Tweede Richtlijn 88/357/EEG van de Raad van 22 juni 1988 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, tot vaststelling van bepalingen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten en houdende wijziging van Richtlijn 73/239/EEG - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Tweede Richtlijn 88/357/EEG van de Raad van 22 juni 1988 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, tot vaststelling van bepalingen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten en houdende wijziging van Richtlijn 73/239/EEG
Publicatieblad Nr. L 172 van 04/07/1988 blz. 0001 - 0014
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 6 Deel 2 blz. 0175
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 6 Deel 2 blz. 0175
TWEEDE RICHTLIJN VAN DE RAAD van 22 juni 1988 tot cooerdinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, tot vaststelling van bepalingen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten en houdende wijziging van Richtlijn 73/239/EEG ( 88/357/EEG )
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 57, lid 2, en artikel 66,
Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),
In samenwerking met het Europese Parlement ( 2 ),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ),
Overwegende dat de interne verzekeringsmarkt tot ontwikkeling moet worden gebracht en dat, om dat doel te bereiken, voor de verzekeringsondernemingen die hun hoofdkantoor binnen de Gemeenschap hebben het verrichten van diensten in de Lid-Staten moet worden vergemakkelijkt, en zodoende aan de verzekeringnemers de mogelijkheid moet worden geboden om niet alleen op in hun land gevestigde verzekeraars een beroep te doen, maar ook op verzekeraars die hun hoofdkantoor in de Gemeenschap hebben en in andere Lid-Staten zijn gevestigd;
Overwegende dat overeenkomstig het Verdrag iedere discriminatoire behandeling inzake het verrichten van diensten, gebaseerd op de omstandigheid dat een onderneming niet is gevestigd in de Lid-Staat waar de dienst wordt verricht, sinds het einde van de overgangsperiode verboden is; dat dit verbod geldt voor het verrichten van diensten door iedere vestiging van een onderneming in de Gemeenschap : hoofdkantoor, agentschap of bijkantoor;
Overwegende dat om praktische redenen het verrichten van diensten moet worden omschreven, rekening houdend met enerzijds de vestiging van de verzekeraar, en anderzijds de plaats waar het risico gelegen is; dat derhalve eveneens een omschrijving moet worden gegeven van de plaats waar het risico gelegen is; dat bovendien de werkzaamheden door middel van vestiging moeten worden onderscheiden van de werkzaamheden in het kader van het vrij verrichten van diensten;
Overwegende dat de Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot cooerdinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan ( 4 ), hierna te noemen eerste richtlijn, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 87/344/EEG ( 5 ), moet worden aangevuld, inzonderheid om de controlebevoegdheden en -middelen van de toezichthoudende autoriteiten nader te omschrijven; dat bovendien specifieke bepalingen moeten worden vastgesteld betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het toezicht op de werkzaamheden in het kader van het verrichten van diensten;
Overwegende dat aan de verzekeringnemers die wegens hun hoedanigheid of grootte of wegens de aard van het te verzekeren risico geen bijzondere bescherming nodig hebben in de Lid-Staat waar het risico is gelegen, totale vrijheid moet worden verleend om een beroep te doen op een zo ruim mogelijke verzekeringsmarkt; dat voorts een adequate bescherming moet worden gegarandeerd voor de andere verzekeringnemers;
Overwegende dat het streven naar bescherming van de verzekeringnemers en voorkoming van distorsies van de mededinging een cooerdinatie rechtvaardigt van de in de eerste richtlijn bedoelde congruentieregels;
Overwegende dat de in de Lid-Staten vigerende bepalingen op het gebied van het op de verzekeringsovereenkomst toepasselijke recht uiteenlopend blijven; dat de vrijheid om als op de overeenkomst toepasselijk recht een ander recht te kiezen dan dat van de Lid-Staat waar het risico is gelegen, in bepaalde gevallen kan worden verleend op grond van regels die rekening houden met de specifieke omstandigheden;
Overwegende dat de verplichte verzekeringen moeten worden opgenomen in het toepassingsgebied van deze richtlijn, waarbij evenwel moet worden geëist dat de overeenkomst betreffende een dergelijke verzekering in overeenstemming is met de specifieke bepalingen betreffende deze verzekering, vastgesteld door de Lid-Staat die de verzekeringsplicht oplegt;
Overwegende dat de bepalingen van de eerste richtlijn betreffende portefeuille-overdracht moeten worden versterkt en aangevuld met bepalingen die specifiek betrekking hebben op de overdracht van de portefeuille van in het kader van dienstverrichting gesloten overeenkomsten aan een andere onderneming;
Overwegende dat van het toepassingsgebied van de bijzondere bepalingen inzake het vrij verrichten van diensten bepaalde risico's moeten worden uitgesloten ten aanzien waarvan de specifieke regels die door de autoriteiten van de Lid-Staten zijn vastgesteld, wegens hun aard en hun sociale gevolgen de toepassing van die bepalingen vooralsnog minder passend maken; dat deze uitsluitingen derhalve na een bepaalde periode van toepassing van de richtlijn opnieuw moeten worden bezien;
Overwegende dat bij de huidige stand van de cooerdinatie aan de Lid-Staten de bevoegdheid moet worden verleend om ter bescherming van de verzekeringnemers de gelijktijdige uitoefening van werkzaamheden in het kader van het vrij verrichten van diensten en werkzaamheden in het kader van vestiging te beperken; dat in een dergelijke beperking niet kan worden voorzien in de gevallen waarin de verzekeringnemers die bescherming niet behoeven;
Overwegende dat de toegang tot het vrij verrichten van diensten moet worden onderworpen aan procedures die garanderen dat de verzekeringsonderneming de bepalingen in acht neemt betreffende zowel de financiële garanties als de verzekeringsvoorwaarden; dat deze procedures kunnen worden versoepeld voor zover de werkzaamheden in het kader van dienstverrichting betrekking hebben op verzekeringnemers die wegens hun hoedanigheid of grootte of wegens de aard van het te verzekeren risico geen bijzondere bescherming behoeven in de Lid-Staat waar het risico is gelegen;
Overwegende dat een bijzondere samenwerking op het terrein van het vrij verrichten van diensten moet worden ingesteld tussen de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de Lid-Staten onderling en tussen deze autoriteiten en de Commissie; dat tevens een sanctieregeling moet worden ingesteld die van toepassing is wanneer de onderneming die diensten verricht, zich niet voegt naar de bepalingen van de Lid-Staat van dienstverrichting;
Overwegende dat in afwachting van een latere cooerdinatie de technische voorzieningen moeten worden onderworpen aan de regels en het toezicht van de Lid-Staat van dienstverrichting wanneer de werkzaamheden in het kader van dienstver - richting risico's betreffen waarvoor de Lid-Staat waarvoor de dienstverrichting bestemd is, de verzekeringnemers een bijzondere bescherming wil bieden; dat de technische voorzieningen daarentegen onderworpen blijven aan de regels en het toezicht van de Lid-Staat waar de verzekeraar is gevestigd wanneer dit streven naar bescherming van de verzekeringnemer niet gegrond is;
Overwegende dat in sommige Lid-Staten de verzekeringstransacties niet zijn onderworpen aan enige vorm van indirecte belasting, terwijl in de meeste Lid-Staten bijzondere heffingen en andere vormen van belasting, extra heffingen bestemd voor compensatie-instellingen daaronder begrepen, van toepassing zijn; dat deze heffingen en belastingen in de Lid-Staten waar zij gelden, qua structuur en tarieven aanzienlijk verschillen; dat voorkomen moet worden dat de bestaande verschillen ernstige concurrentiedistorsies tussen de Lid-Staten met zich brengen op het gebied van verzekeringsdiensten; dat onder voorbehoud van een latere harmonisatie de toepassing van de belastingregeling en andere door de Lid-Staat waar het risico is gelegen vastgestelde vormen van belasting een dergelijk bezwaar kan ondervangen en dat het de taak van de Lid-Staten is de nadere regels voor het innen van deze heffingen en belastingen vast te stellen;
Overwegende dat voorkomen moet worden dat het gebrek aan cooerdinatie bij de toepassing van deze richtlijn en van Richtlijn 78/473/EEG van de Raad van 30 mei 1978 tot cooerdinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op het gebied van de communautaire co-assurantie (6 ) ertoe leidt dat in elke Lid-Staat drie verschillende regelingen bestaan; dat te dien einde de risico's die in het kader van communautaire co-assurantie kunnen worden verzekerd, moeten worden omschreven aan de hand van de criteria die gelden voor de grote risico's in deze richtlijn;
Overwegende dat volgens artikel 8C van het Verdrag rekening dient te worden gehouden met de inspanning die bepaalde volkshuishoudingen met verschillen in ontwikkeling zich moeten getroosten; dat dan ook aan bepaalde Lid-Staten een overgangsregeling moet worden toegestaan waardoor de bepalingen van de richtlijn die specifiek betrekking hebben op het vrij verrichten van diensten, geleidelijk kunnen worden toegepast,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :
TITEL I Algemene bepalingen Artikel 1 Deze richtlijn heeft tot doel :
a ) aanvulling van de eerste richtlijn ( 73/239/EEG );
b ) vaststelling van de bijzondere bepalingen aangaande het vrij verrichten van diensten voor de in de eerste richtlijn bedoelde verzekeringsondernemingen en -branches .
Artikel 2 In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder :
a ) eerste richtlijn :
Richtlijn 73/239/EEG;
b ) onderneming :
-
-voor de toepassing van de titels I en II iedere onderneming waaraan overeenkomstig arti - kel 6 of artikel 23 van de eerste richtlijn vergunning is verleend;
-
-voor de toepassing van de titels III en V iedere onderneming waaraan overeenkomstig arti - kel 6 van de eerste richtlijn vergunning is verleend;
c ) vestiging :
hoofdkantoor, agentschap of bijkantoor van een onderneming, met inachtneming van artikel 3;
d ) Lid-Staat waar het risico is gelegen :
-
-de Lid-Staat waar de goederen zich bevinden, wanneer de verzekering betrekking heeft hetzij op onroerend goed, hetzij op onroerend goed en op de inhoud daarvan, voor zover deze door dezelfde verzekerings - polis wordt gedekt;
-
-de Lid-Staat van registratie, wanneer de verzekering betrekking heeft op voer - en vaartuigen van om het even welke aard;
-
-de Lid-Staat waar de verzekeringnemer de overeenkomst heeft gesloten, indien het overeenkomsten betreft met een looptijd van vier maanden of minder die betrekking hebben op tijdens een reis of vakantie gelopen risico's, ongeacht de branche;
-
-de Lid-Staat waar de verzekeringnemer zijn gewone verblijfplaats heeft, of, indien de verzekeringnemer een rechtspersoon is, de Lid-Staat waar zich de vestiging van deze rechtspersoon bevindt waarop de overeenkomst betrekking heeft, in alle gevallen die niet uitdrukkelijk zijn genoemd in de vorige streepjes;
e ) Lid-Staat van de vestiging :
de Lid-Staat waar de vestiging die het risico dekt, is gelegen;
f ) Lid-Staat van dienstverrichting :
de Lid-Staat waar het risico is gelegen, wanneer het wordt gedekt door een in een andere Lid-Staat gelegen vestiging .
Artikel 3 Voor de toepassing van de eerste richtlijn en van deze richtlijn wordt met een agentschap of bijkantoor gelijkgesteld, elke duurzame aanwezigheid van een onderneming op het grondgebied van een Lid-Staat, ook indien die aanwezigheid niet de vorm heeft van een bijkantoor of een agentschap, maar enkel bestaat uit een bureau, beheerd door eigen personeel van de onderneming of door een zelfstandig persoon die echter gemachtigd is duurzaam voor die onderneming op te treden zoals een agentschap zou doen .
Artikel 4 In de zin van deze richtlijn en van de eerste richtlijn omvatten de algemene en bijzondere voorwaarden van de verzeke - ringspolissen niet de specifieke voorwaarden die bestemd zijn om in een afzonderlijk geval rekening te houden met de bijzondere aspecten van het te dekken risico .
TITEL II Bepalingen ter aanvulling van de eerste richtlijn Artikel 5 Artikel 5 van de eerste richtlijn wordt met het volgende onderdeel aangevuld :
"d ) grote risico's iii ) de risico's die behoren tot de in de bijlage onder A, 4, 5, 6, 7, 11 en 12, vermelde branches;
iii ) de risico's die behoren tot de in de bijlage onder A, 14 en 15, vermelde branches wanneer de verzekeringnemer in het kader van een bedrijf of beroep een industriële of commerciële activiteit dan wel een vrij beroep uitoefent en het risico daarop betrekking heeft;
iii ) de risico's die behoren tot de in de bijlage onder A, 8, 9, 13 en 16, vermelde branches voor zover de verzekeringnemer ten minste twee van de drie volgende criteria overschrijdt :
1e fase : tot en met 31 december 1992 :
-
-balanstotaal : 12,4 miljoen Ecu - netto-omzet : 24 miljoen Ecu - gemiddeld personeelsbestand gedurende het boekjaar : 500 .
2e fase : vanaf 1 januari 1993 :
-
-balanstotaal : 6,2 miljoen Ecu,
-
-netto-omzet : 12,8 miljoen Ecu,
-
-gemiddeld personeelsbestand gedurende het boekjaar : 250 .
Wanneer de verzekeringnemer deel uitmaakt van een groep maatschappijen waarvan de geconsolideerde jaarrekening overeenkomstig Richtlijn 83/349/EEG ( 7 ) wordt opgesteld, worden de bovengenoemde criteria op basis van de geconsolideerde rekening toegepast .
Iedere Lid-Staat kan aan de onder iii ) genoemde categorie de risico's toevoegen die door be - roepsverenigingen, joint ventures of tijdelijke verenigingen worden verzekerd .''.
Artikel 6 Voor de toepassing van artikel 15, lid 2, eerste alinea, en artikel 24 van de eerste richtlijn, voegen de Lid-Staten zich naar bijlage 1 bij deze richtlijn voor wat betreft de congruentieregels .
Artikel 7 1 . Het recht dat van toepassing is op de in deze richtlijn bedoelde verzekeringsovereenkomsten ter dekking van in de Lid-Staten gelegen risico's, wordt vastgesteld overeenkomstig de volgende bepalingen :
a ) Wanneer de verzekeringnemer zijn gewone verblijfplaats of zijn hoofdbestuur heeft op het grondgebied van de Lid-Staat waar het risico is gelegen, is op de verzekeringsovereenkomst het recht van deze Lid-Staat van toepassing . Indien zulks volgens het recht van deze Staat mogelijk is, kunnen de partijen evenwel het recht van een ander land kiezen .
b ) Wanneer de verzekeringnemer niet zijn gewone verblijfplaats of zijn hoofdbestuur heeft in de Lid-Staat waar het risico is gelegen, kunnen de partijen bij de verzekeringsovereenkomst kiezen tussen toepassing van het recht van de Lid-Staat waar het risico is gelegen of van dat van het land waar de verzekeringnemer zijn gewone verblijfplaats of zijn hoofdbestuur heeft .
c ) Wanneer de verzekeringnemer in het kader van een bedrijf of beroep een commerciële of industriële activiteit dan wel een vrij beroep uitoefent en de overeenkomst twee of meer risico's dekt die met deze activiteit verband houden en in verschillende Lid-Staten zijn gelegen, strekt de vrijheid van keuze van het op de overeenkomst toepasselijke recht zich uit tot het recht van deze Lid-Staten en van het land waar de verzekeringnemer zijn gewone verblijfplaats of zijn hoofdbestuur heeft .
d ) Niettegenstaande het bepaalde onder b ) en c ), kunnen de partijen, wanneer de in die onderdelen bedoelde Lid-Staten een grotere vrijheid voor de keuze van het op de overeenkomst toepasselijke recht toestaan, zich op deze vrijheid beroepen .
e ) Niettegenstaande het bepaalde onder a ), b ) en c ), kunnen de partijen, wanneer de door de overeenkomst gedekte risico's beperkt zijn tot schadegevallen die zich kunnen voordoen in een andere Lid-Staat dan de Lid-Staat waar het risico is gelegen, als omschreven in artikel 2, onder d ), altijd het recht van eerstgenoemde Lid-Staat kiezen .
f ) Voor de risico's bedoeld in artikel 5, onder d ), i ), van de eerste richtlijn, kunnen de partijen bij de overeenkomst onverschillig welk recht kiezen.
g ) De rechtskeuze door partijen in de onder a ) en f ) bedoelde gevallen laat, wanneer alle overige elementen van het geval op het tijdstip van deze keuze met een enkele Lid-Staat zijn verbonden, onverlet de dwingende bepalin - gen van deze Lid-Staat, te weten de bepalingen waarvan volgens het recht van deze Lid -Staat niet bij overeenkomst mag worden afgeweken .
h ) De in de vorige onderdelen bedoelde rechtskeuze moet uitdrukkelijk zijn gedaan of voldoende duidelijk blijken uit de bepalingen van de overeenkomst of de omstandigheden van het geval . Zo niet, of indien geen keuze is gedaan, wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land waarmee zij het nauwst is verbonden van alle volgens de vorige onderdelen in aanmerking komende landen . Indien evenwel een deel van de overeenkomst kan worden afgescheiden en dit deel nauwer verbonden is met een ander van de volgens de vorige onderdelen in aanmerking komende landen, kan hierop bij wijze van uitzondering het recht van dat andere land worden toegepast . Aangenomen wordt dat de overeenkomst het nauwst is verbonden met de Lid-Staat waar het risico is gelegen .
i ) Indien een Staat uit meer dan een territoriale eenheid bestaat en elke eenheid daarvan eigen rechtsregels voor verbintenissen uit overeenkomst bezit, wordt voor de vaststelling van het overeenkomstig deze richtlijn, toe te passen recht iedere eenheid als een land beschouwd .
Een Lid-Staat waarbinnen verschillende territoriale eenheden eigen rechtsregels voor verbintenissen uit overeenkomst bezitten, is niet verplicht de bepalingen van deze richtlijn toe te passen op conflicten tussen het recht van deze eenheden .
2 . Dit artikel laat de toepassing onverlet van de bepalingen van het land van de rechter die, ongeacht het op de overeenkomst toepasselijke recht, het geval dwingend beheersen .
Indien het recht van een Lid-Staat daarin voorziet, kan gevolg worden toegekend aan de dwingende bepalingen van het recht van de Lid-Staat waar het risico is gelegen of van een Lid-Staat die de verzekeringsplicht oplegt, indien en voor zover die bepalingen volgens het recht van deze landen toepasselijk zijn, ongeacht het recht dat de overeenkomst beheerst .
Wanneer de overeenkomst risico's dekt die gelegen zijn in meer dan één Lid-Staat, wordt voor de toepassing van dit lid de overeenkomst beschouwd als bestaande uit verscheidene overeenkomsten waarvan elk betrekking heeft op één Lid-Staat .
3 . Behoudens het in de voorgaande leden bepaalde, passen de Lid-Staten op de in deze richtlijn bedoelde verzekeringsovereenkomsten de algemene bepalingen van hun internationaal privaatrecht inzake verbintenissen uit overeenkomst toe .
Artikel 8 1 . Onder de in dit artikel omschreven voorwaarden kunnen de verzekeringsondernemingen overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn en van de eerste richtlijn overeenkomsten voor verplichte verzekeringen aanbieden en sluiten .
2 . Wanneer een Lid-Staat de verplichting tot verzekering oplegt, voldoet de overeenkomst slechts aan deze verplichting indien zij strookt met de specifieke bepalingen met betrekking tot die verzekering die deze Lid-Staat heeft vastgesteld .
3 . Wanneer bij verplichte verzekering het recht van de Lid-Staat waar het risico is gelegen, strijdig is met het recht van de Lid-Staat die de verplichting tot verzekering oplegt, heeft dit laatste voorrang .
4 . a ) Onverminderd het hierna onder b ) en c ) bepaalde is artikel 7, lid 2, derde alinea, van toepassing wanneer de verzekeringsovereenkomst dekking geeft in verscheidene Lid-Staten waarvan ten minste één een verplichting tot verzekering oplegt .
b ) Een Lid-Staat die, op de datum van kennisgeving van deze richtlijn, aan iedere op zijn grondgebied gevestigde onderneming de goedkeuring van de algemene en bijzondere voorwaarden van de verplichte verzekeringen oplegt, kan, in afwijking van de artikelen 9 en 18, de goedkeuring van die voorwaarden ook opleggen aan iedere verzekeringsonderneming die een dergelijke dekking op zijn grondgebied aanbiedt onder de voorwaarden van artikel 12, lid 1 .
c ) Een Lid-Staat kan, in afwijking van artikel 7, voorschrijven dat het recht dat van toepassing is op de overeenkomst inzake een verplichte verzekering het recht is van de Staat die de verzekeringsplicht oplegt .
d ) Wanneer de verzekeraar in een Lid-Staat die een verzekeringsplicht oplegt, het beëindigen van de dekking aan de bevoegde autoriteiten moet melden, kan deze beëindiging aan benadeelde derden slechts worden tegengeworpen onder de door de wetgeving van deze Lid-Staat bepaalde voorwaarden .
5 . a ) Elke Lid-Staat deelt de Commissie de risico's mee waarvoor zijn wetgeving een verzekeringsplicht oplegt, en geeft daarbij het volgende aan :
-
-de specifieke bepalingen betreffende deze verzekering;
-
-de gegevens die moeten voorkomen in de verklaring die de verzekeraar aan de verzekerde moet afgeven, wanneer deze Lid-Staat een bewijs verlangt dat aan de verzekeringsplicht is voldaan . Elke Lid-Staat kan eisen dat onder die gegevens de verklaring van de verzekeraar voorkomt, dat de overeenkomst in overeenstemming is met de specifieke bepalingen betreffende deze verzekering .
b ) De Commissie maakt de onder a ) bedoelde gegevens bekend in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen .
c ) Iedere Lid-Staat aanvaardt als verklaring dat aan de verzekeringsplicht is voldaan, een document waarvan de inhoud overeenstemt met het bepaalde onder a ), tweede streepje .
Artikel 9 1. In artikel 9 en in artikel 11, lid 1, van de eerste richtlijn wordt de laatste alinea vervangen door :
"De onder a ) en b ) bedoelde gegevens betreffende de algemene en bijzondere voorwaarden en de tarieven zijn echter niet vereist met betrekking tot de in artikel 5, onder d ), bedoelde risico's .''.
2 . In de artikelen 8 en 10 van de eerste richtlijn wordt lid 3 vervangen door :
"3 . De huidige cooerdinatie belet niet dat de Lid-Staten wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen handhaven of invoeren, met name betreffende de noodzaak van een technische kennis van de bestuurders, alsmede de goedkeuring van de statuten, van de algemene en bijzondere voorwaarden van de verzekeringspolissen, van de tarieven en van elk ander document dat voor de normale uitoefening van het toezicht vereist is .
Voor de in artikel 5, onder d ), bedoelde risico's stellen de Lid-Staten echter geen bepalingen vast waarin de goedkeuring of systematische mededeling wordt geëist van de algemene en bijzondere voorwaarden van de verzekeringspolissen, van de tarieven, van de formulieren en andere gedrukte documenten waarvan de onderneming gebruik wil maken in haar betrekkingen met de verzekeringnemers . Voor het toezicht op de naleving van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende deze risico's kunnen zij alleen de niet-systematische mededeling van deze voorwaarden en andere documenten eisen, zonder dat dit vereiste voor de onderneming een voorwaarde voor de uitoefening van haar werkzaamheden mag vormen .
Voor de in artikel 5, onder d ), bedoelde risico's kunnen de Lid-Staten de voorafgaande kennisgeving of de goedkeuring van voorgestelde tariefverhogingen alleen als onderdeel van een algemeen prijscontrolesysteem handhaven of invoeren .
De huidige cooerdinatie belet de Lid-Staten evenmin de ondernemingen die een vergunning aanvragen of hebben verkregen voor branche 18 onder A van de bijlage, te onderwerpen aan het toezicht op de directe of indirecte middelen in de vorm van personeel en uitrusting, met inbegrip van de kwalificaties van de medische staf en de kwaliteit van de uitrusting waarover zij beschikken om hun verplichtingen die onder deze branche vallen na te komen .''.
Artikel 10 Artikel 19 van de eerste richtlijn wordt aangevuld met het volgende lid :
"3 . Iedere Lid-Staat neemt de nodige maatregelen opdat de op de verzekeringsondernemingen toezichthou - dende autoriteiten over de bevoegdheden en middelen beschikken die noodzakelijk zijn om toezicht uit te oefenen op de werkzaamheden van de op zijn grondgebied gevestigde verzekeringsondernemingen, met inbegrip van de werkzaamheden die buiten dit grondgebied worden verricht, overeenkomstig de richtlijnen van de Raad betreffende deze werkzaamheden en met het oog op de toepassing ervan .
Deze bevoegdheden en middelen moeten aan de toezichthoudende autoriteiten met name de mogelijkheid verschaffen om :
-
-grondige informatie te verkrijgen over de situatie en alle werkzaamheden van de onderneming, met name :
-
-door het inwinnen van inlichtingen of het opvragen van documenten betreffende de verzekerings - activiteiten,
-
-door het verrichten van controles ter plaatse in de bedrijfsruimten van de onderneming;
-
-jegens de onderneming alle afdoende en noodzakelijke maatregelen te treffen om te bewerkstelligen dat de werkzaamheden van de onderneming blijven stroken met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen welke de onderneming in de onderscheiden Lid-Staten in acht moet nemen, inzonderheid met het programma van werkzaamheden, voor zover dit laatste verplicht blijft, alsook om misstanden te vermijden of te beëindigen die de belangen der verzekerden zouden schaden;
-
-te bewerkstelligen dat de door de toezichthoudende autoriteiten noodzakelijk geachte maatregelen worden toegepast, zo nodig door de tenuitvoerlegging ervan te gelasten, in voorkomend geval door een beroep te doen op de gerechtelijke instanties .
De Lid-Staten kunnen de toezichthoudende autoriteiten ook de mogelijkheid bieden alle inlichtingen te verkrijgen betreffende de overeenkomsten die in het bezit zijn van tussenpersonen .''.
Artikel 11 1 . Artikel 21 van de eerste richtlijn wordt geschrapt .
2 . Elke Lid-Staat verleent, onder de in het nationale recht vastgestelde voorwaarden, de op zijn grondgebied gevestigde ondernemingen toestemming voor de gehele of gedeeltelijke overdracht van hun portefeuille met overeenkomsten waarvoor deze Lid-Staat de Lid-Staat is waar het risico is gelegen, aan een in dezelfde Lid-Staat gevestigde overnemende onderneming, indien de toezichthoudende autoriteiten van de Lid-Staat van het hoofdkantoor van de overnemende onderneming verklaren dat deze onderneming, mede gelet op de overdracht, de vereiste solvabiliteitsmarge bezit .
3 . Elke Lid-Staat verleent, onder de in het nationale recht vastgestelde voorwaarden, de op zijn grondgebied gevestigde ondernemingen toestemming voor de gehele of gedeeltelijke overdracht van hun portefeuille met overeenkomsten die zijn gesloten in de in artikel 12, lid 1, bedoelde omstandigheden,
aan een in de Lid-Staat van dienstverrichting gevestigde overnemende onderneming, indien de toezichthoudende autoriteiten van de Lid-Staat van het hoofdkantoor van de overnemende onderneming verklaren dat deze onderneming, mede gelet op de overdracht, de vereiste solvabiliteitsmarge bezit .
4 . Elke Lid-Staat verleent, onder de in het nationale recht vastgestelde voorwaarden, de op zijn grondgebied gevestigde ondernemingen toestemming voor de gehele of gedeeltelijke overdracht van hun portefeuille met overeenkomsten die zijn gesloten in de in artikel 12, lid 1, bedoelde omstandigheden, aan een in dezelfde Lid-Staat gevestigde overnemende onderneming, indien de toezichthoudende autoriteiten van de Lid-Staat van het hoofdkantoor van de overnemende onderneming verklaren dat deze onderneming, mede gelet op de overdracht, de vereiste solvabiliteitsmarge bezit en indien deze onderneming in de Lid-Staat van dienstverrichting aan de voorwaarden van de artikelen 13 tot en met 16 voldoet .
5 . In de gevallen bedoeld in de leden 3 en 4 geven de toezichthoudende autoriteiten van de Lid-Staat van vestiging van de overdragende onderneming toestemming voor de overdracht nadat zij de instemming hebben verkregen van de toezichthoudende autoriteiten van de Lid-Staat van dienstverrichting .
6 . Indien een Lid-Staat, onder de in het nationale recht vastgestelde voorwaarden, de op zijn grondgebied gevestigde ondernemingen toestemming verleent voor de gehele of gedeeltelijke overdracht van hun portefeuille met overeenkomsten aan een overnemende onderneming gevestigd in een andere Lid-Staat die niet de Lid-Staat van dienstverrichting is, vergewist hij zich ervan dat aan de volgende voorwaarden is voldaan :
-
-de toezichthoudende autoriteiten van de Lid-Staat van het hoofdkantoor van de overnemende onderneming verklaren dat deze onderneming, mede gelet op de overdracht, de vereiste solvabiliteitsmarge bezit;
-
-de Lid-Staat waar de overnemende onderneming is gevestigd, gaat akkoord;
-
-de overnemende onderneming voldoet in de Lid-Staat van dienstverrichting aan de voorwaarden van de artikelen 13 tot en met 16; het recht van deze Lid-Staat voorziet in de mogelijkheid van een dergelijke overdracht en deze Lid-Staat gaat akkoord met de overdracht .
7 . De overeenkomstig dit artikel toegestane overdracht wordt, in de Lid-Staat waar het risico is gelegen, bekendgemaakt onder de in het nationale recht vastgestelde voorwaarden . Deze overdracht kan van rechtswege worden tegengeworpen aan de verzekeringnemers, aan de verzekerden en aan iedereen die uit de overgedragen overeenkomsten voortvloeiende rechten of verplichtingen heeft .
Deze bepaling doet geen afbreuk aan het recht van de Lid-Staten om de verzekeringnemers de mogelijkheid te bieden de overeenkomst binnen een bepaalde termijn na de overdracht op te zeggen .
TITEL III Bijzondere bepalingen ten aanzien van het vrij verrichten van diensten Artikel 12 1 . De bepalingen van deze titel zijn van toepassing wanneer een onderneming vanuit een in een Lid-Staat gelegen vestiging een risico dekt dat volgens artikel 2, onder d ), is gelegen in een andere Lid-Staat; deze laatste is de Lid-Staat van dienstverrichting in de zin van deze titel .
2 . De bepalingen van deze titel zijn niet van toepassing op de verrichtingen en ondernemingen en evenmin op de instellingen waarop de eerste richtlijn niet van toepassing is, noch op de risico's die moeten worden gedekt door de in artikel 4 van die richtlijn genoemde publiekrechtelijke instellingen .
De bepalingen van deze titel zijn niet van toepassing op verzekeringsovereenkomsten ter dekking van risico's die behoren tot de onderstaande, in de bijlage bij de eerste richtlijn onder A vermelde branches :
-
-nr . 1 :
wat arbeidsongevallen betreft;
-
-nr . 10 :
de aansprakelijkheid van de vervoerder daar niet onder begrepen;
-
-nr . 12 :
wat motorboten en boten betreft waarop de betrokken Lid-Staat op het ogenblik van de kennisgeving van deze richtlijn dezelfde regeling toepast als op motorrijtuigen;
-
-nr . 13 :
wat de wettelijke aansprakelijkheid op nucleair gebied en die ten aanzien van farmaceutische produkten betreft;
-
-nrs . 9 en 13 :
wat de verplichte verzekering van bouwwerkzaamheden betreft .
Deze uitsluitingen zullen uiterlijk op 1 juli 1998 door de Raad aan een onderzoek worden onderworpen .
3 . Tot de in artikel 7, lid 2, onder c ), van de eerste richtlijn bedoelde cooerdinatie mag de Bondsrepubliek Duitsland het verbod handhaven om op haar grondgebied, in het kader van dienstverrichting, ziekteverzekering met andere branches te cumuleren .
Artikel 13 De wetgeving van de Lid-Staten bepaalt dat een in een Lid-Staat gevestigde onderneming aldaar in het kader van dienstverrichting dekking kan verlenen voor ten minste :
-
-de grote risico's als omschreven in artikel 5, onder d ), van de eerste richtlijn;
-
-andere dan de in artikel 5, onder d ), van de eerste richtlijn omschreven risico's die zijn ingedeeld in branches waarvoor deze vestiging geen vergunning heeft .
Artikel 14 Elke onderneming die voornemens is diensten te verrichten, is gehouden de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat waar het hoofdkantoor is gevestigd en, in voorkomend geval, van de Lid-Staat van de betrokken vestiging hiervan vooraf in kennis te stellen, met opgave van de Lid-Staat of de Lid-Staten op het grondgebied waarvan zij voornemens is diensten te verrichten en van de aard van de risico's die zij voornemens is te dekken .
Deze autoriteiten kunnen verlangen dat hun de gegevens of bewijsstukken bedoeld in artikel 9 of in artikel 11 van de eerste richtlijn worden verstrekt .
Artikel 15 1 . Onverminderd het bepaalde in artikel 16 kan elke Lid-Staat op het grondgebied waarvan een onderneming voornemens is diensten te verrichten de toegang tot deze werkzaamheden afhankelijk maken van een vergunning; hiertoe kan hij de eis stellen dat de onderneming :
a ) een certificaat overlegt, afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat waar het hoofdkantoor is gevestigd, waarin wordt verklaard dat de onderneming voor al haar werkzaamheden over de in de artikelen 16 en 17 van de eerste richtlijn bedoelde minimum solvabiliteitsmarge beschikt en dat de vergunning overeenkomstig artikel 7, lid 1, van die richtlijn de onderneming in staat stelt buiten de Lid-Staat van de vestiging werkzaam te zijn;
b ) een certificaat overlegt, afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van de vestiging, waarin wordt verklaard welke branches de onderneming mag uitoefenen alsmede dat deze autoriteiten er geen bezwaar tegen maken dat de onderneming werkzaamheden in het kader van dienstverrichting verricht;
c ) een programma van werkzaamheden overlegt dat gegevens moet bevatten betreffende :
-
-de aard van de risico's die de onderneming voornemens is te dekken in de Lid-Staat van dienstverrichting;
-
-de algemene en bijzondere voorwaarden van de verzekeringspolissen die zij voornemens is daar te gebruiken;
-
-de tarieven die de onderneming voornemens is toe te passen voor elke categorie van transacties;
-
-de formulieren en andere gedrukte documenten die zij in de contacten met de verzekeringnemers wil gebruiken, voor zover deze ook van de gevestigde ondernemingen worden geëist .
2 . De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van dienstverrichting kunnen eisen dat de in lid 1, onder c ), bedoelde gegevens hun in de officiële taal van deze Lid-Staat worden overgelegd .
3 . De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van dienstverrichting beschikken over een termijn van zes maanden, ingaande op de datum van ontvangst van de in lid 1 genoemde documenten, om de vergunning te verlenen of te weigeren, naar gelang de elementen van het door de onderneming overgelegde programma van werkzaamheden al dan niet in overeenstemming zijn met de in deze Lid-Staat geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen .
4 . Indien de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van dienstverrichting bij het verstrijken van de in lid 3 bedoelde termijn geen uitspraak hebben gedaan, wordt de vergunning geacht te zijn geweigerd .
5 . Ieder besluit tot weigering van de vergunning of tot weigering van het onder a ) of b ) van lid 1 bedoelde certificaat moet nauwkeurig met redenen zijn omkleed en aan de betrokken onderneming ter kennis worden gebracht .
6 . Elke Lid-Staat voorziet in de mogelijkheid van beroep bij een rechterlijke instantie tegen een weigering van de vergunning of weigering van afgifte van het in lid 1, onder a ) of b ), bedoelde certificaat .
Artikel 16 1 . Elke Lid-Staat op het grondgebied waarvan een onderneming voornemens is in het kader van dienstverrichting de in artikel 5, onder d ), van de eerste richtlijn bedoelde risico's te dekken, stelt de eis dat de onderneming :
a ) een certificaat overlegt, afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat waar het hoofdkantoor is gevestigd, waarin wordt verklaard dat de onderneming voor al haar werkzaamheden over de in de artikelen 16 en 17 van de eerste richtlijn bedoelde minimum solvabiliteitsmarge beschikt en dat de vergunning overeenkomstig artikel 7, lid 1, van die richtlijn de onderneming in staat stelt buiten de Lid-Staat van de vestiging werkzaam te zijn;
b ) een certificaat overlegt, afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van de vestiging, waarin wordt verklaard welke branches de onderneming mag uitoefenen alsmede dat deze autoriteiten er geen bezwaar tegen maken dat de onderneming werkzaamheden in het kader van dienstverrichting verricht;
c ) de aard van de risico's aangeeft die zij voornemens is te dekken in de Lid-Staat van dienstverrichting .
2 . Elke Lid-Staat voorziet in de mogelijkheid van beroep bij een rechterlijke instantie tegen een weigering van afgifte van het in lid 1, onder a ) of b ), bedoelde certificaat .
3 . De onderneming kan haar werkzaamheden aanvangen vanaf de officieel bevestigde datum waarop de autoriteiten van de Lid-Staat van dienstverrichting in het bezit zijn van de in lid 1 bedoelde documenten .
4 . Dit artikel is eveneens van toepassing indien de Lid-Staat op het grondgebied waarvan een onderneming voornemens is in het kader van dienstverrichting andere dan de in artikel 5, onder d ), van de eerste richtlijn bedoelde risico's te dekken, de toegang tot die werkzaamheden niet afhankelijk stelt van een vergunning .
Artikel 17 1 . Wanneer de in artikel 14 bedoelde onderneming voornemens is wijzigingen aan te brengen in de in artikel 15, lid 1, onder c ), of artikel 16, lid 1, onder c), bedoelde gegevens, legt zij deze wijzigingen voor aan de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van dienstverrichting . Deze wijzigingen worden van kracht overeenkomstig respectievelijk artikel 15, lid 3, en artikel 16, lid 3 .
2 . Wanneer de onderneming voornemens is haar werkzaamheden uit te breiden tot andere dan de in artikel 5,
onder d ), van de eerste richtlijn bedoelde risico's, volgt zij de in de artikelen 14 en 15 omschreven procedure .
3 . Wanneer de onderneming voornemens is haar werkzaamheden uit te breiden tot de in artikel 5, onder d ), van de eerste richtlijn of de in artikel 16, lid 4, van deze richtlijn bedoelde risico's, volgt zij de in de artikelen 14 en 16 omschreven procedure .
Artikel 18 1 . De huidige cooerdinatie belet niet dat de Lid-Staten wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen handhaven of invoeren, met name betreffende de goedkeuring van de algemene en bijzondere voorwaarden van de verzekeringspolissen, van de formulieren en andere gedrukte documenten die bestemd zijn om in de betrekkingen met de verzekering - nemers te worden gebruikt, van de tarieven en van elk ander document dat voor de normale uitoefening van het toezicht vereist is, op voorwaarde evenwel dat de regels van de Lid-Staat van de vestiging niet volstaan om het noodzakelijke beschermingsniveau te bereiken en de voorschriften van de Lid-Staat van dienstverrichting niet verder gaan dan daartoe noodzakelijk is .
2 . Voor de in artikel 5, onder d ), van de eerste richtlijn bedoelde risico's stellen de Lid-Staten echter geen bepalingen vast waarin de goedkeuring of systematische mededeling wordt geëist van de algemene en bijzondere voorwaarden van de verzekeringspolissen, van de tarieven, van de formulieren en andere gedrukte documenten waarvan de onderneming gebruik wil maken in haar betrekkingen met de verzekeringnemers . Voor het toezicht op de naleving van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende deze risico's kunnen zij alleen de niet-systematische mededeling van deze voorwaarden en andere documenten eisen, zonder dat dit vereiste voor de onderneming een voorwaarde voor de uitoefening van haar werkzaamheden mag vormen .
3 . Voor de in artikel 5, onder d ), van de eerste richtlijn bedoelde risico's kunnen de Lid-Staten de voorafgaande kennisgeving of de goedkeuring van voorgestelde tariefverhogingen alleen als onderdeel van een algemeen prijscon - trolesysteem handhaven of invoeren .
Artikel 19 1 . Iedere onderneming die diensten verricht moet aan de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van dienstverrichting alle ter toepassing van dit artikel gevraagde documenten overleggen, voor zover ook de in die Lid-Staat gevestigde ondernemingen daartoe gehouden zijn .
2 . Indien de bevoegde autoriteiten van een Lid-Staat vaststellen dat een onderneming die in het kader van dienstverrichting op het grondgebied van die Lid-Staat werkzaam is, zich niet houdt aan de rechtsregels van die Lid-Staat die op haar van toepassing zijn, verzoeken zij de betrokken onderneming een einde te maken aan deze onregelmatigheid .
3 . Indien de betrokken onderneming aan dit verzoek geen gevolg geeft, stellen de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van dienstverrichting de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van de vestiging hiervan in kennis . Deze autoriteiten treffen alle passende maatregelen opdat de betrokken onderneming een eind maakt aan de onregelmatigheid . De aard van deze maatregelen wordt ter kennis van de autoriteiten van de Lid-Staat van dienstverrichting gebracht .
De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van dienstverrichting kunnen zich ook wenden tot de bevoegde autoriteiten van het hoofdkantoor van de verzekeringsonderneming, wanneer de diensten door een bijkantoor of agentschap worden verricht .
4 . Indien de onderneming, ondanks de door de Lid-Staat van de vestiging getroffen maatregelen, of omdat deze maatregelen ontoereikend zijn of die Lid-Staat geen maatregelen treft, inbreuk blijft maken op de in de Lid-Staat van dienstverrichting geldende rechtsregels, kan deze Lid-Staat, na de toezichthoudende autoriteiten van de Lid-Staat van de vestiging daarvan op de hoogte te hebben gebracht, passende maatregelen nemen om verdere onregelmatigheden te voorkomen en, voor zover zulks volstrekt noodzakelijk is, de onderneming beletten met het sluiten van verzekeringsovereenkomsten in het kader van dienstverrichting op zijn grondgebied door te gaan . Voor andere dan de in artikel 5, onder d ), van de eerste richtlijn bedoelde risico's omvatten deze maatregelen het intrekken van de in artikel 15 bedoelde vergunning . De Lid-Staten zorgen ervoor dat de voor deze maatregelen noodzakelijke kennisgevingen op hun grondgebied mogelijk worden gemaakt .
5 . Bovenstaande bepalingen laten de bevoegdheid van de Lid-Staten om de op hun grondgebied begane onregelmatigheden te bestraffen, onverlet .
6 . Indien de onderneming die de inbreuk heeft gepleegd, een vestiging heeft of goederen bezit in de Lid-Staat van dienstverrichting, kunnen de toezichthoudende autoriteiten van deze Lid-Staat, overeenkomstig de nationale wetgeving, de voor deze inbreuk vastgestelde administratieve sancties ten uitvoer leggen ten aanzien van deze vestiging of deze goederen .
7 . Elke in het kader van de leden 2 tot en met 6 van dit artikel genomen maatregel welke sancties of beperkingen van de uitoefening van het verrichten van diensten inhoudt, moet met redenen worden omkleed en ter kennis van de betrokken onderneming worden gebracht . Tegen een dergelijke maatregel kan bij een rechterlijke instantie beroep worden ingesteld in de Lid-Staat waar hij is genomen .
8 . Wanneer in het kader van artikel 20 van de eerste richtlijn maatregelen zijn getroffen, worden de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van dienstverrichting daarvan in kennis gesteld door de autoriteiten die de maatregelen hebben getroffen, en wanneer het maatregelen uit hoofde van de leden 1 en 3 van voornoemd artikel 20 betreft, nemen zij alle dienstige maatregelen om de belangen van de verzekerden te vrijwaren .
Ingeval de vergunning op grond van artikel 22 van de eerste richtlijn wordt ingetrokken, worden de autoriteiten van de Lid-Staat van dienstverrichting daarvan in kennis gesteld en nemen zij passende maatregelen om te voorkomen dat de betrokken vestiging met het sluiten van verzekeringsovereenkomsten in het kader van dienstverrichting op het grondgebied van deze Lid-Staat doorgaat .
9 . De Commissie legt om de twee jaar aan de Raad een verslag voor, met een overzicht van het aantal en de aard van de gevallen waarin in elke Lid-Staat overeenkomstig artikel 15 kennis is gegeven van besluiten tot weigering van een vergunning, of maatregelen zijn genomen overeenkomstig het bepaalde in lid 4 . De Lid-Staten verlenen aan de Commissie hun medewerking door de voor het opstellen van dat verslag nodige informatie te verstrekken .
Artikel 20 In geval van liquidatie van een verzekeringsonderneming worden de verbintenissen die voortvloeien uit overeenkomsten gesloten in het kader van dienstverrichting, op dezelfde wijze nagekomen als de verbintenissen die voortvloeien uit de andere verzekeringsovereenkomsten van deze onderneming, zonder onderscheid naar nationaliteit van verzekerden en begunstigden .
Artikel 21 1 . Wanneer een verzekering wordt aangeboden in het kader van dienstverrichting, moet aan de verzekeringnemer vóór het aangaan van enige verbintenis worden medegedeeld in welke Lid-Staat het hoofdkantoor, het agentschap of het bijkantoor waarmee de overeenkomst wordt gesloten, gevestigd is .
Wanneer aan de verzekeringnemer documenten worden verstrekt, moet daarin de in de vorige alinea bedoelde informatie worden vermeld .
De in de eerste twee alinea's bedoelde verplichtingen gelden niet voor de in artikel 5, onder d ), van de eerste richtlijn bedoelde risico's .
2 . In de overeenkomst of andere documenten waarbij de dekking wordt verleend, alsmede in het verzekeringsvoorstel wanneer de verzekeringnemer daardoor wordt gebonden, moet het adres worden vermeld van de vestiging die de dekking verleent, alsmede dat van het hoofdkantoor .
Artikel 22 1 . Iedere vestiging moet haar toezichthoudende autoriteiten voor de in het kader van dienstverrichting tot stand gekomen transacties in kennis stellen van de per Lid-Staat en per branchegroep geboekte premies, zonder aftrek van herverzekering . De branchegroepen zijn als volgt gedefinieerd :
-
-ongevallen en ziekte ( 1 en 2 ),
-
-brand en andere schade aan goederen ( 8 en 9 ),
-
-luchtvaart -, zee - en transportverzekering ( 3, 4, 5, 6, 7, 11 en 12 ),
-
-algemene W . A . ( 13 ),
-
-krediet en borgtocht ( 14 en 15 ),
-
-overige branches (16, 17 en 18 ).
De toezichthoudende autoriteiten van elke Lid -Staat delen deze gegevens mee aan de toezichthoudende autoriteiten van elk van de Lid-Staten van dienstverrichting .
2 . Wanneer een vestiging in een Lid-Staat voor de in lid 1, eerste alinea, bedoelde transacties een premiebedrag, zonder aftrek van herverzekering, ontvangt dat hoger is dan 2,5 miljoen Ecu, moet zij voor deze Lid-Staat van dienstverrichting een technische exploitatierekening per branchegroep bijhouden die de in de bijlage 2 A of 2 B vermelde posten bevat .
Wanneer echter een onderneming, met alle vestigingen samen, in een Lid-Staat voor de in lid 1, eerste alinea, bedoelde transacties een premiebedrag, zonder aftrek van herverzekering, ontvangt dat hoger is dan 2,5 miljoen Ecu, kunnen de toezichthoudende autoriteiten van de Lid-Staat van dienstverrichting aan de toezichthoudende autoriteiten van de Lid-Staat van het hoofdkantoor vragen dat in de toekomst een technische exploitatierekening wordt bijgehouden voor de transacties die in hun land door elke vestiging van deze onderneming tot stand worden gebracht .
De in de eerste of de tweede alinea van dit lid bedoelde technische exploitatierekening wordt door de toezichthoudende autoriteiten van de Lid-Staat van de vestiging meegedeeld aan de toezichthoudende autoriteiten van de Lid-Staat van dienstverrichting, indien deze hierom verzoeken .
Artikel 23 1 . Wanneer het verrichten van diensten onderworpen is aan een vergunning van de Lid-Staat van dienstverrichting, wordt de omvang van de technische voorzieningen voor de betrokken overeenkomsten, in afwachting van een latere harmonisatie, onder toezicht van deze Lid-Staat bepaald aan de hand van de door deze Lid-Staat vastgestelde regels of, bij gebreke daarvan, volgens de in deze Lid-Staat geldende gebruiken . De dekking van deze voorzieningen door gelijkwaardige en congruente activa en de lokalisatie van deze activa, geschieden onder het toezicht van deze Lid-Staat, overeenkomstig zijn regels of gebruiken .
2 . In alle andere gevallen geschieden de bepaling van de omvang van de technische voorzieningen, alsmede de dekking daarvan door gelijkwaardige en congruente activa en de lokalisatie van deze activa, onder het toezicht van de Lid-Staat van de vestiging, volgens diens regels en gebruiken .
3 . De Lid -Staat van de vestiging ziet erop toe dat de technische voorzieningen met betrekking tot alle overeenkomsten die de onderneming via de betrokken vestiging afsluit, toereikend zijn en dat zij door gelijkwaardige en congruente activa worden gedekt .
4 . In het in lid 1 bedoelde geval wisselen de Lid-Staat van de vestiging en de Lid-Staat van dienstverrichting alle informatie uit die nodig is voor de vervulling van hun respectieve taken overeenkomstig de leden 1 en 3 .
Artikel 24 Deze richtlijn houdt geen beperking in van het recht van de Lid-Staten om de ondernemingen die in het kader van dienstverrichting op hun grondgebied werkzaam zijn, te verplichten om te zijn aangesloten bij, en onder dezelfde voorwaarden als de in de betreffende Lid-Staat gevestigde ondernemingen deel te nemen aan elke regeling die bedoeld is om de betaling van schadevergoeding aan verzekerden en benadeelde derden te garanderen .
Artikel 25 Onverminderd een latere harmonisatie is elke verzekerings - overeenkomst die is gesloten in het kader van dienstverrichting, uitsluitend onderworpen aan de indirecte belastingen en parafiscale heffingen op verzekeringspremies die bestaan in de Lid-Staat waar het risico is gelegen in de zin van artikel 2, onder d ), en wat Spanje betreft, aan de extra heffingen die bij wet zijn ingesteld ten behoeve van het Spaanse "Consorcio de compensación de Seguros'' voor het vervullen van zijn taak met betrekking tot de compensatie van verliezen die het gevolg zijn van uitzonderlijke gebeurtenissen die zich in deze Lid-Staat voordoen .
In afwijking van artikel 2, onder d ), eerste streepje, en met het oog op de toepassing van dit artikel, vormen de roerende goederen die zich bevinden in een op het grondgebied van een Lid-Staat gelegen onroerend goed, met uitzondering van commerciële transitogoederen, een in die Lid-Staat gelegen risico, ook al worden het onroerend goed en de inhoud daarvan niet door dezelfde verzekeringspolis gedekt .
Het recht dat krachtens artikel 7 op de overeenkomst van toepassing is, is niet van invloed op de belastingregeling die van toepassing is .
Behoudens een latere harmonisatie past elke Lid-Staat op de ondernemingen die op zijn grondgebied diensten verrichten, zijn nationale bepalingen toe betreffende de maatregelen met het oog op de inning van de verschuldigde indirecte belastingen en parafiscale heffingen in de zin van de eerste alinea .
Artikel 26 1 . De risico's die in aanmerking komen voor dekking in het kader van communautaire co-assurantie in de zin van Richtlijn 78/473/EEG zijn die welke zijn omschreven in artikel 5, onder d ), van de eerste richtlijn .
2 . De in deze richtlijn opgenomen bepalingen met betrekking tot de risico's die zijn omschreven in artikel 5, onder d ), van de eerste richtlijn zijn van toepassing op de eerste verzekeraar .
TITEL IV Overgangsbepalingen Artikel 27 1 . Voor Griekenland, Ierland, Spanje en Portugal gelden de volgende overgangsmaatregelen :
iii ) tot en met 31 december 1992 mogen deze Lid-Staten op alle risico's de regeling toepassen die geldt voor andere dan de in artikel 5, onder d ), van de eerste richtlijn omschreven risico's;
iii ) vanaf 1 januari 1993 tot en met 31 december 1994 geldt de regeling voor grote risico's voor de in artikel 5, onder d ), i ) en ii ), van de eerste richtlijn bedoelde risico's; voor de in artikel 5, onder d ), iii ), van dat artikel bedoelde risico's stellen deze Lid-Staten de toe te passen drempelwaarden vast;
iii ) Spanje - vanaf 1 januari 1995 tot en met 31 december 1996 zijn de in artikel 5, onder d ), iii ), van de eerste richtlijn genoemde drempelwaarden van de eerste fase van toepassing;
-
-vanaf 1 januari 1997 zijn de drempelwaarden van de tweede fase van toepassing .
Portugal, Ierland en Griekenland - vanaf 1 januari 1995 tot en met 31 december 1998 zijn de in artikel 5, onder d ), iii ), van de eerste richtlijn genoemde drempelwaarden van de eerste fase van toepassing;
-
-vanaf 1 januari 1999 zijn de drempelwaarden van de tweede fase van toepassing .
De vanaf 1 januari 1995 toegestane uitzondering is alleen van toepassing op overeenkomsten ter dekking van tot de branches 8, 9, 13 en 16 behorende risico's die uitsluitend gelegen zijn in één van de vier Lid-Staten waarvoor deze bepalingen gelden .
2 . Tot en met 31 december 1994 is artikel 26, lid 1, van deze richtlijn niet van toepassing op risico's die gelegen zijn in de vier in dit artikel genoemde Lid-Staten . Voor de overgangsperioden vanaf 1 januari 1995 zijn de in artikel 5, onder d ), iii ), van de eerste richtlijn omschreven risico's die in deze Lid-Staten zijn gelegen en in aanmerking komen voor dekking in het kader van communautaire co-assurantie in de zin van Richtlijn 78/473/EEG, die welke de in lid 1, onder iii ), van dit artikel bedoelde drempelwaarden overschrijden .
TITEL V Slotbepalingen Artikel 28 De Commissie en de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten werken nauw samen, ten einde het toezicht op het directe verzekeringsbedrijf binnen de Gemeenschap te vergemakkelijken .
Iedere Lid-Staat brengt de Commissie op de hoogte van de belangrijkste moeilijkheden die de toepassing van deze richtlijn met zich brengt, onder meer van de moeilijkheden die zich voordoen indien een Lid-Staat een abnormale verplaatsing constateert van de verzekeringsactiviteit ten nadele van de op zijn grondgebied gevestigde ondernemingen naar agentschappen en bijkantoren die in de nabijheid van zijn grondgebied zijn gelegen .
De Commissie en de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid -Staten onderzoeken deze moeilijkheden zo snel mogelijk ten einde een afdoende oplossing te vinden .
In voorkomend geval dient de Commissie bij de Raad passende voorstellen in .
Artikel 29 De Commissie legt de Raad op gezette tijden en voor de eerste maal op 1 juli 1993 een verslag voor over de ontwikkeling van de markt der in het kader van het vrij verrichten van diensten gesloten verzekeringen .
Artikel 30 Telkens wanneer in deze richtlijn de Ecu wordt vermeld, is de vanaf 31 december van elk jaar in aanmerking te nemen tegenwaarde in nationale valuta die welke geldt op de laatste dag van de voorgaande maand oktober waarvoor de tegenwaarde van de Ecu in alle valuta's van de Gemeenschap beschikbaar is .
Artikel 2 van Richtlijn 76/580/EEG ( 8 ) is alleen van toepassing op de artikelen 3, 16 en 17 van de eerste richtlijn .
Artikel 31 De Raad gaat om de vijf jaar, op voorstel van de Commissie, over tot onderzoek naar en, in voorkomend geval, tot herziening van alle in Ecu uitgedrukte bedragen in deze richtlijn, rekening houdende met de ontwikkeling van de economische en monetaire toestand in de Gemeenschap .
Artikel 32 De Lid-Staten wijzigen hun nationale bepalingen overeenkomstig deze richtlijn binnen achttien maanden na kennisgeving daarvan ( 9 ) en stellen de Commissie onmiddellijk van de wijzigingen in kennis .
De overeenkomstig de eerste alinea gewijzigde bepalingen worden binnen vierentwintig maanden na de kennisgeving van de richtlijn toegepast .
Artikel 33 Na de kennisgeving van deze richtlijn stellen de Lid-Staten de Commissie in kennis van de teksten van alle belangrijke wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die zij op het door de richtlijn bestreken gebied aannemen .
Artikel 34 De bijlagen vormen een integrerend deel van deze richtlijn .
Artikel 35 Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .
Gedaan te Luxemburg, 22 juni 1988 .
Voor de Raad De Voorzitter M . BANGEMANN EWG:L333UMBH00.92 FF : 3UHO; SETUP : 01; Hoehe : 5864 mm; 1162 Zeilen; 55890 Zeichen;
Bediener : JUTT Pr .: C;
Kunde : 41889 holl . Umbr . 00 ( 1 ) PB nr . C 32 van 12 . 2 . 1976, blz . 2 . ( 2 ) PB nr . C 36 van 13 . 2 . 1978, blz . 14, PB nr . C 167 van 27 . 6 . 1988 en besluit van 15 juni 1988 ( nog niet bekendgemaakt in het Publikatieblad ). ( 3 ) PB nr . C 204 van 30 . 8 . 1976, blz . 13.(4 ) PB nr . L 228 van 16 . 8 . 1973, blz . 3 . ( 5 ) PB nr . L 185 van 4 . 7 . 1987, blz. 77.(6 ) PB nr . L 151 van 7 . 6 . 1978, blz . 25.(7 ) PB nr . L 193 van 18 . 7 . 1983, blz . 1.(8 ) PB nr . L 189 van 13 . 7 . 1976, blz . 13.(9 ) De kennisgeving van deze richtlijn heeft plaatsgevonden op 30 juni 1988 . BIJLAGE 1 CONGRUENTIEREGELS De valuta waarin de verplichtingen van de verzekeraar luiden, wordt vastgesteld overeenkomstig de volgende voorschriften :
1 . Wanneer de dekking van een overeenkomst in een bepaalde valuta is uitgedrukt, worden de verplichtingen van de verzekeraar geacht opeisbaar te zijn in deze valuta .
2 . Wanneer de dekking van een overeenkomst niet in een bepaalde valuta is uitgedrukt, worden de verplichtingen van de verzekeraar geacht opeisbaar te zijn in de valuta van het land waar het risico is gelegen . De verzekeraar kan evenwel de valuta kiezen waarin de premie is uitgedrukt, in gevallen waarin er goede gronden voor een dergelijke keuze aanwezig zijn .
Dit kan het geval zijn indien het al bij de ondertekening van de overeenkomst waarschijnlijk is dat de schade -uitkering niet in de valuta van het land waar het risico is gelegen, maar in de premievaluta zal worden betaald .
3 . De Lid -Staten mogen de verzekeraar toestaan ervan uit te gaan dat de valuta waarin hij aan zijn verplichtingen moet voldoen, die is welke hij overeenkomstig de opgedane ervaring zal gebruiken, of bij ontstentenis daarvan, de valuta van het land waar hij is gevestigd :
-
-voor overeenkomsten ter dekking van de risico's die zijn ingedeeld in de branches 4, 5, 6, 7, 11, 12 en 13 ( uitsluitend producentenaansprakelijkheid ), en - voor overeenkomsten ter dekking van de in de andere branches ingedeelde risico's, wanneer overeenkomstig de aard van de risico's aan de verplichtingen moet worden voldaan in een andere valuta dan die welke zou voortvloeien uit de toepassing van de voorgaande bepalingen .
4 . Wanneer een schadegeval bij de verzekeraar is gemeld en de uitkeringen moeten gebeuren in een bepaalde andere valuta dan die welke uit de toepassing van de voorgaande bepalingen voortvloeit, worden de verplichtingen van de verzekeraar geacht in die valuta opeisbaar te zijn, met name de valuta waarin de door de verzekeraar te betalen schadevergoeding is vastgesteld bij een rechterlijke uitspraak of bij overeenkomst tussen de verzekeraar en de verzekerde .
5 . Indien een schade wordt begroot in een valuta die bij de verzekeraar vooraf bekend is, doch die verschilt van die welke voortvloeit uit de toepassing van de voorgaande bepalingen, mogen de verzekeraars ervan uitgaan dat hun verplichtingen opeisbaar zijn in deze valuta .
6 . De Lid -Staten kunnen de ondernemingen toestaan om tegenover hun technische voorzieningen geen congruente activa te stellen, indien uit de toepassing van de voorgaande bepalingen voortvloeit dat de onderneming - hoofdkantoor of bijkantoor - om te voldoen aan het congruentiebeginsel, over activa in een bepaalde valuta moet beschikken voor een bedrag van niet meer dan 7 % van de activa in andere valuta's .
In het geval echter van :
a ) congruentie in Griekse drachmen, Ierse ponden of Portugese escudo's, mag dit bedrag niet meer bedragen dan :
-
-1 miljoen Ecu gedurende een overgangsperiode die eindigt op 31 december 1992;
-
-2 miljoen Ecu gedurende de periode vanaf 1 januari 1993 tot en met 31 december 1998;
b ) congruentie in Belgische of Luxemburgse franken of Spaanse peseta's, mag dit bedrag niet meer bedragen dan 2 miljoen Ecu gedurende een periode die eindigt op 31 december 1996 .
Na afloop van de onder a ) en b ) genoemde overgangsperioden is de algemene regeling op deze valuta's van toepassing, tenzij de Raad anders besluit .
7 . Het staat de Lid-Staten vrij, van de ondernemingen - hoofdkantoor of bijkantoor - de toepassing van het congruentiebeginsel niet te verlangen, indien de verplichtingen opeisbaar zijn in een andere valuta dan die van een van de Lid-Staten van de Gemeenschap, indien er voor beleggingen in deze valuta voorschriften bestaan, indien voor deze valuta transferbeperkingen gelden of ten slotte indien deze valuta om soortgelijke redenen ongeschikt is om te worden gebruikt tot dekking van technische voorzieningen .
8 . De Lid-Staten kunnen de ondernemingen - hoofdkantoor of bijkantoor - toestaan om een bedrag van ten hoogste 20 % van hun in een bepaalde valuta luidende verplichtingen niet te dekken met congruente activa .
De totale activa in alle valuta's te zamen moeten ten minste gelijk zijn aan de totale verplichtingen in alle valuta's te zamen .
9 . Iedere Lid-Staat kan bepalen dat, wanneer krachtens bovenstaande voorschriften tegenover verplichtingen activa moeten staan die luiden in de valuta van een Lid-Staat, aan deze voorwaarde eveneens wordt geacht te zijn voldaan indien de betreffende activa ten belope van 50 % in Ecu luiden .
EWG :L333UMBH01.94 FF : 3UHO; SETUP : 01; Hoehe : 253 mm; 57 Zeilen; 4600 Zeichen;
Bediener : JUTT Pr .: C;
Kunde : 41889 holl . 01 BIJLAGE 2 A TECHNISCHE EXPLOITATIEREKENING 1 . Totaalbedrag van de verdiende brutopremies 2 . Totaal geleden schade 3 . Provisiekosten 4 . Bruto technisch resultaat .
BIJLAGE 2 B TECHNISCHE EXPLOITATIEREKENING 1 . Brutopremies van het laatste afgesloten tekenjaar 2 . Bruto geleden schade van het laatste afgesloten tekenjaar ( inclusief voorziening aan het einde van het tekenjaar ) 3 . Provisiekosten 4 . Bruto technisch resultaat EWG:L333UMBH02.94 FF : 3UHO; SETUP : 01; Hoehe : 253 mm; 14 Zeilen; 515 Zeichen;
Bediener : JUTT Pr .: C;
Kunde : 41889 holl . 02
Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.
De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.
Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.
De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.