14. Enkele bepalingen inzake Denemarken ten aanzien van de Economische en Monetaire Unie

DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,

REKENING HOUDENDE met het feit dat de Deense grondwet bepalingen bevat die kunnen impliceren dat voordat Denemarken van zijn derogatie afziet een referendum wordt gehouden;

GEZIEN het feit dat de Deense regering op 3 november 1993 de Raad ervan in kennis heeft gesteld dat het niet wenst deel te nemen aan de derde fase van de economische en monetaire unie, zulks overeenkomstig punt 1 van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende enkele bepalingen inzake Denemarken,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT omtrent de volgende bepalingen, die aan het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa worden gehecht:

Inhoudsopgave

Artikel 1

Voor Denemarken geldt een derogatie, gezien de kennisgeving van de Deense regering aan de Raad van 3 november 1993. Deze derogatie heeft ten gevolge dat alle artikelen en bepalingen van de Grondwet en het statuut van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank die betrekking hebben op een derogatie, op Denemarken van toepassing zijn.

Artikel 2

Wat de intrekking van de derogatie betreft, wordt de in artikel III-198 van de Grondwet bedoelde procedure alleen ingeleid op verzoek van Denemarken.

Artikel 3

In geval van intrekking van de derogatie, is dit protocol niet langer van toepassing.