Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG

1.

Tekst

Avis juridique important

|

2.

31991L0496

Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG

Publicatieblad Nr. L 268 van 24/09/1991 blz. 0056 - 0068

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 39 blz. 0045

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 39 blz. 0045

RICHTLIJN VAN DE RAAD van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (91/496/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 45,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Overwegende dat levende dieren in de lijst van bijlage II van het Verdrag zijn opgenomen;

Overwegende dat de vaststelling, op communautair niveau, van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen tot de veiligstelling van de voorziening en stabilisatie van de markten bijdraagt, en dat daarbij tevens de maatregelen die voor de bescherming van de gezondheid van de dieren nodig zijn, worden geharmoniseerd;

Overwegende dat in artikel 23 van Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zooetechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en produkten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (3) met name is bepaald dat de Raad de algemene voorschriften en beginselen voor de controles op de invoer uit derde landen van de onder genoemde richtlijn vallende dieren moet vaststellen;

Overwegende dat voor elke partij dieren uit derde landen, zodra zij op het grondgebied van de Gemeenschap wordt binnengebracht, een controle van documenten en een overeenstemmingscontrole dienen te worden verricht;

Overwegende dat voor de gehele Gemeenschap geldende beginselen dienen te worden vastgesteld inzake de organisatie van en het gevolg dat moet worden gegeven aan de door de bevoegde veterinaire autoriteiten te verrichten fysieke controles;

Overwegende dat in een stelsel van vrijwaringsmaatregelen dient te worden voorzien; dat de Commissie in dat kader handelend moet kunnen optreden, met name door zich ter plaatse te begeven en de aan de situatie aangepaste maatregelen vast te stellen;

Overwegende dat een harmonische werking van het controlesysteem een erkenningsprocedure en een inspectie van de inspectieposten aan de grens impliceert en uitwisselingen van ambtenaren die tot taak hebben de levende dieren uit derde landen te controleren;

Overwegende dat de vaststelling, op communautair niveau, van gemeenschappelijke beginselen te meer noodzakelijk is omdat de controles aan de binnengrenzen in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt worden afgeschaft;

Overwegende dat de Richtlijnen 89/662/EEG (4), 90/425/EEG en 90/675/EEG moeten worden gewijzigd om ze aan te passen aan de onderhavige richtlijn;

Overwegende dat het noodzakelijk is te voorzien in eventuele overgangsmaatregelen met een beperkte geldigheidsduur ten einde de overgang naar het bij deze richtlijn ingestelde nieuwe controlestelsel te vergemakkelijken;

Overwegende dat de Commissie met de vaststelling van de maatregelen ter uitvoering van deze richtlijn dient te worden belast,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    De Lid-Staten verrichten de veterinaire controles voor dieren van herkomst uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht overeenkomstig het bepaalde in deze richtlijn.
  • 2. 
    Deze richtlijn is niet van toepassing op de veterinaire controles van andere huisdieren dan paardachtigen, die reizigers vergezellen zonder dat er sprake is van een winstoogmerk.

Artikel 2

  • 1. 
    Voor de toepassing van deze richtlijn gelden, voor zover nodig, de definities van artikel 2 van Richtlijn 90/425/EEG.
  • 2. 
    Voorts wordt verstaan onder:
  • a) 
    controle van de documenten: de verificatie van de veterinaire certificaten of documenten die de dieren vergezellen;

b)

overeenstemmingscontrole: de verificatie, door een eenvoudige visuele inspectie van de overeenstemming tussen de documenten of certificaten en de dieren alsmede van de aanwezigheid en overeenstemming van de merktekens die op de dieren moeten zijn aangebracht;

c)

fysieke controle: de controle van de dieren zelf, die monsterneming en een onderzoek van de monsters in een laboratorium kan omvatten, met in voorkomend geval aanvullende controles tijdens de quarantaine;

d)

importeur: elke natuurlijke of rechtspersoon die de dieren aanbiedt met het oog op de invoer ervan in de Gemeenschap;

e)

partij: een aantal dieren van dezelfde soort waarvoor een zelfde veterinair certificaat of document geldt, dat met hetzelfde vervoermiddel wordt vervoerd en dat afkomstig is uit hetzelfde derde land of hetzelfde gedeelte van een derde land;

f)

inspectiepost aan de grens: inspectiepost die in de onmiddellijke nabijheid van de buitengrens van een van de in bijlage I van Richtlijn 90/675/EEG van de Raad van 10 december 1990 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor produkten uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht (5) omschreven grondgebieden is gelegen en die is aangewezen en erkend overeenkomstig artikel 6.

HOOFDSTUK I Organisatie van de controles en gevolgen die aan deze controles moeten worden verbonden

Artikel 3

  • 1. 
    De Lid-Staten zien erop toe dat:
  • a) 
    de importeurs worden verplicht het veterinaire personeel van de inspectiepost aan de grens waar de dieren ter controle zullen worden aangeboden één werkdag van tevoren mededeling te doen van het aantal en het soort dieren, alsmede van het vermoedelijke tijdstip van aankomst;

b)

de dieren rechtstreeks onder officieel toezicht naar de in artikel 6 bedoelde inspectiepost aan de grens of in voorkomend geval naar een in artikel 10, lid 1, eerste alinea, tweede streepje, bedoeld quarantainestation worden gebracht;

c)

de dieren deze posten of stations slechts mogen verlaten indien - onverminderd de volgens de procedure van artikel 23 vast te stellen bijzondere bepalingen - wordt aangetoond dat:

  • i) 
    de veterinaire controles van de dieren overeenkomstig artikel 4, leden 1 en 2, onder a), b) en d), en de artikelen 8 en 9 ten genoegen van de bevoegde autoriteit zijn verricht, zulks aan de hand van het in artikel 7, lid 1, tweede streepje, of in artikel 8 bedoelde certificaat;

(;) PB nr. L 373 van 31. 12. 1990, blz. 1.

ii)

de kosten van de veterinaire controles zijn voldaan en dat, in voorkomend geval, een zekerheid is gesteld ter dekking van de eventuele kosten als bedoeld in artikel 10, lid 1, tweede en derde streepje, en lid 6, en in artikel 12, lid 2;

d)

de douaneautoriteit het in het vrije verkeer brengen op de in bijlage I van Richtlijn 90/675/EEG omschreven grondgebieden slechts toestaat indien, onverminderd de bijzondere bepalingen welke volgens de procedure van artikel 23 dienen te worden vastgesteld, wordt aangetoond dat voldaan is aan de vereisten onder c).

  • 2. 
    Indien noodzakelijk worden de uitvoeringsbepalingen van dit artikel vastgesteld volgens de procedure van artikel 23.

Artikel 4

  • 1. 
    De Lid-Staten zien erop toe dat alle uit derde landen afkomstige partijen dieren door de veterinaire autoriteit in een van de, op het in bijlage I van Richtlijn 90/675/EEG omschreven grondgebied gelegen, erkende inspectieposten aan de grens worden onderworpen aan een controle van de documenten en aan een overeenstemmingscontrole, ongeacht de douanebestemming van deze dieren, ten einde zich te vergewissen van:
  • hun oorsprong,
  • hun verdere bestemming, met name in geval van doorvoer of in het geval van dieren waarvan het handelsverkeer niet op communautair niveau is geharmoniseerd of niet onderworpen is aan specifieke, bij een communautair besluit erkende vereisten met betrekking tot de Lid-Staat van bestemming,
  • het feit dat de op de certificaten of documenten voorkomende vermeldingen overeenstemmen met de garanties die worden verlangd door de communautaire regelgeving of, indien het gaat om dieren waarvan het handelsverkeer niet op communautair niveau is geharmoniseerd, met de garanties die worden verlangd door de nationale regels die gelden voor de verschillende gevallen voorzien bij deze richtlijn.
  • 2. 
    Onverminderd de in artikel 8 genoemde vrijstellingen dient de officiële dierenarts een fysieke controle te verrichten van de in de inspectiepost aan de grens aangeboden dieren. Deze controle dient met name het volgende te omvatten:
  • a) 
    een klinisch onderzoek van de dieren om na te gaan of de dieren in overeenstemming zijn met de gegevens die vermeld staan op het certificaat of het document dat hen vergezelt en of zij klinisch gezond zijn.

Volgens de procedure van artikel 23 kan voor bepaalde categorieën en soorten dieren onder bepaalde voorwaarden en aan de hand van volgens dezelfde procedure vast te stellen voorschriften worden afgeweken van het beginsel van het individuele klinische onderzoek;

b)

eventuele door hem noodzakelijk geachte of in de communautaire regelgeving vervatte laboratoriumonderzoeken;

c)

eventuele officiële monsternemingen ten behoeve van het onderzoek op de aanwezigheid van residuen; deze monsters dienen zo snel mogelijk geanalyseerd te worden;

d)

nagaan of is voldaan aan de minimumeisen van Richtlijn 77/489/EEG van de Raad van 18 juli 1977 inzake de bescherming van dieren tijdens internationaal vervoer (6).

Met het oog op een latere controle van het vervoer en eventueel van de naleving van de aanvullende eisen in het bedrijf van bestemming dient de officiële dierenarts de noodzakelijke informatie door te geven aan de bevoegde instanties van de Lid-Staat van bestemming met behulp van het in artikel 20 van Richtlijn 90/425/EEG genoemde verbindingssysteem.

De officiële dierenarts kan bij de uitvoering van sommige van voornoemde taken worden bijgestaan door gekwalificeerd, speciaal daartoe opgeleid personeel dat onder zijn verantwoordelijkheid staat.

  • 3. 
    In afwijking van de leden 1 en 2 kunnen evenwel voor dieren die via een haven of een luchthaven op het in bijlage I van Richtlijn 90/675/EEG omschreven grondgebied worden binnengebracht, de overeenstemmingscontrole en de fysieke controle in die haven of luchthaven van bestemming worden verricht, op voorwaarde dat die haven of luchthaven over een inspectiepost aan de grens als bedoeld in artikel 6 beschikt, en dat de dieren, naar gelang van het geval, met hetzelfde schip of met hetzelfde vliegtuig over zee, respectievelijk door de lucht verder reizen. In dat geval brengt de bevoegde instantie die de controle van de documenten heeft verricht, hetzij rechtstreeks, hetzij via de plaatselijke veterinaire instantie, de officiële dierenarts van de inspectiepost van de Lid-Staat van bestemming op de hoogte van het passeren van de dieren door middel van het in artikel 20 van Richtlijn 90/425/EEG genoemde verbindingssysteem.
  • 4. 
    Alle kosten die voortvloeien uit de toepassing van dit artikel komen zonder schadeloosstelling van de kant van de Lid-Staat ten laste van de afzender, de geadresseerde of hun gemachtigde.
  • 5. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, inclusief die betreffende opleiding en kwalificatie van het hulppersoneel, worden indien nodig vastgesteld volgens de procedure van artikel 23.

Artikel 5

Het binnenbrengen op de in bijlage I van Richtlijn 90/675/EEG omschreven grondgebieden is verboden indien bij die controles blijkt dat:

  • a) 
    het gaat om dieren van de soorten ten aanzien waarvan de regels voor de invoer zijn geharmoniseerd, onverminderd de bijzondere voorwaarden van artikel 19 van Richtlijn 90/426/EEG (7) ten aanzien van het verkeer en de invoer van paardachtigen en die afkomstig zijn van het

grondgebied of een gedeelte van het grondgebied van een derde land dat niet vermeld staat op de lijsten welke voor de betrokken soorten overeekomstig de communautaire regelgeving zijn opgesteld of waaruit de invoer is verboden op grond van een communautair besluit;

b)

het gaat om andere dan onder a) bedoelde dieren die niet voldoen aan de eisen die gesteld zijn bij de nationale regels die gelden voor de verschillende gevallen voorzien bij deze richtlijn;

c)

de dieren lijden aan of ervan verdacht worden te lijden aan of te zijn besmet met een besmettelijke ziekte of met een ziekte die een risico voor de gezondheid van mens of dier met zich brengt of om andere in de communautaire regelgeving genoemde redenen;

d)

het uitvoerende derde land niet heeft voldaan aan de voorwaarden van de communautaire regelgeving;

e)

de dieren niet geschikt zijn om de reis voort te zetten;

f)

het certificaat of het veterinair document dat deze dieren vergezelt niet beantwoordt aan de voorwaarden gesteld krachtens de communautaire regelgeving of, bij ontstentenis van geharmoniseerde regels, aan de eisen die zijn gesteld bij de nationale regels die gelden voor de verschillende gevallen voorzien bij deze richtlijn.

De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 23.

Artikel 6

  • 1. 
    De inspectieposten aan de grens dienen aan de bepalingen van het onderhavige artikel te voldoen.
  • 2. 
    Een inspectiepost aan de grens moet:
  • a) 
    gelegen zijn op de plaats van binnenkomst in een van de in bijlage I van Richtlijn 90/675/EEG omschreven grondgebieden.

De inspectiepost mag evenwel op enige afstand van de plaats van binnenkomst zijn gelegen indien dit op grond van geografische omstandigheden (zoals loskade, spoorwegstation, bergpassen) noodzakelijk is en op voorwaarde dat de inspectiepost in dat geval ver verwijderd is van veehouderijen of plaatsen waar zich dieren bevinden die door besmettelijke ziekten kunnen worden besmet;

b)

gelegen zijn in een douanezone, zodat de overige administratieve formaliteiten kunnen worden verricht, met inbegrip van de douaneformaliteiten die samenhangen met de invoer;

c)

zijn aangewezen en erkend overeenkomstig lid 3;

d)

onder het gezag van een officiële dierenarts zijn geplaatst die daadwerkelijk de verantwoordelijkheid voor de controles draagt. De officiële dierenarts mag zich laten bijstaan door speciaal daartoe opgeleide, onder zijn verantwoordelijkheid geplaatste hulpkrachten.

  • 3. 
    Na voorselectie door de nationale instanties, in samenwerking met de Commissiediensten, om te verifiëren of zij voldoen aan de in bijlage A opgenomen minimumeisen leggen de Lid-Staten de Commissie vóór 1 januari 1992 de lijst van de inspectieposten aan de grens voor, die worden belast met de veterinaire controles op de dieren; daarbij verstrekken zij de volgende gegevens:

a)

aard van de inspectiepost aan de grens:

  • haven,
  • luchthaven,
  • controlepost voor het wegverkeer,
  • post voor het vervoer per spoor;

b)

het soort dieren dat op grond van de beschikbare uitrusting en het beschikbare veterinair personeel in de inspectiepost aan de grens kan worden gecontroleerd, met eventuele vermelding van de dieren die niet kunnen worden gecontroleerd, alsmede, voor geregistreerde paardachtigen, de periode waarin een daartoe speciaal goedgekeurde inspectiepost aan de grens geopend is;

c)

voor de veterinaire controle beschikbaar personeel:

  • aantal officiële dierenartsen, met ten minste één dienstdoende officiële dierenarts tijdens de uren waarop de inspectiedienst aan de grens open is,
  • aantal hulpkrachten of assistenten met speciale kwalificatie;

d)

beschrijving van de uitrusting en de ruimten die beschikbaar zijn voor:

  • de controle van de documenten,
  • de fysieke controle,
  • de bemonstering,
  • de in artikel 5, lid 2, onder b), bedoelde analyses van algemene aard,
  • specifieke analyses op last van de officiële dierenarts;

e)

capaciteit van de ruimtes beschikbaar voor de eventuele huisvesting van dieren in afwachting van het resultaat van de analyses;

f)

aard van de uitrusting waarmee snel informatie kan worden uitgewisseld, met name met de andere inspectieposten aan de grens;

g)

omvang van de handelsstromen (soorten dieren en aantallen die deze inspectiepost aan de grens passeren).

  • 4. 
    In samenwerking met de bevoegde nationale instanties, inspecteert de Commissie de overeenkomstig lid 3 aangewezen inspectieposten aan de grens om zich ervan te vergewissen dat de regels inzake de veterinaire controles uniform worden toegepast en dat de verschillende inspectieposten aan de grens daadwerkelijk beschikken over de noodzakelijke infrastructuur en voldoen aan de miniumeisen van bijlage A.

De Commissie legt uiterlijk op 1 januari 1992 aan het Permanent Veterinair Comité een verslag voor over het resultaat van de in de eerste alinea bedoelde inspectie, alsmede voorstellen aan de hand van de conclusie van dit verslag om te komen tot de opstelling van een communautaire lijst van erkende inspectieposten aan de grens. Deze lijst dient volgens de procedure van artikel 22 te worden goedgekeurd en eventueel bijgewerkt.

In dit verslag zal melding worden gemaakt van eventuele problemen waarmee bepaalde Lid-Staten worden geconfronteerd, indien de in lid 3, in limine, genoemde voorselectie ertoe zou leiden dat een aanzienlijk aantal inspectieposten aan de grens op 1 juli 1992 wordt uitgesloten.

Om rekening te houden met deze eventuele problemen, mogen sommige van de inspectieposten aan de grens hun werkzaamheden gedurende een termijn van maximaal drie jaar blijven verrichten om te voldoen aan de bepalingen van deze richtlijn inzake uitrusting en structuur.

De Commissie maakt de lijst van erkende inspectieposten aan de grens, alsmede eventuele bijwerkingen daarvan, bekend in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

  • 5. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden indien nodig vastgesteld volgens de procedure van artikel 23.

Artikel 7

  • 1. 
    Wanneer dieren, van de soorten ten aanzien waarvan de regels voor de invoer op communautair niveau zijn geharmoniseerd, niet zijn bestemd om op het grondgebied van de Lid-Staat waar de controle als omschreven in artikel 4 is verricht, in de handel te worden gebracht, moet de officiële dierenarts van de inspectiepost aan de grens, onverminderd de specifieke eisen voor geregistreerde paardachtigen die vergezeld gaan van het in Richtlijn 90/427/EEG (8) bedoelde overeenstemmingsdocument:
  • aan de betrokkene één gewaarmerkt afschrift of, bij splitsing van de partij, verscheidene - alle afzonderlijk gewaarmerkte - afschriften van de originele certificaten inzake de dieren verstrekken; de geldigheidsduur van deze afschriften bedraagt 10 dagen;
  • een certificaat afgeven dat overeenstemt met een door de Commissie volgens de procedure van artikel 23 op te stellen model en waarin wordt verklaard dat de in artikel 4, lid 1 en lid 2, onder a), b) en d), omschreven controles zijn verricht ten genoegen van de officiële dierenarts, met vermelding van de aard van de verrichte bemonsteringen en de eventuele resultaten van de laboratoriumonderzoeken, of van de termijn waarbinnen deze resultaten verwacht worden;
  • het originele certificaat, respectievelijk de originele certificaten die de dieren vergezellen, bewaren.
  • 2. 
    De uitvoeringsbepalingen van lid 1 worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 23.
  • 3. 
    Na het passeren van de inspectieposten aan de grens, dienen bij het handelsverkeer van de in lid 1 bedoelde en

op de in bijlage I van Richtlijn 90/675/EEG omschreven grondgebieden toegelaten dieren de bepalingen inzake veterinaire controle te worden nageleefd die zijn vastgesteld bij Richtlijn 90/425/EEG.

In de informatie die met behulp van het verbindingssysteem van artikel 20 van Richtlijn 90/425/EEG aan de bevoegde instantie van de plaats van bestemming wordt toegezonden, dient met name te worden gepreciseerd of:

  • dieren zijn bestemd voor een Lid-Staat of een gebied met specifieke eisen,
  • monsternemingen hebben plaatsgevonden, maar de uitkomsten niet bekend zijn bij het vertrek van het vervoermiddel uit de inspectiepost aan de grens.

Artikel 8

  • A. 
    De Lid-Staten zien erop toe dat:
  • 1. 
    de veterinaire controles op de invoer van dieren van de niet in bijlage A van Richtlijn 90/425/EEG bedoelde soorten geschieden overeenkomstig de volgende bepalingen:
  • a) 
    dieren welke rechtstreeks worden aangeboden in een van de inspectieposten aan de grens van de Lid-Staat die deze dieren wil invoeren, worden in deze post onderworpen aan alle in artikel 4 bedoelde controles;

b)

indien de dieren worden aangeboden in een inspectiepost aan de grens welke gelegen is in een andere Lid-Staat, en wel met voorafgaande instemming van deze laatste:

  • i) 
    worden alle controles als bedoeld in artikel 4 in deze post verricht voor rekening van de Lid-Staat van bestemming, met name ten einde na te gaan of de veterinairrechtelijke eisen van laatstgenoemde Staat in acht zijn genomen, dan wel

ii)

worden, indien hierover overeenstemming bestaat tussen de bevoegde centrale instanties van de beide Lid-Staten en, eventueel, die van de Lid-Staat of Lid-Staten van doorvoer, in deze post alleen de in artikel 4, lid 1, bedoelde controles verricht, terwijl de in artikel 4, lid 2, bedoelde controles in dat geval verricht dienen te worden in de Lid-Staat van bestemming.

In dat laatste geval mogen de dieren de inspectiepost aan de grens waar de controle van de documenten en de overeenstemmingscontrole plaats hebben gevonden, echter alleen verlaten in verzegelde vervoermiddelen en pas nadat de officiële dierenarts van deze post

  • de grensoverschrijding en de verrichte controle op het afschrift of, indien de partij gesplitst is, op de afschriften van de oorspronkelijke certificaten vermeld heeft,
  • de veterinaire autoriteit van de plaats van grensoverschrijding of, in voorkomend geval, van de Lid-Staat of Lid-Staten van doorvoer, via het in artikel 20 van Richtlijn 90/425/EEG genoemde verbindingssysteem van de aankomst van de aangeboden dieren op de hoogte gesteld heeft,
  • de bevoegde douaneautoriteit van de inspectiedienst aan de grens voor de aangeboden dieren in kwestie in afwijking van artikel 3, lid 1, onder c), heeft ontlast.

Wanneer het gaat om dieren die voor de slacht bestemd zijn, kunnen de Lid-Staten alleen gebruikmaken van de onder i) genoemde oplossing.

De Lid-Staten stellen de Commissie en de vertegenwoordigers van de overige Lid-Staten, in het kader van het Permanent Veterinair Comité bijeen, op de hoogte van de gevallen waarin gebruik gemaakt wordt van de onder ii) genoemde oplossing;

  • 2. 
    in afwachting van de specifieke besluiten, bedoeld in de communautaire regelgeving, dieren waarvoor het handelsverkeer op communautair niveau geharmoniseerd is, doch die afkomstig zijn uit een derde land waarvoor de eenvormige veterinairrechtelijke voorwaarden nog niet zijn vastgesteld, ingevoerd worden onder de volgende voorwaarden:
  • zij moeten in het derde land van verzending hebben verbleven gedurende de periodes bedoeld in artikel 10, lid 1, van Richtlijn 72/462/EEG van de Raad van 12 december 1972 inzake gezondheidsvraagstukken en veterinairrechtelijke vraagstukken bij de invoer van runderen, varkens, schapen en geiten, en van vers vlees of vleesprodukten uit derde landen (9);
  • zij dienen te worden gecontroleerd overeenkomstig artikel 4;
  • zij mogen de inspectiepost aan de grens of het quarantainestation slechts verlaten indien uit deze controles blijkt dat het dier of de partij dieren:
  • i) 
    voor wat betreft in de Gemeenschap niet inheemse ziekten, onverminderd de specifieke eisen welke voor de betrokken derde landen gelden, voldoet aan de veterinairrechtelijke voorwaarden welke in het handelsverkeer voor de betrokken soort van toepassing zijn krachtens de in bijlage A van Richtlijn 90/425/EEG genoemde richtlijnen, of de in Richtlijn 72/462/EEG vastgestelde veterinairrechtelijke voorwaarden, dan wel,

ii)

voor wat een of meer bepaalde ziekten betreft, voldoet aan de gelijkwaardigheidsvoorwaarden die volgens de procedure van artikel 23, op basis van wederkerigheid tussen de eisen van het derde land en die van de Gemeenschap, zijn erkend;

  • zij dienen, indien zij bestemd zijn voor een Lid-Staat waarvoor de in artikel 3, lid 1, onder e), onder iii) en iv), van Richtlijn 90/425/EEG

genoemde aanvullende voorwaarden gelden, te voldoen aan de ter zake voor het intracommunautaire handelsverkeer vastgelegde eisen;

  • zij dienen na de grensoverschrijding bij de inspectiepost aan de grens naar het slachthuis van bestemming te worden gevoerd wanneer het gaat om slachtdieren, of naar het bedrijf van bestemming wanneer het gaat om fok- en gebruiksdieren of aquicultuurdieren;

3.

indien uit de in de punten 1 en 2 bedoelde controles blijkt dat het dier of de partij dieren niet beantwoordt aan de daar genoemde eisen, dit dier of de partij de inspectiepost aan de grens of het quarantainestation niet verlaat; in dat geval zijn de bepalingen van artikel 12 van toepassing op dit dier of op de partij;

4.

indien de in punt 1 bedoelde dieren niet bestemd zijn om op het grondgebied van de Lid-Staat welke de veterinaire controles heeft verricht, op de markt gebracht te worden, de bepalingen van artikel 7, en met name die welke betrekking hebben op de afgifte van het certificaat, van toepassing zijn;

5.

fok- en gebruiksdieren op de plaats van bestemming onder officieel toezicht van de bevoegde veterinaire instanties blijven. Na een observatieperiode welke vastgesteld wordt volgens de procedure van artikel 23 mogen de dieren in het intracommunautaire handelsverkeer worden gebracht onder de voorwaarden van Richtlijn 90/425/EEG.

Slachtdieren worden in het slachthuis van bestemming onderworpen aan de communautaire voorschriften betreffende het slachten van de betrokken soorten.

B.

De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden indien nodig vastgesteld volgens de procedure van artikel 23.

Artikel 9

  • 1. 
    De Lid-Staten geven toestemming voor het vervoer van dieren uit een derde land naar een ander derde land, mits
  • a) 
    voor dit vervoer vooraf toestemming is verleend door de officiële dierenarts van de inspectiepost aan de grens van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de dieren dienen te worden aangeboden om er aan de in artikel 4 bedoelde controles te worden onderworpen, en in voorkomend geval door de bevoegde centrale autoriteit van de Lid-Staat of Lid-Staten van doorvoer;

b)

de belanghebbende aantoont dat het eerste derde land waarnaar de dieren worden vervoerd, na doorvoer over de in bijlage I van Richtlijn 90/675/EEG omschreven grondgebieden, de verplichting op zich neemt de dieren waarvan het de invoer of de doorvoer toestaat in geen

geval te weigeren of terug te zenden en op de in bijlage I van Richtlijn 90/675/EEG omschreven grondgebieden te voldoen aan de eisen van de communautaire regelgeving inzake bescherming tijdens het vervoer;

c)

uit de in artikel 4 bedoelde controle, eventueel na een verblijf in een quarantainestation ten genoegen van de veterinaire dienst, is gebleken dat de dieren voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn of - wanneer het gaat om de in bijlage A van Richtlijn 90/425/EEG bedoelde dieren - volgens de procedure van artikel 23 erkende gezondheidsgaranties bieden die ten minste gelijkwaardig zijn aan die van de genoemde voorschriften;

d)

de bevoegde instantie van de inspectiepost aan de grens de bevoegde instanties van de Lid-Staat of de Lid-Staten van doorvoer via het in artikel 12, lid 4, tweede alinea, bedoelde systeem voor informatie-uitwisseling op de hoogte brengt van het passeren van de dieren en van de grenspost waar zij het grondgebied weer verlaten;

e)

het vervoer bij de doorgang door een van de in bijlage I van Richtlijn 90/675/EEG omschreven grondgebieden plaatsvindt onder de regeling voor extern communautair douanevervoer of onder een andere in de communautaire regelgeving vastgestelde regeling voor douanevervoer; de enige tijdens dit vervoer toegestane handelingen zijn die welke onderscheidenlijk op het punt van binnenkomst in of vertrek uit het betrokken grondgebied worden verricht en die welke dienen om het welzijn van de dieren te verzekeren.

  • 2. 
    Alle kosten die voortvloeien uit de toepassing van dit artikel, komen zonder schadeloosstelling van de kant van de Lid-Staat ten laste van de afzender, de geadresseerde of hun gemachtigde.

Artikel 10

  • 1. 
    Wanneer in de communautaire voorschriften, of, op de nog niet geharmoniseerde gebieden met inachtneming van de algemene bepalingen van het Verdrag, in de nationale voorschriften is bepaald dat levende dieren op de plaats van bestemming in quarantaine of in isolatie moeten worden geplaatst kan dat geschieden
  • voor andere ziekten dan mond- en klauwzeer, rabies en pseudo-vogelpest in een quarantainestation in het derde land van oorsprong, mits dit station is goedgekeurd volgens de procedure van artikel 22 en het regelmatig gecontroleerd wordt door veterinaire deskundigen van de Commissie,
  • in een quarantainestation op het grondgebied van de Gemeenschap dat voldoet aan de eisen van bijlage B,
  • op het bedrijf van bestemming.

Volgens de procedure van artikel 23 kunnen bijzondere waarborgen worden vastgesteld waaraan moet worden voldaan tijdens het vervoer tussen het quarantainestation, de boerderijen van oorsprong en van bestemming en de inspectieposten aan de grens, alsmede in de in het eerste streepje van de eerste alinea bedoelde quarantainestation.

  • 2. 
    Indien de officiële dierenarts die verantwoordelijk is voor de inspectiepost aan de grens besluit tot plaatsing in quarantaine, geschiedt deze plaatsing in quarantaine, naar gelang van het door de officiële dierenarts gediagnostiseerde risico,
  • of wel in de inspectiepost aan de grens zelf of in de onmiddellijke nabijheid van deze post,
  • of wel op het bedrijf van bestemming,
  • of wel in een quarantainestation in de nabijheid van het bedrijf van bestemming.
  • 3. 
    De algemene voorwaarden voor de erkenning van de in lid 1, eerste en tweede streepje, bedoelde quarantainestations zijn vervat in bijlage B.

De voor de verschillende diersoorten geldende bijzondere voorwaarden voor de erkenning worden volgens de procedure van artikel 23 vastgesteld.

  • 4. 
    De goedkeuring en de eventuele latere bijwerkingen van de lijst van quarantainestations als bedoeld in lid 1, eerste en tweede streepje, en in lid 2, eerste streepje, geschieden volgens de procedure van artikel 22. Deze quarantainestations worden onderworpen aan de inspectie als bedoeld in artikel 19.

De Commissie maakt de lijst van deze quarantainestations en de eventuele bijwerkingen daarvan bekend in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

  • 5. 
    Lid 1, tweede alinea, en de leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op de quarantainestations die zijn gereserveerd voor dieren als bedoeld in artikel 8, onder A, punt 1.
  • 6. 
    Alle kosten die voortvloeien uit de toepassing van dit artikel komen zonder schadeloosstelling van de kant van de Lid-Staat ten laste van de afzender, de geadresseerde of hun gemachtigde.
  • 7. 
    Vóór 1 januari 1996 dient de Commissie bij de Raad een verslag in met eventuele voorstellen met betrekking tot de vraag of communautaire quarantainestations en een financiële deelname van de Gemeenschap aan het functioneren daarvan wenselijk zijn.

Artikel 11

  • 1. 
    Onverminderd de overige bepalingen van dit hoofdstuk verricht de officiële dierenarts of de bevoegde autoriteit, indien het vermoeden bestaat dat de veterinaire wetgeving niet wordt nageleefd of bij twijfel over de overeenstemming van een dier, alle veterinaire controles die nodig worden geacht.
  • 2. 
    De Lid-Staten treffen passende bestuursrechtelijke of strafrechtelijke maatregelen om aan elke overtreding van de veterinaire wetgeving door natuurlijke personen of rechtspersonen sancties te verbinden indien blijkt dat de communautaire voorschriften niet in acht zijn genomen, en in het bijzonder wanneer wordt geconstateerd dat de opgestelde certificaten of documenten niet overeenstemmen met de feitelijke staat van de dieren, dat de identificatiemerktekens

niet aan die voorschriften voldoen, dat de dieren niet ter inspectie zijn aangeboden in de grenspost of dat is afgeweken van de oorspronkelijke bestemming van de dieren.

Artikel 12

  • 1. 
    Wanneer uit bij de in deze richtlijn omschreven controles blijkt dat een dier niet aan de voorwaarden van de communautaire voorschriften of, voor gebieden waarvoor nog geen harmonisatie op communautair niveau heeft plaatsgevonden, aan de voorwaarden van de nationale voorschriften voldoen, of wanneer blijkt dat onregelmatigheden zijn begaan, besluit de bevoegde autoriteit na overleg met de importeur of diens vertegenwoordiger om:
  • a) 
    of wel de dieren onder te brengen, te voeden, te drenken en, indien nodig, te laten verzorgen;

b)

in voorkomend geval de dieren in quarantaine te plaatsen of te isoleren;

c)

of wel de partij binnen een door de bevoegde nationale autoriteit vast te stellen termijn door te zenden naar een plaats die buiten het in bijlage I van Richtlijn 90/675/EEG omschreven grondgebied gelegen is, wanneer veterinairrechtelijke overwegingen of het welzijn van de dieren zich daar niet tegen verzetten.

In dat geval moet de officiële dierenarts van de inspectiepost aan de grens;

  • de andere inspectieposten aan de grens er overeenkomstig lid 4 van in kennis stellen dat de partij is geweigerd, met opgave van de geconstateerde overtredingen,
  • het veterinair certificaat of document dat de geweigerde partij vergezelt, intrekken op de wijze die zal worden bepaald volgens de procedure van artikel 23,
  • de Commissie, met een nader te bepalen frequentie, via de bevoegde centrale autoriteit in kennis stellen van de aard en de frequentie van de geconstateerde overtredingen.

Indien het, met name in verband met het welzijn van de dieren, onmogelijk is de partij door te zenden

  • kan de officiële dierenarts met instemming van de bevoegde autoriteit en na de keuring vóór de slachting, onder de in de communautaire regelgeving vastgelegde voorschriften, toestemming verlenen voor het slachten van de dieren ten behoeve van de menselijke consumptie;
  • moet de officiële dierenarts in het tegenovergestelde geval opdracht geven tot het slachten van de dieren voor andere doeleinden dan voor menselijke consumptie of tot vernietiging van de karkassen of kadavers, waarbij hij nadere voorschriften met betrekking tot de controle op het gebruik van de aldus verkregen produkten vaststelt.

De bevoegde centrale autoriteit stelt de Commissie overeenkomstig lid 4 in kennis van de gevallen waarin gebruik is gemaakt van deze afwijking.

De Commissie stelt het Permanent Veterinair Comité regelmatig op de hoogte van deze gegevens.

  • 2. 
    De kosten in verband met de in lid 1 genoemde maatregelen, met inbegrip van de vernietiging of het gebruik van het vlees voor andere doeleinden, komen ten laste van de importeur of diens vertegenwoordiger.

De opbrengst van de verkoop van de in lid 1, onder c), derde alinea, bedoelde produkten gaat na aftrek van de bovengenoemde kosten naar de eigenaar van de dieren of naar diens vertegenwoordiger.

  • 3. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden indien nodig vastgesteld volgens de procedure van artikel 23.
  • 4. 
    De informatie van de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten, van de inspectieposten aan de grens en van de Commissie vindt plaats in het kader van het programma voor de onwikkeling van de automatisering van de veterinaire controleprocedures.

De Commissie zal daartoe volgens de procedure van artikel 23 een systeem voor gegevensverwerking met databanken opzetten, dat de diensten van de inspectieposten aan de grens en de bevoegde veterinaire autoriteiten met de Commissie verbindt, dat alle gegevens over de invoer van dieren uit derde landen omvat (SHIFT-project), en dat wordt aangesloten op het geïnformatiseerde verbindingssysteem tussen veterinaire autoriteiten bedoeld in artikel 20 van Richtlijn 90/425/EEG.

  • 5. 
    De bevoegde autoriteiten doen, in voorkomend geval, mededeling van de gegevens waarover zij beschikken overeenkomstig Richtlijn 89/608/EEG van de Raad van 21 november 1989 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de Lid-Staten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie, met het oog op de juiste toepassing van de veterinaire en zooetechnische wetgeving (10).

Artikel 13

De Commissie stelt, volgens de procedure van artikel 23, op basis van de in de tweede alinea bedoelde plannen, de voorschriften vast voor de invoer van voor lokaal gebruik bestemde slachtdieren, alsmede van fok- en gebruiksdieren in bepaalde delen van de in bijlage I van Richtlijn 90/675/EEG omschreven grondgebieden, ten einde rekening te houden met de bijzondere natuurlijke situatie van die gebieden, en met name met de afstand tussen die gebieden en het continentale gedeelte van het grondgebied van de Gemeenschap.

Te dien einde leggen de Lid-Staten de Commissie uiterlijk op 31 december 1991 een plan voor, waarin wordt vermeld hoe uit derde landen afkomstige dieren bij invoer in de in de eerste alinea bedoelde gebieden zullen worden gecontroleerd. In deze plannen moet worden gepreciseerd welke controles worden verricht om te vermijden dat de in de betrokken

gebieden binnengebrachte dieren of de van deze dieren afkomstige produkten naar de rest van het grondgebied van de Gemeenschap worden gezonden.

Artikel 14

Voor de uitvoering van de in artikel 7, lid 3, van de onderhavige richtlijn bedoelde controles, moeten de in artikel 3, lid 1, onder c), van Richtlijn 90/425/EEG bedoelde identificatie en registratie van andere dieren dan slachtdieren en geregistreerde paardachtigen worden uitgevoerd op de plaats van bestemming van de dieren, eventueel na de in artikel 8, onder A, punt 5, voorgeschreven observatieperiode.

De wijze waarop de overeenstemming van slachtdieren wordt bepaald en deze dieren worden gemerkt, wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 23.

Artikel 15

  • 1. 
    De Lid-Staten zien erop toe dat bij de invoer van de in deze richtlijn bedoelde dieren een gezondheidsretributie wordt geheven voor de kosten die zijn verbonden aan de in de artikelen 4, 5 en 8 bedoelde keuringen en sanitaire controles.
  • 2. 
    De Raad stelt op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vóór 1 juli 1992 het niveau of de niveaus vast van de in lid 1 bedoelde retributies, alsmede de uitvoeringsbepalingen en -beginselen van deze richtlijn en de uitzonderingsgevallen.

Artikel 16

Volgens de procedure van artikel 23 en onverminderd de controle op de naleving van de eisen inzake het welzijn tijdens het vervoer kan, onder bepaalde voorwaarden op basis van wederkerigheid en met name afhankelijk van het resultaat van de vóór de aanneming van deze richtlijn uitgevoerde controles, een lagere frequentie van de overeenstemmingscontrole en de fysieke controles worden toegepast.

Voor het toekennen van dergelijke afwijkingen neemt de Commissie de volgende criteria in aanmerking:

  • a) 
    de door het derde land geboden garanties ten aanzien

van de naleving van de communautaire voorschriften,

met name die van de Richtlijnen 72/462/EEG en 90/426/EEG;

b)

de gezondheidssituatie van de dieren in het derde land;

c)

de informatie over de gezondheidssituatie van het derde land;

d)

de aard van de door het derde land toegepaste maatregelen inzake controle en inzake bestrijding van de ziekten;

e)

de structuur en de bevoegdheden van de veterinaire dienst;

f)

de voorschriften inzake toelating van bepaalde stoffen

en de naleving van de in artikel 7 van Richtlijn

86/469/EEG van de Raad van 16 september 1986 inzake het onderzoek van dieren en vers vlees op de aanwezigheid van residuen (11) opgenomen eisen;

g)

het resultaat van de communautaire inspectiebezoeken;

h)

de resultaten van de bij invoer verrichte controles.

Artikel 17

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de rechtsmiddelen voorzien bij de wetgeving van de Lid-Staten tegen beslissingen van de bevoegde autoriteiten.

De door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van bestemming getroffen beslissingen moeten, met opgave van redenen, worden medegedeeld aan de importeur of aan diens gemachtigde.

Indien de betrokken importeur of diens gemachtigde daarom verzoekt, moeten de met redenen omklede beslissingen hem schriftelijk worden medegedeeld met opgave van de rechtsmiddelen die de wetgeving van de Lid-Staat van de inspectiepost aan de grens voor hem openstelt, alsmede van de vorm en de termijnen waarbinnen deze rechtsmiddelen moeten worden ingesteld.

HOOFDSTUK II Vrijwaringsmaatregelen

Artikel 18

  • 1. 
    Indien zich op het grondgebied van een derde land een in Richtlijn 82/894/EEG van de Raad van 12 december 1982 inzake de melding van dierziekten in de Gemeenschap ($) bedoelde ziekte, een zooenose of een ziekte of een risico voordoet of verspreidt waaraan ernstige gevaren voor de gezondheid van dieren of mensen kunnen zijn verbonden, of indien zulks om andere ernstige veterinairrechtelijke redenen is gerechtvaardigd, met name wegens door haar veterinaire deskundigen gedane constateringen, stelt de Commissie op eigen initiatief of op verzoek van een Lid-Staat onverwijld, naar gelang van de ernst van de situatie, een van de volgende maatregelen vast:
  • schorsing van de invoer uit het gehele grondgebied van het betrokken derde land of een deel daarvan en, in voorkomend geval, van het derde land van doorvoer,
  • vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de dieren afkomstig uit het gehele grondgebied van het betrokken derde land of een deel daarvan.
  • 2. 
    Indien bij een van de controles voorzien bij deze richtlijn blijkt dat een partij dieren een gevaar kan vormen

(;) PB nr. L 275 van 26. 9. 1986, blz. 36.

($) PB nr. L 378 van 31. 12. 1982, blz. 58. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/134/EEG (PB nr. L 76 van 22. 3. 1990, blz. 23).

voor de gezondheid van dieren of mensen neemt de bevoegde veterinaire autoriteit onmiddellijk de volgende maatregelen:

  • beslag en vernietiging van de betrokken partij,
  • onmiddellijke kennisgeving aan de andere inspectieposten aan de grens en aan de Commissie van de gedane constateringen en van de oorsprong van de dieren overeenkomstig artikel 12, lid 4.
  • 3. 
    De Commissie kan in het in lid 1 bedoelde geval conservatoire maatregelen nemen ten aanzien van de in artikel 9 bedoelde dieren.
  • 4. 
    Vertegenwoordigers van de Commissie kunnen zich onmiddellijk ter plaatse begeven.
  • 5. 
    Wanneer een Lid-Staat de Commissie officieel in kennis stelt van de noodzaak om vrijwaringsmaatregelen te nemen en laatstgenoemde geen gebruik heeft gemaakt van de bepalingen van de leden 1 en 3 of de aangelegenheid niet overeenkomstig lid 6 heeft voorgelegd aan het Permanent Veterinair Comité, kan deze Lid-Staat conservatoire maatregelen treffen ten aanzien van de invoer van dergelijke dieren.

Wanneer een Lid-Staat uit hoofde van dit lid conservatoire maatregelen neemt ten aanzien van een derde land, stelt hij de andere Lid-Staten en de Commissie daarvan in kennis overeenkomstig artikel 12, lid 5.

  • 6. 
    De in de leden 1, 3 en 5 bedoelde maatregelen worden binnen 10 werkdagen volgens de procedure van artikel 22 voorgelegd aan het Permanent Veterinair Comité; het Comité beslist of die maatregelen moeten worden verlengd, gewijzigd of ingetrokken.
  • 7. 
    De besluiten tot verlenging, wijziging of intrekking van de maatregelen genomen krachtens de leden 1, 2, 3 en 6, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 22.
  • 8. 
    De uitvoeringsbepalingen met betrekking tot dit hoofdstuk worden, zo nodig, vastgesteld volgens de procedure van artikel 23.

HOOFDSTUK III Inspectie

Artikel 19

  • 1. 
    Veterinaire deskundigen van de Commissie kunnen, in samenwerking met de bevoegde nationale autoriteiten, en voor zover dit voor de uniforme toepassing van de voorschriften van deze richtlijn noodzakelijk is, nagaan of de overeenkomstig artikel 6 erkende inspectieposten aan de grens en de overeenkomstig artikel 10 erkende quarantainestations voldoen aan de criteria genoemd in respectievelijk bijlage A en B.
  • 2. 
    Veterinaire deskundigen van de Commissie kunnen, in samenwerking met de bevoegde autoriteiten, controles ter plaatse verrichten.
  • 3. 
    De Lid-Staat op het grondgebied waarvan een inspectie wordt verricht, verleent de veterinaire deskundigen van de Commissie alle nodige bijstand voor de vervulling van hun taak.
  • 4. 
    De Commissie stelt de Lid-Staten van de uitkomsten van de verrichte controles in kennis.
  • 5. 
    Wanneer de Commissie van oordeel is dat de uitkomsten van de controle zulks rechtvaardigen bespreekt zij de situatie in het Permanent Veterinair Comité. Zij kan de nodige besluiten nemen volgens de procedure van artikel 22.
  • 6. 
    De Commissie volgt het verloop van de situatie en naar gelang hiervan worden de in lid 5 bedoelde besluiten volgens de procedure van artikel 22 door haar gewijzigd of ingetrokken.
  • 7. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden, zo nodig, vastgesteld volgens de procedure van artikel 23.

Artikel 20

Wanneer een bevoegde autoriteit van een Lid-Staat gezien de uitkomsten van de controles op de plaats van afzet van de dieren van oordeel is dat de bepalingen van deze richtlijn in een inspectiepost aan de grens van een andere Lid-Staat niet in acht worden genomen, treedt zij onverwijld met de bevoegde centrale autoriteit van die Lid-Staat in contact.

Deze autoriteit treft alle nodige maatregelen en doet de bevoegde autoriteit van de eerstgenoemde Lid-Staat mededeling van de aard van de verrichte controles, van de genomen besluiten en van de gronden daarvan.

Indien de bevoegde autoriteit van de eerstgenoemde Lid-Staat vreest dat deze maatregelen ontoereikend zijn, zoekt zij met de bevoegde autoriteit van de in het geding gebrachte Lid-Staat, in voorkomend geval door een bezoek ter plaatse, naar de wegen en middelen om de situatie te verhelpen.

Wanneer bij de in de eerste alinea vermelde controles herhaalde inbreuken op de bepalingen van deze richtlijn worden geconstateerd, stelt de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat van bestemming de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de overige Lid-Staten daarvan in kennis.

De Commissie moet, op verzoek van de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat van bestemming of op eigen initiatief, in samenwerking met de bevoegde nationale autoriteiten een inspectiemissie ter plaatse zenden. Afhankelijk van de aard van de geconstateerde inbreuken kan deze missie ter plaatse blijven totdat de in de laatste alinea bedoelde besluiten zijn genomen.

In afwachting van de conclusies van de Commissie moet de in het geding gebrachte Lid-Staat, op verzoek van de Lid-Staat van bestemming, de controles in de betrokken inspectiepost aan de grens of het betrokken quarantainestation verscherpen.

De Lid-Staat van bestemming kan zijnerzijds de controles ten aanzien van dieren van dezelfde herkomst intensiveren.

De Commissie moet, op verzoek van één van de betrokken Lid-Staten, en indien de in de vijfde alinea bedoelde inspectie de tekortkomingen bevestigt, volgens de procedure van artikel 22, passende maatregelen nemen. Deze maatregelen moeten zo spoedig mogelijk worden bevestigd of herzien volgens dezelfde procedure.

Artikel 21

  • 1. 
    Iedere Lid-Staat stelt een programma op voor de uitwisseling van personeelsleden die zijn aangewezen voor het verrichten van veterinaire controles op dieren uit derde landen.
  • 2. 
    De Commissie cooerdineert in het Permanent Veterinair Comité, samen met de Lid-Staten, de in lid 1 genoemde programma's.
  • 3. 
    De Lid-Staten treffen alle maatregelen die nodig zijn om de uitvoering van de programma's die uit de in lid 2 bedoelde cooerdinatie voortvloeien, mogelijk te maken.
  • 4. 
    De uitvoering van de programma's wordt jaarlijks in het Permanent Veterinair Comité aan de hand van verslagen van de Lid-Staten besproken.
  • 5. 
    De Lid-Staten houden met de opgedane ervaring rekening om de uitwisselingsprogramma's te verbeteren en verder te ontwikkelen.
  • 6. 
    De Gemeenschap kan met het oog op een doeltreffend verloop van de uitwisselingsprogramma's financiële bijstand verlenen. De bepalingen inzake deze bijstand en de geraamde uitgaven daarvoor ten laste van de begroting van de Europese Gemeenschappen zijn vastgesteld bij Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (12).
  • 7. 
    De uitvoeringsbepalingen van de leden 1, 4 en 5 worden, zo nodig, vastgesteld volgens de procedure van artikel 23.

HOOFDSTUK IV Algemene bepalingen

Artikel 22

In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, gelden de in artikel 17 van Richtlijn 89/662/EEG neergelegde regels.

(;) PB nr. L 224 van 18. 8. 1990, blz. 19. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 91/133/EEG (PB nr. L 66 van 13. 3. 1991, blz. 18).

Artikel 23

In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, gelden de in artikel 18 van Richtlijn 89/662/EEG neergelegde regels.

Artikel 24

De bijlagen van deze richtlijn kunnen, zo nodig, worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 23.

Artikel 25

Deze richtlijn laat de verplichtingen die uit de douaneregelingen voortvloeien onverlet.

Artikel 26

  • 1. 
    De artikelen 12 en 28 van Richtlijn 72/462/EEG vervallen.

In afwachting van de besluiten bedoeld in de artikelen 5 en 6 van de onderhavige richtlijn, blijven de krachtens artikel 12 van Richtlijn 72/462/EEG vastgestelde regels van toepassing.

  • 2. 
    De artikelen 20 en 21 van Richtlijn 90/426/EEG, alsmede artikel 27 en artikel 29, lid 2, van Richtlijn 90/539/EEG vervallen.

Artikel 27

  • 1. 
    Richtlijn 89/662/EEG wordt als volgt gewijizgd:
  • a) 
    in artikel 19, lid 2, wordt "31 december 1992" vervangen door "31 december 1996";
  • b) 
    artikel 22 wordt vervangen door:

"Artikel 22

De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om op 1 juli 1992 aan deze richtlijn te voldoen.".

  • 2. 
    Richtlijn 90/425/EEG wordt als volgt gewijzigd:
  • a) 
    artikel 7 wordt vervangen door:

"Artikel 7

  • 1. 
    De Lid-Staten zien erop toe dat bij controles op plaatsen waar dieren of produkten als bedoeld in artikel 1 uit derde landen op het in bijlage I van Richtlijn 90/675/EEG omschreven grondgebied kunnen worden binnengebracht, zoals havens, luchthavens en inspectieposten aan de grens met derde landen, de volgende maatregelen worden getroffen:
  • a) 
    controle van de certificaten of documenten die de dieren of produkten vergezellen;

b)

dieren of produkten van communautaire oorsprong worden aan de in artikel 5 voorgeschreven controleregels onderworpen;

c)

voor de produkten uit derde landen gelden de regels voorzien bij Richtlijn 90/675/EEG;

d)

dieren uit derde landen worden onderworpen aan de voorschriften van Richtlijn 90/496/EEG.

  • 2. 
    In afwijking van lid 1 worden evenwel na 1 januari 1993 op alle dieren of produkten die rechtstreeks via geregelde lijndiensten tussen twee plaatsen op het geografische grondgebied van de Gemeenschap worden vervoerd, de in artikel 5 bedoelde controlevoorschriften toegepast.";

b)

artikel 23 wordt vervangen door:

"Artikel 23

Op basis van een verslag van de Commissie, eventueel vergezeld van voorstellen waarover hij zich met gekwalificeerde meerderheid van stemmen uitspreekt, gaat de Raad:

  • vóór 1 januari 1993 over tot een nieuw onderzoek van artikel 10 en artikel 5, lid 2, onder a),
  • vóór 1 januari 1996 over tot een nieuw onderzoek van de overige bepalingen.";

c)

in artikel 26:

  • wordt in de eerste alinea punt ii) vervangen door:

"ii) op 1 juli 1992 aan de overige bepalingen van deze richtlijn te voldoen.";

  • wordt de tweede alinea geschrapt.
  • 3. 
    Richtlijn 90/675/EEG wordt als volgt gewijzigd:
  • a) 
    in artikel 19 wordt lid 6 vervangen door:

"6. De in de leden 1, 3 en 5 bedoelde maatregelen moeten binnen 10 werkdagen volgens de procedure van artikel 23 worden voorgelegd aan het Permanent Veterinair Comité; het Comité beslist of die maatregelen moeten worden verlengd, gewijzigd of ingetrokken. Volgens de procedure van artikel 23 kunnen ook de noodzakelijke besluiten worden vastgesteld, met inbegrip van besluiten inzake het intracommunautaire verkeer van de produkten en de doorvoer.";

  • b) 
    in artikel 32 wordt "31 december 1991" vervangen door "1 juli 1992".

Artikel 28

De Commissie kan volgens de procedure van artikel 23 voor een periode van drie jaar de overgangsmaatregelen vaststellen die nodig zijn om de overgang naar de bij deze richtlijn ingestelde nieuwe controleregeling te vergemakkelijken.

Artikel 29

De Lid-Staten kunnen voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn een beroep doen op de in artikel 38 van Beschikking 90/424/EEG bedoelde financiële bijdrage van de Gemeenschap, in het bijzonder voor het instellen van het systeem voor informatie-uitwisseling tussen de veterinaire diensten en de inspectieposten aan de grens.

Artikel 30

  • 1. 
    De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om
  • a) 
    op 1 december 1991 aan de bepalingen van artikel 6, lid 3, en de artikelen 13, 18 en 21 te voldoen;
  • b) 
    op 1 juli 1992 aan de overige bepalingen van deze richtlijn te voldoen.

Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van

die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

  • 2. 
    De uitvoeringsbepalingen van deze richtlijn, inzonderheid die van artikel 8, punt B, worden op 1 juli 1992 vastgesteld en het in artikel 12, lid 4, tweede alinea, bedoelde systeem wordt op dezelfde datum in werking gesteld.

Indien de in de eerste alinea genoemde datum niet in acht kan worden genomen, moeten de in artikel 28 bedoelde overgangsmaatregelen op die datum zijn getroffen.

Artikel 31

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 15 juli 1991.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • P. 
    BUKMAN
  • (1) 
    PB nr. C 89 van 6. 4. 1991, blz. 5.(2) PB nr. C 183 van 15. 7. 1991.(3) PB nr. L 224 van 18. 8. 1990, blz. 29. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 91/174/EEG (PB nr. L 85 van 5. 4. 1991, blz. 37).(4) PB nr. L 395 van 30. 12. 1989, blz. 13.(5) PB nr. L 200 van 8. 8. 1977, blz. 10.(6) PB nr. L 224 van 18. 8. 1990, blz. 42.(7) PB nr. L 224 van 18. 8. 1990, blz. 55.(8) PB nr. L 302 van 31. 12. 1972, blz. 28. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/266/EEG (PB nr. L 134 van 29. 5. 1991, blz. 45).(9) PB nr. L 351 van 2. 12. 1989, blz. 34.

BIJLAGE A

Algemene voorwaarden voor de erkenning van inspectieposten aan de grens Om voor communautaire erkenning in aanmerking te komen, dienen de inspectieposten aan de grens te beschikken over:

  • 1. 
    een speciaal voor het vervoer van levende dieren gereserveerde rijstrook naar de inspectiepost om te voorkomen dat de dieren onnodig moeten wachten;
  • 2. 
    gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten installaties voor het in- en uitladen van de diverse vervoermiddelen, de controle, bevoorrading en verzorging van de dieren, waarvan de oppervlakte, de verlichting, verluchting en bevoorradingsruimte in verhouding staan tot het aantal te controleren dieren;
  • 3. 
    een, de door de inspectiepost aan de grens behandelde aantallen dieren in aanmerking genomen, voldoende aantal dierenartsen en speciaal opgeleide hulpkrachten om de begeleidende documenten te controleren en de in de artikelen 4, 5, 8 en 9 van deze richtlijn voorgeschreven klinische controles te verrichten;
  • 4. 
    voldoende grote ruimten, met inbegrip van kleedkamers, douches en toiletten, voor het personeel dat met de veterinaire controles is belast;
  • 5. 
    een passende ruimte en passende installaties voor het nemen en behandelen van monsters voor de in de communautaire voorschriften voorziene routinecontroles;
  • 6. 
    de diensten van een gespecialiseerd laboratorium dat in staat is speciale analyses te verrichten op de in die inspectiepost genomen monsters;
  • 7. 
    de diensten van een onderneming in de onmiddellijke nabijheid die beschikt over installaties en uitrusting om de dieren te huisvesten, te voederen, te drenken, te verzorgen en, zo nodig, te slachten;
  • 8. 
    passende installaties om - indien deze posten worden gebruikt als halte- of overlaadplaats voor op transport gestelde dieren - de dieren uit te laden, te drenken, te voederen, in voorkomend geval passend te huisvesten, ze de eventuele noodzakelijke verzorging te geven of ze, zo nodig, ter plaatse te slachten op zo'n wijze dat elk onnodig lijden wordt voorkomen;
  • 9. 
    passende apparatuur voor de snelle uitwisseling van informatie met andere inspectieposten aan de grens en de bevoegde veterinaire autoriteiten, als bedoeld in artikel 20 van Richtlijn 90/425/EEG;
  • 10. 
    uitrusting en installaties voor reiniging en ontsmetting.

BIJLAGE B

Algemene voorwaarden voor de erkenning van quarantainestations 1. Het bepaalde in bijlage A, punten 2, 4, 5, 7, 9 en 10, is van toepassing.

  • 2. 
    Bovendien moet het quarantainestation:
  • onder permanente controle staan van een officiële dierenarts die tevens de verantwoordelijkheid draagt voor het station;
  • gelegen zijn op een plaats die ver verwijderd is van veehouderijen of andere plaatsen waar zich dieren bevinden die met besmettelijke ziekten kunnen worden besmet;
  • beschikken over een efficiënt systeem om op passende wijze toezicht te houden op de dieren.

3.

Verwante dossiers

 
 

4.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.