Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Extern optreden - Thematisch programma voor hetmilieu en hetduurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen met inbegrip van energie

1.

Tekst

Belangrijke juridische mededeling

|

2.

52006DC0020

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Extern optreden - Thematisch programma voor hetmilieu en hetduurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen met inbegrip van energie /* COM/2006/0020 def. */

[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 25.1.2006

COM(2006) 20 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Extern optreden: thematisch programma voor het milieu en het duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen met inbegrip van energie

INHOUD

  • 1. 
    Inleiding 3
  • 2. 
    Context 4

2.1. Steun voor het milieu en voor het duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen met inbegrip van energie, buiten de grenzen van de EU 4

2.2. EU- en EG-beleid voor het milieu en het duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen met inbegrip van energie 5

2.3. Opgedane kennis en ervaring 7

2.3.1. Overzicht van de huidige instrumenten 7

2.3.2. Inzichten verworven in de ruimere internationale context: behoefte aan leiderschap, sterkere coherentie, gecoördineerd EU-optreden en tenuitvoerlegging van verbintenissen 8

2.4. Motivering van een thematische aanpak 9

  • 3. 
    Thematisch programma 10

3.1. Reikwijdte van het programma 10

3.2. Programmeringsbeginselen 11

3.3. Doelstellingen 12

  • 4. 
    Prioriteiten 13

4.1. Scheppen van de voorwaarden voor het bereiken van millenniumdoelstelling 7: bevordering van milieuduurzaamheid 13

4.2. Bevordering van de implementatie van EU-initiatieven en internationale verbintenissen 14

4.3. Betere integratie door de EU 16

4.4. Versterking van het milieubeheer en het leiderschap van de EU 16

4.5. Steun voor duurzame energiekeuzes in partnerlanden en –regio’s 17

Bijlagen

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Extern optreden: thematisch programma voor het milieu en het duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen met inbegrip van energie

  • 1. 
    INLEIDING

Met het oog op de rationalisatie en vereenvoudiging van de huidige regelgeving inzake het externe optreden van de Gemeenschap heeft de Europese Commissie in het kader van de financiële vooruitzichten 2007-2013 een reeks van zes nieuwe instrumenten voorgesteld. Drie daarvan (humanitaire hulp, stabiliteit en macrofinanciële bijstand) zijn horizontale instrumenten die op bijzondere behoeften en omstandigheden moeten inspelen. De overige drie (pretoetredingsbijstand, steun voor het Europees nabuurschaps- en partnerschapsbeleid en steun voor ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking) hebben tot doel specifieke beleidslijnen te implementeren en hebben een welomschreven geografisch toepassingsgebied. In de toekomst zullen deze instrumenten de rechtsgrond vormen van de communautaire uitgaven ter ondersteuning van de programma's voor externe samenwerking, met inbegrip van de desbetreffende thematische programma's, en zullen ze onder meer de bestaande thematische verordeningen vervangen.

De thematische programma's in deze voorstellen bieden een duidelijke toegevoegde waarde en omvatten activiteiten die een aanvulling vormen op de geografische programma's; deze laatste blijven het kader bij uitstek voor de communautaire samenwerking met derde landen vormen[1].

De Commissie heeft zich ertoe verbonden besprekingen met het Europees Parlement en de Raad aan te knopen over de reikwijdte, de doelstellingen en de prioriteiten van de verschillende thematische programma’s, uitgaande van formele mededelingen aan beide instellingen. Dat proces zal resulteren in beleidsrichtsnoeren voor de daaropvolgende programmeringsfasen, met name de thematische strategiedocumenten die in overeenstemming met bovengenoemde instrumenten zullen worden opgesteld.

Er wordt een thematisch programma voorgesteld voor het milieu en het duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen met inbegrip van energie. Het doel daarvan is de dimensie milieu in het ontwikkelingsbeleid en andere externe beleidslijnen te integreren en het milieu- en energiebeleid van de Europese Unie ook buiten onze grenzen te bevorderen.

Na een raadplegingsproces zijn een aantal voorstellen van het maatschappelijk middenveld in het thematisch programma opgenomen.

  • 2. 
    CONTEXT

2.1. Steun voor het milieu en het duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van energie, buiten de grenzen van de EU

In de afgelopen 50 jaar is de wereldbevolking bijna verdrievoudigd en hebben de mensen de ecosystemen ingrijpend gewijzigd om te voorzien in de toenemende vraag naar voedsel, drinkwater, hout, vezels en brandstoffen. Er is aanzienlijke nettowinst inzake het menselijk welzijn en de economische ontwikkeling geboekt maar als gevolg van de belasting van het milieu door de mens wordt twee derde van de diensten die door de cruciale ecosystemen in de wereld worden geleverd, ernstig beschadigd of niet-duurzaam gebruikt. Hierdoor wordt het bereiken van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling belemmerd, zoals blijkt uit de recente beoordeling van de ecosystemen voor het millennium[2].

Volgens de voorspellingen zal de wereldbevolking tegen 2030 met nog eens twee miljard toegenomen zijn. Samen met de economische groei op lange termijn die nodig is om iedereen uit de extreme armoede te halen, zou dit ertoe kunnen leiden dat de omvang van de wereldeconomie tegen 2050 vier keer zo groot is als vandaag[3]. Het is absoluut noodzakelijk dat de natuurlijke hulpbronnen duurzaam worden gebruikt zodat er geen wanverhouding ontstaat tussen de productie- en consumptiepatronen en het vermogen van de aarde om hulpbronnen beschikbaar te stellen of het afval en de emissies die door de groei worden gegenereerd, te absorberen. Dit zal voor de wereldgemeenschap en met name voor de opkomende economieën en de ontwikkelingslanden een grote uitdaging vormen, ook op energiegebied, waar internationale samenwerking essentieel is gezien de huidige druk op de bestaande hulpbronnen en de bedreigingen voor de zekerheid van de energievoorziening wereldwijd.

Milieuproblemen verdwijnen niet bij de politieke grenzen en door de mondialisering is het steeds meer nodig milieukwesties in internationaal verband aan te pakken. Duurzame ontwikkeling in Europa veronderstelt ook zorg en actieve inzet voor de duurzame ontwikkeling in de rest van de wereld. De EU steunt ook de milieubescherming en het duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen als onderdeel van haar maatregelen om de sociale dimensie van de mondialisering te versterken.

De EU heeft een vooraanstaande rol gespeeld bij het bereiken van internationale overeenstemming over de milieuverbintenissen en is zich sterk bewust van de noodzaak om de ontwikkelingslanden te helpen hun verplichtingen in dat verband na te komen. Die verplichtingen zijn voor een groot deel vervat in het uitvoeringsplan van Johannesburg, overeengekomen tijdens de wereldtop over duurzame ontwikkeling (zie bijlage 1).

Het milieu is van bijzonder belang voor mensen die in armoede leven. De armen zijn voor hun levensonderhoud direct afhankelijk van een brede waaier aan natuurlijke hulpbronnen en diensten van ecosystemen en dus van het duurzaam beheer van hulpbronnen zoals water, energie, de bodem, bossen, wetlands, wild en visvoorraden en zijn bijzonder kwetsbaar voor milieubedreigingen. Lucht- en watervervuiling treffen meer in het bijzonder de inwoners van steden. De bestaansmiddelen kunnen worden vergroot door te zorgen voor permanente en rechtvaardige toegang tot natuurlijke hulpbronnen met inbegrip van duurzame energie en door milieubederf te voorkomen. De gezondheid kan worden bevorderd door een betere lucht- en waterkwaliteit, het veilig beheer van afvalwater, chemische producten en afval en het bestrijden van de verontreiniging. Mensen kunnen weerbaarder worden gemaakt door milieubedreigingen op te vangen, zich aan te passen aan de klimaatverandering, te zorgen voor een duurzame energievoorziening, de biodiversiteit in stand te houden waarvan de armen in moeilijke tijden afhankelijk zijn en conflicten in verband met hulpbronnen op te lossen. De negatieve effecten van de klimaatverandering zullen de armen nog kwetsbaarder maken en moeten daarom in alle aspecten van de ontwikkelingsplanning volledig in aanmerking worden genomen. Bijlage 2 bevat een overzicht van de belangrijkste uitdagingen waarmee het thematisch programma wordt geconfronteerd.

2.2. EU- en EG-beleid inzake het milieu en het duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen met inbegrip van energie

De EU-strategie voor duurzame ontwikkeling, die thans wordt herzien, heeft tot doel het niveau van de economische welvaart, sociale gelijkheid en cohesie en de milieubescherming aanzienlijk op te trekken. Ze omvat fundamentele internationale doelstellingen zoals uitroeiing van armoede, bestrijding van sociale uitsluiting, verbetering van de gezondheid, mondialisering ten dienste van de duurzame ontwikkeling, creëren van duurzame productie- en consumptiepatronen, duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en milieurijkdommen en versterking van het bestuur met het oog op duurzame ontwikkeling.

In de recente Europese consensus over ontwikkeling[4] (ook de verklaring over het ontwikkelingsbeleid genoemd) verbindt de EU zich ertoe meer en betere hulp te verlenen. In die consensus wordt de uitroeiing van armoede in het kader van de duurzame ontwikkeling met inbegrip van het nastreven van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, als eerste en overkoepelende doelstelling van de ontwikkelingssamenwerking van de EU genoemd. Milieuduurzaamheid is de zevende millenniumdoelstelling voor ontwikkeling, en zowel milieuzorg als duurzame energie zijn van cruciaal belang voor vele andere millenniumdoelstellingen. Milieubescherming en duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen, water en energie zijn twee van de negen essentiële terreinen van de communautaire ontwikkelingssamenwerking. Ontwikkelingslanden hebben behoefte aan een geïntegreerde langetermijnbenadering van vraag en aanbod op energiegebied, waarbinnen hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie een essentiële rol spelen. In de consensus wordt benadrukt dat de milieudimensie in sterkere mate in alle ontwikkelingsmaatregelen van de EG moet worden opgenomen en dat de ontwikkelingslanden moeten worden geholpen het milieu in hun ontwikkelingsstrategieën te integreren. Er wordt met name gewezen op de rol van de communautaire bijstand bij het bevorderen van coherentie tussen het ontwikkelingsbeleid en andere beleidslijnen van de EU, met inbegrip van het milieu.

De consensus legt de nadruk op de vastberadenheid van de EU om de ontwikkelingslanden bij te staan bij het bereiken van de doelstellingen die zijn overeengekomen op de VN-conferenties, met inbegrip van de Wereldtop van Johannesburg over duurzame ontwikkeling en bij het implementeren van de Multilaterale Milieuovereenkomsten (MEA). De consensus vestigt in het bijzonder de aandacht op het probleem van de klimaatverandering in het kader van de ontwikkelingssamenwerking. In de consensus wordt gewezen op de toegevoegde waarde van de communautaire bijdragen tot de mondiale initiatieven in verband met de millenniumdoelstellingen en de mondiale collectieve voorzieningen, en wordt overeengekomen deze geval per geval te bekijken. De belangrijke verbintenissen in de consensus komen ook voor in andere onlangs opgestelde fundamentele beleidsdocumenten, met inbegrip van de strategie voor het versneld verwezenlijken van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling.

De EU heeft belangrijke initiatieven gelanceerd op de Wereldtop over duurzame ontwikkeling in 2002, met inbegrip van het waterinitiatief, het energie-initiatief, COOPENER[5] (het extern gedeelte van het EG-programma “Intelligente energie voor Europa”[6]), de coalitie van Johannesburg voor hernieuwbare energie en het actieplan voor wetshandhaving, bestuur en handel in de bosbouw (FLEGT). Deze initiatieven hebben de coördinatie door de EU bevorderd, de beleidsdialoog met ontwikkelingslanden en opkomende economieën, het maatschappelijk middenveld en de particuliere sector gestimuleerd en bijgedragen tot een reeks programma's en maatregelen.

Het milieubeleid op communautair niveau is vastgesteld in het zesde Milieuactieprogramma[7]. Daarin zijn vier prioriteiten omschreven: aanpakken van de klimaatverandering, beschermen van natuur en biodiversiteit, bijdragen tot gezondheid en levenskwaliteit en bevorderen van het duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen en afvalbeheer. In het actieprogramma wordt de nadruk gelegd op een aantal strategische benaderingen, onder meer de integratie van het milieubeleid in alle andere communautaire beleidslijnen en het betrekken van andere actoren bij de besluitvorming. Onder meer dankzij deze aanpak heeft de EU internationaal het voortouw kunnen nemen om het mondiale milieubeheer te versterken, te komen tot overeenstemming over de multilaterale milieuovereenkomsten, minder formele internationale procédés vast te stellen en aan te dringen op wederzijdse ondersteuning van het beleid inzake handel, buitenlandse betrekkingen, ontwikkeling en milieu wereldwijd.

Het energiebeleid van de Europese Unie omvat de volgende drie belangrijke doelstellingen voor het bereiken van een duurzame ontwikkeling: de consument concurrerende energieprijzen bieden door de mededinging op de energiemarkten te verhogen, de zekerheid van de energievoorziening veiligstellen en de milieueffecten van het energiesysteem tot een aanvaardbaar niveau terugbrengen. Het verwezenlijken van deze doelstellingen vereist: 1) een versterkte dialoog en samenwerking met de partnerlanden en -regio's van de EU over het aanpakken van de klimaatverandering en het veiligstellen van de energievoorziening; 2) het integreren van energieaspecten in maatregelen voor ontwikkeling en armoedebestrijding; 3) een versterkte beleidscoördinatie en –coherentie, en steun voor capaciteitsopbouw ten behoeve van besluitvormers op energiegebied.

De uitbreiding van 2004 en de komende uitbreidingsrondes met inbegrip van de toetreding van Bulgarije en Roemenië hebben belangrijke gevolgen voor het EU-milieubeleid ten aanzien van de buurlanden en de energiebetrekkingen met die landen gehad, en dat zal in de toekomst niet anders zijn. In het kader van het Europees nabuurschapsbeleid is de milieu- en energiesamenwerking van bijzonder belang, aangezien wij onze hulpbronnen en ecosystemen delen. De EU moedigt alle buurlanden van de Unie aan zich ten volle in te zetten voor het verbeteren van de milieukwaliteit en bij te dragen tot het bereiken van de internationale milieudoelstellingen.

Wil dit thematisch programma slagen, dan moet het steunen op een degelijke basis van wetenschappelijke kennis, capaciteitsopbouw om nieuwe kennis toe te passen en innovatie te stimuleren en de medewerking van wetenschappers en instellingen uit de partnerlanden, in het bijzonder de ontwikkelingslanden. De opeenvolgende EU-kaderprogramma’s voor onderzoek hebben ertoe bijgedragen deze grondslagen te leggen, met name via het programma voor internationale wetenschappelijke en technologische samenwerking (INCO).

2.3. Opgedane kennis en ervaring

2.3.1. Overzicht van de huidige instrumenten

De EU verleent thans op diverse wijzen financiële steun voor programma’s betreffende tropische bossen, het milieu, internationale milieuprocessen en energie.

Uit de begrotingslijn voor tropische bossen en het milieu in ontwikkelingslanden is over de periode 2000-2006 een bedrag van € 249 miljoen ter ondersteuning van het duurzaam bosbeheer en € 93 miljoen voor milieubescherming verstrekt. De middelen zijn geconcentreerd op innovatieve en strategische proefprojecten.

In een recente evaluatie van de begrotingslijn werd geconcludeerd dat de lessen die uit de projecten worden getrokken, tot de nationale beleidsdialoog moeten bijdragen en moeten worden gebruikt als basis voor de programmering van de nationale of regionale EG-steun, en werd beklemtoond dat verdere inspanningen nodig zijn om de toepassing te verbeteren. In de evaluatie wordt gesteld dat met de regeringen een beleidsdialoog op lange termijn moet worden opgezet teneinde ervoor te zorgen dat het milieu en de bossen volledig in de strategiedocumenten worden geïntegreerd[8]. In de evaluatie is ook gewezen op de noodzaak van flexibiliteit met het oog op de financiering van nieuwe prioriteiten en EU-beleidsinitiatieven zoals het EU-actieplan inzake klimaatverandering en -ontwikkeling en het EU-actieplan inzake wetshandhaving, bestuur en handel in de bosbouw (FLEGT).

In de periode 2000-2006 wordt een bijkomend steunbedrag van € 53 miljoen verstrekt via het progamma LIFE “Derde landen”, dat tot doel heeft capaciteiten en bestuursstructuren op te richten en steun te verlenen voor beleids- en actieprogramma’s op milieugebied in derde landen die aan het Middellandse-Zeegebied en de Baltische Zee grenzen.

Het vierjarenprogramma Intelligente energie voor Europa (2003-2006) heeft een externe component, COOPENER, die deel uitmaakt van het EU-energie-initiatief. Aan de hand van die component is een stimulerend regelgevings-, plannings- en institutioneel kader voor energievoorziening ter ondersteuning van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling gecreëerd. In een evaluatie vooraf[9] van het programma is gewezen op het belang van regionale samenwerking en multidisciplinaire projectteams die via uit COOPENER gefinancierde projecten zullen worden gestimuleerd, en op het feit dat de essentiële rol van energie voor ontwikkeling en armoedebestrijding in het recente verleden grotendeels is veronachtzaamd.

2.3.2. Inzichten verworven in de ruimere internationale context: behoefte aan leiderschap, sterkere coherentie, gecoördineerd EU-optreden en tenuitvoerlegging van verbintenissen

Steun voor de multilaterale milieuovereenkomsten en andere internationale milieuprocessen wordt onder meer verstrekt uit de begrotingslijn internationale milieumaatregelen (€ 8 miljoen per jaar). Samen met de veel grotere steun van de lidstaten heeft de EG-bijstand meer dan 50% gefinancierd van de basiskosten en zelfs meer dan 50% van de bijkomende werkzaamheden voor de overeenkomsten. De EU-financiering heeft daarmee een cruciale bijdrage geleverd tot het opzetten van de internationale milieustructuren. Die taak is thans grotendeels afgelopen maar er zal nog blijvende steun nodig zijn voor beheersstructuren en een mondiale milieubeoordeling.

De klemtoon is verschoven naar tenuitvoerlegging, waarvoor middelen van een heel andere grootteorde vereist zijn. De EU zal een sleutelrol binnen de multilaterale context blijven spelen.

Hoewel minder rijke landen zich wellicht resoluut achter de internationaal overeengekomen doelstellingen scharen, staan structurele belemmeringen, tekortkomingen bij de marktwerking en beperkingen van middelen en capaciteit vaak de tenuitvoerlegging op nationaal niveau in de weg. Zelfs wanneer de milieudoelstellingen in de nationale strategieën voor het bereiken van de millenniumdoelstellingen zijn geïntegreerd, dan nog is hun prioriteit te gering om zelfs bescheiden investeringen op te leveren in de strijd tegen het milieubederf, waaraan hoge kosten zijn verbonden. Bovendien levert de milieubescherming meestal langetermijnvoordelen op, waardoor zij moeilijk te verzoenen is met de kortetermijnplanning van maatregelen voor armoedebestrijding.

Indien de Unie haar internationaal leiderschap wenst uit te breiden tot het bevorderen van de tenuitvoerlegging, zal ze een sterkere steun voor milieubescherming en het duurzaam beheer van hulpbronnen met inbegrip van energie in de groeiende Europese steunbegrotingen moeten inpassen. De steun zou volledig door de lidstaten kunnen worden verstrekt maar uit de ervaring blijkt dat de EG een zeer geschikt kanaal vormt. De EU geeft al lang blijk van doeltreffendheid bij het onderhandelen over ambitieuze doelstellingen inzake milieu en duurzaam beheer van hulpbronnen in internationaal verband. De coördinatie voor de bevordering van de tenuitvoerlegging in de partnerlanden is evenwel minder sterk gevorderd. Er is geen pooling geweest van de deskundigheid van de lidstaten en de Commissie, en er is evenmin een zichtbare kritieke massa van doeltreffende EU-bijstand opgebouwd. Een versterkte coördinatie in EU-verband is ongetwijfeld nodig, en een grotere financiële bijdrage van de EU zou zulks vergemakkelijken.

Dit betekent niet dat de EG het enige gezamenlijke kanaal is. Het Wereldmilieufonds is precies opgericht als gezamenlijk initiatief om de ontwikkelingslanden te helpen het hoofd te bieden aan de groeiende kosten van het verbeteren van de mondiale situatie. Op de jongste aanvullingsonderhandelingen is evenwel gebleken dat de EU-lidstaten meer willen doen dan sommige andere donoren. Het Wereldmilieufonds heeft bovendien een welomschreven mandaat, dat niet alle belangrijke vraagstukken omvat.

Er zijn dringend innovatieve en flexibele mechanismen nodig, in het bijzonder om de overdracht van milieuvriendelijke technologieën te bevorderen. Zo bijvoorbeeld zou het nuttig kunnen zijn openbare middelen en officiële ontwikkelingshulp te gebruiken als hefboom om via publiek-private partnerschappen meer middelen van de particuliere sector, ontwikkelingsbanken en financiële instellingen aan te trekken. Recente ervaringen met het EU-energie-initiatief (EUEI), COOPENER en de coalitie van Johannesburg voor duurzame energie (JREC) tonen aan dat de EU nuttige bijstand aan ontwikkelingslanden en –regio's en opkomende economieën kan verstrekken, door flexibele financieringsinstrumenten vast te stellen die een aanvulling vormen op de aanpak van andere donoren in de afgelopen jaren. Deze werkwijze is doeltreffend gebleken om de dimensie energie meer in ontwikkelingsbeleid en -strategieën te integreren en de coherentie te verbeteren.

2.4. Motivering van een thematische aanpak

Nationale en regionale programma's vormen het belangrijkste instrument voor samenwerking met derde landen, en de steun voor het milieu en het duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen met inbegrip van energie zou voor het grootste deel via die programma's moeten worden verstrekt. Dit geldt in het bijzonder voor kwesties op lokaal of regionaal niveau.

Een thematische aanpak vormt evenwel een essentieel instrument voor een meer gecoördineerde, coherente en doelstreffende benadering door de EU en biedt grote mogelijkheden om een aanvullende toegevoegde waarde voor de geografische instrumenten te creëren, en wel via de volgende benaderingen:

  • Een specifieke klemtoon op kwesties die duidelijk als mondiale prioriteiten zijn aangemerkt, en de mogelijkheid om mondiale collectieve voorzieningen te bevorderen en mondiale collectieve problemen te bestrijden, wanneer het moeilijk is zulks via geografische programma's te doen. Dit omvat politieke zichtbaarheid ter ondersteuning van activiteiten die in de publieke belangstelling staan.
  • Creëren van een doeltreffend gecoördineerd instrument om de eigen beleidsprioriteiten van de EU te bevorderen door de Unie de mogelijkheid te bieden haar rol te versterken binnen internationale organisaties en initiatieven, processen en partnerschappen op milieu- en energiegebied, en operationele steun te verlenen voor multilaterale milieuovereenkomsten en andere instanties.
  • Uitbreiding van het toepassingsgebied tot alle partnerlanden met uitzondering van de pretoetredingslanden en mogelijke kandidaat-lidstaten, waardoor het mogelijk wordt grensoverschrijdende, regionale, interregionale, subregionale en mondiale initiatieven te financieren en de beleidsdialoog op regionaal, interregionaal en mondiaal niveau te ondersteunen.
  • Een flexibele programmeringscyclus die de mogelijkheid biedt tot het aanpassen en goedkeuren van andere benaderingen dan gewoonlijk in de geografische instrumenten worden toegepast. De cyclus biedt flexibiliteit bij de keuze van de uitvoerende partners, wat de mogelijkheid inhoudt tot partnerschappen met basisorganisaties, onderzoekorganisaties, het maatschappelijk middenveld, de particuliere sector en internationale lichamen en organen.
  • De mogelijkheid om de dimensies milieu en energie sterker in ontwikkelingsbeleid, -strategieën en -planning te integreren. Dit omvat steun voor het potentieel voor de uitvoering en verspreiding van innovatieve activiteiten die een oplossing voor ingewikkelde problemen moeten bieden, als eerste stap naar het integreren van die activiteiten in geografische steuninstrumenten.

Ten slotte is een thematische aanpak ook nodig wanneer de doelstellingen niet via nationale of regionale programma’s kunnen worden bereikt, bijvoorbeeld in post-conflictsituaties.

Het thematisch programma zal moeten leiden tot maatregelen in partnerlanden en -regio’s die een aanvulling vormen op en coherent zijn met de uit de geografische instrumenten gefinancierde maatregelen. Het is daarom van fundamenteel belang dat het bestaan van een thematisch programma niet wordt aangevoerd als rechtvaardiging om bij de programmering van nationale en regionale strategieën het milieu, de natuurlijke hulpbronnen en de energie buiten beschouwing te laten. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de noodzaak om het opvangen van de gevolgen van de klimaatverandering en de aanpassing aan die verandering alsook duurzame energiemaatregelen te integreren in de geografische programma's om de economische levensvatbaarheid op lange termijn en de milieuduurzaamheid van de EU-steun te bevorderen.

  • 3. 
    THEMATISCH PROGRAMMA

3.1. Reikwijdte van het programma

Hoewel het leeuwendeel van de middelen die in het kader van het instrument ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking beschikbaar zijn, naar ontwikkeling zal gaan, zullen de geplande nieuwe externe beleidsinstrumenten ook worden aangewend om de andere beleidslijnen van de EU in het buitenland te bevorderen. Ook het instrument ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking (DCECI) en het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI) zullen voor de financiering van dit thematisch programma worden aangewend.

Het programma zal een ondersteuning vormen van maatregelen betreffende de milieudimensie van het extern beleid, met name het ontwikkelingsbeleid, en zal het EU-beleid op het gebied van milieu en duurzame energie in het buitenland bevorderen. Het programma zal alle geografische regio's bestrijken met uitzondering van de pretoetredingslanden en de mogelijke kandidaat-lidstaten. De voornaamste klemtoon zal vallen op mondiale activiteiten en maatregelen in ontwikkelingslanden, aangevuld met activiteiten in opkomende economieën en in zeer beperkte mate in industrielanden, via beleidsdialoog en coalitievorming.

Het thematisch programma zal ook een ondersteuning vormen van de centrale beleidsdialoog en van de aspecten coördinatie, analyse en overleg van bestaande en nieuwe EU-beleidsinitiatieven, met inbegrip van het EU-waterinitiatief (EUWI), het EU-energie-initiatief (EUEI), de coalitie van Johannesburg voor duurzame energie (JREC) en wetshandhaving, bestuur en handel in de bosbouw (FLEGT).

Er zal ook worden nagedacht over de mogelijkheid om het thematisch programma te betrekken bij mondiale initiatieven, en middelen voor mondiale collectieve voorzieningen beschikbaar te stellen.

Regelmatige bijdragen tot de basiskosten van multilaterale energieovereenkomsten waarbij de EG partij is, zullen niet uit het thematisch programma worden gefinancierd maar verder worden betaald via een afzonderlijke begrotingslijn onder de rubriek externe activiteiten.

3.2. Programmeringsbeginselen

De maatregelen van het thematisch programma zullen op de volgende beginselen worden gestoeld:

  • Subsidiariteit en complementariteit met geografische programma’s als uiteengezet in bovenstaande motivering van het thematisch programma. Coördinatie en gezamenlijke werkzaamheden met de lidstaten en andere donoren zullen daarbij van groot belang zijn.
  • Interne en externe coherentie, overeenkomstig de verklaring van Parijs inzake de doeltreffendheid van de steun.
  • Partnerschappen , door samen te werken met een brede waaier aan intergouvernementele, overheids- en niet-overheidsactoren op mondiaal, regionaal, nationaal en plaatselijk niveau.
  • Overleg , waarbij onder meer het maatschappelijk middenveld en de particuliere sector bij het meerjarig programmeringsproces worden betrokken, en via dialoog over nieuwe ontwikkelingen en tendensen.
  • Innovatie en verspreiding , met steun voor innovatieve beleidslijnen, strategieën en benaderingen en passende middelen voor verspreiding en replicatie.
  • Horizontale kwesties zullen ook aan bod komen. Vrouwen, kinderen en inheemse bevolkingsgroepen zijn de voornaamste slachtoffers van milieubederf, een niet-duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen en onvoldoende toegang tot duurzame en betaalbare energiediensten. Democratie, respect voor de mensenrechten en gelijke kansen voor vrouwen en mannen dragen bij tot een betere milieukwaliteit, en een goed bestuur is een noodzakelijke voorwaarde voor een goed evenwicht tussen de verschillende elementen van een duurzame ontwikkeling.
  • Conflictpreventie en -beslechting. Natuurlijke hulpbronnen (met inbegrip van energie) vormen in toenemende mate een bron van regionale conflicten die de sociale en ecologische stabiliteit in gevaar brengen. Deze conflicten kunnen onder meer een mondiaal effect hebben aangezien zij een impact op onze energievoorziening met zich kunnen meebrengen. Bij maatregelen in verband met natuurlijke hulpbronnen moet de vraag worden gesteld of de inkomsten uit die hulpbronnen conflicten kunnen veroorzaken of verder aanwakkeren dan wel een duurzame ontwikkeling bevorderen. Specifieke steun voor transparantiemaatregelen van de winningsbedrijven zal bijdragen tot het controleren van de sociale en ecologische gevolgen. Ook een goed doordachte rampenparaatheid kan een geslaagde bijdrage tot de milieubescherming leveren en negatieve gevolgen voor de zekerheid van de energievoorzieining voorkomen.

Het programma zal worden uitgevoerd in overeenstemming met de hervorming van het beheer van de externe bijstand van 2000, die onder meer voorziet in deconcentratie van de beheerstaken naar de delegaties waar zulks dienstig is.

Na de comitologieprocedures zal de Commissie thematische strategiedocumenten (programmeringsdocumenten) voor een periode van vier jaar (2007-2010) en vervolgens drie jaar (2011-2013) vaststellen.

Op basis van die meerjarenprogrammering zal de Commissie jaarlijkse werkplannen opstellen met prioritaire te ondersteunen maatregelen, specifieke doelstellingen, verwachte resultaten en indicatieve bedragen.

Voor de toetsing halverwege zal een externe evaluatie van de werkzaamheden tijdens de eerste periode van drie jaar (2007-2009) worden uitgevoerd, die de grondslag zal vormen voor de voorbereiding van het tweede thematisch strategiedocument (2011-2013). De verslagen zullen aan de lidstaten en het Europees Parlement worden gezonden en met hen besproken.

3.3. Doelstellingen

De programmadoelstellingen zijn:

  • de ontwikkelingslanden bijstaan om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te bereiken en met name vorderingen te maken voor het verwezenlijken van millenniumdoelstelling 7 inzake milieuduurzaamheid door instrumenten en voorbeelden van goede praktijken en innovatieve benaderingen aan te reiken;
  • bevorderen van de integratie van milieu en duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen met inbegrip van energie, in alle externe EG-bijstand;
  • bevorderen van samenhang tussen de EU-beleidslijnen die een weerslag op het milieu wereldwijd en de zekerheid van de energievoorziening van de partnerlanden of wereldwijd hebben;
  • de Europese Gemeenschap in staat stellen en de EU bijstaan om hun internationale verplichtingen en verbintenissen in het kader van de multilaterale energieovereenkomsten en andere processen na te komen, met name in verband met de steun voor ontwikkelingslanden;
  • bevorderen van een goed internationaal milieubeheer en de EU-beleidslijnen op het gebied van milieu en energie in de wereld;
  • ondersteunen van duurzame energiemaatregelen in partnerlanden en –regio’s.
  • 4. 
    PRIORITEITEN

De steun uit het thematisch programma zal in de volgende grote categorieën worden ingedeeld:

4.1. Scheppen van de voorwaarden voor het bereiken van millenniumdoelstelling 7: bevordering van milieuduurzaamheid

Het gaat onder meer om de volgende activiteiten:

  • Capaciteitsopbouw voor het mainstreamen van de milieudimensie in ontwikkelingslanden , met inbegrip van de capaciteit om het milieu in regionale en nationale ontwikkelingsstrategieën te integreren en de beleidsanalyse op milieugebied te verbeteren; capaciteit om een aanvang te maken met de implementatie van verplichtingen en verbintenissen in het kader van mondiale of regionale milieuverdragen, -initiatieven en -processen; capaciteit voor het versterken van onderzoek en beheer op het gebied van de natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van energie.
  • Steun voor het maatschappelijk middenveld en overlegfora, die een belangrijke rol spelen bij beleidscampagnes, en maatregelen ter bevordering van milieubescherming en een duurzaam gebruik van de hulpbronnen, met inbegrip van energie.
  • Monitoring en evaluatie van het milieu teneinde de kwaliteit van gegevens en indicatoren te verbeteren met het oog op een grotere bewustmaking en een geïnformeerde beleidsvorming.
  • Uitwerken van innovatieve maatregelen zoals betaling van milieudiensten, milieugunstige belastinghervorming, publiek-private partnerschappen, innovatieve marktgerichte beleidsinstrumenten, op wetenschappelijke gronden gestoelde beleidsmaatregelen en bevordering van milieuvriendelijke technologieën en mechanismen voor de overdracht van technologieën (knowhow) naar de ontwikkelingslanden.
  • Benutting van de ervaring van de EU . Er zou gebruik kunnen worden gemaakt van twinning en andere bestaande systemen voor het verspreiden van de EU-aanpak, teneinde onze ervaring te delen en nauwe banden met de belangrijkste landen aan te knopen.

4.2. Bevordering van de implementatie van EU-initiatieven en internationale verbintenissen

De EU is voorstander van een externe bijstand waarbij het begunstigde land eigen initiatieven neemt en die door dat land wordt gestuurd. Om structurele redenen kennen onze partners evenwel vaak een lagere prioriteit toe aan de milieudimensie van de duurzame ontwikkeling, en dit heeft een weerslag op de langetermijnlevensvatbaarheid van ontwikkelingskeuzen. Bij de steun via het thematisch programma moet worden gestreefd naar een grotere doeltreffendheid bij het integreren van milieuaspecten in de nationale prioriteitenkeuze. Wat mondiale collectieve milieuvoorzieningen betreft, hebben de keuzes voor het bevorderen van de milieudimensie van duurzame ontwikkeling en de mate van implementatie van internationale verbintenissen een effect op alle landen. De volgende terreinen komen in aanmerking voor thematische steun:

  • EU-initiatieven voor duurzame ontwikkeling. Het thematisch programma zal de geografische steun aanvullen en de bestaande EU-initiatieven ondersteunen, in het bijzonder door bevordering van de beleidsdialoog en van coördinatie- analyse- en overlegprocessen. De huidige initiatieven, met name EUWI, EUEI, JREC en FLEGT, bieden samen met mogelijke activiteiten betreffende nieuwe beleidsprioriteiten een kader voor samenwerking tussen de EU en de partnerlanden, onder meer met regeringen, de particuliere sector en het maatschappelijk middenveld. Zij houden ook de mogelijkheid in om door middel van innovatieve werkwijzen kapitaalsteun van de particuliere sector te mobiliseren.
  • Klimaatverandering. Implementatie van het EU-actieplan inzake klimaatverandering in de context van ontwikkelingssamenwerking[10], met name door mainstreaming van activiteiten in verband met de vier strategische doelstellingen van het actieplan. Implementatie van de strategie voor de zege in de strijd tegen de wereldwijde klimaatverandering[11], in het bijzonder door capaciteitsopbouw, analyse en bewustmaking van de mogelijkheden voor beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering en de behoeften in cruciale economische sectoren, steun voor de inspanningen van de ontwikkelingslanden om de broeikasgassen te verminderen en mobiliseren van investeringen in schone technologieën en het uitwerken van aanpassingsplannen.
  • Biodiversiteit. Steun voor de doelstelling om het verlies aan biodiversiteit tegen 2010 sterk terug te dringen, vooral in gebieden met een grote biodiversiteit. De maatregelen zullen worden geconcentreerd rond het EU-biodiversiteitsactieplan voor economische en ontwikkelingssamenwerking, met inbegrip van versterking van de capaciteit van de organisaties die zich bezighouden met de instandhouding en het duurzaam gebruik van de biodiversiteit, ook in de landbouw. Er zal ook aandacht worden besteed aan capaciteitsopbouw betreffende bioveiligheid.
  • Woestijnvorming. Prioritaire maatregelen die zijn vastgesteld in het kader van het VN-Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming (UNCCD), zoals het verstrekken van instrumenten om het integreren van de verdragsdoelstellingen in de ontwikkelingsstrategieën te ondersteunen.
  • Bossen. Het programma zal steunmaatregelen omvatten ter versterking van de bijdrage van bossen tot duurzame ontwikkeling, zoals het beheer van het bosbestand en de beschermingsgebieden door basisorganisaties en sectorale processen voor beleidshervorming met inbegrip van nationale bosbouwprogramma’s. Innovatieve benaderingen waarbij een verband wordt gelegd tussen bossen en klimaatverandering, conflictpreventie en gezondheid zullen worden aangemoedigd.
  • Illegale houtkap en bosbeheer. Slecht beheer, corruptie en illegale houtkap zijn de belangrijkste knelpunten voor een duurzaam en rechtvaardig bosbeheer en dus voor de voordelen die de goederen en diensten van de bosbouw voor de samenleving en de toekomstige generaties kunnen opleveren. De EG heeft zich ertoe verbonden het beheer van de bosbouw te verbeteren en de illegale houtkap via FLEGT aan te pakken.
  • Visserij en maritieme hulpbronnen. Het programma zal worden gericht op het versterken van de visserij en het maritiem beheer en bestuur, met name grensoverschrijdende kwesties en milieumaatregelen die het duurzaam gebruik van de visserij en de maritieme hulpbronnen, de bescherming van koraalriffen en het beheer van kustzones versterken.
  • Naleving van milieunormen (voor producten en productieprocessen). De producenten in ontwikkelingslanden moeten met het oog op de export naar ontwikkelde landen voldoen aan steeds strengere normen, met inbegrip van duurzaamheidsparameters. Milieulabels en particuliere certificeringsregelingen die aan internationale normen voldoen, spelen een steeds belangrijker rol op de exportmarkten van ontwikkelde landen. Producenten in ontwikkelingslanden zouden kunnen worden ondersteund om aan die nieuwe eisen te voldoen.
  • Veilige chemicaliën en afvalbeheer. Dit terrein wordt binnen de ontwikkelingssamenwerking sterk verwaarloosd, en er wordt gewerkt aan nieuwe initiatieven om een grotere prioriteit aan deze aspecten toe te kennen. Het gaat onder meer om het strategisch plan voor het Verdrag van Basel inzake gevaarlijke afvalstoffen, het Verdrag van Rotterdam en het Verdrag van Stockholm betreffende chemische stoffen en de toekomstige strategische aanpak van het internationaal beheer van chemische stoffen.
  • Luchtvervuiling. Vooral in grote steden in ontwikkelingslanden vormt deze verontreiniging een groot gezondheidsrisico. De EU kan deskundigheid ter beschikking stellen om bij te dragen tot een beter inzicht in dit vraagstuk en de regelgeving inzake grensoverschrijdende luchtverontreiniging te helpen verbeteren.
  • Duurzame productie en consumptie. Met name opkomende economiën zijn bijzonder geïnteresseerd om gebruik te kunnen maken van de ervaring van de EU met beleidsoriënteringen en verschillende instrumenten zoals wetgeving en economische maatregelen om te voorkomen dat een snelle groei leidt tot onaanvaardbare effecten voor het milieu en voor de zekerheid van de energievoorziening.

4.3. Betere integratie door de EU

  • Armoede en milieu in het kader van nieuwe vormen van steunverlening. Een verschuiving naar begrotingssteun en harmonisatie van de donorsteun betekent dat een nieuwe aanpak nodig is om de beoordeling van milieueffecten in de beleidsvorming te integreren. Er zullen specifieke maatregelen nodig zijn om het verband tussen armoede en milieu te onderzoeken, de donorcoördinatie te verbeteren en brede strategische milieuevaluaties te verrichten.
  • Versterking van de deskundigheid ten dienste van de EU en bevordering van coherentie. In de nieuwe verklaring betreffende het ontwikkelingsbeleid wordt de Commissie aangespoord haar analysecapaciteit met betrekking tot een aantal ontwikkelingsvraagstukken te versterken en haar mogelijkheden ten dienste van de EU te stellen, dit in overeenstemming met de verklaring van Parijs betreffende de doeltreffendheid van de steun. Een versterking van de capaciteit zou ook de samenhang kunnen bevorderen tussen de EU-maatregelen die een weerslag hebben op het milieu wereldwijd of het milieu van de partnerlanden.
  • Integratie en deconcentratie. In het kader van het beheer van de steun wordt van de delegaties verwacht dat zij ervoor zorgen dat gespecialiseerde bijstand beschikbaar is wanneer nodig, en dit vormt een bijkomend argument voor samenwerking met de lidstaten. Het thematisch programma zou ertoe kunnen bijdragen de nodige deskundigheid in de sectoren milieu en energie verder te versterken.

4.4. Versterking van het milieubeheer en het leiderschap van de EU

Een sterk internationaal milieubeheer is voor de EU van vitaal belang. Een beter beheer zou alle regeringen moeten helpen de problemen beter te begrijpen en aan te pakken, en een grotere prioriteit aan duurzaamheid toe te kennen. Dit vereist de volgende maatregelen:

  • Zorgen voor coherentie tussen de milieudimensie en de andere aspecten van het internationaal beheer met het oog op duurzame ontwikkeling. De EU kent een hoge prioriteit toe aan een coherenter institutioneel kader voor milieuwerkzaamheden in de context van de VN. De hervorming van het VN-milieuprogramma (UNEP) tot een milieuorganisatie van de VN zou de mogelijkheid bieden om de beleidscoherentie op mondiaal niveau doeltreffender te bevorderen.
  • Steun voor milieumonitoring en –evaluatie op regionaal en internationaal niveau. Er is steun nodig voor de daadwerkelijke deelname van onderzoekers en deskundigen uit minder rijke landen en voor de verspreiding van de resultaten onder de besluitvormers. Dit zou internationale samenwerking omvatten bij het uitwerken van ecologisch-economische modellen en de capaciteitsopbouw voor milieubeleidsanalyse en voor monitoring vanuit de ruimte en informatietechnologiesystemen in situ.
  • Bijkomende steun voor de secretariaten van de multilaterale milieuovereenkomsten om het internationaal milieubeheer en het leiderschap van de EU te versterken. De steun zou de secretariaten toegang tot aanvullende deskundigheid kunnen verlenen en zodoende hun werkzaamheden versnellen en de coherentie verbeteren. Ook zouden de secretariaten en UNEP worden gestimuleerd tot een betere onderlinge samenwerking en samenwerking met de VN-ontwikkelingsorganisaties en de internationale financiële instellingen. De deelname van de ontwikkelingslanden aan de vergaderingen van de multilaterale milieuovereenkomsten moet worden ondersteund.
  • Bevordering van daadwerkelijke nalevings- en handhavingsmaatregelen voor multilaterale milieuovereenkomsten, onder meer door steun voor controle- en actiegroepen. Het is begrijpelijk dat de ontwikkelingslanden met het oog op de verbetering van de naleving capaciteitsopbouw verkiezen boven sancties.
  • Steun voor internationale milieu- en energieorganisaties en - processen, met inbegrip van het VN-milieuprogramma (UNEP) en de VN-commissie voor duurzame ontwikkeling, het VN-bossenforum, de Strategische aanpak van het internationaal beheer van chemische stoffen, het Internationaal panel voor het duurzaam gebruik van hulpbronnen, OESO, het Internationaal Energieagentschap, besprekingen over langetermijnsamenwerking betreffende klimaatverandering, handels- en milieuprocessen en partnerschapsinitiatieven.
  • Steun voor het maatschappelijk middenveld en voor think tanks betreffende milieu- en energiebeleid. Internationale en regionale groeperingen uit het maatschappelijk middenveld en think tanks voor milieubeleid spelen een belangrijke rol bij internationale campagnes en zorgen via nationale partners voor plaatselijke capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden en omliggende landen.
  • Internationale onderhandelingen efficiënter maken. Het opbouwen van onderhandelingscapaciteit in de ontwikkelingslanden en het verbeteren van de invloedssfeer van de EU via dialoog met de partners zouden goede resultaten opleveren.

4.5. Steun voor duurzame energiekeuzes in partnerlanden en –regio’s

Er is een gecoördineerde aanpak nodig die voortbouwt op de vroegere COOPENER-werkzaamheden, de kerntaken van het EU-energie-initiatief en de door de EU gesteunde coalitie van Johannesburg voor duurzame energie. De belangrijkste doelstellingen zijn onder meer: institutionele steun voor het verbeteren van de toegang tot duurzame energiediensten, voor armoedebestrijding in ontwikkelingslanden en –regio’s en voor maatregelen in opkomende economieën voor een grotere zekerheid van de mondiale energievoorziening en voor bescherming van het milieu wereldwijd. De steun via het thematisch programma zou in de eerste plaats de volgende aspecten moeten omvatten:

  • Integratie van duurzame energie in ontwikkelingsplannen en –strategieën (met name strategieën voor armoedebestrijding) op regionaal, nationaal en plaatselijk niveau.
  • Ontwikkeling van institutionele steun en technische bijstand , en versterking van de capaciteit voor beleidsuitstippeling, regelgeving en energieplanning, onder meer door steun voor twinninginitiatieven om de ervaring van de EU te delen en banden met belangrijke landen aan te knopen, en steun voor doelgerichte overheidsaanbestedingen.
  • Creëren van een gunstig wetgevend en beleidskader om nieuwe bedrijven en investeerders aan te trekken op het gebied van duurzame energie en efficiënte productie en consumptie van energie, en om de weg te banen voor sprongsgewijze technologische vooruitgang op deze terreinen.
  • Versterking van de rol van energie als middel voor inkomstengenerering voor de armen, en voor het veiligstellen/verhogen van de inkomsten van andere eindgebruikers van energie door het poolen van een kritieke massa menselijk kapitaal met actuele kennis en expertise in de particuliere sector, in het bijzonder energiediensten en bepaalde categorieën eindgebruikers.
  • Bevordering van innovatieve financieringsvormen , met inbegrip van openbare en/of particuliere partnerschappen en mechanismen op het gebied van de duurzame energie, teneinde de overdracht en toepassing van technologie te stimuleren.
  • Aanmoedigen van regionale samenwerking tussen regeringen, niet-gouvernementele organisaties en de particuliere sector op bovenstaande gebieden en leggen van de grondslagen voor regionale interconnectie-infrastructuur die schaalvoordelen kan opleveren, met name in kleine landen, als voorgesteld in de nieuwe EU-strategie voor Afrika[12]. Een nauwe coördinatie met andere donoren en leningsprogramma’s zal van essentieel belang zijn voor de geslaagde implementatie van deze prioriteit.

Al deze initiatieven moeten ten uitvoer worden gelegd in nauwe samenhang met het toekomstige EG-programma “Intelligente Energie – Europa”[13], dat deel uitmaakt van het Kaderprogramma voor Concurrentievermogen en Innovatie (2007-2013), aangezien zij de mogelijkheid bieden het EU-beleid externe bekendheid te geven.

ANNEX 1

Annex 1: Important Commitments by the EU and the International Community The European Consensus on Development - Primary and overarching objective of EU development cooperation is the eradication of poverty in the context of sustainable development, including pursuit of the MDGs - Help developing countries to achieve the objectives agreed at the UN conferences. - improving policy coherence for development in order to accelerate progress towards attaining the MDGs, COM (2005)134 final. Climate (Kyoto Protocol) - Developed countries are committed to reducing their collective greenhouse gas emissions by about 5% below 1990 levels in the period 2008 – 2012. The EU 15 target is -8%. Biodiversity and Natural Resources (JPoI) - Achieve, by 2010, a significant reduction in the current rate of loss of biological diversity. - Maintain or restore depleted fish stocks to levels that can produce the maximum sustainable yield by 2015. Forests (EU commitment at WSSD) - FLEGT is a political commitment to improve forest governance and eliminate illegal logging Desertification (JPoI) - Integrate measures to prevent and combat desertification in poverty and sustainable development strategies Chemicals (JPoI) - Aim, by 2020, to use and produce chemicals in ways that do not lead to significant adverse effects on human health and the environment. Water (MDG 7, JPoI and EU commitments at WSSD) - Develop integrated water resources management and water efficiency plans by 2005. - Halve, by 2015, the proportion of people without access to safe drinking water and basic sanitation - The EU Water Initiative is a political commitment by Member States and the Commission to contribute to the achievement of the MDG and WSSD targets for water and sanitation and provides a framework for dialogue with partner countries and stakeholders on sector policies and priorities. Energy (JPoI and EU commitments at WSSD) - Improve access to reliable and affordable energy services for sustainable development, sufficient to facilitate the achievement of the Millennium Development Goals and meet the growing need for energy services in the longer term to achieve sustainable development (JPoI Paras 9 & 20). - The EU Energy Initiative is a long-term political commitment by Member States and the Commission to increase the focus on the role of energy in poverty alleviation and sustainable development, as well as in facilitating the achievement of the MDGs. - The Johannesburg Renewable Energy Coalition. A coalition of 88 governments are cooperating to substantially increase the global share of renewable energy through the market on the basis of ambitious time-bound targets and regular reviews of progress. Sustainable Development (JPoI) - Encourage and promote the development of a 10-year framework of programmes to accelerate the shift towards sustainable consumption and production. Governance (JPoI and the UN Millennium Summit Review) - Adopt new measures to consolidate institutional arrangements for sustainable development at international, regional and national levels. - Agreement to explore the possibility of a more coherent institutional framework to allow more efficient environmental governance within the UN system. Research: the EU Framework Programmes for Research (FP6 and FP7): - The new framework programme for 2007 - 2013 will support relevant research, and provide background for “knowledge based approach”. |

ANNEX 2

A non-exhaustive list of key environment and sustainable natural resource issues, including energy, which are of concern to the EU

In the last 50 years the world’s population has almost trebled and humans have changed eco-systems more extensively that in any similar time period to meet the growing demand for food, fresh water, timber, fibre and fuel. For example, between 1960 and 2000 world food production increased by about 2.5 times, water use doubled, timber production grew by 50% and hydropower capacity doubled[14]. In the same period atmospheric concentrations of carbon dioxide grew by 20% above pre-industrial levels. As a result of these pressures, 15 of the 24 ecosystem services examined by the Millennium Ecosystem Assessment are being degraded or used unsustainably and present an obstacle to achieving the MDGs. These services include provision of capture fisheries, wild food, wood fuel, genetic resources, natural medicines and fresh water, as well as air and water purification, erosion control and the regulation of natural hazards and pests.

Further population growth of 2 billion is predicted by 2030. Combined with the long-term economic growth rate required to pull everyone out of extreme poverty (3.6% per capita p.a. in low income countries), this means the world economy could grow fourfold by 2050[15]. It is essential to ensure that natural resources are used sustainably so that production and consumption patterns do not exceed the earth’s capacity to supply resources or absorb the wastes and emissions generated by such growth. This will be a fundamental challenge for the world community, and especially for the emerging economies and developing countries. Efforts over the next 10 years to make patterns of development more sustainable will be crucial in affecting the long-term outcome.

The main issues are highlighted in more detail in the following paragraphs.

Climate change. During the last century the earth’s average surface temperature rose by around 0.6˚C and is predicted to rise by a further 1.4 to 5.8˚C by 2100[16], with a consequent rise in sea levels of 9 to 88 cm threatening island and coastal communities, and greater frequency and severity of extreme weather events. Predicted temperature rises will have profound consequences for water cycles, agriculture, disease and biodiversity, and the number of environmental refugees is expected to rise to 50 million by 2010 and up to 200 million by 2050 as a result[17]. Addressing climate change requires international cooperation aimed achieving the existing Kyoto Protocol Commitments, but also to develop long-term cooperative action. Mitigation of greenhouse gas emissions is crucial, especially in industrialised countries and emerging economies. Substantial changes are needed in how the world produces and uses energy, as is technological change in all economic sectors. In view of the already unavoidable impact of climate change, in many developing countries cooperation will need to concentrate on adaptation and on reducing vulnerability to climate change but should also stimulate investment in clean technologies.

Biodiversity. Maintaining biodiversity at genetic, species and ecosystem levels offers many local and global benefits. Healthy and fully-functioning ecosystems provide a wide range of essential goods, such as foods, fuels, building materials and medicines. They also provide a variety of services, such as cycling nutrients, creating fertile soils, fixing carbon, purifying air and water, providing genetic material for crops and livestock, pollination, controlling floods and erosion, and checking pests, diseases and alien species. Ecosystems support primary production (agriculture, fisheries, forestry), secondary production (textiles, pharmaceuticals) and service industries (tourism, well-being, recreation). The costs of failing to protect biodiversity are immense – in terms of lost goods and services to these sectors of the economy. Further, restoring degraded ecosystems, or substituting artificially for these biodiversity goods and services where natural systems fail is frequently much more costly than looking after them in the first place. Poor people in developing countries, with little access to markets, are particularly reliant on ecosystem goods and services.

Water. One third of the world’s population live in countries that are water-stressed[18] and this proportion is likely to increase to two thirds by 2025 with implications for peace and security. Over 1.1 billion people have no access to safe drinking water and 2.4 billion lack improved sanitation. Integrated water resources management is essential worldwide if human needs for consumption, agriculture and industry are to be balanced with the water needs of healthy ecosystems. Polluted ecosystems and poor water management have a detrimental effect on economic growth, health and livelihoods. Improving access to safe water and sanitation and improved water resource management are key steps to achieving many of the Millennium Development Goals (MDGs).

Forest management. Natural forests are centres of biodiversity and important stores of carbon and disturbing these ecosystems contributes to biodiversity loss and climate change. An estimated 1.6 billion poor people rely heavily on forests for their livelihoods, including food security (bushmeat, fruits and vegetables), health (medicinal plants), shelter (building materials), and energy (fuelwood and charcoal). Forests also provide environmental services such as watershed protection. Forest-based industries are an important source of employment and export revenues, and are a driver of economic growth. Rapid global deforestation and poor governance jeopardise this valuable resource endowment.

Fisheries and marine resources. Lack of effective governance often results in over-exploitation of the resource base, threatening the nutritional status of major population groups, particularly people from the poorest African and South Asian countries, for whom fish and marine products constitute an essential part of their protein intake. Coral reefs are major centres of biodiversity and important in protecting shorelines, which are often densely inhabited and the basis for considerable economic development through eco-tourism.

Desertification and land degradation lead to the loss of productive land. An estimated 900 million people across the world live in ‘drylands’, which cover about 30% of the earth’s land surface. These drylands, which have low and variable rainfall, are very fragile. Due to their low productivity, they are also often politically and economically marginalised and receive little attention from most governments. Surveys show that nearly 70% of drylands worldwide suffer varying degrees of degradation and desertification.

Use of natural resources in growing economies. The links between growth and natural resource use change depending on the absolute level of development. In poor societies the links between poverty and natural resource degradation often lead to a vicious circle of negative growth, increasing poverty and further over-exploitation of the natural resource base. As economies develop, different patterns set in and positive economic growth brings a new set of environmental pressures. Rich economies such as the EU have an ecological footprint that extends beyond its borders. Indeed, the EU contains 7% of the world’s population but consumes 16% of the products of the earth’s biocapacity[19]. In emerging economies and even in developing countries with significant wealthier sectors of society, the environmental effects of affluence are of growing concern. Natural resources need to be managed sustainably to break the link between economic growth and environmental degradation. This needs to be done by taking into account the full life cycle of resource use, covering their supply, use phase and the final disposal of waste. New EU policies, including the Thematic Strategies on resource use, waste and Integrated Product Policy, build on this logic, aiming to ensure that the negative impacts of resource use and products are reduced without simply shifting them to other countries. These policy developments are of great interest to emerging economies.

Bio-technology promises remarkable advances in medicine, agriculture and other fields and may have the potential to decrease pressure on land use, increase sustainable yields on marginal lands and reduce the use of water and agro-chemicals in agriculture. However, genetic engineering is a very new field and there are potential adverse effects on biological diversity and risks to human health. These could be of particular concern in developing countries which house most of the wild relatives of domesticated crops but lack capacity to assess and manage risks and thus to ensure bio-safety.

Chemicals and pesticides can bring enormous benefits to man and are the products of rapidly growing and globalising industries. However, when badly managed they are also the cause of major health and other problems, especially in developing countries. Uncontrolled transport and storage of hazardous waste and unsound management of all wastes also bring threats to the environment and human health. The costs of unsound chemicals and toxics management are widespread and borne disproportionately by the poor; yet least developed countries are often unaware of the economic burdens posed by poor management.

Energy access. Nearly two billion people do not have access to modern energy services. Developing countries’ supplies of energy are insecure and unreliable: firewood, charcoal, crop residues and animal wastes account for approximately 30% of primary energy use; electricity supplies are limited and often erratic; and net oil importers are particularly vulnerable to high global oil prices. Better access to secure, affordable and sustainable energy services is essential for achieving the MDGs, for the eradication of poverty, and to support the productivity increases and economic growth both in rural and in urban areas.

Secure and affordable energy supplies. The volatility of energy prices (notably oil and gas) brings important economic impacts to all countries and the businesses on which their economies depend, especially those countries with emerging economies. Working together to establish plans, strategies and systems for ensuring secure and sustainable energy services at affordable prices, without causing excessive damage to either the local or the global environment, is therefore an important priority for both the public and private sectors in the EU and for its neighbours and partners worldwide.

Air Pollution is closely related to the burning of fossil fuels, in particular coal, and thus there are clear links between air pollution and policies on energy and climate change. Such pollution is growing rapidly in emerging economies. Tackling air pollution brings major health benefits not only in those economies but even in poorer, biomass-dependent developing countries. Nearly 1.6 million people die each year from the effects of indoor pollution from fuelwood and other solid fuels[20]. Air pollution travels long distances. While emissions from the EU are decreasing there is increasing evidence that the long range transport of air pollution into the EU is increasing. This is one of the reasons why the Commission is co-chairing a “Task Force on Hemispheric Transport of Air Pollution”, which looks at the technical/scientific issues surrounding hemispheric contributions to air pollution. Recently the UNEP has drawn attention to the trans-boundary effects of air pollution from the emerging economies of Asia.

ANNEX 3

Current Funding instruments

Regulations (EC) No 2493/2000 and (EC) No 2494/2000 on the Environment in Developing Countries and Tropical Forests and Other Forests in Developing Countries expire in 2006. These budget lines were first created in 1992 to implement pilot actions and strategic studies and merged in 2001 into budget line 21 02 05. The emphasis is on work in developing countries that fosters sustainable forest management and environmental protection and allocations are made both through calls for proposals aimed at NGOs, among others, and by way of targeted projects undertaken by IGOs in support of EC policy objectives.

Table: funding by different sectors (budget line 21-02-05, 218 M € between 2000-2004)

[pic]

Note: for sectors such as energy, this graph does not reflect the overall share of granted support. In fact, support to energy projects has also been given in the frame of other headings like under “forest”, “sustainable development” and others.

The Life-Third countries part of Regulation (EC) No 1682/2004 expires at the end of 2006. It is active in non-EU countries around the Mediterranean and Baltic seas and helps to establish the capacities and administrative structures needed in the environmental sector and in the development of environmental policy and action programmes. Priority is given to projects that promote cooperation at trans-frontier, trans-national or regional level. The Commission’s International Environment budget line 07 02 01 commits between €6 and 8 million a year, of which an increasing share (currently about €2 million) is needed for regular contributions for the core costs of MEAs. The legal basis for regular contributions is provided by the decisions on EC ratification while the rest of the line is based on the Annual Work Programme of DG Environment. The line supports global and European regional MEAs and other international environmental processes. For example, using the budget line and other resources, the EC pays for preparatory analytical work required for negotiations, helps developing countries to participate in environmental meetings, and holds dialogues with key partners on major issues.

Budget Lines 06.04.02 and 06.01.04.09 “COOPENER” funds initiatives that promote renewable energy sources and energy efficiency in developing countries, and address sustainable energy services for poverty alleviation in the context of the EUEI. €5 million p.a. was committed on these budget lines in 2003-05.

List of Acronyms

DCECI | Development Cooperation and Economic Cooperation Instrument |

DPS | Development Policy Statement adopted by the Council, European Parliament and the Commission on 22 November 2005 |

6th EAP | Sixth Environmental Action Programme, Decision 1600/2002/EC, OJ L242/1 of 10/09/2002 |

EC | European Community |

ENPI | European Neighbourhood Policy Instrument |

EUEI | European Union Energy Initiative |

EUWI | European Union Water Initiative |

EU | European Union |

FLEGT | Forest Law Enforcement, Governance and Trade |

GEF | Global Environment Facility |

FP6 | Framework Programme for Research no 6 |

IEA | International Energy Agency |

IEE | Intelligent Energy - Europe |

IFI | International Financial Institution |

IISD | International Institute for Sustainable Development |

IUCN | World Conservation Union |

IPA | Pre-Accession Instrument |

IPCC | Inter-governmental Panel on Climate Change |

JPoI | Johannesburg Plan of Implementation adopted at WSSD |

JREC | Johannesburg Renewable Energy Coalition |

MEA | Multilateral Environmental Agreement |

MDG | Millennium Development Goals |

PEP | Poverty-Environment Partnership |

PRSP | Poverty Reduction Strategy Paper |

NGO | Non-Governmental Organisation |

SAICM | Strategic Approach to International Chemicals Management |

UNCBD | United Nations Convention on Biological Diversity |

UNCCD | United Nations Convention on Combating Desertification |

UNFCC | United Nations Framework Convention on Climate Change |

UNDP | United Nations Development Program |

UNEP | United Nations Environmental Programme |

UNFF | United Nations Forum on Forests |

UNITAR | United Nations Institute for Training and Research |

WRI | World Resources Institute |

WWF | World Wide Fund for Nature |

WSSD | World Summit for Sustainable Development |

ACP-EU | Africa – Caribbean – Pacific - European Union |

EDF | European Development Fund |

AMCOW | African Ministerial Conference on Water |

FEMA | African Ministers for Water and for Energy |

AFLEG | African Forest Law Enforcement and Governance |

[1] Zie mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement, “Het externe optreden via thematische programma’s binnen de nieuwe financiële vooruitzichten 2007–2013”, COM(2005) 324 van 3.8.2005.

[2] http://www.millenniumassessment.org/en/index.aspx

[3] World Development Report 2003: Sustainable Development in a Dynamic World (Wereldbank).

[4] Gemeenschappelijke verklaring van 22 november 2005 van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

[5] Beschikking nr. 1230/2003/EG.

[6] COM(2002) 408 van 17.7.2002.

[7] Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad.

[8] Strategiedocumenten voor armoedebestrijding en landenstrategiedocumenten.

[9] Evaluatie vooraf van een herzien meerjarig communautair programma op energiegebied (2007-2013), september 2004.

[10] Actieplan ter begeleiding van de EU-strategie inzake klimaatverandering in de context van de ontwikkelingssamenwerking (Actieplan 2004-2008), goedgekeurd door de Raad op 22 november 2004.

[11] Mededeling van de Commissie “Naar de zege in de strijd tegen de wereldwijde klimaatverandering” van 9 februari 2005, COM(2005) 35.

[12] COM(2005) 489.

[13] COOPENER II.

[14] Millennium Ecosystem Assessment.

[15] World Development Report 2003: Sustainable Development in a Dynamic World (World Bank).

[16] Intergovernmental Panel on Climate Change, 3rd Assessment Report.

[17] Myers, N. (2005) Environmental refugees: an emergent security issue, 13th Economic Forum, Prague 23-27 May.

[18] Countries using more than 10% of total supply where water shortage is likely to impede development.

[19] The European environment: State and outlook 2005. European Environment Agency - NB: figures quoted include Switzerland.

[20] WHO (2000) Air pollution , WHO Fact sheet 187.

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.