Implementatieprocedure via formele wetgeving [Nederland]

In een aantal gevallen moeten Europese regels in een wet in formele zin i worden geïmplementeerd i. Hierbij wordt het wetsvoorstel beoordeeld door de Raad van State en achtereenvolgens behandeld in de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Dat neemt vaak een lange periode van meer dan een jaar in beslag. Deze procedure wordt daarom als een van de belangrijkste verklaringen aangevoerd voor vertraagde omzetting.

Opstellen wetsvoorstel door regering

De voorbereiding van een wetsvoorstel vindt plaats bij de ministeries. Een conceptwetsvoorstel wordt besproken in de ministerraad en vervolgens ter advies gestuurd aan de Raad van State. Na een tweede behandeling in de ministerraad wordt het wetsvoorstel voorgelegd aan de Tweede Kamer.

1.

Commissie Tweede Kamer

In elke commissie houden steeds één of twee leden van elke fractie zich bezig met een wetsvoorstel. Per voorstel bekijken ongeveer 10 tot 12 leden het wetsvoorstel en zij kunnen ook hun eigen fractiemedewerkers onderzoek laten doen.

De opmerkingen en vragen van de commissie ("inbreng") worden verzameld door de griffier van de commissie, die een verslag maakt. De minister en ambtenaren stellen een antwoord op dit verslag op: de "Nota naar aanleiding van het verslag" en eventueel een "Nota van wijziging". Een ingrijpende Nota van Wijziging moet weer eerst door de ministerraad worden goedgekeurd voordat ze aan alle leden van de Kamer wordt toegezonden.

Na dit hele traject van schriftelijke voorbereiding is het tijd voor plenaire behandeling in de Tweede Kamer.

2.

Plenaire behandeling Tweede Kamer

Tijdens de plenaire vergadering (het debat) voert een aantal Kamerleden - meestal twee tot tien - het woord over het wetsvoorstel. De minister of staatssecretaris geeft antwoord op vragen (verdediging) en dan volgt er vaak nog een tweede vraag- en antwoordronde (replieken en duplieken).

Tweede Kamerleden kunnen, zodra een wetsvoorstel is ingediend, wijzigingen voorstellen; zij hebben het recht van amendement. Amendementen worden tegelijk met het wetsvoorstel behandeld.

Als de minister het niet eens is met een amendement, kan hij aanneming ervan "ontraden" of zelfs "sterk ontraden" of "onaanvaardbaar" verklaren.

Als een amendement waar de minister het niet mee eens is toch door de Tweede Kamer wordt aangenomen, kan de minister het wetsvoorstel intrekken. Als een amendement is aangenomen dat een minister "onaanvaardbaar" vond, kan de minister ook besluiten op te stappen. Er ontstaat dan een ministers- of kabinetscrisis. Dit komt echter slechts zelden voor.

Na de behandeling van amendementen en eventuele moties wordt over het wetsvoorstel gestemd bij handopsteken. Op verzoek, of als de uitslag van het handopsteken niet direct duidelijk is, kan ook hoofdelijk worden gestemd. De stemming gaat per onderdeel en tot slot ook over het hele wetsvoorstel.

Per artikel wordt eerst gestemd over eventuele amendementen en dan over het artikel zelf. Een amendement kan dus worden aangenomen, maar daarna kan een artikel of onderdeel (of het gehele voorstel) alsnog worden verworpen.

Hierna volgt de eindbeslissing over een wetsvoorstel, zoals dat (eventueel) is gewijzigd door aangenomen amendementen of verworpen artikelen en/of onderdelen. Via een stemming blijkt of het wetsvoorstel is aangenomen of verworpen.

3.

Commissie Eerste Kamer

Een door de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstel gaat vervolgens naar de Eerste Kamer. Ook de Eerste Kamer volgt weer een traject van schriftelijke behandeling in commissies: verslag van de commissie, memorie van antwoord door de minister en een formeel eindverslag van de commissie.

4.

Plenaire behandeling Eerste Kamer

In tegenstelling tot de Tweede Kamer hebben de 75 leden van de Eerste Kamer geen recht van amendement; zij kunnen vragen stellen, commentaar geven, vragen om toezeggingen en over het wetsvoorstel stemmen, maar er geen veranderingen in aanbrengen. De eindbeslissing over een wetsvoorstel is "aangenomen" of "verworpen".

5.

Operationalisering

Voor sommige Europese regels moeten bevoegde instanties aangewezen worden voor de concrete uitvoering van de regeling.

6.

Meer weten