2005/119/EG: Besluit van de secretarissen-generaal van het Europees Parlement, van de Raad en van de Commissie, de griffier van het Hof van Justitie, de secretarissen-generaal van de Rekenkamer, van het Europees Economisch en Sociaal Comité en van het Comité van de Regio's, en de vertegenwoordiger van de Europese Ombudsman van 26 januari 2005 betreffende de organisatie en de werking van de Europese Bestuursschool

1.

Tekst

10.2.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 37/17

 

BESLUIT VAN DE SECRETARISSEN-GENERAAL VAN HET EUROPEES PARLEMENT, VAN DE RAAD EN VAN DE COMMISSIE, DE GRIFFIER VAN HET HOF VAN JUSTITIE, DE SECRETARISSEN-GENERAAL VAN DE REKENKAMER, VAN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN VAN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S, EN DE VERTEGENWOORDIGER VAN DE EUROPESE OMBUDSMAN

van 26 januari 2005

betreffende de organisatie en de werking van de Europese Bestuursschool

(2005/119/EG)

DE SECRETARISSEN-GENERAAL VAN HET EUROPEES PARLEMENT, VAN DE RAAD EN VAN DE COMMISSIE, DE GRIFFIER VAN HET HOF VAN JUSTITIE, DE SECRETARISSEN-GENERAAL VAN DE REKENKAMER, VAN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN VAN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S, EN DE VERTEGENWOORDIGER VAN DE EUROPESE OMBUDSMAN,

Gelet op het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en op de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (1),

Gelet op Besluit 2005/118/EG van het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, het Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Europese Ombudsman van 26 januari 2005 tot oprichting van de Europese Bestuursschool (2), en met name op artikel 5,

Na raadpleging van het Comité voor het statuut,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De interinstitutionele samenwerking inzake opleiding moet worden versterkt, met name met het oog op het doorgeven van de gemeenschappelijke waarden van de communautaire instellingen. Een dergelijke samenwerking is een niet te verwaarlozen meerwaarde, vooral wat betreft de toegang tot de opleiding, de uitbreiding van het aanbod en de verlaging van de kosten per eenheid.

 

(2)

Volgens het beginsel van goed beheer moet bij de oprichting van de Europese Bestuursschool, hierna „de school” te noemen, geleidelijk tewerk worden gegaan.

 

(3)

Op grond van het besluit tot oprichting van de school is het aan de secretarissen-generaal, de griffier van het Hof van Justitie en de vertegenwoordiger van de Europese Ombudsman om te bepalen met welke domeinen van de opleiding de school kan worden belast.

 

(4)

Als een ondertekenende instelling een personeelsbeleid voert in het kader waarvan een specifieke opleiding nodig is waarvan de organisatie aan de school wordt opgedragen, moet, om dit beleid te vergemakkelijken, worden gewaarborgd dat een minimumaantal deelnemers uit die instelling aan de door de school georganiseerde cursussen kan deelnemen, met name in de gevallen waarin een dergelijke opleiding verplicht is of een voorwaarde vormt voor het vervullen van bepaalde functies, vooral managementfuncties.

 

(5)

Zoals elke andere opleidingsinstelling moet de school proberen voordeel te halen uit samenwerking, via netwerkvorming, op Europees niveau.

 

(6)

Er moeten bepalingen worden vastgesteld voor de administratieve koppeling van de school aan het Bureau voor personeelsselectie van de Europese Gemeenschappen, als vastgesteld in artikel 4 van het besluit tot oprichting van de school,

BESLUITEN:

Artikel 1

Taken van de Europese Bestuursschool

  • 1. 
    De Europese Bestuursschool, hierna „de school” te noemen, ontwerpt, organiseert en evalueert voor rekening van de instellingen die het besluit tot oprichting van de school hebben ondertekend (hierna „de instellingen” te noemen), de volgende opleidingen:
 

a)

de managementcursussen voor ambtenaren en andere personeelsleden die reeds kaderfuncties vervullen of in de toekomst wellicht zullen moeten vervullen;

 

b)

de introductiecursussen voor nieuwe personeelsleden;

 

c)

de verplichte opleiding voor de overgang tussen de functiegroepen als omschreven in artikel 45 bis van het statuut.

  • 2. 
    Met betrekking tot de in lid 1, onder a) en b), bedoelde management- en introductiecursussen kan elke instelling naar gelang van haar specifieke behoeften eigen cursussen organiseren die de door de school georganiseerde cursussen aanvullen. De organisatie van de in lid 1, onder c), bedoelde opleiding komt uitsluitend toe aan de school.

Artikel 2

Verantwoordelijkheid van de instellingen

  • 1. 
    Het tot aanstelling bevoegde gezag van elke instelling stelt, volgens de door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 7, onder g), vastgestelde bepalingen, een voldoende aantal ambtenaren-sprekers ter beschikking van de school.
  • 2. 
    Op verzoek van de school stellen de instellingen, voorzover dit mogelijk is, de school cursuslokalen ter beschikking volgens door de raad van bestuur vastgestelde bepalingen.

Artikel 3

Overige dienstverlening

  • 1. 
    Op basis van een schriftelijk akkoord tussen de directeur van de school en een van de daarom verzoekende communautaire organen, bureaus of agentschappen kan de school deelnemers van dat orgaan, bureau of agentschap toelaten tot de cursussen die zij voor rekening van de instellingen organiseert, voorzover er nog plaatsen beschikbaar zijn.
  • 2. 
    In het specifieke geval van de in artikel 1, lid 1, onder c), bedoelde opleiding wordt jaarlijks, rekening houdend met de gedeclareerde behoeften, een bepaald aantal plaatsen voorbehouden voor de communautaire organen, bureaus en agentschappen, om de daar aangestelde ambtenaren een gelijke behandeling te garanderen ten aanzien van de bepalingen van artikel 45 bis van het statuut. Het aantal plaatsen en de deelname in de kosten worden elk jaar door de raad van bestuur vastgesteld.
  • 3. 
    Op basis van een schriftelijk akkoord kan de school in haar opleidingsprogramma cursussen opnemen die door een communautair orgaan, bureau of agentschap worden aangevraagd, op voorwaarde dat deze activiteit de organisatie van de cursussen voor de instellingen niet in het gedrang brengt. Elk dergelijk akkoord moet bepalingen bevatten over de financiering van de door de school geleverde diensten en kan pas in werking treden nadat het door de raad van bestuur is goedgekeurd.
  • 4. 
    In voorkomend geval kan de school op verzoek van een instelling of een communautair orgaan, bureau of agentschap bijstand verlenen op het gebied van opleidingsengineering of in de vorm van andere activiteiten die met haar werkgebied verband houden, als daarover een akkoord met de directeur van de school wordt gesloten waarin bepalingen inzake de financiering van deze prestatie zijn opgenomen.

Artikel 4

Klachten en verzoeken

  • 1. 
    Voor alle verzoeken of klachten die verband houden met de werkzaamheden van de school, oefent de directeur van de school de bevoegdheden uit die krachtens artikel 90 van het statuut aan het tot aanstelling bevoegde gezag toekomen.
  • 2. 
    Wanneer de directeur van de school een besluit waartegen een klacht is ingediend, wenst te bevestigen, moet hij eerst de voorzitter van de raad van bestuur raadplegen.
  • 3. 
    Verzoeken van de Europese Ombudsman betreffende aangelegenheden die krachtens dit besluit onder de bevoegdheid van de school vallen, worden door de school behandeld.

Artikel 5

Organisatie van de activiteiten

  • 1. 
    In de regel worden de door de school georganiseerde cursussen zowel in Brussel als in Luxemburg gegeven. Andere standplaatsen kunnen in aanmerking worden genomen voorzover het beginsel van gezond beheer wordt toegepast.
  • 2. 
    De raad van bestuur ziet erop toe dat het personeel van de verschillende instellingen op evenwichtige wijze toegang tot de cursussen krijgt. Hij ziet er met name op toe dat de school voldoende mogelijkheden tot deelname biedt voor personeelsleden van een instelling waarin een specifieke opleiding, waarvan de organisatie aan de school wordt opgedragen, verplicht is of een voorwaarde vormt voor het vervullen van bepaalde functies, vooral managementfuncties. De belanghebbende instelling deelt via het jaarlijks werkprogramma haar behoeften op deze gebieden mee. Bij de opstelling van het werkprogramma van de school wordt voorrang gegeven aan de organisatie van dergelijke cursussen.
  • 3. 
    Een ondertekenende instelling kan, om het hoofd te bieden aan specifieke, tijdelijke situaties, de school vragen een aantal deelnemers toe te laten dat groter is dan het quotum dat haar toekomt op basis van haar aandeel in het aantal personeelsleden, op voorwaarde dat overeenkomstige begrotingsmiddelen aan de school worden overgedragen. Artikel 3, lid 2, is van toepassing.
  • 4. 
    De school kan een samenwerking aangaan met andere bestuursscholen, instituten of universiteiten die op hetzelfde gebied werkzaam zijn. Deze samenwerking kan onder meer bestaan uit onderlinge uitwisselingen.

Artikel 6

Raad van bestuur

In de periode waarin de school gekoppeld is aan het Bureau voor personeelsselectie van de Europese Gemeenschappen, hierna „het Bureau” te noemen, wordt de functie van raad van bestuur van de school door de raad van bestuur van het Bureau waargenomen overeenkomstig artikel 5 van Besluit 2002/621/EG van de secretarissen-generaal van het Europees Parlement, van de Raad en van de Commissie, de griffier van het Hof van Justitie, de secretarissen-generaal van de Rekenkamer, van het Europees Economisch en Sociaal Comité en van het Comité van de Regio's, en de vertegenwoordiger van de Europese Ombudsman (3).

Artikel 7

Taken van de raad van bestuur

Met inachtneming van het algemeen belang van de instellingen vervult de raad van bestuur de volgende taken:

 

a)

hij keurt bij gekwalificeerde meerderheid de werkingsregels van de school goed;

 

b)

hij keurt bij gewone meerderheid de organisatiestructuur van de school goed, op voorstel van de directeur van de school;

 

c)

in het kader van de begrotingsprocedure stelt hij een raming op van de ontvangsten en de uitgaven van de school, op basis van een ontwerp van de directeur van de school; deze raming wordt bij gewone meerderheid aangenomen en aan de Commissie medegedeeld met het oog op de opstelling van de raming van de ontvangsten en de uitgaven van de Commissie; bij die gelegenheid stelt hij de Commissie tevens eventuele aanpassingen van het aantal ambten van de school voor;

 

d)

bij gewone meerderheid bepaalt hij welke aanvullende diensten de school onder bezwarende titel voor de instellingen, de organen en de agentschappen kan verrichten en onder welke voorwaarden en tegen welke vergoeding dat mag gebeuren;

 

e)

met eenparigheid van stemmen keurt hij het werkprogramma goed, op basis van een voorstel van de directeur van de school. In dat werkprogramma zijn tevens de diensten opgenomen die niet direct verband houden met de opleiding;

 

f)

op basis van een door de directeur van de school voorgelegd ontwerp keurt hij bij gekwalificeerde meerderheid een jaarlijks beheersverslag goed over alle uitgaven- en ontvangstenposten betreffende de door de school verrichte werkzaamheden en diensten. Ieder jaar zendt hij de instellingen vóór 1 mei het verslag over het vorige begrotingsjaar toe, dat op de analytische boekhouding is gebaseerd;

 

g)

op basis van de opleidingsbehoeften bepaalt hij bij gekwalificeerde meerderheid het aantal ambtenaren-sprekers dat door de diverse instellingen ter beschikking van de school moet worden gesteld.

Artikel 8

Benoeming van het personeel

  • 1. 
    In de periode waarin de school aan het Bureau gekoppeld is, neemt de directeur van het Bureau de functie van directeur van de school waar.
  • 2. 
    De directeur van de school treedt op als tot aanstelling bevoegde gezag voor het personeel van de school.
  • 3. 
    De directeur van de school stelt de raad van bestuur in kennis van alle aanstellingen en bevorderingen, van de ondertekening van contracten, en van de inleiding van tuchtprocedures die de ambtenaren en de andere personeelsleden betreffen.
  • 4. 
    Telkens wanneer het tot aanstelling bevoegde gezag besluit in een vacante post bij de school te voorzien, wordt de vacature ter kennis gebracht van de ambtenaren van alle instellingen van de Gemeenschappen.
  • 5. 
    Voor de uitvoering van als niet-essentieel aangemerkte taken kan de school een beroep doen op contractanten overeenkomstig artikel 3 bis, lid 1, onder c), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 9

Taken van de directeur van de school en personeelsbeheer

  • 1. 
    De directeur is verantwoordelijk voor de goede werking van de school. Hij handelt onder het gezag van de raad van bestuur, binnen het kader van diens bevoegdheden. Hij zorgt voor het secretariaat van de raad van bestuur, legt verantwoording af bij de raad van bestuur over de uitvoering van zijn functie en dient de raad van bestuur van advies met het oog op de goede werking van de school.
  • 2. 
    Voor het dagelijks personeelsbeheer gelden dezelfde administratieve procedures als voor de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Commissie, met name wat betreft bezoldiging en verlof, ziektekosten, ongevallen en pensioen. De school kan met de Commissie overeenkomen ook regelingen op andere gebieden tot het personeel van de school uit te breiden.

Artikel 10

Het schoolhoofd

  • 1. 
    Voor de periode waarin de school aan het Bureau gekoppeld is, benoemt de Commissie een schoolhoofd, nadat de raad van bestuur van het Bureau bij gewone meerderheid een gunstig advies heeft gegeven. De raad van bestuur wordt ook nauw betrokken bij de procedures die aan de benoeming van het schoolhoofd voorafgaan, met name wat betreft het opstellen van de kennisgeving van de vacature en het onderzoek van de sollicitaties.
  • 2. 
    Het schoolhoofd is, onder het gezag van de directeur, verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken die zijn omschreven in artikel 2 van het besluit tot oprichting van de Europese Bestuursschool. Hij neemt aan de vergaderingen van de raad van bestuur deel voor de bespreking van de onder zijn bevoegdheden vallende punten.

Artikel 11

Financiële aspecten

  • 1. 
    Het totaalbedrag van de aan de school toegewezen kredieten is opgenomen in een speciaal begrotingsonderdeel binnen de afdeling „Commissie” van de begroting; de bestemming van deze kredieten is gespecificeerd in een bijlage bij die afdeling. Deze bijlage heeft de vorm van een staat van ontvangsten en uitgaven die op dezelfde wijze is onderverdeeld als de begrotingsafdelingen.
  • 2. 
    De lijst van het aantal ambten van de school vormt een bijlage bij de lijst van het aantal ambten van de Commissie.
  • 3. 
    Op basis van een voorstel van de raad van bestuur delegeert de Commissie de ordonnateursbevoegdheden met betrekking tot de aan de school toegewezen kredieten aan de directeur van de school, binnen de grenzen en onder de voorwaarden die zij zelf vaststelt. Wat betreft de dienstprestaties die de school onder bezwarende titel verricht, stelt de raad van bestuur de begrotingsautoriteit aan het einde van ieder begrotingsjaar in kennis van de uitsplitsing van de bedragen die daarvoor zijn ontvangen en in het begrotingsonderdeel van de bijlage zijn opgevoerd.
  • 4. 
    De begroting van de school wordt opgesteld en uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (4).
  • 5. 
    In de periode waarin de school aan het Bureau gekoppeld is, worden de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde financiële bepalingen, en met name die inzake de aan de school toegewezen kredieten en ambten, behandeld in het kader van de begroting van het Bureau. De op die begroting betrekking hebbende bepalingen zijn van toepassing. Met inachtneming van de begrotingsvoorschriften worden, om de voor de school bestemde middelen gemakkelijker te kunnen identificeren, de ambten van de school opgenomen in een afzonderlijk onderdeel van de lijst van het aantal ambten van het Bureau, en de beleidskredieten voor de school in een afzonderlijk artikel in bijlage IV.

Artikel 12

Herziening van de taken

  • 1. 
    Dit besluit wordt, wat de in artikel 1, lid 1, bedoelde taken betreft, op zijn vroegst drie jaar na de oprichting van de school opnieuw bezien.
  • 2. 
    Een herziening van de taken is slechts mogelijk als de secretarissen-generaal, de griffier van het Hof van Justitie en de vertegenwoordiger van de Europese Ombudsman zich met eenparigheid van stemmen akkoord verklaren met een voorstel dat door de raad van bestuur op basis van een gedetailleerd verslag van de directeur is goedgekeurd met de gekwalificeerde meerderheid als omschreven in artikel 5, lid 6, van Besluit 2002/621/EG.

Artikel 13

Herziening van de koppeling aan het Bureau

  • 1. 
    Uiterlijk aan het einde van het derde activiteitenjaar van de school stelt de directeur van het Bureau ter attentie van de raad van bestuur een gedetailleerd verslag op over de administratieve koppeling van de school aan het Bureau. De raad van bestuur moet aan deze koppeling een einde maken bij een overeenkomstig artikel 4, lid 3, van het besluit tot oprichting van de school genomen besluit. Als de raad van bestuur besluit de koppeling voort te zetten, moet dit besluit vergezeld gaan van een met redenen omkleed advies.
  • 2. 
    Als de raad van bestuur op grond van de in lid 1 bedoelde procedure besluit de koppeling voort te zetten, moet hij in zijn besluit de termijn vermelden waarin hij deze kwestie opnieuw zal onderzoeken.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2005.

Voor het Europees Parlement

De secretaris-generaal

Julian PRIESTLEY

Voor de Commissie

De secretaris-generaal

David O’SULLIVAN

Voor de Rekenkamer

De secretaris-generaal

Michel HERVÉ

Voor het Comité van de Regio's

De secretaris-generaal

Gerhard STAHL

Voor de Raad

De adjunct-secretaris-generaal

Pierre DE BOISSIEU

Voor het Hof van Justitie

De griffier

Roger GRASS

Voor het Economisch en Sociaal Comité

De secretaris-generaal

Patrick VENTURINI

De Europese Ombudsman

Nikiforos DIAMANDOUROS

 

  • (2) 
    Zie bladzijde 14 van dit Publicatieblad.
 

2.

Verwante dossiers

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.