Jaarverslag - Hoofdinhoud
In een jaarverslag brengt een minister verslag uit over het beleid en de bereikte resultaten van het departement in het voorgaande jaar. Ook wordt de financiële balans over het voorgaande jaar opgemaakt. Voornaamste onderdelen van het jaarverslag zijn het beleidsverslag en de jaarrekening.
De verslaglegging volgt een vaste volgorde. De afzonderlijke onderdelen worden elk aangeduid met een hoofdletter. Op de eerste pagina staan het Kamerstuknummer (linksboven) en de datum waarop het verslag aan de Kamer aangeboden is. Aan de linkerkant van de pagina wordt de inhoud van de tekst steeds in steekwoorden aangegeven. Ook worden in het verslag links gelegd naar relevante kamerstukken of documenten.
Het verslag begint met een algemeen, inleidend deel (A): een aantal grafieken van de uitgaven en inkomsten van het ministerie, de inhoudsopgave en een inleiding door de verantwoordelijk minister. Daarna volgt de zogenaamde leeswijzer. Hierin worden de opbouw en onderdelen van het jaarverslag toegelicht en specifieke aandachtspunten en bijzonderheden uitgelegd.
Na de leeswijzer volgt het beleidsverslag (B). Hierin komen de beleidsprioriteiten van het ministerie en de toelichting bij deze prioriteiten in de vorm van zogenaamde beleidsartikelen aan bod. Dit deel begint met een inleiding waarin in grote lijnen het beleid uiteen wordt gezet. Dit beleid wordt vervolgens verder uitgelegd in verschillende beleidsartikelen. Per artikel wordt een specifieke taak van het ministerie uitgelegd en geeft het jaarverslag een opsomming van de maatregelen die op dit gebied genomen zijn. Samen vormen de beleidsartikelen een gedetailleerd overzicht van het beleid en de inspanningen van het ministerie.
Ook in het beleidsverslag opgenomen zijn de niet-beleidsartikelen en de bedrijfsvoeringsparagraaf. Deze geven een overzicht van de taken, inkomsten en uitgaven van een ministerie die niet direct met het beleid te maken hebben, zoals personeelsbeleid en -uitgaven.
Na het beleidsverslag volgt de jaarrekening (onderdeel C) oftewel de financiële verantwoording van het ministerie. Daarin worden alle inkomsten en uitgaven van een ministerie verantwoord en uiteengezet in tabellen. Ook voor de agentschappen die onder een ministerie vallen wordt deze balans opgemaakt.
Na de jaarrekening volgt soms de Departementspecifieke informatie, oftewel aanvullende informatie die alleen op dit departement van toepassing is. Het laatste onderdeel van een jaarverslag zijn de bijlagen.
Als voorbeeld het Jaarverslag over 2016 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In de inhoudsopgave is te zien dat dit verslag uit vijf onderdelen bestaat: A. Algemeen, B. Beleidsoverleg, C. Jaarrekening, D. Departementspecifieke informatie en E. Bijlagen.