2006/500/EG: Besluit van de Raad van 29 mei 2006 betreffende de sluiting van het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap door de Europese Gemeenschap

1.

Tekst

20.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/15

 

BESLUIT VAN DE RAAD

van 29 mei 2006

betreffende de sluiting van het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap door de Europese Gemeenschap

(2006/500/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 47, lid 2, de artikelen 55, 83, 89, 95, 133 en 175 in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien de instemming van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Europese Commissie heeft overeenkomstig het Besluit van de Raad van 17 mei 2004 onderhandeld over een verdrag tot oprichting van een energiegemeenschap met de Republiek Albanië, de Republiek Bulgarije, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Kroatië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, de Republiek Montenegro, Roemenië, de Republiek Servië en de Missie van de Verenigde Naties voor interimbestuur in Kosovo (uit hoofde van Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties) met het oog op de oprichting van een organisatie voor een geïntegreerde energiemarkt in Zuidoost-Europa.

 

(2)

Overeenkomstig het Besluit van de Raad van 17 oktober 2005 is het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap op 25 oktober 2005 namens de Gemeenschap ondertekend.

 

(3)

Het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap voorziet in de totstandbrenging van een geïntegreerde markt voor aardgas en elektriciteit in Zuidoost-Europa die zal leiden tot een stabiel regelgevingskader en marktklimaat waardoor investeringen in gasnetten, stroomopwekking en elektriciteitstransportnetten kunnen worden aangetrokken, zodat alle partijen toegang hebben tot een betrouwbare en continue gas- en stroomvoorziening die van essentieel belang is voor de economische ontwikkeling en sociale stabiliteit. Hierdoor kan een regelgevend kader worden ingesteld waardoor de energiemarkten in de regio efficiënt kunnen functioneren, onder meer op het punt van congestiebeheersing, grensoverschrijdende elektriciteitsstromen, uitwisseling van elektriciteit enz. Daarom heeft het verdrag tot doel een kwalitatief hoogwaardige gas- en elektriciteitsvoorziening voor alle burgers op basis van openbaredienstverplichtingen te bevorderen en economische en sociale vooruitgang en een hoog werkgelegenheidsniveau te bewerkstelligen.

 

(4)

De door de Europese Raad in juni 2003 aangenomen „Agenda van Thessaloniki voor de Westelijke Balkan: op weg naar Europese integratie” beoogt de bijzondere banden tussen de Europese Unie en de Westelijke Balkan nauwer aan te halen. Het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap schept gunstige economische voorwaarden en stelt de implementatie van het relevante communautaire acquis verplicht, en draagt aldus bij tot de economische integratie van de overige partijen bij dat Verdrag.

 

(5)

Het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap verbetert de energievoorziening voor de partijen bij het Verdrag door Griekenland op de gas- en elektriciteitsmarkten van de rest van de Europese Unie aan te sluiten en door prikkels te bieden om de Balkan te verbinden met de gasvoorraden in het gebied rond de Kaspische Zee, in Noord-Afrika en in het Midden-Oosten.

 

(6)

Het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap maakt de grootschaliger ontwikkeling van de concurrentie op de energiemarkt en de benutting van schaalvoordelen mogelijk.

 

(7)

Het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap verbetert de milieusituatie met betrekking tot gas en elektriciteit en bevordert energie-efficiëntie en hernieuwbare energie.

 

(8)

In bijzondere omstandigheden, zoals bij verstoring van de netwerkenergievoorziening, moet de continuïteit van de voorziening in de energiegemeenschap worden gewaarborgd. Het in het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap opgenomen mechanisme inzake wederzijdse bijstand kan de gevolgen van de verstoring helpen lenigen, met name op het grondgebied van de partijen in de zin van dat Verdrag.

 

(9)

Het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap biedt belangstellende aangrenzende staten als Moldavië de gelegenheid waarnemer te worden bij de energiegemeenschap.

 

(10)

Het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap dient derhalve te worden goedgekeurd.

 

(11)

De energiegemeenschap beschikt over autonome beslissingsbevoegdheden. De Europese Gemeenschap wordt vertegenwoordigd door twee vertegenwoordigers in de bij het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap ingestelde ministerraad en permanente groep op hoog niveau. Daarom dienen er passende regels en procedures te worden vastgesteld met betrekking tot de wijze van vertegenwoordiging van de Europese Gemeenschap in de instellingen van de energiegemeenschap en de wijze waarop het standpunt van de Europese Gemeenschap wordt bepaald en tot uitdrukking gebracht.

 

(12)

Ten aanzien van besluiten van de energiegemeenschap die rechtsgevolgen hebben, bepaalt de Raad overeenkomstig artikel 300, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag het standpunt van de Europese Gemeenschap.

 

(13)

De lidstaten waarop titel III rechtstreeks van toepassing is, hebben een cruciale rol te vervullen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de energiegemeenschap. Daarom is het noodzakelijk dat zij, onverminderd de toepasselijke procedures van het EG-Verdrag, hun actieve deelname aan het besluitvormingsproces en hun volledige steun aan de op grond van titel III vast te stellen uitvoeringsmaatregelen verlenen.

 

(14)

Er dienen regels te worden opgesteld voor de gevallen waarin een vertegenwoordiger van de Raad of van de Commissie namens de Europese Gemeenschap standpunten inneemt.

 

(15)

Er dient een specifieke procedure te worden vastgesteld voor de toepassing van de in artikel 100, i), iii), en iv), van het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap bedoelde procedure voor interne herziening,

BESLUIT:

Artikel 1

  • 1. 
    Het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap wordt namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd.
  • 2. 
    De tekst van het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon aan te wijzen die bevoegd is namens de Europese Gemeenschap de secretaris-generaal van de Raad, die overeenkomstig artikel 105 van het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap als depositaris optreedt, kennis te geven van de in artikel 1 bedoelde akte van goedkeuring teneinde uitdrukking te geven aan de instemming van de Gemeenschap om gebonden te zijn.

Artikel 3

  • 1. 
    De Europese Gemeenschap wordt in de bij het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap ingestelde ministerraad en permanente groep op hoog niveau vertegenwoordigd door:
 

a)

een vertegenwoordiger van de Raad die is aangewezen door de lidstaat die het voorzitterschap van de Raad bekleedt; wanneer die lidstaat een vertegenwoordiger van één van de lidstaten waarop titel III van het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap rechtstreeks van toepassing is, als vertegenwoordiger van de Raad aanwijst, dient dat te gebeuren op basis van een toerbeurtsysteem tussen die lidstaten; en

 

b)

een vertegenwoordiger van de Commissie.

  • 2. 
    Een vertegenwoordiger van de Commissie bekleedt het vice-voorzitterschap van de ministerraad en van de permanente groep op hoog niveau.
  • 3. 
    Een vertegenwoordiger van de Commissie vertegenwoordigt de Europese Gemeenschap in de commissie voor regelgeving en het forum die bij het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap zijn ingesteld.

Artikel 4

  • 1. 
    Het door de Europese Gemeenschap in de ministerraad, de permanente groep op hoog niveau en de commissie voor regelgeving in te nemen standpunt ten aanzien van in artikel 76 van het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap bedoelde besluiten, die door de energiegemeenschap krachtens de artikelen 82, 84, 91, 92, 96 en 100 van het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap worden vastgesteld en die rechtsgevolgen hebben, wordt door de Raad bepaald overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
  • 2. 
    Overeenkomstig artikel 4, lid 1, bepaalde standpunten ten aanzien van onder titel III van het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap vallende besluiten van de energiegemeenschap die van toepassing zijn op het grondgebied van één of meerdere lidstaten van toepassing zijn, gaan niet verder dan het communautaire acquis.
  • 3. 
    Overeenkomstig artikel 4, lid 1, bepaalde standpunten ten aanzien van onder titel IV van het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap vallende besluiten van de energiegemeenschap die van toepassing zijn op het grondgebied waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap onder de daarin gestelde voorwaarden van toepassing is, gaan niet verder dan het communautaire acquis. Overeenkomstig artikel 4, lid 1, bepaalde standpunten kunnen in bijzondere omstandigheden evenwel verder gaan dan het communautaire acquis wat betreft hoofdstuk IV van die titel.
  • 4. 
    Onverminderd de toepasselijke procedures van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, pleegt de Commissie, alvorens een voorstel in te dienen voor een in titel III van het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap bedoelde maatregel, naar behoren overleg met de lidstaten waarop het voorstel rechtstreeks betrekking heeft.
  • 5. 
    Het Europees Parlement wordt onmiddellijk en volledig in kennis gesteld van alle in lid 1 bedoelde besluiten van de Raad betreffende de bepaling van het standpunt van de Gemeenschap binnen de ministerraad, de permanente groep op hoog niveau en de commissie voor regelgeving.
  • 6. 
    Bij de door de Europese Gemeenschap in de instellingen van de energiegemeenschap in te nemen standpunten wordt gewaarborgd dat de energiegemeenschap geen maatregel treft die rechtsgevolgen heeft welke
 

strijdig zijn met enig onderdeel van het communautaire acquis;

 

discriminatie tussen de lidstaten veroorzaken;

 

afbreuk doen aan de bevoegdheid en het recht van een EU-lidstaat om de voorwaarden voor de benutting van zijn energiebronnen, de keuze tussen energiebronnen en de algemene structuur van zijn energievoorziening vast te stellen.

  • 7. 
    De binnen de commissie voor regelgeving in te nemen standpunten van de Europese Gemeenschap worden bepaald na raadpleging van de Europese groep van regelgevende instanties voor elektriciteit en gas overeenkomstig Besluit 2003/796/EG van de Commissie van 11 november 2003 tot oprichting van de Europese groep van regelgevende instanties voor elektriciteit en gas (2).

Artikel 5

  • 1. 
    Voordat overeenkomstig artikel 4, lid 1, een standpunt van de Europese Gemeenschap kan worden ingenomen ten aanzien van de krachtens artikel 100, i), iii), en iv), van het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap door de energiegemeenschap vastgestelde besluiten, wordt de in lid 2 bedoelde procedure gevolgd.
  • 2. 
    De Raad machtigt de Commissie — op haar aanbeveling — overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap deel te nemen aan de besprekingen binnen de instellingen van de energiegemeenschap. De Commissie voert deze besprekingen in overleg met een bijzonder comité, dat door de Raad is ingesteld om haar hierin bij te staan, met inachtneming van de richtsnoeren die de Raad haar kan geven.

Artikel 6

  • 1. 
    Onverminderd lid 2 verwoordt de vertegenwoordiger van de Commissie het standpunt van de Europese Gemeenschap binnen de instellingen van de energiegemeenschap.
  • 2. 
    Binnen de ministerraad verwoordt de vertegenwoordiger van de Raad het standpunt van de Europese Gemeenschap ten aanzien van de in artikel 92 van het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap bedoelde beschikkingen.

Artikel 7

Drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de ervaring die met de uitvoering van het besluit is opgedaan, in voorkomend geval vergezeld van een voorstel voor verdere maatregelen.

Artikel 8

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 29 mei 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    BARTENSTEIN
 

  • (1) 
    Advies van 18 mei 2005 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt).
 

2.

Verwante dossiers

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.