Dieren in EU-regelgeving: "landbouwproducten" of "met gevoel begiftigde wezens"? - Hoofdinhoud
In de Europese Grondwet staat een artikel over dierenrechten. Artikel III-121 stelt dat bij het maken van nieuwe EU-regelgeving vooraf bekeken moet worden of deze voldoet aan eisen inzake dierenwelzijn. Opname van dit artikel is grotendeels toe te schrijven aan de inspanningen van de (thans oud-)europarlementariër Hanja Maij-Weggen (CDA), die diverse onderscheidingen heeft op het gebied van de dierenbescherming.
Dierenbescherming Nederland vindt verankering van dierenrechten positief. Het dwingt landen waar dierenwelzijn tot nu toe bijna geen aandacht kreeg, toch aandacht aan het onderwerp te besteden. Voor de SP, de Partij voor de Dieren, en sommige dierenbeschermingsorganisaties gaat dit artikel echter lang niet ver genoeg.
Bij de bepaling en de uitvoering van het beleid van de Unie op het gebied van
landbouw,
visserij,
vervoer,
de interne markt,
onderzoek en technologische ontwikkeling en de
ruimte
houden de Unie en de lidstaten ten volle rekening met de eisen inzake het welzijn van dieren als wezens met gevoel,
onder eerbiediging van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en de gebruiken van de lidstaten, met name met betrekking tot
godsdienstige riten,
culturele tradities en
regionaal erfgoed.
De Partij voor de Dieren, de Socialistische Partij (SP) en dierenbeschermingsorganisaties als het Comité Anti Stierenvechten, Bont voor Dieren, diverse hondenstichtingen en Wakker Dier vinden dat dit artikel een wassen neus is. Deze organisaties wijzen erop dat de opgesomde beleidsterreinen niet volledig zijn, zodat gezelschapsdieren, zwerfdieren en in het wild levende dieren "buiten de boot vallen".
Stierenvechten en berendansen
De organisaties vinden verder dat het artikel "een belachelijke passage" bevat, namelijk de eerbiediging van godsdienstige riten, culturele tradities en regionaal erfgoed. Hiermee, zeggen deze organisaties, zegt de Europese Grondwet ja tegen stierenvechten, ja tegen de plezierjacht, en ja tegen de bio-industrie.
"Kwalijke praktijken als stierenvechten, dansende beren, drijfjacht, hanengevechten, rituele slachtingen, het rapen van kievitseieren, en foie gras (dwangvoedering van ganzen) worden door de grondwet beschermd.
Verankering in de Grondwet betekent dat deze ernstige vormen van dierenmishandeling nog vele jaren blijven bestaan! Landen als Spanje, Frankrijk en Portugal mogen nog steeds zelf weten of ze doorgaan met het stierenvechten, ook al is de overgrote meerderheid van de Europeanen tegen dit gebruik. De Europese Unie wil zich hier blijkbaar niet mee bemoeien."
Bio-industrie
Verder stellen de dierenorganisaties vraagtekens bij de landbouwbepalingen in de Europese Grondwet, met name artikel III-227 (lid 1, sub a):
Het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft ten doel de productiviteit van de landbouw te doen toenemen door de technische vooruitgang te bevorderen en door zowel de rationele ontwikkeling van de landbouwproductie als een optimaal gebruik van de productiefactoren, met name de arbeidskrachten, te bewerkstelligen;
De SP en de Partij voor de Dieren maken hieruit op dat "alleen productieverhoging het uitgangspunt van het Europees landbouwbeleid is", en dat zodoende een voortdurende toename van de veestapel wordt nagestreefd. "De bio-industrie krijgt dus bescherming van de grondwet. Elk gemeenschappelijk streven naar meer kleinschaligheid (biologische veeteelt) of een beleid dat zich richt op een dier- en milieuvriendelijker landbouw wordt ongrondwettig verklaard!", aldus de organisaties.
De balans
Alle dierenbeschermingsorganisaties zijn het er over eens dat de Europese Grondwet niet ver genoeg gaat. Het hoofdbestuur van Dierenbescherming Nederland is echter van oordeel dat de Europese Grondwet een stap vooruit is, omdat dieren zijn erkend als wezens met gevoel. Bovendien hebben burgers petitierecht i gekregen, wat perspectieven biedt voor inspraak. Omdat de Europese Grondwet over veel meer dan alleen dieren gaat, geeft Dierenbescherming Nederland geen stemadvies.
Andere organisaties (Wakker Dier, Comite Anti Stierenvechten, Stichting Adoptiehonden, etc.), hierin gesteund door de SP en de Partij voor de Dieren, roepen op 'nee' te stemmen.
Van maart 2002 tot juli 2003 maakte Hanja Maij-Weggen i deel uit van de Europese Conventie i, als vertegenwoordiger van het Europees Parlement. In 1995 was Maij-Weggen Dierenbeschermer van het Jaar, en sinds 1999 is zij voorzitter van de Dierenbescherming Nederland. Eén van haar laatste bijdragen aan de Europese Conventie was een verzoek om dierenrechten beter te waarborgen in de Europese Grondwet (document CONV 842/03, 3 juli 2003).
In haar bijdrage wees Maij-Weggen erop dat dieren in het verleden geen hoge prioriteit genoten binnen het EU-beleid. Dieren worden in het Verdrag van de Europese Gemeenschap nog steeds gerubriceerd als "landbouwproducten". Europese regelgeving met betrekking tot dierenwelzijn, hebben vooral betrekking op de goede werking van de export tussen lidstaten.
In het Verdrag van Amsterdam (1997) kwam een kentering, omdat de lidstaten toen een Protocol op Dierenwelzijn hebben aangenomen. Hierin werd vastgesteld dat dieren "met gevoel begiftigde wezens" zijn. Met deze gevoelens moest rekening worden gehouden als beleid werd geformuleerd op het gebied van landbouw, visserij, wetenschappelijk onderzoek, en de interne markt. Hanja Maij-Weggen stelde voor om dit expliciet op te nemen in de betreffende Grondwetsartikelen, omdat dit in de Conventie-tekst volledig ontbrak.
De Intergouvernementele Conferentie i heeft de suggesties van Maij-Weggen voor wijziging van de artikelen niet overgenomen, maar niettemin was de actie van Maij-Weggen succesvol: de tekst van het Protocol werd opgenomen als een nieuw artikel: