Hoofdstuk 2: Justitiële samenwerking in civiele zaken

14: Justitiële samenwerking in civiele zaken

  • 1. 
    De Unie ontwikkelt een justitiële samenwerking in civiele zaken die berust op het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen en beslissingen in buitengerechtelijke zaken. Deze samenwerking omvat tevens maatregelen ter onderlinge aanpassing van de nationale wetgeving met grensoverschrijdende gevolgen.
  • 2. 
    Met dat doel nemen het Europees Parlement en de Raad volgens de wetgevingsprocedure wetten en kaderwetten aan die onder ander het volgende beogen:
    • de wederzijdse erkenning tussen de lidstaten van rechterlijke beslissingen en beslissingen in buitengerechtelijke zaken en hun tenuitvoerlegging;
    • de grensoverschrijdende betekening en kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken;
    • verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende regels voor collisie en jurisdictiegeschillen;
    • samenwerking bij het vergaren van bewijsmiddelen;
    • een hoge mate van toegang tot de rechter;
    • de goede werking van burgerrechtelijke procedures, zo nodig door bevordering van de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende bepalingen van burgerlijke rechtsvordering;
    • de ontwikkeling van maatregelen van preventieve justitie en van alternatieve methoden voor geschillenbeslechting;
    • de ondersteuning van de opleiding van magistraten en justitieel personeel.
  • 3. 
    De Raad neemt op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen wetten en kaderwetten aan betreffende het familierecht; hij neemt een besluit na raadpleging van het Europees Parlement. Het Europees Parlement en Raad nemen volgens de wetgevingsprocedure wetten en kaderwetten aan betreffende ouderlijke verantwoordelijkheid.

Voetnoot bij lid 3:

Het is de taak van de Conventie om, rekening houdend met het volledige 2e deel, op horizontale wijze een besluit te nemen over eventuele uitzonderingen op de regel van de gekwalificeerde meerderheid, en bijgevolg over de stemregels die voor dit artikel van toepassing zullen zijn, alsook voor de overige artikelen van dit ontwerp waarin sprake is van eenparigheid.

Opmerkingen

Deze bepaling berust op artikel 65 VEG. De enige wijzigingen van artikel 65 VEG die voortvloeien uit het slotverslag van de werkgroep zijn de volgende:

  • bekrachtiging van het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen en beslissingen in buitengerechtelijke zaken (blz. 6 in fine van het verslag);
  • de ontwikkeling van maatregelen van preventieve justitie en van alternatieve methoden voor geschillenbeslechting;
  • de ondersteuning van de opleiding van magistraten en justitieel personeel;
  • de medebeslissingsprocedure voor maatregelen betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid, dat het enige onderdeel van het familierecht zou zijn waarop de unanimiteitsregel niet van toepassing is (zie blz. 6 en 7 van het verslag).

Het Praesidium acht het niet gerechtvaardigd de verwijzing naar "de goede werking van de interne markt", die momenteel in artikel 65 VEG is opgenomen, ook in de nieuwe bepaling op te nemen . Deze zinsnede staat in het huidige artikel 65 VEG, met name omdat die bepaling onderdeel is van het beleid van de Gemeenschappen en verband houdt met het vrije verkeer van personen binnen de interne markt. Zodra in het nieuwe verdrag een afzonderlijke titel inzake de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht is opgenomen, kan de verwijzing naar de "goede werking van de interne markt" als overbodig worden beschouwd. Voorts lijkt het belangrijkste in dat verband te onderstrepen dat de beoogde maatregelen in het kader van de justitiële samenwerking in civiele zaken "grensoverschrijdende gevolgen" hebben, een formulering die in de voorgestelde bepaling voorkomt.

In aansluiting op de conclusies van Tampere leek het ten slotte van belang om uitdrukkelijk toe te voegen dat de Unie ook maatregelen moet nemen die erop gericht zijn een hoge mate van toegang tot de rechter te garanderen. Dat kan gevolgen hebben voor de toekomstige introductie van minimumnormen die een passend niveau van rechtsbijstand bij grensoverschrijdende zaken in de hele Unie waarborgen, en speciale gemeenschappelijke procedureregels om de afdoening van grensoverschrijdende geschillen te vereenvoudigen en te versnellen, met name waar het gaat om vorderingen van gering belang in het kader van de rechten van de consument bij handelstransacties, of ten slotte voor de opstelling van gemeenschappelijke minimumnormen voor meertalige formulieren of documenten bij grensoverschrijdende procedures.


  • Artikel 14: [Justitiële samenwerking in civiele zaken]
    • 1. 
      De Unie ontwikkelt een justitiële samenwerking in civiele zaken die berust op het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen en beslissingen in buitengerechtelijke zaken. Deze samenwerking omvat tevens maatregelen ter onderlinge aanpassing van de nationale wetgeving met grensoverschrijdende gevolgen.
    • 2. 
      Met dat doel nemen het Europees Parlement en de Raad volgens de wetgevingsprocedure wetten en kaderwetten aan die onder ander het volgende beogen:
      • de wederzijdse erkenning tussen de lidstaten van rechterlijke beslissingen en beslissingen in buitengerechtelijke zaken en hun tenuitvoerlegging;
      • de grensoverschrijdende betekening en kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken;
      • verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende regels voor collisie en jurisdictiegeschillen;
      • samenwerking bij het vergaren van bewijsmiddelen;
      • een hoge mate van toegang tot de rechter;
      • de goede werking van burgerrechtelijke procedures, zo nodig door bevordering van de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende bepalingen van burgerlijke rechtsvordering;
      • de ontwikkeling van maatregelen van preventieve justitie en van alternatieve methoden voor geschillenbeslechting;
      • de ondersteuning van de opleiding van magistraten en justitieel personeel.
    • 3. 
      De Raad neemt op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen wetten en kaderwetten aan betreffende het familierecht; hij neemt een besluit na raadpleging van het Europees Parlement. Het Europees Parlement en Raad nemen volgens de wetgevingsprocedure wetten en kaderwetten aan betreffende ouderlijke verantwoordelijkheid.

    Voetnoot bij lid 3:

    Het is de taak van de Conventie om, rekening houdend met het volledige 2e deel, op horizontale wijze een besluit te nemen over eventuele uitzonderingen op de regel van de gekwalificeerde meerderheid, en bijgevolg over de stemregels die voor dit artikel van toepassing zullen zijn, alsook voor de overige artikelen van dit ontwerp waarin sprake is van eenparigheid.