Artikel 48: - Hoofdinhoud
-
1.De Commissie machtigt Finland en Zweden bij Europees besluit om nationale steun op lange termijn te verlenen met het oog op de handhaving van landbouwactiviteit in specifieke gebieden. Deze gebieden omvatten de landbouwarealen benoorden de 62e breedtegraad en bepaalde aangrenzende gebieden ten zuiden van deze breedtegraad die te kampen hebben met vergelijkbare klimatologische omstandigheden welke de landbouwactiviteit bijzonder moeilijk maken.
-
2.De in lid 1 bedoelde gebieden worden vastgesteld door de Commissie, die daarbij met name rekening houdt met:
-
a)de geringe bevolkingsdichtheid;
-
b)de verhouding van het landbouwareaal tot de totale oppervlakte;
-
c)de verhouding van het landbouwareaal waarop akkerbouwgewassen voor menselijke voeding worden gekweekt tot het gebruikte landbouwareaal.
-
-
3.De in lid 1 bedoelde steun kan worden gerelateerd aan fysieke productiefactoren, zoals het landbouwareaal of het aantal dieren, rekening houdend met de in de gemeenschappelijke marktordeningen neergelegde beperkingen, alsmede met de historische productiepatronen van elk bedrijf, maar deze steun mag niet:
-
a)gekoppeld zijn aan de toekomstige productie;
-
b)leiden tot een verhoging van de productie of van het algemene steunniveau dat geconstateerd is tijdens een door de Commissie vast te stellen referentieperiode die vóór 1 januari 1995 verstrijkt.
Die steun kan per gebied worden gedifferentieerd.
De steun kan met name worden verleend om:
-
a)traditionele grondstoffenproductie en verwerkingsactiviteiten die passen bij de klimatologische omstandigheden van de betrokken gebieden, in stand te houden;
-
b)de productie-, afzet- en verwerkingsstructuren van de landbouwproducten te verbeteren;
-
c)de afzet van die producten te vergemakkelijken;
-
d)het milieu te beschermen en de natuurlijke omgeving in stand te houden.
-