Hoofdstuk 4: Politiële samenwerking

21: Samenwerking op het gebied van binnenlandse veiligheid

  • 1. 
    De Unie ontwikkelt een vorm van samenwerking waarbij alle bevoegde autoriteiten op het gebied van binnenlandse veiligheid van de lidstaten betrokken zijn, met inbegrip van de politie, de douane en andere gespecialiseerde diensten belast met het voorkomen, opsporen en onderzoeken van strafbare feiten.
  • 2. 
    Het Europees Parlement en de Raad nemen daartoe volgens de wetgevingsprocedure wetten en kaderwetten aan die betrekking hebben op:
    • de verzameling, opslag, verwerking, analyse en uitwisseling van relevante informatie;
    • opleiding et uitwisseling van personeel, apparatuur en onderzoek;
    • elke andere niet in het volgende lid bedoelde maatregel, die de samenwerking tussen de in dit artikel bedoelde autoriteiten bevordert.
  • 3. 
    De Raad kan met eenparigheid van stemmen wetten en kaderwetten aannemen die betrekking hebben op de operationele samenwerking tussen de in dit artikel bedoelde autoriteiten. Hij neemt een besluit na raadpleging van het Europees Parlement.

Opmerkingen

De voorgestelde redactie is grotendeels ontleend aan het huidige artikel 30, lid 1, VEU, zij het in verkorte versie. Alleen politiële samenwerking wordt bestreken, waarin het dus verschilt van artikel 4 van deze titel, dat alles bestrijkt wat onder de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht valt. Wat de besluitvormingsprocedure betreft, houdt het ontwerp, via het onderscheid tussen lid 2 en lid 3, rekening met het verslag van de werkgroep waarin wordt aanbevolen op het gebied van de politiële samenwerking voortaan de gekwalificeerde meerderheid en de medebeslissing te hanteren, behalve voor de regels betreffende de uitoefening van de operationele bevoegdheden van de nationale politieautoriteiten, de gemeenschappelijke onderzoeksteams en de wetshandhavingsdiensten op het grondgebied van een andere lidstaat (cf. bladzijde 14 van het verslag).

Hierbij moet worden opgemerkt dat het huidige artikel 30 van het VEU bepaalt dat uitwisseling van informatie tussen de nationale diensten en met Europol, geschiedt "onder voorbehoud van passende bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens". Op die basis zijn bepalingen m.b.t. "gegevensbescherming" opgenomen in de diverse instrumenten van de derde pijler waar persoonsgegevens in het geding kunnen zijn. Dit onderwerp had derhalve uitdrukkelijk kunnen worden vermeld om een rechtsgrondslag te scheppen voor de handhaving en de nadere ontwikkeling van dergelijke bepalingen.

Gezien de afschaffing van de pijlers lijkt het echter logischer dat kan worden voorzien in een algemene regeling voor de bescherming van persoonsgegevens, die zowel de huidige communautaire regeling (namelijk de richtlijn "gegevensbescherming", die gebaseerd is op artikel 95 VEG voor het optreden van de lidstaten, en artikel 286 VEG voor het optreden van de instellingen) als het optreden in het kader van de huidige derde pijler zou omvatten en waarvoor het niet nodig is in dit hoofdstuk een specifieke rechtsgrondslag voor gegevensbescherming op te nemen. Daarom zal in de Titel "Het democratisch leven van de Unie" van het 1e deel van de Grondwet een nieuw, algemeen artikel over de bescherming van persoonsgegevens worden voorgesteld. Dit artikel moet niet alleen de tekst van het huidige artikel 286 VEG over het optreden van de instellingen en organen van de Unie overnemen, maar tevens een rechtsgrondslag bevatten voor de aanneming van voorschriften inzake de verwerking van persoonsgegevens door de autoriteiten van de lidstaten wanneer zij handelen uit hoofde van het Gemeenschapsrecht. Vanzelfsprekend zal de wetgever op grond van die nieuwe, algemene rechtsgrondslag specifieke voorschriften inzake gegevensbescherming voor de politiële sector kunnen vaststellen.

22: Europol

  • 1. 
    De opdracht van Europol is het optreden van de politie-instanties van de lidstaten, alsmede hun wederzijdse samenwerking bij de voorkoming en bestrijding van zware criminaliteit waardoor twee of meer lidstaten worden getroffen, bij terrorisme en vormen van criminaliteit die een schending inhouden van een gemeenschappelijk belang dat tot het beleid van de Unie behoort, te ondersteunen en te versterken.
  • 2. 
    Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de wetgevingsprocedure de structuur, de werkwijze, het actiegebied en de taken van Europol vast. Die taken kunnen het volgende omvatten:
    • de verzameling, opslag, verwerking, analyse en uitwisseling van informatie die de autoriteiten van de lidstaten of van derde landen of instanties hebben verstrekt;
    • de coördinatie, organisatie en uitvoering van onderzoeken en operationele acties, die gezamenlijk met de diensten van de lidstaten of in gezamenlijke onderzoeksteams worden uitgevoerd. De in het vorige lid bedoelde wet stelt de wijze vast waarop de activiteiten van Europol door het Europees Parlement, samen met de nationale parlementen, worden gecontroleerd.
  • 3. 
    Iedere operationele actie van Europol moet worden uitgevoerd in overleg en overeenstemming met de diensten van de lidstaat of lidstaten op wiens grondgebied de actie wordt uitgevoerd. Over het gebruik van dwangmiddelen beslissen alleen de bevoegde nationale autoriteiten.

Opmerkingen

In dit ontwerp-artikel worden de aanbevelingen van de werkgroep over Europol omgezet in artikelen (zie slotverslag, blz. 14, 18 en 23). Overeenkomstig die aanbevelingen wordt in het eerste lid alleen de algemene opdracht van Europol bevestigd. De structuur, de regels voor de werkwijze, de concrete actiegebieden en de taken van Europol zullen voortaan door de wet worden geregeld (die in de plaats zal komen van de huidige Europol-overeenkomst) en niet meer door gedetailleerde Verdragsbepalingen (zie het huidige artikel 30, lid 2, van het VEU). Lid 2 van dat artikel beperkt zich tot het aangeven van de mogelijke bevoegdheden die de wetgever aan Europol zou kunnen opdragen, voorzover hij dat nodig acht. De wetgever moet in elk geval de grenzen van de mogelijke bevoegdheden van Europol eerbiedigen, zoals die ondubbelzinnig door lid 3 zijn gesteld en die waarborgen dat de lidstaten steeds de operationele acties van Europol kunnen controleren en exclusief bevoegd blijven voor het gebruik van dwangmiddelen. Tot slot moet dit artikel volgens de wetgevingsprocedure (medebeslissing) worden uitgevoerd, waarbij de Raad een besluit neemt met gekwalificeerde meerderheid, zoals te lezen staat in het verslag van de werkgroep (zie blz. 14:

"Verbetering van de effectiviteit van Europol en Eurojust is van cruciaal belang voor de Europese politiële en justitiële samenwerking en zou derhalve in beginsel het voorwerp moeten zijn van besluiten met gekwalificeerde meerderheid en medebeslissing; dat geldt voor een eventuele uitbreiding van het werkterrein van Europol en Eurojust tot nieuwe soorten misdrijven, voor alle voorschriften inzake hun organisatie en management en voor een eventuele uitbreiding van hun bestaande bevoegdheden.")

23: Interventies op het grondgebied van een andere lidstaat

De Raad neemt met eenparigheid van stemmen wetten en kaderwetten aan die de voorwaarden en de beperkingen vastleggen binnen dewelke de in de artikelen 13 en 15 bedoelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het grondgebied van een andere lidstaat mogen optreden in overleg en overeenstemming met de autoriteiten van die staat. Hij besluit na raadpleging van het Europees Parlement.

Commentaar

Dit ontwerp-artikel neemt de rechtsgrondslag van het huidige artikel 32 VEU over. Het artikel heeft uitsluitend betrekking op de nationale autoriteiten want de corresponderende bevoegdheden van Europol vallen onder de rechtsgrondslag van artikel 14. Overeenkomstig de aanbeveling van de groep op bladzijde 14, punt "v." van het slotverslag, zijn eenparigheid van stemmen binnen de Raad en raadpleging van het Europees Parlement noodzakelijk, in afwijking van de gewone wetgevingsprocedure. Het spreekt vanzelf dat noch dit artikel noch de andere artikelen van deze titel beogen de lidstaten die zulks wensen te beletten bilaterale overeenkomsten te sluiten waarin wordt voorzien in een nauwere samenwerking tussen hun betrokken autoriteiten.


  • Artikel 21: [Samenwerking op het gebied van binnenlandse veiligheid]
    • 1. 
      De Unie ontwikkelt een vorm van samenwerking waarbij alle bevoegde autoriteiten op het gebied van binnenlandse veiligheid van de lidstaten betrokken zijn, met inbegrip van de politie, de douane en andere gespecialiseerde diensten belast met het voorkomen, opsporen en onderzoeken van strafbare feiten.
    • 2. 
      Het Europees Parlement en de Raad nemen daartoe volgens de wetgevingsprocedure wetten en kaderwetten aan die betrekking hebben op:
      • de verzameling, opslag, verwerking, analyse en uitwisseling van relevante informatie;
      • opleiding et uitwisseling van personeel, apparatuur en onderzoek;
      • elke andere niet in het volgende lid bedoelde maatregel, die de samenwerking tussen de in dit artikel bedoelde autoriteiten bevordert.
    • 3. 
      De Raad kan met eenparigheid van stemmen wetten en kaderwetten aannemen die betrekking hebben op de operationele samenwerking tussen de in dit artikel bedoelde autoriteiten. Hij neemt een besluit na raadpleging van het Europees Parlement.
  • Artikel 22: [Europol]
    • 1. 
      De opdracht van Europol is het optreden van de politie-instanties van de lidstaten, alsmede hun wederzijdse samenwerking bij de voorkoming en bestrijding van zware criminaliteit waardoor twee of meer lidstaten worden getroffen, bij terrorisme en vormen van criminaliteit die een schending inhouden van een gemeenschappelijk belang dat tot het beleid van de Unie behoort, te ondersteunen en te versterken.
    • 2. 
      Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de wetgevingsprocedure de structuur, de werkwijze, het actiegebied en de taken van Europol vast. Die taken kunnen het volgende omvatten:
      • de verzameling, opslag, verwerking, analyse en uitwisseling van informatie die de autoriteiten van de lidstaten of van derde landen of instanties hebben verstrekt;
      • de coördinatie, organisatie en uitvoering van onderzoeken en operationele acties, die gezamenlijk met de diensten van de lidstaten of in gezamenlijke onderzoeksteams worden uitgevoerd. De in het vorige lid bedoelde wet stelt de wijze vast waarop de activiteiten van Europol door het Europees Parlement, samen met de nationale parlementen, worden gecontroleerd.
    • 3. 
      Iedere operationele actie van Europol moet worden uitgevoerd in overleg en overeenstemming met de diensten van de lidstaat of lidstaten op wiens grondgebied de actie wordt uitgevoerd. Over het gebruik van dwangmiddelen beslissen alleen de bevoegde nationale autoriteiten.
  • Artikel 23: [Interventies op het grondgebied van een andere lidstaat]

    De Raad neemt met eenparigheid van stemmen wetten en kaderwetten aan die de voorwaarden en de beperkingen vastleggen binnen dewelke de in de artikelen 13 en 15 bedoelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het grondgebied van een andere lidstaat mogen optreden in overleg en overeenstemming met de autoriteiten van die staat. Hij besluit na raadpleging van het Europees Parlement.