Hoofdstuk V - Beperkende maatregelen

III-219: Procedure

  • 1. 
    Ingeval een besluit betreffende een standpunt of een optreden van de Unie dat volgens de bepalingen betreffende het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van hoofdstuk 1 van deze titel is vastgesteld, voorziet in de onderbreking of de gehele of gedeeltelijke beperking van de economische en financiƫle betrekkingen met een of meer derde landen, neemt de Raad op gezamenlijk voorstel van de minister van Buitenlandse Zaken en de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de nodige maatregelen. Hij stelt het Europees Parlement daarvan in kennis.
  • 2. 
    De Raad kan op de in lid 1 genoemde gebieden volgens dezelfde procedure beperkende maatregelen vaststellen jegens natuurlijke of rechtspersonen, groepen of andere dan staatsentiteiten.

Toelichting

De bepaling betreffende beperkende maatregelen is niet gewijzigd. Het Praesidium nam er nota van dat de Conventie ingenomen was met de nieuwe bepaling die de Unie in staat stelt beperkende financiƫle en economische maatregelen te treffen tegen groepen en individuen (en niet alleen tegen staten). Het vond het niet nodig de grondrechten te vermelden, aangezien de opneming van het Handvest van de grondrechten deze bindend maken voor de Unie in haar gehele optreden. Bovendien bevat het horizontale [artikel III-188 (voorheen artikel 1)] de vermelding van de naleving van de mensenrechten en het internationaal recht.

In enkele wijzigingsvoorstellen is uitbreiding voorgesteld van de werkingssfeer van lid 2 van [artikel III-219 (voorheen artikel 31)] tot visumbeperkingen. Het Praesidium was evenwel van oordeel dat dit zou leiden tot gecompliceerder procedures en ongewenste vertraging bij de aanvragen: een besluit dat uit hoofde van hoofdstuk II is aangenomen waarbij visumbeperkingen worden ingevoerd, kan rechtstreeks door de lidstaten worden toegepast.