Hoofdstuk 4: Beperkende maatregelen

Inhoudsopgave

31: {Procedure}

  • 1. 
    Ingeval een besluit betreffende een standpunt of een optreden van de Unie dat volgens de bepalingen betreffende het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van hoofdstuk 1 van deze titel is vastgesteld, voorziet in de onderbreking of de gehele of gedeeltelijke beperking van de economische en financiƫle betrekkingen met een of meer derde landen, neemt de Raad op gezamenlijk voorstel van de minister van Buitenlandse Zaken en de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de nodige maatregelen. Hij stelt het Europees Parlement daarvan in kennis.
  • 2. 
    De Raad kan op de in lid 1 genoemde gebieden volgens dezelfde procedure beperkende maatregelen vaststellen jegens natuurlijke of rechtspersonen, groepen of andere dan staatsentiteiten.

Commentaar

  • 1. 
    Lid 1 neemt artikel 301 VEG over, met een verwijzing naar de financiƫle betrekkingen om de in artikel 60 VEG genoemde gebieden te bestrijken. De Raad besluit op voorstel van de minister van Buitenlandse Zaken en de Commissie, om te zorgen voor de samenhang van de voorgestelde maatregelen. Dit hoofdstuk heeft betrekking op de vaststelling van beperkende maatregelen op grond van een besluit betreffende het buitenlands beleid, die onder de bepalingen van hoofdstuk 1 valt. De beperkende maatregelen die de Unie kan invoeren nadat is vastgesteld dat een derde land de oorsprongsregels schendt, vallen onder hoofdstuk 5, "Internationale akkoorden". De tekst bevat een nieuwe bepaling over het in kennis stellen van het Europees Parlement.
  • 2. 
    De verdragen voorzien momenteel alleen in een rechtsgrondslag voor beperkende maatregelen jegens staten. Soms heeft zich evenwel de behoeften aan andere soorten maatregelen doen gevoelen. Dit lid verschaft de Unie een rechtsgrondslag voor beperkende maatregelen jegens natuurlijke of rechtspersonen, niet-staatsgroepen enz.