Memorie van toelichting - Voorstel van wet van de leden De Hoop Scheffer en Verhagen tot wijziging van de Vreemdelingenwet (wettelijke vastlegging van de machtiging tot voorlopig verblijf) - Hoofdinhoud
Deze memorie van toelichting i is onder nr. 3 toegevoegd aan wetsvoorstel 24544 - Initiatiefvoorstel-De Hoop Scheffer/Verhagen - Wijziging van de Vreemdelingenwet (wettelijke vastlegging van de machtiging tot voorlopig verblijf) i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Voorstel van wet van de leden De Hoop Scheffer en Verhagen tot wijziging van de Vreemdelingenwet (wettelijke vastlegging van de machtiging tot voorlopig verblijf); Memorie van toelichting |
---|---|
Documentdatum | 06-12-1995 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST11845 |
Kenmerk | 24544, nr. 3 |
Van | Staten-Generaal |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1995–1996
24 544
Voorstel van wet van de leden De Hoop Scheffer en Verhagen tot wijziging van de Vreemdelingenwet (wettelijke vastlegging van de machtiging tot voorlopig verblijf)
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Ten aanzien van vreemdelingen van bepaalde nationaliteiten geldt sinds jaar en dag de verplichting om vóór hun komst naar Nederland voor langdurig verblijf, eerst op de Nederlandse ambassade in hun eigen land een machtiging tot voorlopig verblijf aan te vragen en de beslissing daarop aldaar af te wachten. Het oogmerk hiervan is om vóór de komst van de vreemdeling naar Nederland, door middel van een onderzoek door de vreemdelingendienst vast te stellen of de betrokken vreemdeling voor het door hem beoogde doel kan worden toegelaten. Daarmee kan de immigratie in juiste banen worden geleid en wordt de vreemdelingendienst niet door de aanwezigheid van vreemdelingen, van wie niet terstond vaststaat dat zij aan de voorwaarden voor verblijf voldoen, voor voldongen feiten gesteld.
Ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State (bijvoorbeeld AR 26 juni 1978, no. A-2 0260) is een situatie ontstaan, waarin het enkel ontbreken van een machtiging tot voorlopig verblijf niet als weigeringsgrond van de vergunning tot verblijf mocht worden gehanteerd, indien ten tijde van de aanvraag van de vergunning tot verblijf vaststond dat de vreemdeling overigens aan alle voorwaarden voor verblijf voldeed. Dit leidde ertoe dat de vreemdelingendiensten ten aanzien van een vreemdeling die zich zonder machtiging tot voorlopig verblijf meldde, toch een inhoudelijk onderzoek moesten doen naar zijn verblijfsaanspraken.
Teneinde de eis van het beschikken over een machtiging tot voorlopig verblijf toch in volle omvang te kunnen stellen, is bij Koninklijk Besluit van 30 december 1993, Stb. 1994, 8 in het Vreemdelingenbesluit een nieuw artikel 52a ingevoegd. Dit artikel is op 7 januari 1994 in werking getreden.
Bij uitspraak van 16 maart 1995 heeft de Vreemdelingenkamer van de Arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhage echter de buiten-behandelingstelling van aanvragen om een vergunning tot verblijf in gevallen, waarin een machtiging tot voorlopig verblijf ontbrak, afgewezen. Kort samengevat kwam het oordeel van de Vreemdelingenkamer erop neer dat het stellen van een dergelijke zwaarwichtige eis aan de vreemdeling niet in lagere regelgeving mocht worden ondergebracht. Kennelijk is uitsluitend een Wet in formele zin daartoe een geëigende plaats.
Met dit voorstel tot wijziging van de Vreemdelingenwet wordt aan het rechterlijk oordeel tegemoet gekomen. Hiertoe wordt in de Vreemdelingenwet na artikel 16 een nieuw artikel 16a ingevoegd. Hierdoor wordt de machtiging tot voorlopig verblijf, voorzover het bezit hiervan als eis voor toelating geldt, expliciet in de wet neergelegd. De aanvraag om toelating wordt slechts in behandeling genomen, indien de vreemdeling beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf, welke hij heeft aangevraagd bij en hem verstrekt is door de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in het land van zijn herkomst of het land van zijn bestendig verblijf. Op deze hoofdregel wordt een aantal limitatief opgesomde uitzonderingen gesteld, die de bepalingen uit artikel 52a vreemdelingenbesluit en artikel 28 voorschrift vreemdelingen vervangen.
De Hoop Scheffer Verhagen