Artikel 11: Nakoming verplichtingen - Hoofdinhoud
De Lid-Staten treffen alle passende maatregelen ten einde de regeringen in staat te stellen hun uit dit Verdrag voortvloeiende verplichtingen betreffende douanerechten binnen de vastgestelde termijnen na te komen.
Uit het Verdrag vloeien voor de Lid-Staten tal van verplichtingen voort met betrekking tot de vaststelling van de douanerechten, zowel voor wat betreft het verkeer tussen de Lid-Staten als ten aanzien van het verkeer met derde Staten. De verplichting tot afschaffing van de douanerechten tussen de zes landen en tot toepassing van een gemeenschappelijk tarief van douanerechten ten aanzien van derde landen wordt terecht door het Verdrag gekwalificeerd als één van de grondslagen der Gemeenschap. Voor de precisering van deze verplichting zijn in het Verdrag uitvoerige regels opgenomen.
Ten einde te bevorderen, dat de aldus op ieder moment bestaande verplichting prompt kan worden nagekomen, is, aan de Lid-Staten de additionele verplichting opgelegd om - uiterraard voor zover nodig - de wettelijke maatregelen te nemen, die de Regering in staat stellen de douanerechten op het door het Verdrag vereiste niveau vast te stellen.
Artikel 11 verplicht de Lid-Staten om, wanneer niet reeds uit hoofde van 'de bestaande nationale wetgeving de Regering bevoegd is tot het vaststellen van de douanerechten, zodanige wetgeving in te voeren. Aan dit artikel ligt de gedachte ten grondslag, dat, wanneer eenmaal het Verdrag na parlementaire goedkeuring door de Lid-Staten is geratificeerd, de uitvoering daarvan al-thans op het gebied van de douanerechten niet meer op ieder moment afhankelijk mag zijn van een parlementair votum.
In Nederland is krachtens de bestaande wetgeving de Kroon niet bevoegd om zelfstandig douanerechten vast te stellen of te wijzigen. Weliswaar wordt in de wet van 1 augustus 1947, StB. H 282, in beperkte mate en behoudens bekrachtiging bij de wet zodanige bevoegdheid verleend, doch deze regeling beantwoordt niet, althans niet volledig aan de in artikel 11 op de Lid-Staten gelegde verplichting. Derhalve wordt bij afzonderlijk wetsontwerp aan de Staten-Generaal een voorziening ter zake voorgesteld.