Richtlijn 2000/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2000 inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door motoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers en houdende wijziging van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Richtlijn 2000/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2000 inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door motoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers en houdende wijziging van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad
Publicatieblad Nr. L 173 van 12/07/2000 blz. 0001 - 0034
Richtlijn 2000/25/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 22 mei 2000
inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door motoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers en houdende wijziging van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,
Gezien het voorstel van de Commissie(1),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),
Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),
Overwegende hetgeen volgt:
-
(1)Richtlijn 74/150/EEG van de Raad van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen(4) en de 22 bijzondere richtlijnen die tussen 1974 en 1989 zijn vastgesteld, voorzien met het oog op de goede werking van de interne markt in harmonisatie van de technische voorschriften op dit gebied.
-
(2)Teneinde de bescherming van het milieu te verbeteren, is het noodzakelijk de maatregelen die reeds zijn getroffen bij Richtlijn 77/537/EEG van de Raad van 28 juni 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de maatregelen die moeten worden genomen tegen de verontreiniging door dieselmotoren, bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen(5) (opaciteit van uitlaatgassen), aan te vullen met maatregelen die met name betrekking hebben op de fysisch-chemische uitstoot. Bij de onderhavige richtlijn worden, met verwijzing naar het bepaalde in Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1997 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines(6), de in opeenvolgende fasen toe te passen grenswaarden voor de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes vastgesteld alsook de testprocedure voor verbrandingsmotoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers. De naleving van de voorschriften van Richtlijn 88/77/EEG van de Raad van 3 december 1987 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de uitstoot van gasvormige verontreinigingen door dieselmotoren, bestemd voor het aandrijven van voertuigen(7) kan gelijk worden gesteld met de naleving van de voorschriften van de onderhavige richtlijn.
-
(3)Ter vergemakkelijking van de toegang tot de markten van derde landen blijkt het noodzakelijk te erkennen dat de voorschriften van deze richtlijn voor de eerste fase gelijkwaardig zijn aan de voorschriften van reglement nr. 96 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN-ECE) betreffende de goedkeuring van voor montage in landbouw- of bosbouwtrekkers bestemde motoren met compressie-ontsteking met betrekking tot de verontreinigende emissies.
-
(4)Om een zo gunstig mogelijke uitwerking van deze bepalingen op het Europese milieu mogelijk te maken en terzelfder tijd de eenheid van de markt te waarborgen, is het noodzakelijk in verschillende fasen zeer strenge bindende normen in te voeren. Tot verdere verlaging van de grenswaarden en wijziging van de testprocedure kan alleen worden besloten op basis van studies en onderzoeken naar bestaande of haalbare technologische mogelijkheden en van een analyse van de kosteneffectiviteit daarvan, teneinde een productie op industriële schaal mogelijk te maken van landbouw- of bosbouwtrekkers die aan deze verscherpte grenswaarden kunnen voldoen.
-
(5)De vooruitgang van de techniek maakt een snelle aanpassing van de technische voorschriften in de bijlagen bij deze richtlijn noodzakelijk. De Commissie is gehouden de grenswaarden in deze richtlijn onverwijld aan te passen aan toekomstige veranderingen in Richtlijn 97/68/EG. Met uitzondering van de grenswaarden voor de verontreinigingen dient de Commissie met deze taak te worden belast ter vereenvoudiging en bespoediging van de procedure. Voor alle gevallen waarin het Europees Parlement en de Raad de Commissie bevoegdheden verlenen voor de uitvoering van de op het gebied van landbouw- of bosbouwtrekkers vastgestelde voorschriften, dient te worden voorzien in een procedure van voorafgaand overleg tussen de Commissie en de lidstaten in het kader van een comité.
-
(6)De bepalingen van de onderhavige richtlijn vormen een aanvulling op die van Richtlijn 77/537/EEG, waarnaar in bijlage II, punt 2.8.1, bij Richtlijn 74/150/EEG wordt verwezen. Richtlijn 74/150/EEG dient derhalve te worden gewijzigd, teneinde in bijlage II een nieuw punt 2.8.2 in te voegen om het in deze richtlijn behandelde onderwerp te bestrijken in combinatie met de verwijzing BR (bijzondere richtlijn).
-
(7)De beoogde vermindering van verontreinigende emissies door landbouw- of bosbouwtrekkers en de goede werking van de interne markt voor die motorvoertuigen kunnen niet op afdoende wijze door de onderscheidene lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen derhalve beter worden verwezenlijkt door onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door motorvoertuigen. De bepalingen van deze richtlijn gaan niet verder dan nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van het Verdrag,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Definities
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
-
-"landbouw- of bosbouwtrekker" (hierna "trekker" genoemd): ieder voertuig zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 74/150/EEG;
-
-"motor": iedere motor met inwendige verbranding bestemd voor het aandrijven van trekkers, zoals gedefinieerd in bijlage I;
-
-"typegoedkeuring van een motortype of een motorfamilie als technische eenheid met betrekking tot de verontreinigende uitstoot": de handeling waarbij een lidstaat verklaart dat een type of een familie van voor trekkers bestemde motoren aan de technische voorschriften van deze richtlijn voldoet;
-
-"typegoedkeuring van een trekkertype met betrekking tot de verontreinigende uitstoot": de handeling waarbij een lidstaat verklaart dat een type trekker met een motor aan de technische voorschriften van deze richtlijn voldoet;
-
-"motorfamilie": twee of meer motortypes waarbij op grond van hun ontwerp wordt verwacht dat zij vergelijkbare eigenschappen inzake verontreinigende uitstoot hebben.
Artikel 2
Typegoedkeuringsprocedure
De procedure voor de verlening van typegoedkeuring van een motortype of een motorfamilie met betrekking tot de verontreinigende uitstoot en voor de verlening van typegoedkeuring van een trekkertype met betrekking tot de verontreinigende uitstoot alsmede de voorwaarden voor het vrij in de handel brengen van deze motoren en trekkers zijn vastgesteld in Richtlijn 74/150/EEG.
Artikel 3
Verplichtingen
-
1.Behoudens het bepaalde in artikel 5 moet ieder motortype of iedere motorfamilie voldoen aan de voorschriften van bijlage I.
-
2.Ieder trekkertype moet voldoen aan de voorschriften van bijlage II. In dat verband worden typegoedkeuringen voor motortypes of -families die overeenkomstig bijlage I of het bepaalde in bijlage III zijn verleend, erkend.
Artikel 4
Tijdschema
-
1.Na 30 september 2000 mogen de lidstaten:
-
-noch de EG-typegoedkeuring of de nationale typegoedkeuring van een motortype of een motorfamilie weigeren,
-
-noch de verkoop, het in het verkeer brengen of het gebruik van een nieuwe motor verbieden,
-
-noch de EG-typegoedkeuring of de nationale typegoedkeuring voor een trekkertype weigeren,
-
-noch het gebruik, de verkoop of het voor de eerste maal in het verkeer brengen van trekkers verbieden,
om redenen die verband houden met de uitstoot, indien de verontreinigende uitstoot van deze motoren of van de motoren die in deze trekkers zijn gemonteerd aan de vereisten van deze richtlijn voldoet.
-
2.De lidstaten mogen niet langer de EG-typegoedkeuring of de nationale typegoedkeuring voor een motortype of een motorfamilie of een trekkertype verlenen, indien de verontreinigende uitstoot van de motor niet aan de voorschriften van deze richtlijn voldoet:
-
a)in fase I
-
-na 31 december 2000, voor motoren van de categorieën B en C (vermogensklasse zoals omschreven in artikel 9, lid 2, van Richtlijn 97/68/EG);
-
b)in fase II
-
-na 31 december 2000, voor motoren van de categorieën D en E (vermogensklasse zoals omschreven in artikel 9, lid 3, van Richtlijn 97/68/EG);
-
-na 31 december 2001, voor motoren van categorie F (vermogensklasse zoals omschreven in artikel 9, lid 3, van Richtlijn 97/68/EG);
-
-na 31 december 2002, voor motoren van categorie G (vermogensklasse zoals omschreven in artikel 9, lid 3, van Richtlijn 97/68/EG).
-
3.De lidstaten verbieden het voor de eerste maal in het verkeer brengen van motoren en trekkers, indien de verontreinigende uitstoot van de motoren niet aan de voorschriften van de richtlijn voldoet
-
-na 30 juni 2001, voor motoren van de categorieën A, B, en C;
-
-na 31 december 2001, voor motoren van de categorieën D en E;
-
-na 31 december 2002, voor motoren van categorie F;
-
-na 31 december 2003, voor motoren van categorie G.
Voor trekkers met motoren van categorie E of F kunnen deze data evenwel met zes maanden worden uitgesteld.
-
4.De voorschriften van lid 3 gelden noch voor motoren die bestemd zijn voor montage in trekkertypes voor uitvoer naar derde landen, noch voor de vervanging van motoren van in gebruik zijnde trekkers.
-
5.De lidstaten mogen de in lid 3 genoemde data twee jaar uitstellen voor motoren met een eerdere productiedatum dan genoemde datum. Zij mogen andere uitzonderingen toestaan onder de voorwaarden van artikel 10 van Richtlijn 97/68/EG.
Artikel 5
Erkenning van gelijkwaardigheid en overeenstemming
De instanties van de lidstaten die de EG-typegoedkeuring van een motortype of een motorfamilie verlenen, erkennen de typegoedkeuringen die zijn verleend overeenkomstig de bepalingen van bijlage III en de bijbehorende typegoedkeuringsmerken als zijnde in overeenstemming met deze richtlijn.
Artikel 6
Verscherping van de grenswaarden voor de uitstoot
Zodra de bepalingen bedoeld in artikel 19 van Richtlijn 97/68/EG door het Europees Parlement en de Raad zijn aangenomen, past de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 13 van Richtlijn 74/150/EEG onverwijld de grenswaarden en data die zijn opgenomen in deze richtlijn aan aan de grenswaarden en data die ingevolge de besluiten uit hoofde van bovengenoemd artikel 19 zijn aangenomen.
Artikel 7
Technische aanpassingen
De wijzigingen die noodzakelijk zijn om de voorschriften van de bijlagen aan de technische vooruitgang aan te passen, worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 13 van Richtlijn 74/150/EEG.
Artikel 8
Wijziging van Richtlijn 74/150/EEG
In bijlage II bij Richtlijn 74/150/EEG wordt het volgende punt toegevoegd: "2.8.2. Uitstoot van verontreinigende gassen en verontreinigende deeltjes door motoren: BR".
Artikel 9
Omzetting in nationale wetgeving
De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 29 september 2000 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Zij passen deze bepalingen toe met ingang van 31 december 2000.
Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
Artikel 10
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 11
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 22 mei 2000.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
N.Fontaine
Voor de Raad
De voorzitter
-
J.Gama
-
(1)PB C 303 van 2.10.1998, blz. 9.
-
(2)PB C 101 van 12.4.1999, blz. 13.
-
(3)Advies van het Europees Parlement van 5 mei 1999 (PB C 279 van 1.10.1999, blz. 209), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 22 november 1999 (PB C 17 van 20.1.2000, blz. 13) en besluit van het Europees Parlement van 12 april 2000.
-
(4)PB L 84 van 28.3.1974, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/54/EG (PB L 277 van 10.10.1997, blz. 24).
-
(5)PB L 220 van 29.8.1977, blz. 38. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/54/EG.
-
(6)PB L 59 van 27.2.1998, blz. 1.
-
(7)PB L 36 van 9.2.1988, blz. 33. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/1/EG (PB L 40 van 17.2.1996, blz. 1).
LIJST VAN BIJLAGEN
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
BIJLAGE I
VOORSCHRIFTEN VOOR DE EG-TYPEGOEDKEURING VAN EEN MOTORTYPE OF EEN MOTORFAMILIE VOOR TREKKERS ALS TECHNISCHE EENHEID MET BETREKKING TOT DE VERONTREINIGENDE UITSTOOT
-
0.ALGEMEEN
Tenzij bij deze richtlijn anders bepaald, zijn de passende definities, symbolen en afkortingen van Richtlijn 97/68/EG van toepassing.
-
1.DEFINITIES
-
-Onder "motortype voor trekkers met betrekking tot de verontreinigende uitstoot" wordt verstaan: motoren met compressieontsteking die onderling geen wezenlijke verschillen vertonen met betrekking tot de in aanhangsel 1 vermelde eigenschappen;
-
-Onder "verontreinigende uitstoot" wordt verstaan: verontreinigende gassen (koolmonoxide, koolwaterstoffen en stikstofoxiden) en deeltjes.
-
2.AANVRAAG VOOR DE EG-TYPEGOEDKEURING VAN EEN MOTORTYPE OF EEN MOTORFAMILIE ALS TECHNISCHE EENHEID
2.1. De aanvraag voor de typegoedkeuring van een motortype of een motorfamilie met betrekking tot de verontreinigende uitstoot wordt ingediend door de fabrikant van de motor of diens gemachtigde.
2.2. De aanvraag gaat vergezeld van het in drievoud ingevulde inlichtingenformulier, waarvan een model in aanhangsel 1 is gegeven.
2.3. Een motor die de in aanhangsel 1 beschreven kenmerken van het "motortype" of de "oudermotor" bezit, wordt ter beschikking gesteld van de technische dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de goedkeuringsproeven.
2.4. Indien in het geval van een aanvraag voor de typegoedkeuring van een motorfamilie de goedkeuringsinstantie van mening is dat de geselecteerde oudermotor waarop de ingediende aanvraag betrekking heeft, niet ten volle de in bijlage II, aanhangsel 2, bij Richtlijn 97/68/EG beschreven motorfamilie vertegenwoordigt, dient een andere en, zo nodig, een extra oudermotor overeenkomstig de aanwijzingen van de goedkeuringsinstantie ter beschikking te worden gesteld voor goedkeuring overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Richtlijn 97/68/EG.
-
3.SPECIFICATIES EN PROEVEN
De bepalingen van bijlage I, deel 4, en de bijlagen III, IV en V van Richtlijn 97/68/EG zijn van toepassing.
-
4.TYPEGOEDKEURING VAN EEN TECHNISCHE EENHEID
Er wordt een met het model in aanhangsel 2 van deze bijlage overeenkomend EG-type-goedkeuringsformulier afgegeven.
-
5.MERKTEKENS OP DE MOTOR
De merktekens op de motor moeten voldoen aan de voorschriften van aanhangsel 3. Het identificatienummer moet voldoen aan de voorschriften van de aanhangsels 4 en 5.
-
6.OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUCTIE
Onverminderd het bepaalde in artikel 8 van Richtlijn 74/150/EEG moet de overeenstemming van de productie worden gecontroleerd op de wijze die is voorgeschreven in bijlage I, hoofdstuk 5, van Richtlijn 97/68/EG.
-
7.KENNISGEVING OVER DE AFGIFTE VAN GOEDKEURINGEN
Aan de lidstaten wordt overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Richtlijn 74/150/EEG een bericht gezonden van goedkeuring, uitbreiding, weigering of intrekking van de goedkeuring, dan wel van de definitieve stopzetting van de productie van een motortype dat valt onder bijlage I, of van een trekkertype dat valt onder bijlage II.
-
8.MOTORFAMILIE
8.1. Parameters die de motorfamilie definiëren
De motorfamilie kan worden gedefinieerd aan de hand van basisontwerpparameters die gemeenschappelijk zijn voor de motoren binnen die familie. In sommige gevallen is er interactie tussen de parameters. Er moet met deze effecten ook rekening worden gehouden om ervoor te zorgen dat alleen motoren met vergelijkbare uitlaatuitstooteigenschappen tot eenzelfde motorfamilie behoren.
Ten aanzien van motoren die geacht worden tot dezelfde motorfamilie te behoren, moet de volgende lijst van basisparameters gemeenschappelijk zijn:
8.1.1. Verbrandingscyclus: tweetakt/viertakt(1)
8.1.2. Koelmedium: lucht/water/olie(2)
8.1.3. Afzonderlijke zuigerverplaatsing:
-
-Motoren die binnen een totale variatie van 15 % blijven
-
-Aantal cilinders voor motoren met een nabehandelingsinrichting
8.1.4. Methode van luchtaanzuiging: natuurlijke aanzuiging/drukvulling(3)
8.1.5. Type/Ontwerp van de verbrandingskamer:
-
-Voorkamer
-
-Wervelkamer
-
-Open kamer
8.1.6. Klep- en poortconfiguratie, grootte en aantal:
-
-Cilinderkop
-
-Cilinderwand
-
-Carter
8.1.7. Brandstofsysteem:
-
-Pomp-leiding-verstuiver
-
-In de leiding geplaatste pomp
-
-Verdelerpomp
-
-Enkelvoudig element
-
-Afzonderlijke verstuiver
8.1.8. Uitlaatgasrecirculatie
8.1.9. Waterinspuiting/Emulsie(4)
8.1.10. Luchtinspuiting
8.1.11. Vullucht koelsysteem
8.1.12. Oxidatiekatalysator
8.1.13. Reductiekatalysator
8.1.14. Thermische reactor
8.1.15. Deeltjesvanger.
8.2. Keuze van de oudermotor
8.2.1. De oudermotor van de familie moet worden gekozen aan de hand van de primaire criteria, namelijk de hoogste brandstoftoevoer per slag bij het aangegeven toerental en maximumkoppel. Mochten twee of meer motoren aan deze primaire criteria voldoen, dan moet de oudermotor worden gekozen aan de hand van secundaire criteria, namelijk de hoogste brandstoftoevoer per slag bij het nominale toerental. Onder bepaalde omstandigheden kan de goedkeuringsinstantie tot de conclusie komen dat de ongunstigste uitstoot van de familie het best kan worden gekarakteriseerd door een tweede motor te beproeven. Deze instantie kan derhalve een tweede motor voor beproeving selecteren aan de hand van kenmerken die erop wijzen dat deze motor de hoogste uitstootniveaus heeft van alle motoren binnen die familie.
8.2.2. Indien de motoren binnen de familie andere wisselende kenmerken hebben, die van invloed zouden kunnen zijn op de uitlaatstoot, moeten deze kenmerken eveneens worden bepaald en moet daarmee bij de keuze van de oudermotor rekening worden gehouden.
-
(1)Doorhalen wat niet van toepassing is.
-
(2)Doorhalen wat niet van toepassing is.
-
(3)Doorhalen wat niet van toepassing is.
-
(4)Doorhalen wat niet van toepassing is.
Aanhangsel 1
Inlichtingenformulier
betreffende de EG-typegoedkeuring van een oudermotortype voor gebruik in trekkers als technische eenheid met betrekking tot de verontreinigende uitstoot
De onderstaande gegevens worden verstrekt in drievoud en gaan vergezeld van een lijst van opgenomen elementen. De tekeningen worden in voorkomend geval op een passende schaal met voldoende details in formaat A4 of tot dat formaat gevouwen verstrekt. Op eventuele foto's zijn voldoende details te zien.
>PIC FILE= "L_2000173NL.000902.EPS">
>PIC FILE= "L_2000173NL.001001.EPS">
>PIC FILE= "L_2000173NL.001101.EPS">
>PIC FILE= "L_2000173NL.001201.EPS">
>PIC FILE= "L_2000173NL.001301.EPS">
>PIC FILE= "L_2000173NL.001401.EPS">
>PIC FILE= "L_2000173NL.001501.EPS">
>PIC FILE= "L_2000173NL.001601.EPS">
>PIC FILE= "L_2000173NL.001701.EPS">
Aanhangsel 2
MODEL
(Maximumformaat: A4 (210 × 297 mm))
>PIC FILE= "L_2000173NL.001802.EPS">
>PIC FILE= "L_2000173NL.001901.EPS">
Aanhangsel 3
Merktekens op de motor
-
1.De als technische eenheid goedgekeurde motor moet voorzien zijn van:
1.1. het handelsmerk of de handelsnaam van de motorfabrikant;
1.2. de typeaanduiding van de motor, de motorfamilie (indien van toepassing) en een uniek motornummer;
1.3. het in aanhangsel 5 omschreven EG-typegoedkeuringsmerk.
-
2.Deze merktekens moeten voldoende duurzaam voor de nuttige levensduur van de motor en duidelijk leesbaar en onuitwisbaar zijn. Indien etiketten of plaatjes worden gebruikt, moeten deze zodanig worden bevestigd dat ook de bevestigingsmiddelen voldoende duurzaam zijn voor de levensduur van de motor en de etiketten/plaatjes niet kunnen worden verwijderd zonder deze te vernietigen of te beschadigen.
-
3.De merktekens moeten worden aangebracht op een motoronderdeel dat noodzakelijk is voor het normale bedrijf van de motor en normaliter niet behoeft te worden vervangen gedurende de levensduur van de motor.
De merktekens moeten zich op een zodanige plaats bevinden dat zij gemakkelijk leesbaar zijn voor de gemiddelde persoon nadat de motor volledig is geïnstalleerd in de trekker met alle hulpvoorzieningen die nodig zijn voor het bedrijf daarvan. Indien een motorkap moet worden verwijderd om de merktekens zichtbaar te maken, wordt aan deze eis geacht te zijn voldaan indien dit gemakkelijk uitvoerbaar is zonder het gebruik van gereedschap.
In geval van twijfel wordt geacht aan deze eis te zijn voldaan, wanneer aanvullende merktekens met ten minste het motornummer alsmede de naam, het handelsmerk of het logo van de fabrikant zijn aangebracht.
Deze aanvullende merktekens moeten zich op of naast een belangrijk onderdeel bevinden dat normaal niet tijdens de levensduur van de motor behoeft te worden vervangen en dat gemakkelijk toegankelijk is bij routinematig onderhoud zonder het gebruik van gereedschappen, ofwel moeten deze merktekens op redelijk grote afstand van de originele merktekens op het carter van de motor worden aangebracht. Zowel de originele als de (eventuele) aanvullende merktekens moeten gemakkelijk leesbaar zijn nadat alle hulpvoorzieningen zijn geïnstalleerd die nodig zijn voor het bedrijf van de motor. Een motorkap die aan de voorschriften in de vorige alinea voldoet, is toegestaan. De aanvullende merktekens worden op duurzame wijze aangebracht, bij voorkeur rechtstreeks op het bovenvlak van de motor, bijvoorbeeld door het stempelen of bevestigen van een etiket/plaatje dat voldoet aan de eisen van punt 2.
-
4.Het motornummer moet zodanig zijn samengesteld dat de productievolgorde ondubbelzinnig kan worden vastgesteld.
-
5.Alvorens de motor de productielijn verlaat, moeten alle merktekens zijn aangebracht.
-
6.De precieze plaats van de merktekens moet in het inlichtingenformulier worden aangegeven, overeenkomstig de bijlagen I en II.
Aanhangsel 4
Nummeringssysteem
-
1.Het EG-typegoedkeuringsnummer bestaat uit vijf delen, die van elkaar zijn gescheiden door het teken "*":
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
-
2.Voorbeeld van de door Frankrijk overeenkomstig deze richtlijn verleende derde goedkeuring, die voldoet aan de voorschriften van fase I van deze richtlijn:
e2*NN/NN(1)A*00/00*0003*00
-
3.Voorbeeld van de door het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig deze richtlijn verleende tweede uitbreiding van de vierde goedkeuring, die voldoet aan de voorschriften van fase II van deze richtlijn:
e11*NN/NN(2)B*00/00*0004*02
-
(1)NN/NN = het nummer van deze richtlijnen.
-
(2)NN/NN = het nummer van deze richtlijnen.
Aanhangsel 5
EG-typegoedkeuringsmerk
Het EG-typegoedkeuringsmerk bestaat uit een rechthoek met daarin de kleine letter e, gevolgd door het kengetal of de kenletters van de delen 2 tot en met 5 van het EG-typegoedkeuringsnummer.
Voorbeeld van een EG-typegoedkeuringsmerk:
>PIC FILE= "L_2000173NL.002302.EPS">
BIJLAGE II
VOORSCHRIFTEN VOOR DE EG-TYPEGOEDKEURING VAN EEN TYPE TREKKER MET EEN MOTOR MET COMPRESSIEONTSTEKING MET BETREKKING TOT DE VERONTREINIGENDE UITSTOOT
-
0.ALGEMEEN
Tenzij bij deze richtlijn anders bepaald, zijn de passende definities, symbolen en afkortingen van Richtlijn 97/68/EG van toepassing.
-
1.DEFINITIES
-
-Onder "type trekker met betrekking tot de verontreinigende uitstoot" wordt verstaan trekkers die onderling geen wezenlijke verschillen vertonen met betrekking tot de in aanhangsel 1 vermelde eigenschappen.
-
-Onder "verontreinigende uitstoot" wordt verstaan verontreinigende gassen (koolmonoxide, koolwaterstoffen en stikstofoxiden) en verontreinigende deeltjes.
-
2.AANVRAAG VAN DE EG-TYPEGOEDKEURING VAN EEN TREKKERTYPE
2.1. De aanvraag van de typegoedkeuring van een trekkertype met betrekking tot de motor ervan
2.1.1. De aanvraag van de typegoedkeuring van een trekkertype met betrekking tot de verontreinigende uitstoot wordt ingediend door de fabrikant of diens gemachtigde.
2.1.2. De aanvraag gaat vergezeld van het in drievoud ingevulde inlichtingenformulier, waarvan een model in aanhangsel 1 is gegeven.
2.1.3. Een trekkermotor die de in aanhangsel 1 beschreven kenmerken van het "motortype" of de "oudermotor" bezit, wordt ter beschikking gesteld van de technische dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de goedkeuringsproeven.
2.2. Aanvraag van de EG-typegoedkeuring van een trekkertype met een goedgekeurde motor
2.2.1. De aanvraag van de typegoedkeuring van een trekkertype met betrekking tot de verontreinigende uitstoot wordt ingediend door de fabrikant of diens gemachtigde.
2.2.2. De aanvraag gaat vergezeld van het in drievoud ingevulde inlichtingenformulier, waarvan een model in aanhangsel 1 is gegeven, en een afschrift van het EG-typegoedkeuringsformulier voor de motor of de motorfamilie, in voorkomend geval, voor de technische eenheid die in het trekkertype is gemonteerd.
-
3.SPECIFICATIES EN PROEVEN
3.1. Algemeen
De bepalingen van bijlage I, deel 4, en de bijlagen III, IV en V van Richtlijn 97/68/EG zijn van toepassing.
3.2. Montage in het voertuig
De motormontage in het voertuig moet voldoen aan de volgende kenmerken in verband met de typegoedkeuring van de motor:
3.2.1. De inlaatonderdruk mag niet hoger zijn dan de voor de goedgekeurde motor aangegeven waarde.
3.2.2. De uitlaattegendruk mag niet hoger zijn dan de voor de goedgekeurde motor aangegeven waarde.
3.3. Trekkeronderdelen die van invloed kunnen zijn op verontreinigende uitstoot moeten zodanig zijn ontworpen, geconstrueerd en gemonteerd dat de trekker onder normale gebruiksomstandigheden en ondanks de trillingen waaraan de trekker kan worden blootgesteld, aan de technische voorschriften van deze richtlijn voldoet.
-
4.GOEDKEURING
Voor trekkertypes waarin een motor is gemonteerd waarvoor overeenkomstig bijlage I of de bepalingen van bijlage III een goedkeuringsformulier is afgegeven, wordt een typegoedkeuringsformulier overeenkomstig aanhangsel 2 afgegeven.
-
5.MERKTEKENS OP DE MOTOR
De merktekens op de motor moeten voldoen aan de voorschriften van aanhangsel 3 van bijlage I. Het identificatienummer van de EG-typegoedkeuring moet voldoen aan de voorschriften van de aanhangsels 4 en 5 van bijlage I.
-
6.OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUCTIE
Onverminderd het bepaalde in artikel 8 van Richtlijn 74/150/EEG moet de overeenstemming van de productie worden gecontroleerd op de wijze die is voorgeschreven in bijlage I, hoofdstuk 5, van Richtlijn 97/68/EG.
Aanhangsel 1
Inlichtingenformulier
betreffende de EG-typegoedkeuring van een type trekker met compressieontstekingsmotor met betrekking tot de verontreinigende uitstoot
De onderstaande gegevens worden verstrekt in drievoud en gaan vergezeld van een lijst van opgenomen elementen. De tekeningen worden in voorkomend geval op een passende schaal met voldoende details in formaat A4 of tot dat formaat gevouwen verstrekt. Op eventuele foto's zijn voldoende details te zien.
>PIC FILE= "L_2000173NL.002602.EPS">
>PIC FILE= "L_2000173NL.002701.EPS">
>PIC FILE= "L_2000173NL.002801.EPS">
>PIC FILE= "L_2000173NL.002901.EPS">
>PIC FILE= "L_2000173NL.003001.EPS">
Aanhangsel 2
MODEL
(Maximumformaat: A4 (210 × 297 mm))
>PIC FILE= "L_2000173NL.003102.EPS">
>PIC FILE= "L_2000173NL.003201.EPS">
>PIC FILE= "L_2000173NL.003301.EPS">
BIJLAGE III
ERKENNING VAN ALTERNATIEVE TYPEGOEDKEURINGEN
-
1.Voor fase I worden de volgende typegoedkeuringsformulieren erkend als zijnde gelijkwaardig voor motoren van de categorieën B en C, zoals omschreven in Richtlijn 97/68/EG.
1.1. Typegoedkeuringsformulieren overeenkomstig Richtlijn 97/68/EG.
1.2. Typegoedkeuringsformulieren overeenkomstig Richtlijn 88/77/EEG, welke voldoen aan de voorschriften voor fase A of B met betrekking tot artikel 2 en bijlage I, punt 6.2.1, van Richtlijn 88/77/EEG, gewijzigd bij Richtlijn 91/542/EEG, of aan VN-ECE-reglement nr. 49.02, amendementenserie, corrigenda I/2.
1.3. Typegoedkeuringsformulieren overeenkomstig VN-ECE-reglement nr. 96.
-
2.Voor fase II worden de volgende typegoedkeuringsformulieren als gelijkwaardig erkend:
Typegoedkeuringsformulieren overeenkomstig Richtlijn 97/68/EG, fase II voor motoren van de categorieën D, E, F en G.
Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.
De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.
Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.
De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.