Geschiedenis Europese Grondwet - Hoofdinhoud
In het verleden zijn diverse pogingen gedaan tot een Europese Grondwet te komen. Die zijn alle mislukt. Wel is in 2009 het Verdrag van Lissabon i in werking getreden, als alternatief voor een Europese Grondwet.
Inhoudsopgave
Het streven naar een Europese Grondwet is al oud en in feite kan men zeggen dat het document dat Nederlanders op 1 juni 2005 i verwierpen de vierde serieuze poging is om te komen tot een Europese Grondwet.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd door diverse verzetsgroepen nagedacht over een Europabrede naoorlogse samenwerking, die geregeld moest worden in een Europese Grondwet. Gelijk na de oprichting van de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal (EGKS) in 1952 werden plannen gemaakt voor de opstelling van een Europees Statuut. In Nederland probeerde men de geesten hiervoor rijp te maken met een proefreferendum in Delft en Bolsward in december 1952.
In juni 1979 werd voor het eerst het Europees Parlement door algemene verkiezingen gekozen. Het streven naar een Europese Grondwet werd toen nieuw leven ingeblazen en het Parlement kwam tot een ontwerpverdrag tot oprichting van de Europese Unie (februari 1984). Na 1989 deed het Europees Parlement een nieuwe poging, wat leidde tot een ontwerp-Europese Grondwet in januari 1994. Het Europees Statuut (1953) en de ontwerp-grondwetten van 1984 en 1994 hebben alledrie een sterk sturende werking gehad op de wijze waarop Europese samenwerking richting kreeg.
In 2000 werd in de Franse badplaats Nice het startsein gegeven voor een grootscheepse hervorming van de Europese verdragen. De Europese regeringsleiders waren in Frankrijk bijeengekomen in een intergouvernementele conferentie i (IGC) om te praten over de uitbreiding van de Europese Unie met twaalf nieuwe lidstaten. Er werd ingezien dat de uitbreiding niet gerealiseerd kon worden zonder grootschalige hervormingen van de Unie.
De bestaande verdragen ondergingen in 2000 al wel enkele wijzigingen, die zijn vastgelegd in het zgn. "Verdrag van Nice". De regeringsleiders waren het er echter over eens dat fundamenteler wijzigingen nodig waren. Mogelijkheden hiertoe staan vastgelegd in de "Verklaring betreffende de Toekomst van de Unie", die als bijlage bij het Verdrag van Nice werd gevoegd. Aan deze Verklaring werd tijdens de Europese Top van Laken (december 2001) nadere invulling i gegeven.
Hieronder volgt de volledige verklaring.
De Europese Conventie was een vergadering die de belangrijkste overheden in Europa verenigde om te praten over de totstandkoming van een Europese Grondwet. De 217 deelnemers vertegenwoordigden de regeringen van alle EU-lidstaten; de nationale parlementen (zowel de Eerste als de Tweede Kamers); de Europese Commissie; en het Europees Parlement.
Daarnaast hadden de regeringen en de parlementen van de 13 kandidaat-lidstaten (inclusief Roemenië, Bulgarije en Turkije) waarnemers gestuurd. Ook andere Europese instellingen als de Europese Ombudsman, de Europese sociale partners, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's waren als waarnemers aanwezig.
De werkzaamheden van de Europese Conventie over de toekomst van de Europese Unie vonden plaats van februari 2002 tot en met juli 2003 onder leiding van de voormalige Franse president Valéry Giscard d'Estaing i. Op 18 juli 2003 overhandigde Giscard de ontwerp-Grondwet voor de Europese Unie in Rome aan de Italiaanse premier Silvio Berlusconi. Deze ontwerp-Grondwet was het sluitstuk van onderhandelingen, die binnen het kader van de Europese Conventie ruim anderhalf jaar hebben geduurd.
Dit document vormde de basis voor onderhandelingen tussen regeringsleiders, tijdens de Intergouvernementele Conferentie i (IGC) die duurde van oktober 2003 tot juni 2004.
Van 4 oktober 2003 tot en met 18 juni 2004 vond de Intergouvernementele Conferentie (IGC) plaats die heeft geleid tot de opstelling van een nieuw verdrag tot opstelling van een Grondwet voor Europa. Een IGC wordt bijeengeroepen door de staatshoofden en regeringsleiders van de EU-lidstaten, als de basisverdragen gewijzigd worden.
In het kader van de IGC zijn ministers en regeringsleiders gedurende 2003 negen keer bijeengekomen, om de definitieve tekst vast te stellen. De onderhandelingen zijn tijdens de Europese Raad van 12-13 december 2003 uitgelopen op een mislukking. Tijdens de Europese Raad van 25-26 maart 2004 zijn de besprekingen hervat. Na drie voorbereidende vergaderingen door ministers van buitenlandse zaken in mei en juni 2004, bereikten de Europese leiders tijdens een Top op 17 en 18 juni 2004 i een akkoord over de Europese grondwet.
De basis voor de onderhandelingen was een ontwerp-Grondwet, die is geproduceerd door de Europese Conventie i. Deze denktank, waarin parlementariërs en regeringsvertegenwoordigers uit alle EU-lidstaten bijeenkwamen, vergaderde hierover van februari 2002 tot juli 2003. Tijdens de IGC zijn alle artikelen van deze ontwerp-Grondwet volledig herzien en op vele punten gewijzigd.
De Europese Grondwet werd op 29 oktober 2004 in Rome ondertekend door de regeringsleiders en staatshoofden van alle EU-lidstaten. Dit verdrag kon pas in werking treden als ook de parlementen van alle EU-lidstaten het document hadden geratificeerd (goedgekeurd). Sommige landen besloten om hier een referendum aan vooraf te laten gaan, andere landen onderwierpen de Europese Grondwet slechts aan een parlementaire stemming.
Het eerste referendum vond plaats in Spanje, op 20 februari 2005. Het ja kreeg in Spanje een meerderheid van 76,7 procent. Op 10 juli 2005 keurden ook de Luxemburgers het verdrag per referendum goed, 56,5 procent stemde voor. Daarnaast hebben ook de parlementen van Litouwen, Hongarije, Slovenië, Italië, Griekenland, Slowakije, België, Oostenrijk, Duitsland, Letland, Cyprus, Malta, Estland en Finland de Europese Grondwet goedgekeurd. In deze landen ging hier geen referendum aan vooraf. Roemenië en Bulgarije werden op 1 januari 2007 automatisch partij bij de Europese Grondwet tegelijk met hun lidmaatschap van de Europese Unie. Beide landen maakten deze keuze echter niet bewust: de Europese Grondwet was 'ingebakken' in het EU-toetredingsverdrag.
De goedkeuringsprocedure had vanaf de referenda in Frankrijk en Nederland echter aan relevantie ingeboet. In beide landen sprak een meerderheid van de kiezers zich tegen de Europese Grondwet uit. In Frankrijk won het nee op zondag 29 mei 2005 met 54,9 procent, in Nederland kreeg het nee op 1 juni 2005 zelfs 61,5 procent. Europese leiders besloten tijdens een top op 16 juni 2005 om de onstane crisis rond de EU-grondwet opnieuw te bespreken in het voorjaar van 2006. Deze bespreking leidde tot de verlenging van de 'tijd van bezinning' tot het voorjaar van 2007.
Uiteindelijk is besloten een nieuw Verdrag op te stellen: het Verdrag van Lissabon i. Dat is op 1 december 2009 in werking getreden.
Na de afwijzing van de Europese Grondwet tijdens referenda in Frankrijk (29 mei 2005) en Nederland (1 juni 2005), bespraken Europese leiders op 16 en 17 juni 2005 de ontstane crisissituatie. Wat moet er nu gebeuren? Acht landen, waaronder Groot-Brittannië, Ierland, Denemarken en Polen, hadden zich op dat moment nog niet over de Europese Grondwet uitgesproken. Moesten deze landen nog de kans krijgen zich uit te spreken? Of was de Europese Grondwet nu 'dood'?
In juni 2005 besloten de Europese leiders tot "een periode van bezinning en debat". Eén jaar later verlengden de Europese leiders deze denkpauze. De periode van bezinning werd afgesloten toen de Duitse bondskanselier Angela Merkel in maart 2007 de Verklaring van Berlijn presenteerde, waarmee het proces van verdragshervorming een nieuwe impuls kreeg.
Ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van de Verdragen van Rome i is op zondag 25 maart 2007 de zogenaamde 'Verklaring van Berlijn' ondertekend. Het document spreekt de intentie uit om nog vóór de Europese verkiezingen van juni 2009 de Europese Unie een "vernieuwde gemeenschappelijke basis" te geven. De tekst kreeg de steun van de leiders van alle 27 EU-lidstaten en is onderaan te downloaden in het documentenoverzicht.
De regeringsleiders en staatshoofden van de 27 EU-lidstaten hebben op in de nacht van 21 op 22 juni 2007 een akkoord over een nieuw Europees wijzigingsverdrag uitonderhandeld. Hierna worden de juridische implicaties van dit akkoord uitgewerkt tijdens een Intergouvernementele Conferentie (IGC).
Vanaf 23 juli 2007 zullen juridische experts van alle lidstaten gezamenlijk het nieuwe verdrag opstellen, op basis van de afspraken die zijn gemaakt tijdens de Europese top van juni 2007. De IGC wordt afgesloten met een ceremonie waarbij de Europese leiders hun handtekening zullen zetten onder het nieuwe verdrag.
Op het moment dat de Europese leiders hun handtekening hebben gezet onder een nieuw overeenstemming hebben bereikt over een nieuw Europees verdrag, zijn de van de EU-lidstaten aan zet. De parlementen van alle lidstaten moeten het nieuwe verdrag goedkeuren, voordat het nieuwe verdrag in werking kan treden. In de Verklaring van Berlijn sprak de Duitse bondskanselier Merkel de hoop uit dat het goedkeuringsproces afgerond kan worden in het voorjaar van 2009.
De startdatum van het parlementaire goedkeuringsproces is volledig afhankelijk van de snelheid waarmee de regeringsleiders de onderhandelingen over het nieuwe verdrag afronden. Bovendien lijkt de kans groot dat sommige landen een referendum organiseren, voordat het parlement zich uitspreekt over de verdragswijziging. In 2005 leidde dit tot het stilzetten van de goedkeuringsprocedure voor de Europese Grondwet, toen zowel het Franse referendum als het Nederlandse referendum een 'nee' opleverde.