Hoge Raad der Nederlanden - Hoofdinhoud
De Hoge Raad der Nederlanden is het hoogste rechtscollege van ons land. De belangrijkste taak van de Hoge Raad betreft de cassatierechtspraak. Dit betekent dat de Hoge Raad beoordeelt of bij de uitspraken van lagere rechters (meestal gerechtshoven) de procedures en de procesregels juist zijn gevolgd en toegepast.
De Hoge Raad heeft een zelfstandige positie. De rechters vallen niet onder de Raad van de Rechtspraak, de overkoepelende organisatie van de rechtbanken en gerechtshoven. De procureur-generaal, die het parket leidt, valt ook niet onder het Openbaar Ministerie.
De huidige president van de Hoge Raad is Dineke de Groot. Zij bekleedt de functie sinds 1 november 2020. De Hoge Raad is gevestigd in Den Haag.
Inhoudsopgave
De Hoge Raad heeft drie belangrijke taken. In de eerste plaats bewaakt de Hoge Raad de rechtseenheid en rechtsontwikkeling in Nederland. Dit gebeurt onder andere door de cassatierechtspraak. De uitspraken van de Hoge Raad bieden lagere rechters en gerechtshoven handvaten voor uitspraken in de toekomst.
Wanneer de Hoge Raad in de cassatierechtspraak een zaak opnieuw bekijkt, verricht deze geen nieuw onderzoek. Er wordt alleen gekeken of het recht goed is toegepast en of de procedures juist zijn gevolgd.
In de tweede plaats behandelt de Hoge Raad zogeheten prejudiciële vragen van lagere rechtsorganen. Rechtbanken en gerechtshoven kunnen via deze weg advies vragen over een rechtsregel. Het moet dan gaan om vragen die betrekking hebben op een lopende zaak en een kwestie waarover de Hoge Raad nog niet eerder heeft beslist.
In de derde plaats kan de Hoge Raad rechters schorsen of ontslaan, en is de Hoge Raad de rechtbank waar misbruik van bevoegdheden van hoge ambtsdragers (ministers en staatssecretarissen) en Eerste en Tweede Kamerleden wordt behandeld.
Tot slot geeft de Hoge Raad de regering gevraagd advies over beleid met betrekking tot de rechtspraak.
Jaarlijks geeft de Hoge Raad een jaarverslag uit waarin gereflecteerd wordt op het functioneren van de Raad.
De Hoge Raad is in artikel 118 in de grondwet verankerd en is tevens in artikel 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie opgenomen. In deze twee wetten is onder andere vastgelegd hoe leden van de Hoge Raad worden benoemd, hoe de Hoge Raad opereert en wat de verhouding is tussen de Hoge Raad en de rest van de Nederlandse rechterlijke macht.
De Hoge Raad bestaat uit 1 president, maximaal 7 vicepresidenten, maximaal 30 raadsheren en maximaal 15 raadsheren in buitengewone dienst. Daarnaast wordt de Hoge Raad bijgestaan door een griffier met diens staf.
De leden van de Hoge Raad zijn verdeeld over drie verschillende kamers: een civiele kamer, een strafkamer en een belastingkamer. Er is een vierde kamer, de zogeheten ombudskamer, die wordt voorgezeten door de president van de Hoge Raad en deze heeft geen vaste samenstelling. Deze vierde kamer behandelt verzoeken tot schorsing of ontslag van rechters. Ook wanneer er een klacht is over een rechter van de Hoge Raad, behandelt de vierde kamer deze.
Hoewel de Hoge Raad een onafhankelijke positie heeft, ontvangt de raad jaarlijks een budget van de minister van Veiligheid en Justitie. De directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad legt over de besteding van dit budget verantwoording af aan de minister.
Naast de raad zelf kent het instituut Hoge Raad ook nog het parket en een wetenschappelijk bureau. In totaal zijn er circa honderd mensen werkzaam bij de Hoge Raad.
Benoemingen
De leden van de Hoge Raad worden bij Koninklijk Besluit voor het leven benoemd. De wet bepaalt dat rechters ook op eigen verzoek of bij het bereiken van de leeftijd van 70 jaar ontslagen worden.
De Grondwet bepaalt dat de leden (raadsheren) van het hoogste rechtscollege, de Hoge Raad der Nederlanden, worden benoemd uit een voordracht van drie personen, opgemaakt door de Tweede Kamer (artikel 118 i, eerste lid). Het komt praktisch nooit voor dat daarvan wordt afgeweken.
In 2019-2020 hield de regering een internetconsultatie i om de voordrachtsprocedure i in de Grondwet te wijzigen. Niet de Tweede Kamer maar een voordrachtscommissie zou de voordracht moeten doen. Dit wetsvoorstel werd uiteindelijk niet ingediend.
Het principe van een college van beroep in de rechtspraak kent zijn oorsprong in de Middeleeuwen. Onder Napoleon werd ook het principe van cassatie geïntroduceerd in Nederland. Na de Franse tijd werd in 1838 de Hoge Raad der Nederlanden opgericht als hoogste rechtsprekende macht.