948

Opgeheven

2011

Aard organisatie

Europese defensie en veiligheid

2.

Geschiedenis

De oprichting van de WEU door België, Frankrijk, Luxemburg, Nederland en het Verenigd Koninkrijk in 1948 was grotendeels een reactie op het op uitbreiding gerichte beleid van de Sovjet-Unie. Omdat de staten van West-Europa vreesden dat één van hen het volgende slachtoffer van Russische agressie zou zijn, besloten ze dat ze zich bij een aanval op één van hen gezamenlijk zouden verdedigen.

Toen in 1954 het Franse parlement de totstandkoming van de Europese Defensiegemeenschap (EDG) i met daarin West-Duitsland als volwaardige en bewapende lidstaat blokkeerde, moest gezocht worden naar een andere manier om dat land in het West-Europese verdedigingssysteem op te nemen. Daarom besloten de VS, Canada en de landen die aangesloten waren bij het Verdrag van Brussel om West-Duitsland en Italië uit te nodigen om zich ook bij het Verdrag aan te sluiten. Op dat moment werd ook de naam van de verdragsorganisatie veranderd in 'West-Europese Unie.'

De WEU diende in de jaren 1955-1984 niet alleen als instrument om West-Duitsland te integreren in de West-Europese veiligheidsarchitectuur, maar ook speelde de organisatie een rol in de herintegratie van Saarland in West-Duitsland. Daarnaast vervulde de WEU een belangrijke rol als forum voor besprekingen tussen de Europese Gemeenschap i (EG) en het Verenigd Koninkrijk, tot dit land in 1973 zelf ook lid werd van de EG. Na 1973 nam het belang van de WEU af, doordat andere organisaties (met veelal dezelfde leden of meer leden) de taken van de WEU overnamen.

3.

Doelstellingen

In 1984 werd de WEU nieuw leven ingeblazen om de Europese defensie een gemeenschappelijke identiteit te geven. Samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van veiligheid zou ervoor moeten zorgen dat de Europese pijler in de NAVO versterkt werd.

Tot aan de verdragen van Amsterdam (1997) en Nice i (2001) was de WEU de enige functionerende Europese organisatie op het gebied van crisisbeheersing. Dit hield in dat de WEU zorg moest dragen voor de uitvoering van Europese humanitaire missies, reddingsoperaties, vredesbewarende taken, en gewapende taken waaronder vrede-afdwingende taken, zoals neergelegd in de verklaring van Petersberg van 19 juni 1992.

In de Verklaring van Noordwijk op 14 november 1994 gaven de Europese ministers een aanzet tot een Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) waarin de WEU diende te fungeren als defensiecomponent van de Unie. In 1997 werd deze rol bevestigd in het Verdrag van Amsterdam en kreeg de WEU haar eigen operationele capaciteit.

Als gevolg van de totstandkoming van het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) in 2001 heeft de WEU haar operationele taken moeten staken. De Militaire Staf is ontbonden en verschillende organen, zoals bijvoorbeeld het Instituut voor Strategische Studies, zijn inmiddels agentschappen van de Europese Unie geworden. De resterende delen van de WEU (zoals de parlementaire vergadering en het secretariaat-generaal) begonnen vanaf de zomer van 2001 zoveel mogelijk met het mogelijk maken van de administratieve afhandeling van de opheffing van de organisatie.

4.

Organisatie

De WEU kende onder meer een Ministeriële Raad, bestaande uit de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie, en een Permanente Raad, bestaande uit de Permanente Vertegenwoordigers (PVs) bij de WEU. Zij werden ondersteund door het WEU-Secretariaat in Brussel.

Daarnaast beschikte de WEU over een Militair Comité (MC), dat de Raad adviseerde vanuit een militaire invalshoek over militaire en operationele aangelegenheden. Het MC was de hoogste militaire autoriteit binnen de WEU en bestond uit de Chefs van Defensiestaven, die permanent werden vertegenwoordigd door het Comité van Militair Gedelegeerden (MDC).

Het in Parijs gevestigde Western European Union Institute for Security Studies is sinds 2002 vervangen door het European Union Institute for Security Studies. Ook het satellietcentrum van de WEU in de Spaanse plaats Torrejon is vervangen door een nu aan de Europese Unie verbonden orgaan.

Sinds 1984 kwamen de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie tweemaal per jaar in WEU-kader bijeen. De overige vergaderingen waren bijeenkomsten van de Permanente Raad, waarin wekelijks de permanent vertegenwoordigers van de lidstaten bijeen kwamen.

Het WEU-voorzitterschap rouleerde om de zes maanden. Sinds 1999 liep het voorzitterschap van de WEU zoveel mogelijk parallel aan dat van de EU. Wanneer de EU-voorzitter i geen volwaardig lid was van de WEU, werd hiervan afgeweken. Zo bekleedde Nederland tijdens het Zweedse EU-voorzitterschap in de eerste helft van 2001 het WEU-voorzitterschap.

5.

De WEU en de NAVO

De WEU leidde gedurende het grootste gedeelte van de Koude Oorlog een minder dynamisch bestaan, omdat de NAVO primair verantwoordelijk was voor de collectieve zelfverdediging van de aangesloten landen.

In de jaren tachtig nam de belangstelling voor de WEU echter toe, omdat onder de landen van de Europese Gemeenschap i geen overeenstemming bestond over de behandeling van defensievraagstukken binnen de destijds nieuw te vormen Europese Politieke Samenwerking i. De WEU leek daarvoor toen het aangewezen forum. Om die reden werd de WEU in 1984 gereactiveerd om zowel een gemeenschappelijke Europese defensie-identiteit te ontwikkelen, als de Europese pijler binnen de NAVO te versterken.

Hoewel de WEU wel de beschikking kon krijgen over militairen van de lidstaten, beschikten de lidstaten zelf over te weinig geavanceerde wapens, voertuigen en communicatiemiddelen. Daarom wilde de WEU een beroep doen op de NAVO en daarmee de belangrijkste NAVO-lidstaat: de Verenigde Staten. Een belangrijke stap voor samenwerking tussen de WEU en de NAVO werd in 1996 gezet toen de NAVO-ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie besloten dat de WEU NAVO-middelen mocht gebruiken om (in opdracht van de EU) vredesmissies uit te kunnen voeren.

6.

Meer informatie