Afdeling 7 - Vervoer - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
- III-236: Gemeenschappelijk vervoerbeleid
- III-237: Nationale wetgeving voor buitenlandse vervoerondernemers
- III-238: Steunmaatregelen voor openbare vervoersdiensten
- III-239: Speciale voorziening vervoerondernemers
- III-240: Verbod op discriminatie voor vrachtprijzen en vervoervoorwaarden
- III-241: Beperkingen bij toepassing van prijzen en voorwaarden
- III-242: Kosten grensoverschrijdend vervoer
- III-243: Speciale bepaling voor Duitsland
- III-244: Comité van raadgevende aard over vervoeraangelegenheden
- III-245: Toepassingsgebied vervoersbeleid
- Toelichting Nederlandse regering
III-236: Gemeenschappelijk vervoerbeleid
-
1.De doelstellingen van de Grondwet worden wat het onderwerp van deze afdeling betreft nagestreefd in het kader van een gemeenschappelijk vervoerbeleid.
-
2.Bij Europese wet of kaderwet wordt lid 1 ten uitvoer gebracht, met inachtneming van de bijzondere aspecten van het vervoer. De wet wordt vastgesteld na raadpleging van het Comité van de Regio's en van het Economisch en Sociaal Comité.
Bij de Europese wet of kaderwet worden vastgesteld:
-
a)gemeenschappelijke regels voor internationaal vervoer vanuit of naar het grondgebied van een lidstaat of over het grondgebied van een of meer lidstaten;
-
b)de voorwaarden waaronder vervoerondernemers worden toegelaten tot nationaal vervoer in een lidstaat waarin zij niet woonachtig zijn;
-
c)maatregelen ter verbetering van de veiligheid van het vervoer;
-
d)alle overige dienstige maatregelen.
-
-
3.Bij de vaststelling van de in lid 2 bedoelde Europese wet of kaderwet wordt rekening gehouden met gevallen waarin de toepassing ervan ernstige gevolgen zou kunnen hebben voor de levensstandaard en de werkgelegenheid in bepaalde regio's, en voor de exploitatie van de vervoersfaciliteiten.
III-237: Nationale wetgeving voor buitenlandse vervoerondernemers
Totdat de in artikel III-236, lid 2, bedoelde Europese wet of kaderwet is vastgesteld, en behoudens vaststelling met eenparigheid van stemmen van een Europees besluit van de Raad waarbij een afwijking wordt toegestaan, mag geen enkele lidstaat de onderscheiden bepalingen, die terzake gelden vanaf 1 januari 1958 of, voor de toetredende staten, vanaf de datum van hun toetreding, zodanig veranderen, dat zij daardoor in hun rechtstreekse of onrechtstreekse uitwerking minder gunstig worden voor vervoerondernemers uit overige lidstaten dan voor de nationale vervoerondernemers.
III-238: Steunmaatregelen voor openbare vervoersdiensten
Met deze Grondwet zijn verenigbaar steunmaatregelen die beantwoorden aan de behoeften van de coördinatie van het vervoer of die overeenkomen met de vergoeding van bepaalde met het begrip "openbare dienst" verbonden, verplichte dienstverrichtingen.
III-239: Speciale voorziening vervoerondernemers
Bij iedere in het kader van deze Grondwet vastgestelde maatregel op het gebied van vrachtprijzen en vervoervoorwaarden dient de economische toestand van de vervoerondernemers in aanmerking te worden genomen.
III-240: Verbod op discriminatie voor vrachtprijzen en vervoervoorwaarden
-
1.In het verkeer binnen de Unie is iedere discriminatie verboden die erin bestaat dat een vervoerondernemer voor dezelfde verbindingen verschillende vrachtprijzen en vervoervoorwaarden voor gelijke goederen hanteert naar gelang van de lidstaat van herkomst of van bestemming van de vervoerde waren.
-
2.Lid 1 sluit niet uit dat krachtens artikel III-236, lid 2, andere Europese wetten of kaderwetten kunnen worden vastgesteld.
-
3.De Raad stelt op voorstel van de Commissie Europese verordeningen of besluiten vast die erop zijn gericht de uitvoering van lid 1 te waarborgen. De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité.
De Raad kan met name bij Europese verordening of bij Europees besluit het nodige regelen om de instellingen in staat te stellen te waken over de naleving van het in lid 1 bedoelde voorschrift en om te bewerkstelligen dat de gebruikers volledig voordeel hebben van dit voorschrift.
-
4.De Commissie onderzoekt eigener beweging of op verzoek van een lidstaat de in lid 1 bedoelde gevallen van discriminatie en stelt na raadpleging van iedere belanghebbende lidstaat in het kader van de in lid 3 bedoelde Europese verordeningen of besluiten de nodige Europese besluiten vast.
III-241: Beperkingen bij toepassing van prijzen en voorwaarden
-
1.Behoudens machtiging op grond van een Europees besluit van de Commissie, is het een lidstaat verboden voor vervoer binnen de Unie prijzen en voorwaarden op te leggen die enig element van steun of bescherming in het belang van een of meer ondernemingen of bepaalde industrieën inhouden.
-
2.De Commissie onderwerpt eigener beweging of op verzoek van een lidstaat de in lid 1 bedoelde prijzen en voorwaarden aan een onderzoek en houdt daarbij rekening met, enerzijds, de vereisten van een passend regionaal economisch beleid, de behoeften van minder ontwikkelde gebieden en de moeilijkheden die zich in door politieke omstandigheden ernstig benadeelde streken voordoen, en, anderzijds, de gevolgen van die prijzen en voorwaarden voor de mededinging tussen de verschillende takken van vervoer.
De Commissie stelt na raadpleging van iedere betrokken lidstaat de nodige Europese besluiten vast.
-
3.Het in lid 1 bedoelde verbod is niet van toepassing op mededingingstarieven.
III-242: Kosten grensoverschrijdend vervoer
De heffingen of andere rechten welke naast de vervoerprijs door een vervoerondernemer in verband met grensoverschrijding in rekening worden gebracht, mogen een redelijk peil niet te boven gaan, gelet op de werkelijke kosten die door de grensoverschrijding feitelijk zijn veroorzaakt.
De lidstaten streven naar een verlaging van deze kosten.
De Commissie kan de lidstaten aanbevelingen doen voor de toepassing van dit artikel.
III-243: Speciale bepaling voor Duitsland
De bepalingen van deze afdeling staan in de Bondsrepubliek Duitsland genomen maatregelen niet in de weg, voorzover deze noodzakelijk zijn om de economische nadelen welke door de deling van Duitsland zijn berokkend aan de economie van de door de deling getroffen streken in de Bondsrepubliek te compenseren.
Vijf jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag tot vaststelling voor een Grondwet voor Europa kan de Raad op voorstel van de Commissie een Europees besluit tot intrekking van dit artikel vaststellen.
III-244: Comité van raadgevende aard over vervoeraangelegenheden
Een comité van raadgevende aard, bestaande uit door de regeringen van de lidstaten aangewezen deskundigen, wordt aan de Commissie toegevoegd. De Commissie raadpleegt het comité over vervoeraangelegenheden zo dikwijls zij dat nodig acht.
III-245: Toepassingsgebied vervoersbeleid
-
1.Deze afdeling is van toepassing op het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren.
-
2.Bij Europese wet of kaderwet kunnen passende maatregelen worden vastgesteld voor de zeevaart en de luchtvaart. Deze wet of kaderwet wordt aangenomen na raadpleging van het Comité van de Regio's en van het Economisch en Sociaal Comité.
Toelichting Nederlandse regering
Ook het acquis inzake het vervoerbeleid is behouden gebleven en waar nodig aangepast aan de institutionele wijzigingen elders in het Grondwettelijk Verdrag. Artikel III-315 i bepaalt overigens in het vijfde lid dat op de onderhandelingen over en de sluiting van akkoorden betreffende vervoer de vervoersbepalingen van het Verdrag (afdeling 7 van Hoofdstuk III van Titel III) van toepassing blijven. Deze vallen derhalve niet onder de gemeenschappelijke handelspolitiek.
Voor het sluiten van internationale overeenkomsten op dit terrein is de algemene bepaling van artikel III-325 i van toepassing. Hierdoor wordt duidelijk gemaakt dat internationale handelsovereenkomsten wel betrekking kunnen hebben op vervoer, maar dat de procedure van totstandkoming in dat geval die van artikel III-325 is, met inachtneming van de kaders van de vervoersafdeling van dit Hoofdstuk. Hierdoor blijft het ook mogelijk dat lidstaten individuele vervoersovereenkomsten sluiten met derde landen, zolang de Unie zijn interne bevoegdheid niet heeft uitgeoefend.
De bijzondere bepaling voor de regio's van de voormalige DDR (artikel III-243) is vanwege de historische waarde voor Duitsland gehandhaafd. Wel bepaalt een aan de Slotakte gehechte Verklaring bij dit artikel (Verklaring 20) dat de jurisprudentie van het Hof van Justitie leidend is bij het bepalen of bijzondere stimuleringsmaatregelen op het gebied van vervoer voor deze regio's als noodzakelijk kunnen worden aangemerkt.