Ontwerp Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Evaluatieverslag betreffende de toepassing van Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 87 (voorheen artikel 92) en 88 (voorheen artikel 93) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen, krachtens artikel 5 van die verordening

1.

Tekst

Belangrijke juridische mededeling

|

2.

52006DC0831

Ontwerp Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Evaluatieverslag betreffende de toepassing van Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 87 (voorheen artikel 92) en 88 (voorheen artikel 93) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen, krachtens artikel 5 van die verordening /* COM/2006/0831 def. */

[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 21.12.2006

COM(2006) 831 definitief

ONTWERP VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Evaluatieverslag betreffende de toepassing van Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 87 (voorheen artikel 92) en 88 (voorheen artikel 93) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen, krachtens artikel 5 van die verordening

INHOUDSOPGAVE

  • 1. 
    Inleiding 3
  • 2. 
    Bestaande groepsvrijstellingsverordeningen 4

2.1. De eerste generatie: groepsvrijstellingsverordeningen voor KMO’s en de-minimissteun (behalve voor de landbouw- en visserijsector) en groepsvrijstellingsverordeningen voor opleiding en werkgelegenheid 4

2.2. De tweede generatie: groepsvrijstellingsverordeningen voor de-minimissteun en steun aan KMO’s die actief zijn in de productie, verwerking en afzet van landbouw- en visserijproducten 6

2.3. Transparantie en toezicht 7

  • 3. 
    Opgedane ervaringen met de toepassing van de machtigingsverordening en de bestaande groepsvrijstellingsverordeningen 7

3.1. Toepassing van de groepsvrijstellingsverordeningen door de lidstaten 7

3.2. Groepsvrijstellingsverordeningen voor KMO’s (behalve voor de landbouw- en visserijsector) en groepsvrijstellingsverordeningen voor opleiding en werkgelegenheid 9

3.3. Groepsvrijstellingsverordening voor KMO-steun in de landbouwsector 10

3.4. Groepsvrijstellingsverordening voor KMO-steun in de visserijsector 11

3.5. Transparantie en toezicht 11

  • 4. 
    Conclusies betreffende de toepassing van de machtigingsverordening en toekomstige ontwikkeling 12

ANNEX 14

  • 1. 
    INLEIDING

Bij Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad[1] (hierna “de machtigingsverordening” genoemd), goedgekeurd op 7 mei 1998, wordt de Commissie gemachtigd om bij verordening te verklaren dat bepaalde soorten van steunmaatregelen verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt (groepsvrijstellingsverordeningen) (artikel 1 van de machtigingsverordening), en dat bepaalde steunmaatregelen niet aan alle criteria van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag voldoen (de-minimissteun, artikel 2). Dergelijke steunmaatregelen zijn niet onderworpen aan de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag en kunnen dus door de lidstaten tot uitvoering worden gebracht zonder te wachten op een besluit van de Commissie.

De Commissie stelde de machtigingsverordening aan de Raad voor met de bedoeling op het gebied van de staatssteun tot duidelijkere prioriteiten en vereenvoudiging te komen. Daarbij werd een drievoudig effect nagestreefd:

  • op gebieden waar de Commissie over voldoende ervaring beschikt om algemene criteria inzake verenigbaarheid te definiëren, kunnen de lidstaten zonder verdere procedures met de Commissie steunmaatregelen tot uitvoering brengen waarvoor geen verenigbaarheidsproblemen bestaan;
  • gezien de rechtstreekse toepasselijkheid van verordeningen in de lidstaten (artikel 249 EG-Verdrag) kan de naleving van de groepsvrijstellingsverordeningen worden verzekerd door private rechtshandhaving voor de nationale rechterlijke instanties;
  • de groepsvrijstellingsverordeningen maken het mogelijk dat de Commissie haar middelen vooral inzet op die zaken waar de concurrentiedistorsie het grootst is.

Om een doeltreffend toezicht te verzekeren en het bij artikel 88, lid 1, van het EG-Verdrag verplicht gestelde voortdurende onderzoek door de Commissie van alle vormen van steun te garanderen, bevat de machtigingsverordening bepalingen inzake transparantie, rapportage en monitoring voor alle steunmaatregelen die uit hoofde van de groepsvrijstellingsverordeningen tot uitvoering worden gebracht.

Groepsvrijstellingsverordeningen kunnen voor de volgende soorten steunmaatregelen worden goedgekeurd (artikel 1 van de machtigingsverordening):

  • kleine en middelgrote ondernemingen (hierna “KMO’s” genoemd),
  • onderzoek en ontwikkeling (hierna ook “O&O” genoemd),
  • milieubescherming,
  • werkgelegenheid en opleiding, en
  • steunmaatregelen overeenkomstig de regionale-steunkaart die de Commissie voor elke lidstaat goedgekeurd heeft.

In de verordeningen worden door de Commissie het doel van de steunmaatregel, de categorieën van de begunstigden, de plafonds voor de vrijgestelde steun en de voorwaarden inzake cumulering en monitoring van steun nauwkeurig omschreven.

De de-minimisverordeningen (artikel 2 van de machtigingsverordening) garanderen dat steun die over een bepaalde tijdspanne aan dezelfde onderneming wordt toegekend, een bepaald maximumbedrag niet overschrijdt.

De Commissie dient het verslag over de toepassing van deze verordening overeenkomstig artikel 5 van de verordening in bij het Europees Parlement en de Raad. Het Adviescomité inzake overheidssteun heeft zich op 9.11.2006 over dit verslag gebogen.

Voor de voorbereiding van dit verslag deed de Commissie een beroep op de ervaringen van de lidstaten door middel van een vragenlijst die aan alle EU-lidstaten en de EVA-Staten die partij zijn bij de EER-Overeenkomst was gestuurd, en vervolgens naar aanleiding van een multilateraal overleg tussen de Commissie en de autoriteiten van de lidstaten op 27 juni 2006. De informatie die door de lidstaten werd verstrekt, vormt de basis voor deel drie van dit verslag.

  • 2. 
    BESTAANDE GROEPSVRIJSTELLINGSVERORDENINGEN

In gevolge de opgedane ervaringen met het definiëren van algemene criteria inzake verenigbaarheid en de ontwikkeling van de gemeenschappelijke markt heeft de Commissie sinds 2001 een reeks groepsvrijstellingsverordeningen voor steun aan KMO’s, werkgelegenheid en opleiding, alsmede een aantal de-minimisverordeningen aangenomen (voor de verwijzingen zie bijlage A). Alle verordeningen lopen momenteel tot 31 december 2006[2], met uitzondering van de verordening inzake de-minimissteun in de landbouwsector en de visserijsector, die een looptijd heeft tot 31 december 2008.

Er werden nog geen groepsvrijstellingsverordeningen aangenomen voor steun op het gebied van milieubescherming of voor O&O-steun aan grote ondernemingen, aangezien de ervaring met aangemelde steun als onvoldoende werd beschouwd.[3]

2.1. De eerste generatie: groepsvrijstellingsverordeningen voor KMO’s en de-minimissteun (behalve voor de landbouw- en visserijsector) en groepsvrijstellingsverordeningen voor opleiding en werkgelegenheid

In januari 2001 werd een eerste reeks van drie verordeningen goedgekeurd, namelijk Verordening (EG) nr. 68/2001 van de Commissie betreffende opleidingssteun, Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie betreffende de-minimissteun en Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie betreffende staatssteun aan KMO’s. Deze eerste generatie groepsvrijstellingsverordeningen werd in december 2002 aangevuld met Verordening (EG) nr. 2204/2002 van de Commissie betreffende werkgelegenheidssteun. De groepsvrijstellingsverordening betreffende werkgelegenheid heeft betrekking op steunregelingen, terwijl alle andere groepsvrijstellingsverordeningen ook individuele steunmaatregelen bestrijken buiten steunregelingen om.

In februari 2004 werd bij Verordening (EG) nr. 364/2004 van de Commissie het toepassingsgebied van de groepsvrijstellingsverordening KMO-steun uitgebreid tot steun aan onderzoek en ontwikkeling voor KMO’s. Tegelijk werden in deze verordening en in Verordening (EG) nr. 363/2004 van de Commissie de groepsvrijstellingsverordeningen voor KMO-steun en voor opleidingssteun op één lijn gebracht met de nieuwe definitie van kleine en middelgrote ondernemingen (zie verderop), en werd erin vastgesteld dat de specifieke jaarlijkse rapportageverplichtingen van beide groepsvrijstellingsverordeningen vervangen worden door het algemene jaarlijkse rapportagesysteem voor staatssteun na inwerkingtreding van de nieuwe rapportagebepalingen van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie (uitvoeringsverordening).[4]

Het toepassingsgebied van de verordeningen na wijziging en na afloop van het EGKS-Verdrag op 23 juli 2002 kan als volgt worden samengevat. De groepsvrijstellingsverordening voor opleidings- en werkgelegenheidssteun en het onderdeel “onderzoek en ontwikkeling” van de groepsvrijstellingsverordening voor KMO-steun bestrijken alle sectoren, met inbegrip van landbouw en visserij, en met als enige uitzondering steunmaatregelen ten behoeve van de kolenindustrie (opleiding, onderzoek en ontwikkeling voor KMO’s) en steunmaatregelen voor de kolenindustrie, de scheepsbouw en transport (werkgelegenheid); de groepsvrijstellingsverordening voor KMO’s (behalve voor onderzoek en ontwikkeling) bestrijkt niet de steunmaatregelen ten behoeve van de landbouw en visserij. Voorts sluit de groepsvrijstellingsverordening voor KMO’s steunmaatregelen voor de kolenindustrie uit, terwijl de de-minimisverordening de sectoren landbouw, visserij en transport uitsluit. Binnen het toepassingsgebied van de groepsvrijstellingsverordeningen moeten steunmaatregelen boven een bepaald maximumbedrag of met bepaalde specifieke kenmerken overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag bij de Commissie worden aangemeld.

Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie maakt steunmaatregelen mogelijk aan KMO’s voor initiële investeringen, externe consultancy en voor een eerste deelname aan vakbeurzen en tentoonstellingen. De ondernemingen worden gedefinieerd op basis van de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen als vastgesteld in een aanbeveling van de Commissie.[5]

Hoewel de machtigingsverordening melding maakt van “steun aan kleine en middelgrote ondernemingen” als een afzonderlijke steuncategorie, bieden alle andere soorten van vrijgestelde steunmaatregelen eveneens de mogelijkheid om via verhogingen onder bijzonder gunstige voorwaarden steun te bieden aan KMO’s.

In Verordening (EG) nr. 68/2001 van de Commissie betreffende opleidingssteun wordt de mogelijkheid geboden tot steunverlening aan algemene en specifieke opleidingen.

In Verordening (EG) nr. 2204/2002 van de Commissie betreffende werkgelegenheidssteun wordt de mogelijkheid geboden tot steunverlening ten behoeve van het scheppen van nieuwe banen en de indienstneming van kwetsbare (“achtergestelde”) en gehandicapte werknemers, alsook ter compensatie van de extra kosten die de indienstneming van gehandicapten met zich brengt.

In Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie betreffende de-minimissteun wordt vastgesteld dat steunmaatregelen aan een onderneming beneden de drempel van 100 000 EUR over een periode van drie jaar niet worden beschouwd als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag en bijgevolg niet onderworpen zijn aan de aanmeldingsverplichting.

2.2. De tweede generatie: groepsvrijstellingsverordeningen voor de-minimissteun en steun aan KMO’s die actief zijn in de productie, verwerking en afzet van landbouw- en visserijproducten

De tweede generatie van groepsvrijstellingsverordeningen maakt steunmaatregelen mogelijk voor KMO’s in de landbouw- en visserijsector en voert in deze sectoren een specifieke de-minimisverordening in.

Verordening (EG) nr. 1/2004 van de Commissie betreffende staatssteun voor KMO’s die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten, bestrijkt diverse typen steunverlening met inbegrip van investeringssteun voor de productie, de instandhouding van traditionele landschappen en gebouwen, en de verwerking en afzet, alsmede steun ter bevordering van de productie en de afzet van kwaliteitslandbouwproducten.

Krachtens Verordening (EG) nr. 1595/2004 van de Commissie betreffende staatssteun voor KMO’s die visserijproducten produceren, verwerken en afzetten, kan een aantal typen steunverlening worden vrijgesteld, met name: steun voor reclame en/of en afzetbevordering van visserijproducten, steun voor innovatieve acties en technische bijstand, steun voor de sloop van vissersvaartuigen, alsook belastingvrijstellingen voor brandstof die zijn toegekend overeenkomstig de richtlijnen van de Raad inzake de belasting op energieproducten en BTW, voor zover belastingvrijstellingen staatssteun vormen. De verordening is niet van toepassing op steunmaatregelen aan KMO’s indien de steunbedragen hoger liggen dan 1 miljoen EUR per begunstigde en per jaar, en evenmin op individuele projecten indien de subsidiabele uitgaven daarvan hoger zijn dan 2 miljoen EUR.

De ervaring heeft uitgewezen dat zeer kleine steunbedragen in de landbouw- en visserijsector niet voldoen aan de criteria van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. In oktober 2004 hechtte de Commissie haar goedkeuring aan Verordening (EG) nr. 1860/2004 betreffende de-minimissteun in de landbouw- en visserijsector. De verordening stelt nationale steunmaatregelen tot een bedrag van 3 000 EUR per landbouwer of visser over drie jaar vrij. Om concurrentieverstoring te vermijden moeten de lidstaten ook rekening houden met een algemeen plafond over drie jaar dat ongeveer gelijk is aan 0,3% van de landbouw- of visserijproductie.

2.3. Transparantie en toezicht

De machtigingsverordening en de specifieke groepsvrijstellingsverordeningen bevatten een reeks bepalingen inzake transparantie en toezicht.[6] Transparantie wordt hoofdzakelijk verzekerd door de publicatie van de beknopte informatie in het Publicatieblad en door de jaarlijkse verslaglegging.

Voor de eerste generatie groepsvrijstellingsverordeningen moeten de lidstaten de beknopte informatie binnen 20 werkdagen na de tenuitvoerlegging van de maatregel naar de Commissie sturen. In de tweede generatie groepsvrijstellingsverordeningen zijn er extra transparantiebepalingen ingevoerd. De beknopte informatie moet binnen 10 werkdagen vóór de inwerkingtreding van de steunmaatregel worden toegezonden. De Commissie publiceert de formulieren binnen vijf werkdagen in de authentieke taal op internet. Op het ogenblik dat de maatregel van kracht wordt, moet de lidstaat de volledige tekst van de steunmaatregel op internet publiceren.

Wat de rapportage betreft, zijn de lidstaten krachtens de machtigingsverordening verplicht een jaarlijks verslag over de toepassing van de groepsvrijstellingen in te dienen dat ter beschikking van de andere lidstaten moet worden gesteld. De uitvoeringsverordening voerde nieuwe bepalingen in voor een herzien gestandaardiseerd verslagmodel[7] voor alle bestaande steunmaatregelen met inbegrip van de door de groepsvrijstellingsverordeningen bestreken steun.

De toezichtsregels verplichten de lidstaten ertoe de dossiers tien jaar lang te bewaren.[8] Deze regels zijn ook van toepassing op de de-minimissteun hoewel de publicatie van de steunmaatregelen en de jaarlijkse verslaglegging in de-minimisverordening niet worden verplicht gesteld.

  • 3. 
    OPGEDANE ERVARINGEN MET DE TOEPASSING VAN DE MACHTIGINGSVERORDENING EN DE BESTAANDE GROEPSVRIJSTELLINGSVERORDENINGEN

3.1. Toepassing van de groepsvrijstellingsverordeningen door de lidstaten

De Commissie is van oordeel dat de toepassing van de machtigingsverordening en de tenuitvoerlegging van de groepsvrijstellingsverordeningen relatief succesvol zijn verlopen. Uit de ervaringen is gebleken dat de lidstaten groot voordeel hebben gehaald uit de bespoediging van het tenuitvoerleggingsproces van de steunmaatregelen in de gebieden die door de groepsvrijstellingsverordeningen worden bestreken. Voor de tien nieuwe lidstaten is de verordening een belangrijk hulpmiddel om hun beleid inzake staatssteun bij te stellen. Sommige lidstaten rapporteerden echter dat de invoering van de groepsvrijstellingsverordeningen hen had opgezadeld met overdreven administratieve lasten en verantwoordelijkheden die in de praktijk moeilijk uitvoerbaar zijn. De Commissie van haar kant is van oordeel dat de invoering van de groepsvrijstellingsverordeningen heeft geleid tot een vermindering van het aantal aangemelde zaken, waardoor de Commissie in beginsel meer middelen zou moeten kunnen besteden aan die zaken waar de concurrentiedistorsie het grootst is. Dit voordeel werd echter in grote mate ongedaan gemaakt door een stijging van het totale aantal staatssteunzaken als gevolg van de recente uitbreiding.

De toepassing van de groepsvrijstellingsverordeningen verschilt in grote mate naar gelang van de doelstelling en van lidstaat tot lidstaat. Er is relatief vaak gebruikgemaakt van steunmaatregelen voor KMO’s terwijl het aantal regelingen dat in het kader van de groepsvrijstellingsverordening betreffende werkgelegenheid tot uitvoering werd gebracht, eerder laag bleef. Of van groepsvrijstellingen wordt gebruikgemaakt, hangt vaak af van een bewuste beleidskeuze, zoals blijkt uit het voorbeeld van het ministerie voor Handel en Industrie in het Verenigd Koninkrijk dat de steunverlenende autoriteiten adviseert maximaal gebruik te maken van de groepsvrijstellingsverordeningen. Het aantal door sommige andere lidstaten ingediende maatregelen is daarentegen relatief klein.

Tussen 2001 en 2005 stelden de lidstaten de Commissie in kennis van bijna 1 300 steunmaatregelen die in het kader van de groepsvrijstellingsverordeningen tot uitvoering waren gebracht. Meer dan de helft daarvan betrof steun aan KMO’s in de be- en verwerkende industrie en de dienstensector; een kwart had betrekking op opleidingssteun. Er werden relatief weinig maatregelen aangemeld die betrekking hadden op steunmaatregelen ten behoeve van werkgelegenheid en KMO’s in de visserijsector (bijlage C, tabel 1).

In 2001 werden ongeveer 150 steunmaatregelen ten uitvoer gebracht op basis van twee groepsvrijstellingsverordeningen. Tussen 2001 en 2005 is dit aantal aanzienlijk gestegen. Alleen al in 2005 namen de lidstaten meer dan 400 nieuwe steunmaatregelen: 198 vrijgestelde steunmaatregelen voor KMO’s[9] hoofdzakelijk in de be- en verwerkende industrie en de dienstensector, 88 steunmaatregelen voor KMO’s in de landbouwsector, 69 maatregelen voor opleidingssteun, 26 voor werkgelegenheid en 22 voor KMO’s in de visserijsector.

Tussen 2001 en 2005 namen vier lidstaten, nl. Italië (met 28% van het totale aantal steunmaatregelen), het Verenigd Koninkrijk (23%), Duitsland (14%) en Spanje (11%), 75% van de maatregelen voor hun rekening. Sommige lidstaten dienden slechts relatief weinig maatregelen in: ongeveer 10 of minder in totaal voor Denemarken, Finland, Ierland, Luxemburg, Portugal, Zweden en Frankrijk.[10] De tien nieuwe lidstaten namen meer dan 20% van de in 2005 ingediende maatregelen voor hun rekening (bijlage C, tabel 2).

Er werden 160 steunmaatregelen voor KMO’s in de landbouwsector ten uitvoer gebracht, hetgeen overeenstemt met eerdere ramingen (nl. dat ca. 30% van alle landbouwsteunmaatregelen onder de groepsvrijstellingsverordeningen vallen). Tot op heden is hiervan het meest gebruikgemaakt in Italië (39 maatregelen in 2004 en 2005), het Verenigd Koninkrijk (23), Frankrijk (22) en Spanje (21). De lidstaten zijn in 2005 ook gebruik beginnen te maken van de groepsvrijstellingsverordeningen ten behoeve van KMO’s uit de visserijsector, met name Italië (13).

Wat de uitgaven betreft, werd in 2005 in het kader van de drie groepsvrijstellingsverordeningen voor steunmaatregelen aan KMO’s, opleidingssteun en werkgelegenheidssteun ongeveer 2,9 miljard EUR toegekend[11]. 1,5 miljard EUR betrof steun aan KMO’s, 1,0 miljard EUR opleidingssteun en 0,4 miljard EUR werkgelegenheidssteun. Op EU-niveau vertegenwoordigden de steunmaatregelen in het kader van de groepsvrijstellingsverordeningen ongeveer 8% van alle steunmaatregelen voor horizontale doelstellingen in 2005, hoewel het aandeel voor bepaalde lidstaten aanzienlijk hoger lag: Griekenland 25%, Estland 29%, Portugal 33% en Polen 63% (bijlage C, tabel 3).

3.2. Groepsvrijstellingsverordeningen voor KMO’s (behalve voor de landbouw- en visserijsector) en groepsvrijstellingsverordeningen voor opleiding en werkgelegenheid

De Commissie stelt vast dat ondanks de daling van het aantal aanmeldingen de lidstaten bepaalde steunmaatregelen blijven aanmelden, met name indien:

  • de maatregel buiten het toepassingsgebied van de groepsvrijstellingsverordeningen valt;
  • er op grond van de drempel van de groepsvrijstellingsverordening een aanmeldingverplichting ontstaat, bijvoorbeeld: in de groepsvrijstellingsverordening betreffende opleidingssteun is per project een drempel van 1 miljoen EUR vastgesteld;
  • er een (subjectief) gebrek aan rechtszekerheid is.

Een analyse van de maatregelen die nog steeds worden aangemeld, toont aan dat een aanzienlijk aantal steunmaatregelen voor de groepsvrijstellingsverordeningen in aanmerking kan komen. In deze context heeft de Commissie in een aantal gevallen de lidstaten aangeraden gebruik te maken van de groepsvrijstellingsverordeningen.

Toch hebben de lidstaten bij de toepassing van de groepsvrijstellingsverordeningen met bepaalde moeilijkheden te kampen gehad. Vaak wordt gewezen op een gebrek aan klaarheid van bepaalde bepalingen en definities die vatbaar zijn voor verschillende interpretaties.

Wat de toepassing betreft van de groepsvrijstellingsverordening opleidingssteun, werden relatief weinig problemen gemeld. Toch werd een aanzienlijk aantal steunmaatregelen aangemeld aangezien de drempel van 1 miljoen EUR als neergelegd in de groepsvrijstellingsverordening was overschreden en bijgevolg verplichting tot afzonderlijke aanmelding ontstond. Deze maatregelen werden over het algemeen in het licht van de voorschriften van de groepsvrijstellingsverordening beoordeeld en over het algemeen goedgekeurd. Uit een analyse van deze gevallen en vragen is echter gebleken dat de lidstaten kampen met problemen inzake de correcte toepassing van bepaalde voorschriften zoals met betrekking tot de in aanmerking komende kosten als gedefinieerd in artikel 4, lid 7, meer bepaald de personeelskosten van degenen die de opleiding volgen, uitgaven voor materiaal en benodigdheden, kosten voor opleidings- en personeelseenheden, en inzake het onderscheid tussen algemene en specifieke opleiding volgens artikel 2, onder d), en e).

Het aantal maatregelen voor werkgelegenheidssteun dat in het kader van de desbetreffende groepsvrijstellingsverordening is aangemeld of ten uitvoer gebracht, is relatief klein. De lidstaten hebben de betrokken gevallen aangemeld vanwege de behoefte aan rechtszekerheid of omdat krachtens artikel 9 van de groepsvrijstellingsverordening werkgelegenheidsteun er een verplichting tot aanmelding was, meer bepaald voor extra categorieën kwetsbare werknemers en de omzetting van contracten. Talrijke van de lidstaten uitgaande vragen over voorschriften en definities hebben aangetoond dat er problemen zijn bij de toepassing van de bepalingen van de groepsvrijstellingsverordening betreffende werkgelegenheid, bv. inzake sociale werkvoorzieningen, kosten voor de indienstneming van gehandicapten, banen voor gehandicapte en kwetsbare werknemers die gedurende een bepaalde periode moeten worden gehandhaafd, extra kosten in verband met de arbeidsvoorwaarden van gehandicapten. Daarnaast ervaren een aantal lidstaten de bepalingen als te ingewikkeld waardoor althans ten dele het relatief kleine aantal steunmaatregelen kan worden verklaard dat in het kader van de groepsvrijstellingsverordening betreffende werkgelegenheid ten uitvoer wordt gebracht. Indien deze tendens zich voortzet, kan er voor de Commissie aanleiding bestaan om het toepassingsgebied van de groepsvrijstellingsverordening betreffende werkgelegenheid te herzien.

In een zaak[12] tegen de Commissie verzocht België om de nietigverklaring van de groepsvrijstellingsverordening betreffende werkgelegenheid. In zijn arrest verwierp het Hof van Justitie het beroep van België, handhaafde het de verordening van de Commissie en verklaarde inzake de respectieve bevoegdheden van de Commissie en de Raad op het gebied van de staatssteun het volgende: Het Hof oordeelde dat de Commissie haar bevoegdheden niet had overschreden door voor staatssteun verenigbaarheidscriteria te definiëren. De Commissie diende zich niet te beperken tot een eenvoudige codificatie van de bestaande praktijk, maar mocht van haar ervaring gebruikmaken om nieuwe criteria inzake verenigbaarheid te definiëren, eventueel zelfs strengere criteria dan de bestaande. De Raad verleende bij Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad de Commissie de bevoegdheid om te verklaren dat bepaalde soorten staatssteun verenigbaar waren met de gemeenschappelijke markt en niet aan de verplichting tot aanmelding onderworpen waren.

In de meeste lidstaten is ruim gebruikgemaakt van de groepsvrijstellingsverordening KMO-steun. Diverse landen maakten melding van problemen met de toepassing van de bestaande definitie van kleine en middelgrote ondernemingen die als ingewikkeld werd beschouwd. Bepaalde steunmaatregelen voor KMO’s worden nog steeds aangemeld gezien het (vermoede) risico dat grote ondernemingen van de steunmaatregel zouden kunnen profiteren. Voorts stelde de Commissie vast dat in bepaalde sectoren de groepsvrijstellingsverordening moeilijk kan worden toegepast vanwege de complexiteit van de steunregelingen, bv. steun voor breedband.

De Commissie heeft de lidstaten bijgestaan voor de interpretatie van de specifieke bepalingen en definities van de groepsvrijstellingsverordeningen. Tezamen met de aanzienlijke inspanningen van de lidstaten heeft deze steun geleid tot een betere kwaliteit van de ingediende beknopte informatie en tot een relatief vlot verloop van de administratieve procedure.

3.3. Groepsvrijstellingsverordening voor KMO-steun in de landbouwsector

De Commissie stelt vast dat de lidstaten een zeer verschillend gebruik hebben gemaakt van Verordening (EG) nr. 1/2004. Dit kan liggen aan de kortere of langere tijd die de nationale overheden nodig hebben om zich aan de nieuwe verordening aan te passen, vooral in lidstaten waar een groot aantal steunmaatregelen op regionaal niveau wordt beheerd. Uit een analyse van de nog steeds aangemelde maatregelen blijkt dat een groot aantal ervan gemakkelijk voor de vrijstellingsverordening in aanmerking had kunnen komen. Een van de redenen hiervoor is mogelijk het risico dat niet-KMO’s zouden profiteren van de steunmaatregel hoewel in de meeste lidstaten landbouwbedrijven waarschijnlijk wel onder de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen vallen.

Wat de tien nieuwe lidstaten betreft, zijn de specifieke regelingen voor bestaande steunmaatregelen in de landbouwsector[13] wellicht de voornaamste oorzaak van het feit dat slechts een relatief klein aantal nieuwe steunmaatregelen is ingevoerd en dat van de vrijstellingsverordening zelden wordt gebruikgemaakt. Dit kan veranderen zodra de uitdovingsclausule voor bestaande steunmaatregelen van kracht wordt na 1 mei 2007.

In verband met de toepassing van Verordening (EG) nr. 1/2004 werden relatief weinig problemen vastgesteld. De voornaamste problemen hebben betrekking op de interpretatie van de voorschriften van artikel 4, lid 8, en artikel 7, lid 7, waarin is bepaald dat alleen investeringssteun die niet is beperkt tot specifieke landbouwproducten, door de verordening wordt bestreken. Er zijn ook vragen gerezen in verband met de bepaling van artikel 4, lid 8, dat “gewone vervangingsinvesteringen” niet zijn vrijgesteld. In totaal bestond voor rond 10% van de maatregelen waarvoor beknopte informatieformulieren uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1/2004 werden ingediend, enige bezorgdheid dat niet aan alle voorwaarden van de verordening was voldaan.

3.4. Groepsvrijstellingsverordening voor KMO-steun in de visserijsector

Na een beginfase van beperkte belangstelling voor de nieuwe groepsvrijstellingsverordening KMO-steun in de visserijsector noteerde de Commissie een toenemende belangstelling en toepassing van deze verordening in een aantal lidstaten. Een voorafgaand toezicht door de Commissie van de maatregelen helpt de lidstaten de bepalingen van de verordening correct toe te passen en de toepassing zonodig te verbeteren. De publicatie van de vrijgestelde steunmaatregelen op internet heeft de transparantie en een doeltreffende controle op staatssteun in de visserijsector bevorderd. Transparantie en toezicht

3.5. Transparantie en toezicht

Publiceren van maatregelen die onder een groepsvrijstellingsverordening vallen

Gezien de verplichting in 19 talen te vertalen, worden de maatregelen waarvoor een groepsvrijstellingsverordening geldt, na ongeveer zes maanden in het Publicatieblad gepubliceerd. In de periode na de toetreding ontstond extra vertraging. Bovendien rijst de vraag of openbaarmaking in het Publicatieblad wel de beste manier is om de transparantie te verzekeren. Mogelijk is een tijdige publicatie op internet in de authentieke taal een geschiktere manier. Om onmiddellijk meer transparantie te verzekeren, publiceert de Commissie de oorspronkelijke taalversie van de beknopte informatieformulieren die na 1 januari 2006 werden ingediend op internet, ook al bestaat hiervoor geen wettelijke verplichting.

De extra bepalingen die met de tweede generatie groepsvrijstellingsverordeningen werden ingevoerd (zie punt 2.3), hebben de transparantie aanzienlijk verbeterd.

Jaarlijkse verslaglegging

Met de nieuwe rapportageverplichtingen van de uitvoeringsverordening werd de informatie die voor alle steunmaatregelen is vereist, gestandaardiseerd en vereenvoudigd. Hierdoor werden de administratieve lasten van de lidstaten verlicht. Zoals bepaald in de machtigingsverordening heeft de Commissie de lidstaten via CIRCA[14] ook in kennis gesteld van het aantal generiek vrijgestelde steunmaatregelen en de daarmee verbonden kosten.

Toezicht

Voor de groepsvrijstellingsverordeningen die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, controleert DG Concurrentie vooraf in beperkte mate of de beknopte informatie wel volledig is. DG Landbouw onderzoekt de beknopte informatieformulieren vóór de tenuitvoerlegging waardoor eventuele problemen vroegtijdig kunnen worden opgespoord.

Wat de de-minimisverordening betreft, ligt het grootste verschil met andere groepsvrijstellingsverordeningen in het feit dat vooreerst de steunverlenende autoriteit de (mogelijke) begunstigde moet informeren dat hij de-minimissteun ontvangt, en zij voorts formeel verplicht is na te gaan of de begunstigde niet reeds andere de-minimissteun heeft ontvangen, ten einde te vermijden dat door de nieuwe steun het totaalbedrag van de gecumuleerde de-minimissteun boven de maximumdrempel komt te liggen. Bij de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 69/2001 was overeengekomen dat van de eerste voorwaarde kon worden afgezien indien een centraal register zou worden opgezet van de-minimissteun van alle autoriteiten in de lidstaat. Voor zover de Commissie bekend is, bestaat een dergelijk register slechts in enkele lidstaten (Slowakije, Litouwen).

Door de machtigingsverordening werd ook de rol van de nationale rechtbanken uitgebreid. Klagers kunnen een beroep doen op de nationale rechtbanken indien hun concurrenten steun hebben ontvangen die niet in overeenstemming is met de criteria van de relevante groepsvrijstellingsverordening. Indien de nationale rechtbanken tot het besluit komen dat aan de criteria niet is voldaan, moet de steun worden beschouwd als niet-aangemelde steun met alle mogelijke gevolgen vandien, onder meer terugvordering van de begunstigden. De Commissie heeft geen kennis van enige zaak die bij een nationale rechtbank aanhangig is gemaakt.

  • 4. 
    CONCLUSIES BETREFFENDE DE TOEPASSING VAN DE MACHTIGINGSVERORDENING EN TOEKOMSTIGE ONTWIKKELING

Uit de ervaring is gebleken dat de doelstellingen van de machtigingsverordening ruimschoots zijn gehaald: de lidstaten konden 1 300 steunmaatregelen voor een hele reeks doelstellingen door middel van een vereenvoudigde procedure ten uitvoer brengen. Dit ging gepaard met een aanzienlijke teruggang van het aantal aangemelde steunmaatregelen; het gevolg hiervan was echter alleen dat de Commissie beter het hoofd kon bieden aan de toegenomen werkdruk vanwege de recente uitbreiding. Toch gaan sommige lidstaten er mee door om steunmaatregelen aan te melden die krachtens een groepsvrijstellingsverordening hadden kunnen worden uitgevoerd, veelal om redenen van rechtszekerheid. Bij de geplande herziening van de groepsvrijstellingsverordeningen zal de Commissie ernaar streven de diverse bepalingen en definities te verduidelijken en te verbeteren en zal zij het toepassingsgebied van de verordeningen opnieuw bezien, teneinde de aanmeldingseisen verder te vereenvoudigen en tegelijk te garanderen dat de groepsvrijstellingsverordeningen alleen soorten zaken blijven bestrijken waarin met een grote mate van zekerheid concurrentieproblemen kunnen worden uitgesloten.

In lijn met het Actieplan Staatssteun[15] is de Commissie voornemens alle bestaande groepsvrijstellingsverordeningen die onder haar verantwoordelijkheid vallen, in één algemene groepsvrijstellingsverordening samen te brengen en het toepassingsgebied ervan uit te breiden tot bepaalde soorten milieusteun. Dit zal ook de groepsvrijstellingsverordening betreffende regionale steun omvatten die op 24 oktober 2006 werd goedgekeurd[16]. Aangezien de wetgevingsprocedure niet vóór eind 2006 zal zijn afgerond, heeft de Commissie in december 2006 de geldigheidsduur van de betrokken verordeningen verlengd tot 30 juni 2008. Op 6 december 2006 werd een nieuwe groepsvrijstellingsverordening betreffende steun aan KMO's die actief zijn op het gebied van landbouwproducten, goedgekeurd. Met deze nieuwe groepsvrijstellingsverordening wordt de werkingssfeer van de groepsvrijstellingsverordening voor KMO-steun (Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12.1.2001 als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 364/2004 van 25.2.2004) uitgebreid tot steun aan KMO's die actief zijn op het gebied van de verwerking en afzet van landbouwproducten. Op 12 december 2006 is een nieuwe verordening voor de de minimis -steun vastgesteld.[17] (bijlage A)

Eveneens overeenkomstig het Actieplan Staatssteun is de Commissie voornemens haar inspanningen inzake toezicht op te voeren om de naleving van de groepsvrijstellingsverordeningen door de lidstaten te verzekeren. Daartoe moeten de voorschriften van de verordeningen inzake transparantie, rapportage en toezicht zorgvuldig opnieuw worden bezien.

ANNEX

A List of all (group exemption and de minimis) Regulations on the basis of the Enabling Regulation

  • Commission Regulation (EC) No 68/2001 of 12 January 2001 on the application of Articles 87 and 88 of the EC Treaty to training aid (OJ L 10, 13.01.2001, p. 20-29); (Press release IP/00/1415) and No 363/2004 of 25 February 2004 amending Regulation (EC) No 68/2001 (OJ L 63, 28.02.2004, p. 20-21); (Press release IP/03/1788)
  • Commission Regulation (EC) No 69/2001 of 12 January 2001 on the application of Articles 87 and 88 of the EC Treaty to de minimis aid (OJ L 10, 13.1.2001, p. 30-32); (Press release IP/00/1415)
  • Commission Regulation (EC) No 70/2001 of 12 January 2001 on the application of Articles 87 and 88 of the EC Treaty to State aid to SME s (OJ L 10, 13.01.2001, p. 33-42); (Press release IP/00/1415) and No 364/2004 of 25 February 2004 amending Regulation (EC) No 70/2001 as regards the extension of its scope to include aid for research and development (OJ L 63, 28.02.2004, p. 22-29); (Press release IP/03/1788)
  • Commission Regulation (EC) No 2204/2002 of 5 December 2002 on the application of Articles 87 and 88 of the EC Treaty to State aid for employment (OJ L 337, 13.12.2002, p. 3-14); (Press release IP/02/1618)
  • Commission Regulation (EC) No 1/2004 of 23 December 2003 on the application of Articles 87 and 88 of the EC Treaty to State aid to SMEs active in the production, processing and marketing of agricultural products (OJ L 1, 03.01.2004, p. 1-16); (Press release IP/03/1691)
  • Commission Regulation (EC) No 1595/2004 of 8 September 2004 on the application of Articles 87 and 88 of the EC Treaty to State aid to SMEs active in the production, processing and marketing of fisheries products (OJ L 291 of 14.09.2004, p. 3-11); (Press release IP/04/827)
  • Commission Regulation (EC) No 1860/2004 of 6 October 2004 on the application of Articles 87 and 88 of the EC Treaty to de minimis aid in the agriculture and fisheries sector (OJ L 325, 28.10.2004, p. 4-9); (Press release IP/04/1188)
  • Commission Regulation (EC) No 1628/2006 of 24 October 2006 on the application of Articles 87 and 88 of the EC Treaty to national regional investment aid (OJ L 302 of 1.11.2006, p. 29-40); ( IP/06/1453 of 24/10/2006 )
  • Commission Regulation (EC) No 1857/2006 of 15 December 2006 on the application of Articles 87 and 88 of the Treaty to State aid to small and medium-sized enterprises active in the production of agricultural products and amending Regulation (EC) 70/2001 (OJ L 358 of 16.12.2006, p.3-21); (IP/06/1697 of 6.12.2006)
  • Commission Regulation (EC ) on the application of Articles 87 and 88 of the Treaty to de minimis aid, adopted by the Commission on 12.12.2006 (IP/06/1765), state aid reform/Legislation section on Commission Web page: http://ec.europa.eu/comm/competition/state_aid/reform/reform.html
  • Commission Regulation (EC) amending Regulations (EC) No 2204/2002, (EC) No 70/2001 and (EC) No 68/2001 as regards the extension of the periods of application (publication forthcoming)

B List of draft (group exemption and de minimis) Regulations on the basis of the Enabling Regulation

  • Draft Commission Regulation (EC) on the application of Articles 87 and 88 of the Treaty to de minimis aid in the fisheries sector and amending Regulation (EC) No 1860/2004, (Press release IP/06/825), OJ C 276 of 14.11.2006, p. 7., available at http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/en/oj/2006/c_276/c_27620061114en00070013.pdf

C Statistical annexes

Table 1 : Trend in the number of measures for which summary information forms were submitted under the State aid GER, 2001-2005, EU-25

[pic]

Note: The table excludes cases withdrawn. Figures for the EU-10 Member States are included as of 1 May 2004. Source: DG Competition, DG Fisheries, DG Agriculture

Table 2: Number of measures by Member State for which summary information forms were submitted under the State aid GER, 2001-2005

[pic]

Note: The table excludes cases withdrawn. Figures for the EU-10 Member States are included as of 1 May 2004. Source: DG Competition, DG Fisheries, DG Agriculture

Table 3: Aid awarded under measures for which summary information forms were submitted under the State aid GER, 2005 (in million Euro)

[pic]

Source: DG Competition - Scoreboard Autumn 2006 (Table 13). Figures exclude expenditure for measures submitted under the group exemptions for agriculture and fisheries. Figures for the EU-10 Member States are included from 1 May 2004.

Useful links and addresses:

D State aid Scoreboard

Web-address: http://ec.europa.eu/comm/competition/state_aid/studies_reports/studies_reports.html

E Web-page addresses of the publication of the GER measures in authentic language

  • DG COMP:

http://ec.europa.eu/comm/competition/state_aid/register/

  • DG AGRI:

http://ec.europa.eu/agriculture/stateaid/exemption/info_en.htm

  • DG FISH:

http://ec.europa.eu/fisheries/legislation/state_aid/block_exemption_en.htm

F List of Commission Units responsible for GER/Contact addresses

DG COMP:

  • Unit I1 - State aid Policy,

Head of Unit Alain ALEXIS, tel: +32 2 29 55303

  • Unit I3 - State aid network and transparency,

Head of Unit Wolfgang MEDERER, tel: +32 2 29 53584

DG AGRI:

  • Unit H2 Competition

Head of Unit Susana MARAZUELA AZPIROZ tel: +32 2 29 65725

DG FISH:

  • Unit D3 – Legal issues,

Michel MORIN, tel: +32 2 29 67022

DG TREN:

  • Unit A4 – Internal market and Competition,

Anna COLUCCI, tel: +32 2 29 68319

Questions and information on the Evaluation Report:

Wolfgang Mederer

European Commission

DG Competition

Unit I3 - State aid network and transparency

Rue de la Loi, 200

1000 Brussels

Belgium

E-mail to DG Competition: stateaidgreffe@ec.europe.eu

[1] Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen, PB L 142 van 14.5.1998, blz. 1.

[2] Voor de verlenging zie punt 4.

[3] Voor regionale-investeringssteun zie punt 4 en voetnoot 16.

[4] Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1).

[5] Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36), met ingang van 1 januari 2005, ter vervanging van Aanbeveling 96/280/EG van de Commissie van 3 april 1996 (PB L 107 van 30.4.1996, blz. 4).

[6] Artikel 3 van de machtigingsverordening.

[7] Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21.4.2004 (PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1); zie hoofdstuk III en bijlage III A, III B (landbouw) en III C (visserij).

[8] Artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 (PB L 83 van 27.3.1999, blz. 6): “De bevoegdheden van de Commissie om steun terug te vorderen verjaren na een termijn van tien jaar”.

[9] Rond 20% van deze maatregelen betrof onderzoek en ontwikkeling.

[10] Voor Frankrijk is de landbouwsector niet in de cijfers begrepen.

[11] Voor landbouw en visserij zijn er nog geen cijfers beschikbaar.

[12] Arrest van 14 april 2005, zaak C-110/03, België/Commissie, Jurispr. 2005, blz. I-2801.

[13] Verdrag betreffende de toetreding, bijlage IV, punt 4 “Landbouw”, PB L 236 van 23.9.2003, blz. 798.

[14] CIRCA (“Communication & Information Resource Centre Administrator”) maakt de uitwisseling van vertrouwelijke en niet-vertrouwelijke informatie tussen de Commissie en de lidstaten mogelijk.

[15] http://ec.europa.eu/comm/competition/state_aid/reform/reform.html.

[16] Verordening (EG) nr. 1628/2006 van de Commissie van 24 oktober 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op nationale regionale investeringssteun (PB L 302 van 1.11.2006, blz. 29).

[17] Met inbegrip van steun aan de vervoerssector.

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.