Besluit van de Raad van 22 juli 2003 tot oprichting van een Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats (Voor de EER relevante tekst)

1.

Tekst

Avis juridique important

|

2.

32003D0913(01)

Besluit van de Raad van 22 juli 2003 tot oprichting van een Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. C 218 van 13/09/2003 blz. 0001 - 0004

Besluit van de Raad

van 22 juli 2003

tot oprichting van een Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats

(2003/C 218/01)

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 202,

Gezien het voorstel van de Commissie, opgesteld na raadpleging van het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats,

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    Bescherming tegen arbeidsongevallen en beroepsziekten is een van de doelstellingen van het Verdrag.
  • (2) 
    De ingrijpende verandering van de productiemethoden in alle sectoren van de economie en de verbreiding van gevaarlijke technieken en stoffen hebben nieuwe problemen opgeleverd in verband met de veiligheid en gezondheid van de werknemers op de arbeidsplaats.
  • (3) 
    Er moet een permanente instantie worden ingesteld die tot taak heeft de Commissie bij te staan bij de voorbereiding en de tenuitvoerlegging van de activiteiten op het gebied van de veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats, alsook de samenwerking te bevorderen tussen de nationale overheidsinstanties en de werknemers- en werkgeversorganisaties.
  • (4) 
    Bij besluiten van de Vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de bijzondere Raad bijeen tijdens de 36e en de 42e zitting van 6 september 1956 en van 9 en 10 mei 1957, is een Permanent Orgaan voor de veiligheid en de gezondheidsvoorwaarden in de steenkolenmijnen en andere winningsindustrieën opgericht; het mandaat van dit orgaan is vastgesteld bij Besluit van de Vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de bijzondere Raad van 9 juli 1957 bijeen, betreffende het mandaat en het reglement van orde van het Permanent Orgaan voor de veiligheid in de steenkolenmijnen(1), de bevoegdheid van het Permanent Orgaan is uitgebreid bij Besluit 74/326/EEG van de Raad van 27 juni 1974(2).
  • (5) 
    Voorts is bij Besluit 74/325/EEG van de Raad van 27 juni 1974 betreffende de oprichting van een Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats(3), tevens een soortgelijk permanent orgaan opgericht voor alle bedrijfstakken, met uitzondering van de winningsindustrieën en van de gezondheidsbescherming van de werknemers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren.
  • (6) 
    De grote veranderingen die de afgelopen jaren in de arbeidswereld en de Europese eenmaking hebben plaatsgevonden, met name door de opname van een sociaal protocol in het Verdrag van Amsterdam en de nieuwe vooruitzichten als gevolg van het uitbreidingsproces, nopen tot een kritisch en constructief onderzoek van de ervaringen met overleg en overlegorganen in het kader van de Gemeenschap.
  • (7) 
    In haar mededeling inzake een actieprogramma van de Gemeenschap op het gebied van veiligheid, hygiëne en gezondheidsbescherming op het werk (1996-2000) heeft de Commissie nadruk gelegd op de noodzaak de werking van beide raadgevende comités, te weten het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats en het Permanent Orgaan voor de veiligheid en de gezondheidsvoorwaarden in de steenkolenmijnen en andere winningsindustrieën, te rationaliseren door deze comités samen te voegen, het aantal leden te verminderen en ze een gemeenschappelijk secretariaat te geven.
  • (8) 
    In haar mededeling "Zich aanpassen aan de veranderingen in werk en samenleving: een nieuwe communautaire gezondheids- en veiligheidsstrategie 2002-2006" constateert de Commissie overigens dat een doeltreffende implementatie van het Gemeenschapsrecht berust op een nauwe samenwerking tussen de Commissie en de bevoegde instanties in de lidstaten en dat deze samenwerking zou verbeterd en vereenvoudigd worden als de twee raadgevende comités zouden opgaan in één Raadgevend Comité.
  • (9) 
    Het is raadzaam de structuur van het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats te behouden en de wijzigingen aan te brengen die nodig zijn om de werking ervan te verbeteren. Daarbij dient duidelijk gewezen te worden op de horizontale aard van de bevoegdheden van het comité die alle publieke en particuliere sectoren van werkzaamheden omvatten welke binnen de werkingssfeer van de communautaire wetgeving inzake gezondheid en veiligheid op het werk vallen. Voorts is het wenselijk de specifieke deskundigheid en ervaring die het Permanent Orgaan voor de veiligheid en de gezondheidsvoorwaarden in de steenkolenmijnen en andere winningsindustrieën heeft verworven te bewaren door binnen bovengenoemd Raadgevend Comité permanente sectoriële werkgroepen op te richten.
  • (10) 
    Het lijkt wenselijk deze hervorming in te voeren door middel van een nieuw besluit ter oprichting van een Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats als enig overlegorgaan en ter intrekking van Besluit 74/325/EEG.
  • (11) 
    Voorts dienen de besluiten van de Raad tot oprichting van een Permanent Orgaan voor de veiligheid en de gezondheidsvoorwaarden in de steenkolenmijnen, het besluit betreffende het mandaat en het reglement van orde van het Permanent Orgaan voor de veiligheid in de steenkolenmijnen, alsmede Besluit 74/326/EEG te worden ingetrokken,

BESLUIT:

Artikel 1

Opgericht wordt een Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats, hierna "het comité" te noemen.

Artikel 2

  • 1. 
    Het comité heeft tot taak de Commissie bij te staan bij de voorbereiding en de uitvoering van alle initiatieven op het gebied van veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats.

Deze taak heeft betrekking op particuliere en overheidsbedrijven.

  • 2. 
    Het comité heeft met name tot taak:
  • a) 
    op basis van de gegevens die het ontvangt meningen en ervaringen uit te wisselen over bestaande of beoogde voorschriften;
  • b) 
    bij te dragen tot een gemeenschappelijke aanpak van de problemen inzake veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats, en de communautaire prioriteiten alsmede de maatregelen ter verwezenlijking daarvan te helpen vastleggen;
  • c) 
    de aandacht van de Commissie te vestigen op de gebieden waar het verwerven van nieuwe kennis en de tenuitvoerlegging van passende acties inzake opleiding en onderzoek noodzakelijk blijken;
  • d) 
    in het kader van de communautaire actieprogramma's:
  • criteria en doelstellingen vast te stellen voor de strijd tegen arbeidsongevallenrisico's en tegen de gevaren voor de gezondheid in de bedrijven;
  • methoden vast te leggen waarmee de bedrijven en hun personeel het beschermingsniveau kunnen evalueren en verbeteren;
  • e) 
    als aanvulling op het werk van het Europees Agentschap voor de veiligheid en gezondheid op het werk: de nationale overheidsinstanties en werknemers- en werkgeversorganisaties voor te lichten over de communautaire acties, teneinde hun onderlinge samenwerking te bevorderen en hun initiatieven te stimuleren met het oog op de uitwisseling van opgedane ervaringen en de opstelling van gedragscodes;
  • f) 
    advies uit te brengen over ontwerpen voor communautaire initiatieven die een uitwerking hebben op de veiligheid en gezondheid op het werk;
  • g) 
    advies uit te brengen over het jaarprogramma en het lopende vierjarenprogramma van het Europees Agentschap voor de veiligheid en gezondheid op het werk.
  • 3. 
    Bij de vervulling van zijn taken werkt het comité samen met andere comités die bevoegd zijn op het gebied van de gezondheid en veiligheid op het werk, onder meer met het Comité van hoge arbeidsinspecteurs en met het Wetenschappelijk Comité inzake grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia, zulks met name door het uitwisselen van informatie.

Artikel 3

  • 1. 
    Het comité bestaat uit drie gewone leden per lidstaat: een vertegenwoordiger van de nationale instanties, een vertegenwoordiger van de werknemersorganisaties en een vertegenwoordiger van de werkgeversorganisaties.
  • 2. 
    Voor elk van de gewone leden van het comité mogen twee plaatsvervangende leden worden benoemd.

Onverminderd artikel 6, lid 3, woont een plaatsvervangend lid de vergaderingen van het comité alleen dan bij indien het gewone lid dat hij vervangt, verhinderd is.

  • 3. 
    De gewone en plaatsvervangende leden worden benoemd door de Raad. Bij de opstelling van de lijst van kandidaten die aan de Raad wordt voorgelegd, streven de lidstaten ernaar een billijke vertegenwoordiging van de verschillende economische sectoren in het comité tot stand te brengen alsmede een evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen gelet op hun aandeel in de werkgelegenheid in de betrokken sectoren.
  • 4. 
    De lijst van gewone en plaatsvervangende leden wordt door de Raad ter informatie in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Artikel 4

  • 1. 
    Het mandaat van de gewone en plaatsvervangende leden duurt drie jaar. Dit mandaat kan worden hernieuwd.
  • 2. 
    Na afloop van hun mandaat blijven de gewone en plaatsvervangende leden in functie, totdat voorzien is in hun vervanging of in de verlenging van hun mandaat.
  • 3. 
    Het mandaat eindigt voor het verstrijken van de periode van drie jaar indien een lid ontslag neemt of de betrokken lidstaat kennis geeft van de beëindiging van het mandaat van een lid.

Het lid wordt voor de verdere duur van het mandaat vervangen volgens de procedure van artikel 3.

Artikel 5

  • 1. 
    Het comité omvat drie belangengroepen, bestaande uit vertegenwoordigers van respectievelijk de nationale instanties, de werknemers- en de werkgeversorganisaties.
  • 2. 
    Elke belangengroep kiest onder zijn leden een woordvoerder.
  • 3. 
    Elke belangengroep wijst een coördinator aan die deelneemt aan de vergaderingen van het comité, van het bureau en van de belangengroep.
  • 4. 
    Om de werkzaamheden van het comité te organiseren wordt een bureau opgericht met twee vertegenwoordigers van de diensten van de Commissie en met voor elke belangengroep de woordvoerder en de coördinator.

Artikel 6

  • 1. 
    Het comité wordt voorgezeten door de voor sociaal beleid bevoegde directeur-generaal van de Commissie of, indien deze verhinderd is, bij wijze van uitzondering door een door hem aan te wijzen directeur van zijn directoraat-generaal. De voorzitter neemt niet aan de stemmingen deel.
  • 2. 
    Het comité komt op uitnodiging van zijn voorzitter bijeen, hetzij op diens initiatief of op verzoek van ten minste een derde van zijn leden.
  • 3. 
    De voorzitter mag op eigen initiatief maximaal twee deskundigen uitnodigen om aan de vergaderingen van het comité deel te nemen.

Elke belangengroep in het comité mag zich door maximaal twee deskundigen doen vergezellen, mits hij de voorzitter minstens vier dagen voor de vergadering van het comité hiervan in kennis stelt.

  • 4. 
    Het comité kan werkgroepen oprichten, voorgezeten door een lid van het comité of een plaatsvervangend lid. Elke werkgroep bestaat uit vier deskundigen per belangengroep.

Binnen het comité wordt een permanente werkgroep bestaande uit vijf deskundigen per belangengroep opgezet om periodiek vraagstukken in verband met de steenkolenmijnen en andere winningsindustrieën te bespreken.

De voorzitters van deze groepen leggen de resultaten van hun werkzaamheden voor in de vorm van verslagen op een vergadering van het comité.

  • 5. 
    De vertegenwoordigers van de betrokken diensten van de Commissie nemen deel aan de vergaderingen van het comité en van de werkgroepen. De diensten van de Commissie verzorgen het secretariaat van het comité en van de werkgroepen.
  • 6. 
    De volgende personen kunnen als waarnemer aan de vergaderingen van het comité deelnemen:
  • de directeur van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk,
  • de directeur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden,
  • een vertegenwoordiger per belangengroep van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte.
  • 7. 
    Op grond van een met redenen omkleed advies van het bureau kan de voorzitter andere waarnemers toestaan om aan vergaderingen van het comité deel te nemen.

Artikel 7

  • 1. 
    De adviezen van het comité zijn slechts geldig wanneer tweederde van het aantal leden aanwezig is. Alleen de leden zijn stemgerechtigd.
  • 2. 
    De adviezen van het comité worden met redenen omkleed. Zij worden vastgesteld bij absolute meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen; zij gaan vergezeld van een nota waarin de mening van de minderheid is uiteengezet, wanneer deze daarom verzoekt.
  • 3. 
    Het comité stelt procedures voor snelle besluitvorming vast; hierop zijn de voorwaarden van de leden 1 en 2 mutatis mutandis van toepassing.

Artikel 8

Het comité stelt, op advies van de Commissie, haar reglement van orde op met praktische regelingen voor zijn werking, met name voor versnelde besluitvormingsprocedures en mechanismen voor samenwerking met andere comités die bevoegd zijn op het gebied van de gezondheid en veiligheid op het werk, onder meer met het Comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie en het Wetenschappelijk Comité inzake grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia. Het reglement van orde wordt ter informatie toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad. De Raad beschikt tevens over een evocatierecht.

Artikel 9

Onverminderd artikel 287 van het Verdrag zijn de leden van het comité verplicht de gegevens waarvan zij via de werkzaamheden van het comité of van de werkgroepen kennis hebben gekregen, niet te verspreiden indien de Commissie hun mededeelt dat het gevraagde advies of de gestelde vraag betrekking heeft op een vertrouwelijk onderwerp. In dat geval wonen uitsluitend de leden van het comité en de vertegenwoordigers van de diensten van de Commissie de vergaderingen bij.

Artikel 10

De besluiten van de Raad tot oprichting van een Permanent Orgaan voor de veiligheid en de gezondheidsvoorwaarden in de steenkolenmijnen, genomen tijdens zijn 36e en zijn 42e zitting van 6 september 1956, respectievelijk 9 en 10 mei 1957, het besluit van de Vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de bijzondere Raad van 9 juli 1957 bijeen, betreffende het mandaat en het reglement van orde van het Permanent Orgaan voor de veiligheid in de steenkolenmijnen alsmede de Besluiten 74/325/EEG en 74/326/EEG worden ingetrokken.

Artikel 11

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2004.

Gedann te Brussel, 22 juli 2003.

Voor de Raad

De voorzitter

  • G. 
    Alemanno
  • (1) 
    PB 57 van 31.8.1957, blz. 487. Besluit laatstelijk gewijzigd in 1994 bij de Toetredingsakte.
  • (2) 
    PB L 185 van 9.7.1974, blz. 18. Besluit laatstelijk gewijzigd in 1994 bij de Toetredingsakte.
  • (3) 
    PB L 185 van 9.7.1974, blz. 15. Besluit laatstelijk gewijzigd in 1994 bij de Toetredingsakte.

3.

Verwante dossiers

 
 

4.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.