6. De plaats van de zetels van de instellingen van de Europese Unie - Hoofdinhoud
DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,
GELET OP artikel III-432 i van de Grondwet,
WIJZEND OP EN BEVESTIGEND het besluit van 8 april 1965, zulks onverminderd de toekomstige besluiten betreffende de zetel van de instellingen, organen, instanties en diensten,
HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT omtrent de volgende bepalingen, die aan het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie worden gehecht:
ENIG ARTIKEL
-
1.Het Europees Parlement heeft zijn zetel te Straatsburg, voor de twaalf periodes van de maandelijkse voltallige zittingen met inbegrip van de begrotingszitting. De bijkomende voltallige zittingen worden gehouden te Brussel. De commissies van het Europees Parlement zetelen te Brussel. Het secretariaat-generaal van het Europees Parlement en zijn diensten blijven in Luxemburg gevestigd.
-
2.De Raad heeft zijn zetel te Brussel. In de maanden april, juni en oktober houdt de Raad zijn zittingen in Luxemburg.
-
3.De Commissie heeft haar zetel te Brussel. De in de artikelen 7, 8 en 9 van het besluit van 8 april 1965 genoemde diensten zijn gevestigd in Luxemburg.
-
4.Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft zijn zetel te Luxemburg.
-
5.De Europese Centrale Bank heeft zijn zetel te Frankfurt.
-
6.De Rekenkamer heeft zijn zetel te Luxemburg.
-
7.Het Comité van de Regio's heeft zijn zetel te Brussel.
-
8.Het Economisch en Sociaal Comité heeft zijn zetel te Brussel.
-
9.De Europese Investeringsbank heeft haar zetel te Luxemburg.
-
10.Europol heeft zijn zetel te Den Haag.
Op te merken valt dat, ondanks het feit dat conform het grondwettelijk verdrag de Europese Raad nu een volwaardige instelling wordt, er geen nieuwe bepaling in dit protocol werd opgenomen die de zetel van die instelling vastlegt.
Zolang dit niet geschiedt, conform de procedure van artikel III-432 i, blijft het enige referentiepunt de Verklaring nr. 22 bij het Verdrag van Nice, die stelt dat zodra de Unie 18 leden telt (wat sinds 1 mei 2004 het geval is) alle bijeenkomsten van de Europese Raad in Brussel plaatsvinden.
Genoemde verklaring blijft van kracht conform art IV-438, lid 3 i, zolang ze niet wordt opgeheven of gewijzigd. Dit laatste kan niet gebeuren zonder instemming van België.