Deel IV: Algemene en slotbepalingen

IV-2: Intrekking van de vorige verdragen

  • 1. 
    Bij dit verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa worden het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Verdrag betreffende de Europese Unie, alsmede, onder de in het protocol betreffende de akten en verdragen houdende aanvulling of wijziging van het EG-Verdrag en het EU-Verdrag [*] bepaalde voorwaarden, de akten en verdragen waarbij deze zijn gewijzigd of aangevuld, ingetrokken, onder voorbehoud van het bepaalde in de leden 2 en 3.
  • 2. 
    Ingetrokken worden de verdragen betreffende de toetreding van:
    • a) 
      het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
    • b) 
      de Helleense Republiek,
    • c) 
      het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek,
    • d) 
      de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden, en
    • e) 
      de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek.
  • 3. 
    Niettemin:
    • blijven van de in de punten a) tot en met d) bedoelde verdragen de bepalingen die in het protocol [**] aangaande de verdragen en akten betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden zijn opgenomen, van kracht en worden de rechtsgevolgen ervan gehandhaafd overeenkomstig dat protocol;
    • blijven van het in punt e) bedoelde verdrag de bepalingen die in het protocol 2 aangaande het verdrag en de akte betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek zijn opgenomen of waarnaar in dat protocol wordt verwezen, van kracht en worden de rechtsgevolgen ervan gehandhaafd overeenkomstig dat protocol.".

 

IV-3: Rechtsopvolging en -continuïteit

  • 1. 
    De bij dit verdrag opgerichte Europese Unie treedt in de plaats van de Europese Unie die bij het Verdrag betreffende de Europese Unie is opgericht en van de Europese Gemeenschap.
  • 2. 
    Behoudens de bepalingen van artikel IV-3 bis blijven de op de datum van inwerkingtreding van dit verdrag bestaande instellingen[*], organen en instanties, in de samenstelling die zij op dat moment hebben hun bevoegdheden als bedoeld in dit verdrag uitoefenen zolang er geen nieuwe bepalingen ter uitvoering van dit verdrag zijn vastgesteld of tot het einde van hun ambtstermijn.
  • 3. 
    De handelingen van de instellingen, organen en instanties die zijn vastgesteld op basis van de bij artikel IV-2 ingetrokken verdragen en akten, blijven van kracht. De rechtsgevolgen ervan blijven gehandhaafd zolang deze handelingen ter uitvoering van dit verdrag niet zijn ingetrokken, nietig verklaard of gewijzigd. Dit geldt ook voor de tussen lidstaten op basis van de bij artikel IV-2 ingetrokken verdragen en akten gesloten akkoorden.

    De overige elementen van het op de datum van inwerkingtreding van dit verdrag bestaande acquis van de Gemeenschap en van de Unie, te weten de interinstitutionele akkoorden, de besluiten en akkoorden die overeengekomen zijn door de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, de door de lidstaten gesloten overeenkomsten die de werking van de Unie of van de Gemeenschap betreffen of die verband houden met het optreden van de Unie of de Gemeenschap, de verklaringen, inclusief die welke in het kader van intergouvernementele conferenties zijn afgelegd, alsmede de resoluties en overige standpunten van de Europese Raad of van de Raad van Ministers, en die betreffende de Unie of de Gemeenschap die in onderling overleg tussen de lidstaten zijn aangenomen, blijven eveneens gehandhaafd zolang zij niet worden ingetrokken of gewijzigd.

  • 4. 
    De rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en van het Gerecht van eerste aanleg betreffende de uitlegging en de toepassing van de bij artikel IV-2 ingetrokken verdragen en akten, alsmede van de handelingen en akkoorden met het oog op de toepassing ervan, blijft mutatis mutandis de authentieke bron van uitlegging van het recht van de Unie en met name van de overeenkomstige bepalingen van de Grondwet.
  • 5. 
    De continuïteit van de administratieve en gerechtelijke procedures die zijn ingeleid vóór de datum van inwerkingtreding van dit verdrag wordt gewaarborgd met inachtneming van de Grondwet. De instellingen en organen die voor deze procedures verantwoordelijk zijn, nemen daartoe alle dienstige maatregelen.

 

IV-3 bis: Overgangsbepalingen betreffende bepaalde instellingen

De overgangsbepalingen betreffende de samenstelling van het Europees Parlement, betreffende [de omschrijving van de gekwalificeerde meerderheid in de Europese Raad en in de Raad, met inbegrip van de gevallen waarin niet alle leden van de Europese Raad of de Raad aan de stemming deelnemen], alsmede betreffende [de samenstelling van de Commissie, daaronder begrepen de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie], staan in het protocol betreffende de overgangsbepalingen met betrekking tot de instellingen en organen van de Unie. [*]

IV-4: Territoriaal toepassingsgebied

  • 1. 
    Dit verdrag is van toepassing op het Koninkrijk België, de Republiek Tsjechië, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
  • 2. 
    Krachtens artikel III-330 i is dit verdrag van toepassing op Guadeloupe, Frans Guyana, Martinique, Réunion, de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden.
  • 3. 
    Voor de landen en gebieden overzee waarvan de lijst als in bijlage II is opgenomen, geldt de bijzondere associatieregeling omschreven in titel IV van deel III van dit verdrag tot vaststelling van de Grondwet.

    Dit verdrag is niet van toepassing op de landen en gebieden overzee die met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland bijzondere betrekkingen onderhouden en die niet op bovengenoemde lijst voorkomen.

  • 4. 
    Dit verdrag is van toepassing op de Europese grondgebieden welker buitenlandse betrekkingen door een lidstaat worden behartigd.
  • 5. 
    Dit verdrag is van toepassing op de Åland-eilanden, met inbegrip van de uitzonderingen die oorspronkelijk waren vervat in het in artikel IV-2, onder d), van de Grondwet bedoelde verdrag en die thans zijn opgenomen in het Protocol inzake de verdragen en akten betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden. [*]
  • 6. 
    In afwijking van de voorgaande leden:
    • a) 
      is dit verdrag niet van toepassing op de Faeröer;
    • b) 
      is dit verdrag van toepassing op Akrotiri en Dhekelia, zijnde de zones van Cyprus die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vallen, uitgezonderd voorzover nodig om de uitvoering te waarborgen van de regelingen die oorspronkelijk waren vervat in het Protocol nr. 3 betreffende de zones van Cyprus die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vallen, dat gehecht is aan de Akte betreffende de toetreding, die een integrerend deel uitmaakt van het in artikel IV-2, lid 2, onder e), van de Grondwet genoemde verdrag, welke regelingen thans zijn opgenomen in het Protocol inzake het verdrag en de Akte betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek; [*][**]
    • c) 
      is dit verdrag slechts van toepassing op de Kanaaleilanden en op het eiland Man voorzover nodig om de uitvoering te waarborgen van de regeling voor deze eilanden die oorspronkelijk was vervat in het in artikel IV-2, lid 2, onder a), van de Grondwet genoemde verdrag, en die thans is opgenomen in het Protocol inzake de verdragen en akten betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden. [*]
  • 7. 
    De Europese Raad kan op initiatief van de betrokken lidstaat een Europees besluit vaststellen tot wijziging van de status ten aanzien van de Unie van een Frans, Nederlands of Deens land of gebied overzee als bedoeld in de leden 2 en 3 van dit artikel. De Europese Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van de Commissie.

Verklaring voor de slotakte ad artikel IV-4

De Hoge Verdragssluitende Partijen komen overeen dat de Europese Raad krachtens artikel IV-4, lid 7, van de Grondwet een Europees besluit zal nemen om Mayotte ten opzichte van de Unie de status van ultraperifeergebied in de zin van de artikelen IV-4, lid 2, en III-330 i van de Grondwet te verlenen, wanneer de Franse autoriteiten de Europese Raad en de Commissie mededelen dat de huidige evolutie in de interne status van het eiland daarvoor de ruimte biedt. [***]

 

IV-5: Regionale unies

Het verdrag vormt geen beletsel voor het bestaan en de voltooiing van de regionale unies tussen België en Luxemburg alsmede tussen België, Luxemburg en Nederland, voorzover de doelstellingen van die regionale unies niet bereikt zijn door toepassing van genoemd verdrag.

IV-6: Protocollen

De aan dit verdrag gehechte protocollen maken een integrerend deel daarvan uit.

IV-7: Procedure voor herziening

  • 1. 
    De regering van iedere lidstaat, het Europees Parlement en de Europese Commissie kunnen aan de Europese Raad ontwerpen tot herziening van dit verdrag voorleggen. Deze ontwerpen worden door de Raad aan de Europese Raad toegezonden en worden ter kennis gebracht van de nationale parlementen van de lidstaten.
  • 2. 
    Indien de Europese Raad, na raadpleging van het Europees Parlement en van de Europese Commissie, met gewone meerderheid besluit dat de voorgestelde wijzigingen worden besproken, roept de voorzitter van de Europese Raad een Conventie bijeen die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de nationale parlementen van de lidstaten, de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten, het Europees Parlement en de Commissie. Ook de Europese Centrale Bank wordt geraadpleegd in geval van institutionele wijzigingen op monetair gebied. De Conventie beziet de ontwerpen tot herziening en neemt bij consensus een aanbeveling aan voor een Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten als voorzien in in lid 3.

    De Europese Raad kan met gewone meerderheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement, besluiten geen Conventie bijeen te roepen indien de reikwijdte van de wijzigingen bijeenroeping niet rechtvaardigt. In dit laatste geval stelt de Europese Raad het mandaat van een Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten vast.

  • 3. 
    Een Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten wordt door de voorzitter van de Raad van Ministers bijeengeroepen, teneinde in onderlinge overeenstemming de in dit verdrag aan te brengen wijzigingen vast te stellen. De wijzigingen treden in werking nadat zij door alle lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen zijn bekrachtigd.
  • 4. 
    Indien viervijfde van de lidstaten het verdrag houdende wijziging van dit verdrag twee jaar na de ondertekening ervan hebben bekrachtigd en een of meer lidstaten moeilijkheden bij de bekrachtiging hebben ondervonden, bespreekt de Europese Raad de kwestie.
 

IV-7 bis: Vereenvoudigde procedure voor de herziening van de Grondwet - Overgang van eenparigheid naar gekwalificeerde meerderheid en van de bijzondere wetgevingsprocedure naar de gewone wetgevingsprocedure

  • 1. 
    Indien deel III voorschrijft dat de Raad op een bepaald gebied of in een bepaald geval met eenparigheid van stemmen besluit, kan de Europese Raad bij Europees besluit bepalen dat de Raad op dat gebied of in dat geval met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit.

    Dit lid is niet van toepassing op besluiten die gevolgen hebben op militair of defensiegebied.

  • 2. 
    Indien deel III voorschrijft dat Europese wetten of Europese kaderwetten door de Raad volgens een bijzondere wetgevingsprocedure worden vastgesteld, kan de Europese Raad bij Europees besluit bepalen dat die wetten of kaderwetten volgens de gewone wetgevingsprocedure worden vastgesteld.
  • 3. 
    Ieder initiatief van de Europese Raad op grond van de leden 1 en 2 wordt aan de nationale parlementen van de lidstaten toegezonden. Indien binnen een termijn van zes maanden na die toezending door een nationaal parlement bezwaar wordt aangetekend, wordt het in de leden 1 en 2 bedoelde Europees besluit niet vastgesteld. Indien geen bezwaar wordt aangetekend, kan de Europese Raad het Europees besluit vaststellen.

    Voor de vaststelling van de in de leden 1 en 2 bedoelde Europese besluiten, besluit de Europese Raad met eenparigheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement, dat zich uitspreekt bij een meerderheid van stemmen van zijn leden.

 

IV-7 ter: Vereenvoudigde procedures voor de herziening van de Grondwet - Wijziging van het intern beleid

  • 1. 
    De regering van iedere lidstaat, het Europees Parlement en de Commissie kunnen de Europese Raad ontwerpen tot gehele of gedeeltelijke herziening van de bepalingen van titel III van deel III over het intern beleid van de Unie voorleggen.
  • 2. 
    De Europese Raad kan een Europees besluit vaststellen houdende gehele of gedeeltelijke wijziging van de bepalingen van titel III van deel III. De Europese Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement en van de Commissie. [*]

    Dit besluit treedt pas in werking nadat de lidstaten het overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen hebben goedgekeurd.

  • 3. 
    Het in lid 2 bedoelde Europees besluit kan geen uitbreiding van de bij dit Verdrag aan de Unie verleende bevoegdheden inhouden.

 

IV-7 quater: Duur

Het verdrag wordt voor onbeperkte tijd gesloten.

IV-8: Bekrachtiging en inwerkingtreding

  • 1. 
    Dit verdrag zal door de Hoge Verdragsluitende Partijen worden bekrachtigd overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen. De akten van bekrachtiging zullen worden nedergelegd bij de regering van de Italiaanse Republiek.
  • 2. 
    Dit verdrag treedt in werking op ..., mits alle akten van bekrachtiging zijn nedergelegd, of bij gebreke daarvan op de eerste dag van de tweede maand die volgt op het nederleggen van de akte van bekrachtiging door de ondertekenende staat die als laatste deze handeling verricht.

IV-10: Talen

  • 1. 
    Dit verdrag, opgesteld in één exemplaar, in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estische, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Spaanse, de Slowaakse, de Sloveense, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde de teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, zal worden nedergelegd in het archief van de regering van de Italiaanse Republiek, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toezendt aan de regeringen der andere ondertekenende staten.

    Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder dit Verdrag hebben gesteld.

    Gedaan te . . ., . . .

  • 2. 
    Dit Verdrag mag ook worden vertaald in andere talen die door de lidstaten zijn gekozen uit de talen die overeenkomstig hun grondwet op hun gehele grondgebied of een deel daarvan als officiële taal gelden. Van dergelijke vertalingen wordt door de betrokken lidstaten een gewaarmerkt afschrift nedergelegd in de archieven van de Raad. [*]

Verklaring van de Conferentie (bij artikel IV-10, lid 2) voor de slotakte

De Conferentie is van mening dat het maken van officiële vertalingen van het Verdrag in de in artikel IV-10, lid 2, bedoelde talen bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstelling van eerbiediging van de rijke verscheidenheid van culturen en talen van de Unie waarvan sprake is in artikel I-3, lid 3, van het Verdrag. In dit verband bevestigt de Conferentie de gehechtheid van de Unie aan de culturele diversiteit van Europa, alsmede dat zij bijzondere aandacht zal blijven schenken aan deze en andere talen.

De Conferentie beveelt aan dat lidstaten die van de in artikel IV-10, lid 2, geboden mogelijkheid gebruik wensen te maken, binnen zes maanden na de datum van ondertekening van het Verdrag aan de Raad meedelen in welke taal of talen het Verdrag zal worden vertaald. [*]