Artikel 12: Licenties op octrooien - Hoofdinhoud
De Lid-Staten, personen en ondernemingen hebben op hun tot de Commissie gericht verzoek het recht, niet-uitsluitende licenties op octrooien, voorlopig bescherminggevende rechten, gebruiksmodellen of octrooiaanvragen, die eigendom der Gemeenschap zijn, te verkrijgen, voor zover zij in staat zijn de desbetreffende uitvindingen daadwerkelijk te exploiteren.
De Commissie moet onder dezelfde voorwaarden sub-licenties verlenen op octrooien, voorlopig bescherminggevende rechten, gebruiksmodellen of octrooiaanvragen, wanneer de Gemeenschap krachtens een licentie-overeenkomst daartoe de bevoegdheid heeft.
Op voorwaarden, welke in onderlinge overeenstemming met de gegadigden worden vastgesteld, verleent de Commissie die licenties of sub-licenties en deelt zij alle voor de exploitatie daarvan noodzakelijke kennis mede. Die voorwaarden hebben met name betrekking op een passende vergoeding en eventueel op de bevoegdheid, toe te kennen aan de gegadigde, om aan derden sub-licenties te verlenen evenals op de verplichting de medegedeelde kennis als fabrieksgeheim te behandelen.
Bij gebreke van overeenstemming over de vaststelling van de in de derde alinea bedoelde voorwaarden, kunnen de gegadigden zich wenden tot het Hof van justitie, ten einde passende voorwaarden te doen vaststellen.
De bepalingen van deze afdeling gaan ervan uit, dat de kennis, waarover de Gemeenschap de beschikking heeft, ten dienste van alle belanghebbenden binnen de Gemeenschap wordt gesteld.
Onderscheid wordt gemaakt tussen kennis, die door speciale rechten, b.v. octrooirechten, wordt beschermd, en de niet speciaal beschermde kennis. Artikel 12 behandelt in hoofdzaak de beschermde, artikel 13 de niet speciaal beschermde kennis van de Gemeenschap.
Artikel 12
De - door speciale rechten beschermde kennis, b.v. de uitvinding, waarvoor octrooi is verleend, mag niet worden toegepast zonder toestemming (licentie) van de rechthebbende. Artikel 12 bepaalt daarom, dat Lid-Staten, personen en ondernemingen binnen de Gemeenschap zonder onderscheid recht hebben op de verkrijging van licenties van octrooien of andere industriële eigendomsrechten, die eigendom zijn van de Gemeenschap. De licenties zijn vanzelfsprekend ,niet-uitsluitend, d.w.z. de Gemeenschap behoudt het recht ook anderen de toepassing ervan toe te staan.
Hetzelfde geldt voor octrooien en andere industriële eigendomsrechten, die aan derden toebehoren en waarover de Gemeenschap kan beschikken, d.w.z. rechten, waarvan zij licenties heeft en z.g. onderlicenties van kan geven. De gegadigden moeten ter verkrijging van een licentie een verzoek indienen, dat alleen voor inwilliging in aanmerking komt, voor zover zij in staat zijn de desbetreffende uitvindingen daadwerkelijk te exploiteren.
Over de voorwaarden, waartegen deze licenties en onderlicenties worden verleend, daaronder begrepen de te betalen passende vergoeding, moet overeenstemming worden bereikt tussen de Gemeenschap en de gegadigde licentiehouder. Indien geen overeenstemming wordt bereikt, staat beroep op het Hof open.
De vergoeding, welke de Gemeenschap kan vragen, vormt een zekere compensatie voor de hoge kosten, welke het aan uitvindingen voorafgaand onderzoek medebrengt, of voor de betaling, welke de Gemeenschap zelf veelal zal hebben moeten verrichten om de beschikking over bepaalde octrooien of andere rechten te verkrijgen.
De door octrooien of andere industriële eigendomsrechten beschermde uitvindingen kunnen veelal slechts dan behoorlijk door de licentiehouder worden toegepast, indien deze ook beschikt over de voor de toepassing nodige specifieke technische gegevens, de z.g. ,know how, die niet in het octrooischrift is neergelegd en die de licentiehouder dus niet zonder meer kan kennen. Daarom is verder bepaald, dat met de licenties en onderlicenties ook deze ,know how moet worden medegedeeld, zodat de gegadigden ook daadwerkelijk tot exploitatie in staat worden gesteld.