Richtlijn 88/301/EEG van de Commissie van 16 mei 1988 betreffende de mededinging op de markten van telecommunicatie-eindapparatuur - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Richtlijn 88/301/EEG van de Commissie van 16 mei 1988 betreffende de mededinging op de markten van telecommunicatie-eindapparatuur
Publicatieblad Nr. L 131 van 27/05/1988 blz. 0073 - 0077
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 8 Deel 1 blz. 0099
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 8 Deel 1 blz. 0099
*****
RICHTLIJN VAN DE COMMISSIE
van 16 mei 1988
betreffende de mededinging op de markten van telecommunicatie-eindapparatuur
(88/301/EEG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, en met name op artikel 90, lid 3,
-
1.Overwegende dat in alle Lid-Staten telecommunicatie geheel of gedeeltelijk een staatsmonopolie is, welk monopolie in het algemeen door middel van bijzondere of uitsluitende rechten aan een of meer met de installatie en exploitatie van het net en de levering van de bijbehorende diensten belaste lichamen wordt toevertrouwd; dat deze rechten dikwijls niet slechts de verzorging van het directe transport van gegevens over het net omvatten maar ook het ter beschikking van de gebruikers stellen van op het net aan te sluiten eindapparatuur; dat de sector telecommunicaties in de afgelopen decennia een grote ontwikkeling heeft doorgemaakt ten aanzien van de technische eigenschappen van het net en in het bijzonder ten aanzien van de eindapparatuur;
-
2.Overwegende dat technische en economische ontwikkelingen een aantal Lid-Staten ertoe hebben gebracht het stelsel van bijzondere of uitsluitende rechten op telecommunicatiegebied te herzien; dat met name de snelle groei van de verschillende typen eindapparatuur en van de vele gebruiksmogelijkheden ervan het noodzakelijk maakt dat de gebruikers een vrije keuze uit deze typen wordt geboden zodat zij ten volle van de technologische vooruitgang op dit terrein kunnen profiteren;
-
3.Overwegende dat in artikel 30 van het Verdrag is bepaald dat tussen de Lid-Staten kwantitatieve invoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking verboden zijn; dat de toekenning van bijzondere of uitsluitende invoer- en afzetrechten tot belemmeringen van de invoer uit andere Lid-Staten kan leiden, hetgeen in de praktijk ook dikwijls gebeurt;
-
4.Overwegende dat in artikel 37, lid 1, van het Verdrag is bepaald dat »de Lid-Staten hun nationale monopolies van commerciële aard geleidelijk in dier voege aanpassen dat aan het einde van de overgangsperiode elke discriminatie tussen de onderdanen van de Lid-Staten wat de voorwaarden van de voorziening en afzet betreft is uitgesloten. De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op elk lichaam waardoor een Lid-Staat de invoer of de uitvoer tussen de Lid-Staten in rechte of in feite rechtstreeks of zijdelings beheerst, leidt of aanmerkelijk beïnvloedt. Deze bepalingen zijn eveneens van toepassing op de door een Staat gedelegeerde monopolies"; dat in lid 2 van artikel 37 is bepaald dat de Lid-Staten zich ervan onthouden enige nieuwe maatregel te treffen welke tegen de voormelde beginselen indruist;
-
5.Overwegende dat de uitoefening van de bijzondere of uitsluitende rechten op eindapparatuur in het raam van de nationale monopolies op het gebied van telecommunicatie dusdanig geschiedt dat apparatuur uit de andere Lid-Staten in de praktijk in een nadelige positie verkeert, met name omdat de gebruikers worden belet de door hen benodigde apparatuur aan de hand van prijs en kwaliteit, ongeacht de herkomst ervan, vrijelijk te kiezen; dat de uitoefening van die rechten bijgevolg in alle Lid-Staten, met uitzondering van Spanje en Portugal waar de nationale monopolies geleidelijk moeten worden aangepast vóór het einde van de overgangsperiode volgens de Akte van Toetreding, onverenigbaar is met artikel 37;
-
6.Overwegende dat de dienstverrichtingen die samenhangen met de aansluiting en het onderhoud van eindapparatuur wezenlijke elementen vormen bij de aankoop of de huur van die apparatuur; dat de hand having van uitsluitende rechten op dit gebied gelijk zou staan met de handhaving van uitsluitende afzetrechten; dat deze rechten derhalve moeten worden afgeschaft, wil de opheffing van de uitsluitende invoer- en afzetrechten werkelijk gevolgen sorteren;
-
7.Overwegende dat in artikel 59 van het Verdrag is bepaald dat »de beperkingen op het vrij verrichten van diensten binnen de Gemeenschap in de loop van de overgangsperiode geleidelijk opgeheven worden ten aanzien van de onderdanen der Lid-Staten die in een ander land van de Gemeenschap zijn gevestigd dan dat, waarin degene is gevestigd te wiens behoeve de dienst wordt verricht"; dat het onderhoud van eindapparatuur een dienst vormt in de zin van artikel 60 van het Verdrag; dat de overgangsperiode is afgelopen; dat de verrichting van de laatstgenoemde dienst die commercieel gezien onlosmakelijk met de afzet van de genoemde eindapparatuur verbonden is, derhalve vrij moet zijn en vooral wanneer deze door gekwalificeerd personeel wordt verricht;
-
8.Overwegende dat in artikel 90, lid 1, van het Verdrag is bepaald dat »de Lid-Staten met betrekking tot de openbare bedrijven en de ondernemingen waaraan zij bijzondere of uitsluitende rechten verlenen, geen enkele maatregel nemen of handhaven welke in strijd is met de regels van dit Verdrag, met name die bedoeld in de artikelen 7 en 85 tot en met 94";
-
9.Overwegende dat de toestand van de eindapparatuurmarkt hoofdzakelijk gekenmerkt blijft door een regime waarin geenszins wordt gewaarborgd dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt niet wordt vervalst; dat een dergelijke markttoestand tot inbreuken op de mededingingsregels van het Verdrag blijft leiden; dat de ontwikkeling van het handelsverkeer daarenboven ongunstig wordt beïnvloed in een mate die strijdig is met het belang van de Gemeenschap; dat een toename van de mededinging in de eindapparatuurmarkt afhankelijk is van de invoering van doorzichtigheid inzake technische eisen en keuringsprocedures, die het vrije handelsverkeer in eindapparatuur mogelijk maken en tegelijkertijd de naleving van de wezenlijke vereisten zoals bepaald in Richtlijn 86/361/EEG van de Raad (1) bewerkstelligen; dat een dergelijke doorzichtigheid noodzakelijk via de publikatie van de technische eisen en de keuringsprocedures loopt; dat voorts, om voor een doorzichtige toepassing van deze laatste, die objectief en niet discriminerend is, zorg te dragen, de opstelling en de controle op deze regels tot stand moeten worden gebracht door lichamen die onafhankelijk zijn van concurrenten op de betrokken markt; dat het essentieel is dat de eisen en procedures behoorlijk en gelijktijdig worden gepubliceerd; dat een dergelijke publikatie tevens de mogelijkheid biedt eventuele gedragingen in strijd met het Verdrag te voorkomen; dat een gelijktijdige en behoorlijke publikatie slechts kan worden gewaarborgd door een voor alle Lid-Staten bindend rechtsinstrument; dat een richtlijn het meest aangewezen middel hiertoe is;
-
10.Overwegende dat het Verdrag de Commissie duidelijke plichten oplegt en welomschreven bevoegdheden toekent inzake de bewaking van de verhoudingen tussen de Lid-Staten en hun overheidsondernemingen alsmede de ondernemingen waaraan zij bijzondere of uitsluitende rechten hebben toegekend, en met name wat de opheffing van de kwantitatieve invoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking, discriminaties op grond van nationaliteit en de mededinging betreft; dat bijgevolg de Commissie de betrokken plichten en bevoegdheden slechts op een doelmatige manier kan uitoefenen met behulp van een richtlijn uit hoofde van artikel 90, lid 3, van het Verdrag;
-
11.Overwegende dat de telecommunicatielichamen of -ondernemingen ondernemingen zijn als bedoeld in artikel 90, lid 1, omdat zij een georganiseerde economische werkzaamheid uitoefenen, en met name de produktie van goederen en diensten; dat zij hetzij overheidsondernemingen zijn, hetzij ondernemingen waaraan de Staten bijzondere of uitsluitende rechten voor de invoer, de afzet, de aansluiting, het opstarten en/of het onderhoud van telecommunicatie-eindapparatuur hebben verleend; dat de verlening en handhaving van de betrokken rechten een maatregel opleveren in de zin van dit artikel; dat de toepassingsvoorwaarden van de uitzondering in artikel 90, lid 2, niet vervuld zijn; dat zelfs ingeval de terbeschikkingstelling van een openbaar telecommunicatienet aan alle gebruikers een dienst van algemeen economisch belang vormt waarmee deze lichamen bij overheidsbesluit zijn belast, de opheffing van de bijzondere en uitsluitende rechten op de invoer en afzet van eindapparatuur noch in rechte, noch in feite, de vervulling van hun taak in de weg zou staan; dat dit des te meer geldt waar de Lid-Staten de mogelijkheid hebben eindapparatuur aan keuring te onderwerpen ten einde na te gaan of zij aan de essentiële vereisten voldoen;
-
12.Overwegende dat het volgens artikel 86 van het Verdrag onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en verboden is dat een of meer ondernemingen »misbruik maken van een machtspositie op de gemeenschappelijke markt of op een wezenlijk deel daarvan";
-
13.Overwegende dat de telecommunicatielichamen individueel of gemeenschappelijk het monopolie van het nationale telecommunicatienet bezitten; dat deze nationale netten even zovele relevante markten vormen; dat deze lichamen derhalve individueel of gemeenschappelijk op een wezenlijk deel van de relevante markt een machtspositie innemen in de zin van artikel 86 van het Verdrag; dat uit de exclusieve invoer- en afzetrechten voor eindapparatuur, die deze lichamen door de Staat worden toegekend, voortvloeit dat zij:
-
-de verhuur van de eindapparatuur voorschrijven terwijl er reële mogelijkheden tot aankoop bestaan tegen althans op langere termijn gunstiger voorwaarden; dat dit erop neerkomt dat het sluiten van contracten voor het gebruik van het net afhankelijk wordt gesteld van de aanvaarding van bijkomende prestaties die geen verband houden met het voorwerp van deze overeenkomsten;
-
-de afzet beperken en de technische ontwikkeling belemmeren omdat het assortiment apparaten dat door deze lichamen wordt aangeboden, noodzakelijkerwijze beperkt is en niet optimaal aan de behoeften van een aanzienlijk deel van de gebruikers tegemoet kan komen;
dat deze gedragingen uitdrukkelijk verboden zijn volgens het bepaalde onder, respectievelijk, d) en b) van artikel 86; dat de handel tussen Lid-Staten daardoor waarneembaar ongunstig kan worden beïnvloed; dat die bijzondere en uitsluitende rechten inzake de markt voor eindapparatuur hoe dan ook tot een toestand leiden die strijdig is met de doelstelling van artikel 3, onder f), van het Verdrag, dat de invoering van een regime vooropstelt waarin wordt gewaarborgd dat de mededinging in de gemeenschappelijke markt niet wordt vervalst, en dat a fortiori vereist dat de mededinging niet wordt uitgeschakeld; dat op de Lid-Staten bovendien krachtens artikel 5 van het Verdrag de verplichting rust zich te onthouden van alle maatregelen welke de verwezenlijking van de doelstellingen van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, met inbegrip van die van artikel 3, onder f); dat dergelijke exclusieve invoer- en afzetrechten derhalve onverenigbaar moeten worden geacht met artikel 86 in samenhang met artikel 3; dat de verlening of de handhaving van deze rechten door de Staat een verboden maatregel is in de zin van artikel 90, lid 1;
-
14.Overwegende dat het, willen de gebruikers het eindapparaat van hun keuze kunnen gebruiken, nodig is de kenmerken van het eindpunt van het net waaraan het eindapparaat moet worden aangesloten, te kennen; dat de Lid-Staten derhalve ervoor zorg moeten dragen dat de eigenschappen ervan worden gepubliceerd en het eindpunt voor de gebruiker toegankelijk wordt gemaakt;
-
15.Overwegende dat het voor een afzet van eindapparatuur nodig is dat de producenten weten aan welke technische specificaties hun produkten moeten voldoen; dat de Lid-Staten ervoor moeten zorg dragen dat deze specificaties en keuringsregels worden geformaliseerd en bekendgemaakt, en deze op grond van Richtlijn 83/189/EEG van de Raad (1) in ontwerp aanmelden bij de Commissie; dat deze specificaties alleen tot uit andere Lid-Staten ingevoerde produkten kunnen worden uitgebreid voor zover zij nodig zijn om de inachtneming van uit hoofde van het Gemeenschapsrecht wettige essentiële vereisten te verzekeren, die bepaald zijn in artikel 2, punt 17, van Richtlijn 86/361/EEG; dat de Lid-Staten in ieder geval de artikelen 30 en 36 van het Verdrag moeten naleven volgens welke de Lid-Staat van invoer op zijn grondgebied een eindapparaat moet toelaten die in een andere Lid-Staat op wettige wijze is vervaardigd en in de handel gebracht en deze niet kan onderwerpen aan een keuringsprocedure en de eventuele toelating alleen kan weigeren op gronden die met de naleving van de voormelde essentiële vereisten verband houden;
-
16.Overwegende dat de onmiddellijke publikatie van deze specificaties en keuringsprocedures niet kan worden overwogen, gezien de complexiteit ervan; dat anderzijds geen daadwerkelijke mededinging mogelijk is bij gebrek aan publikatie, daar mogelijke concurrenten van de lichamen of ondernemingen met bijzondere of uitsluitende rechten noch de eisen waaraan hun eindapparatuur moet voldoen, kennen, noch de omvang van de keuringsprocedure, en dus ook niet de kosten en de duur ervan; dat derhalve een termijn voor de publikatie van de specificaties en de keuringsprocedures moet worden vastgesteld; dat anderzijds een periode van tweeënhalf jaar de telecommunicatielichamen die bijzondere of uitsluitende rechten bezitten, de mogelijkheid zal bieden zich aan de nieuwe marktomstandigheden aan te passen en de economische subjecten, en met name kleine en middelgrote ondernemingen, voldoende tijd laat om zich aan de nieuwe concurrentiesituatie aan te passen;
-
17.Overwegende dat de formele vaststelling en de handhaving van de specificaties en de erkenningsregels niet kan worden toevertrouwd aan een van de concurrerende subjecten op de eindapparatuurmarkt, omdat daar vanzelfsprekend een belangenconflict heerst; dat derhalve moet worden bepaald dat de Lid-Staten ervoor moeten zorg dragen dat de vaststelling van specificaties en keuringsregels wordt toevertrouwd aan een eenheid die onafhankelijk is van de exploitant van het net en van enig andere concurrent op de eindapparatuurmarkt;
-
18.Overwegende dat de bezitters van bijzondere of uitsluitende rechten op eindapparatuur hun afnemers contracten van lange duur hebben kunnen opleggen; dat dergelijke contracten in feite de mogelijkheid van mededinging binnen een redelijke termijn zouden verhinderen; dat derhalve dient te worden bepaald dat de gebruiker een herziening van de looptijd van zijn contract kan verkrijgen,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
-
-»eindapparatuur": de apparaten die voor overbrenging, verwerking of ontvangst van informatie direct of indirect op de eindpunten van een openbaar telecommunicatienet zijn aangesloten. Een aansluiting is indirect wanneer een apparaat geplaatst is tussen het eindapparaat en het eindpunt van het net. In beide gevallen, direct of indirect, kan de aansluiting geschieden per draad, per optische vezel of via elektromagnetische golven. Eveneens als eindapparaten worden beschouwd de satellietontvangststations die niet op het openbare net van een Lid-Staat aangesloten zijn;
-
-»ondernemingen": de openbare of particuliere lichamen of eenheden aan welke de Staat bijzondere of uitsluitende rechten verleent van invoer, afzet, aansluiting, opstarten en/of onderhoud van telecommuncatie-eindapparatuur.
Artikel 2
De Lid-Staten die ondernemingen bijzondere of uitsluitende rechten verlenen in de zin van artikel 1, zorgen voor de opheffing ervan.
Zij stellen de Commissie ten laatste drie maanden na de kennisgeving van deze richtlijn in kennis van de maatregelen welke zij hebben genomen en van de ontwerpen voor regelgeving die zij daartoe hebben ingediend.
Artikel 3
De Lid-Staten zorgen ervoor dat economische subjecten het recht hebben eindapparatuur in te voeren, in de handel te brengen, aan te sluiten, op te starten en te onderhouden. De Lid-Staten mogen evenwel:
-
-bij ontstentenis van technische specificaties, verbieden dat eindapparatuur wordt aangesloten en opgestart die, volgens een met redenen omkleed advies van de eenheid bedoeld in artikel 6, niet aan de essentiële vereisten van artikel 2, punt 17, van Richtlijn 86/361/EEG voldoet;
-
-van de economische subjecten de noodzakelijke technische kennis eisen voor het aansluiten, opstarten en onderhouden van eindapparatuur, vastgesteld volgens objectieve, niet-discriminerende en openbaar gemaakte criteria.
Artikel 4
De Lid-Staten zorgen ervoor dat de nieuwe eindpunten van het openbare net aan de gebruiker zelf de mogelijkheid bieden eindapparatuur aan te sluiten en dat de fysieke eigenschappen van die eindpunten uiterlijk op 31 december 1988 worden gepubliceerd.
De op 31 december 1988 bestaande aansluitpunten moeten, indien de gebruiker het verzoekt, binnen een redelijke termijn worden uitgerust met een eindpunt waarop rechtstreeks eindapparatuur kan worden aangesloten.
Artikel 5
-
1.De Lid-Staten delen de Commissie, uiterlijk op het tijdstip vermeld in artikel 2, een lijst mede van alle geldende specificaties en keuringsprocedures voor eindapparatuur, te zamen met de verwijzingen naar de publikatie ervan.
In zoverre zij nog niet door de Lid-Staten werden bekendgemaakt, zorgen deze ervoor dat publikatie ervan ten laatste op de in artikel 8 vermelde tijdstippen geschiedt.
-
2.De Lid-Staten zorgen voor de formele vastlegging en de publikatie van alle andere specificaties en keuringsprocedures voor eindapparatuur. De Lid-Staten delen deze specificaties en procedures in ontwerpstadium aan de Commissie mede overeenkomstig Richtlijn 83/189/EEG en volgens het in artikel 8 vervatte tijdschema.
Artikel 6
De Lid-Staten dragen ervoor zorg dat met ingang van 1 juli 1989 de formele vastlegging en publikatie van de specificaties en de keuringsregels bedoeld in artikel 5, alsmede de controle op de toepassing daarvan, worden uitgevoerd door een eenheid die onafhankelijk is van de particuliere en overheidsondernemingen die goederen en/of diensten op telecommunicatiegebied aanbieden.
Artikel 7
De Lid-Staten nemen de maatregelen die nodig zijn opdat de in artikel 1 bedoelde ondernemingen hun klanten de mogelijkheid geven huur- en onderhoudscontracten voor eindapparatuur, die bij de sluiting ervan onderworpen waren aan bijzondere of uitsluitende rechten, met een opzeggingstermijn van ten hoogste één jaar op te zeggen.
Voor apparatuur die moet worden goedgekeurd, zorgen de Lid-Staten ervoor dat deze mogelijkheid door de betrokken ondernemingen ten laatste op de in artikel 8 genoemde tijdstippen wordt geopend. Voor eindapparatuur waarvoor de goedkeuring niet nodig wordt geoordeeld, zorgen de Lid-Staten ervoor dat deze mogelijkheid uiterlijk op het in artikel 2 genoemde tijdstip wordt geboden.
Artikel 8
De Lid-Staten stellen de Commissie in kennis van de in artikel 5, lid 2, bedoelde ontwerpen van technische specificaties en keuringsregels:
-
-uiterlijk op 31 december 1988 voor eindapparaten uit categorie A van de lijst in bijlage I;
-
-uiterlijk op 30 september 1989 voor eindapparaten uit categorie B van de lijst in bijlage I;
-
-uiterlijk op 30 juni 1990 voor de overige eindapparaten uit categorie C van de lijst in bijlage I.
Deze specificaties en keuringsregels worden bekendgemaakt en ingevoerd na afloop van de procedure bedoeld in Richtlijn 83/189/EEG.
Artikel 9
De Lid-Staten brengen aan het eind van elk jaar een verslag uit aan de hand waarvan de Commissie zich kan vergewissen of de artikelen 2, 3, 4, 6 en 7 worden nageleefd.
Een verslagschema is in bijlage II opgenomen.
Artikel 10
De bepalingen van deze richtlijn doen geen afbreuk aan de Akte van Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, en inzonderheid de artikelen 48 en 208 ervan.
Artikel 11
Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.
Gedaan te Brussel, 16 mei 1988.
Voor de Commissie
Peter SUTHERLAND
Lid van de Commissie
-
(1)PB nr. L 217 van 5. 8. 1986, blz. 21.
-
(1)PB nr. L 109 van 28. 3. 1983, blz. 8.
BIJLAGE I
Lijst van de eindapparatuur bedoeld in artikel 8
1.2 // // Categorie // Extra telefoontoestellen; particuliere telefooncentrales (PABx): // A // Modems: // A // Telexapparaten: // B // Eindstations voor datatransport: // B // Satellietontvangststations die niet wederaangesloten zijn aan het openbaar net van een Lid-Staat: // B // Mobilofoon: // B // Eerste telefoontoestel: // C // De overige eindapparatuur: // C
BIJLAGE II
Verslagschema bedoeld in artikel 9
Uitvoering van artikel 2
-
1.Eindapparatuur waarvoor de wetgeving werd of wordt gewijzigd.
Per eindapparaat:
-
-datum waarop de maatregel werd aangenomen, of
-
-datum van indiening van het ontwerp, of
-
-datum van invoering van de maatregel.
-
2.Eindapparatuur nog onderworpen aan bijzondere of uitsluitende rechten:
-
-betrokken eindapparatuur en aard van de rechten.
Uitvoering van artikel 3
-
-de eindapparatuur waarvan de aansluiting of het opstarten beperkt werd,
-
-de vereiste technische kennis met verwijzingen naar de bekendmaking ervan.
Uitvoering van artikel 4
-
-de verwijzingen naar de publikatie van de kenmerken,
-
-aantal bestaande aansluitpunten,
-
-aantal aangepaste aansluitpunten.
Uitvoering van artikel 6
-
-vermelding van de onafhankelijke eenheid of eenheden.
Uitvoering van artikel 7
-
-aangenomen maatregelen, en
-
-aantal opgezegde overeenkomsten.
Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.
De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.
Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.
De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.