Brief minister met tussenrapportage over de uitvoering van het plan van aanpak Groen Nationaal Inkomen (24400 XIII, nr. 48) - Milieu en Economie

Deze brief is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 25405 - Milieu en Economie.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Milieu en Economie; Brief minister met tussenrapportage over de uitvoering van het plan van aanpak Groen Nationaal Inkomen (24400 XIII, nr. 48) 
Document­datum 23-06-1997
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST22358
Kenmerk 25405, nr. 2
Van Economische Zaken
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1996–1997

25 405

Milieu en Economie

Nr. 2

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 23 juni 1997

1 Inleiding

Een jaar geleden zond ik u, mede namens mijn collega van VROM, het «plan van aanpak Groen Nationaal Inkomen» (TK 1995/96, 24 400 XIII, nr. 48). Daarin zijn initiatieven aangekondigd om de informatievoorziening over de samenhang tussen economische activiteiten en milieubelasting verder te verbeteren en is een plan van aanpak geschetst voor de berekening van een voor milieukosten gecorrigeerd nationaal inkomen. Tevens is toegezegd de Tweede Kamer in de zomer van 1997 te informeren over de voortgang en resultaten van de uitvoering van het plan van aanpak. De uitvoering van het plan van aanpak wordt gecoördineerd en begeleid door het platform «Groen Nationaal Inkomen» waarin het RIVM, het CBS, het CPB, de DLO, de CCS, VROM en EZ zijn vertegenwoordigd. Hierbij doe ik u de toegezegde tussenrapportage toekomen.

Het plan van aanpak voorziet in de volgende onderzoeksactiviteiten:

a Verbeteren van de informatievoorziening over de samenhang tussen economische activiteiten en milieubelasting door de verdere ontwikkeling en actualisering van de NAMEA-systematiek (National Accounting Matrix including Environmental Accounts) van het CBS.

b Kwantificeren van zoveel mogelijk milieufuncties in een Nationale Balans.

c In het kader van de periodieke Middellange Termijn Verkenningen zullen het CPB en het RIVM – meer systematisch dan in het verleden – naast economische ontwikkelingen ook milieu-indicatoren presenteren.

d Ontwikkelen van toekomstscenario’s bij uiteenlopende economische en milieu-ontwikkelingen door het CPB en het RIVM (Lange Termijn Verkenningen).

e Berekeningen van het nationaal inkomen bij uiteenlopende veronderstellingen over milieupreferenties, gedragsveronderstellingen en modelspecificaties.

In dit voortgangsverslag wordt de stand van zaken weergegeven van de uitvoering van deze onderzoeksactiviteiten.

2 NAMEA

Het eerste onderdeel van het plan van aanpak betreft de verdere ontwikkeling van de NAMEA die op het CBS wordt samengesteld. In de NAMEA worden reeds beschikbare milieugegevens gekoppeld aan het informatiesysteem van de Nationale Rekeningen. De milieugegevens komen tot stand in een samenwerkingsverband tussen het RIVM, het CBS en het Ministerie van VROM. Door een consistente koppeling van deze gegevens volgens de internationaal aanvaarde regels van het «System of National Accounts» kan de samenhang tussen economische activiteiten en milieu-indicatoren beter worden beschreven dan tot nu toe gebeurt met de niet-geïntegreerde informatiesystemen. Hierdoor kan in de toekomst een (verbeterde) basis worden verschaft aan analyses van de samenhang tussen milieu en economie.

Om tot een zo goed mogelijke afstemming en consistentie van de basisgegevens te komen, wordt intensief samengewerkt door de betrokken instellingen. Het gaat hier onder meer om de afstemming tussen de NAMEA-methodiek en die van de huidige emissierapportages (in de Milieubalans van het RIVM en in de gezamenlijke emissiejaarrapportage van het RIVM, het CBS en de Inspectie Milieuhygiëne). Voorts wordt er aan gewerkt om in de verschillende rapportages zo veel mogelijk gelijkluidende definities van de milieu-indicatoren te hanteren. Een verbeterde afstemming tussen de gegevensbronnen draagt bovendien bij aan een snellere publicatie van de gegevens en zal er in de toekomst toe kunnen leiden dat er jaarlijks in september een op elkaar afgestemde verzameling van publicaties verschijnt over de relatie tussen milieu en economie (NAMEA van het CBS en de Milieubalans van het RIVM).

1 In de jaarlijkse Milieubalans van het RIVM worden eveneens milieugegevens van het voorafgaande jaar opgenomen. Ook hier hebben de gegevens voor de laatste twee jaren een voorlopig karakter. In de schattingen is de meest recente kennis over de voortgang van het milieubeleid verdisconteerd. Thans werken het CBS en het RIVM aan de onderlinge afstemming tussen de NAMEA-gegevens en die in de Milieubalans.

In het plan van aanpak is een versnelde raming en publicatie van NAMEA-gegevens aangekondigd, alsook een uitbreiding van het systeem met gegevens over de emissie van milieugevaarlijke stoffen, water- en ruimtegebruik. In 1998 zal dit ook daadwerkelijk gerealiseerd worden. Thans worden daarvoor de nodige onderzoeksactiviteiten uitgevoerd.

Versnelde raming en publicatie van NAMEA-gegevens

De NAMEA-gegevens komen thans met een vertraging van 21∕2 jaar beschikbaar. Momenteel wordt gewerkt aan een systeem (proefinvulling) waardoor een gedeeltelijke en voorlopige raming van de NAMEA-gegevens een half jaar na het verslagjaar beschikbaar komt.1 In eerste instantie zullen alleen de luchtemissies (zoals CO2, SOx, NOx, e.d.) worden geraamd. Dit vereist afstemming van de emissiejaarrapportage, de energie- en milieustatistieken en de Nationale Rekeningen. In de zomer van 1997 zullen de eerste resultaten beschikbaar komen van een stelsel van energierekeningen die gebruikt zullen worden voor zowel het berekenen van luchtemissies als voor het samenstellen van de Nationale Rekeningen. Vervolgens zullen in de tweede helft van 1997 de voorlopige ramingen voor de jaren 1995 en 1996 worden samengesteld. Indien deze proef succesvol verloopt, kan ruim voor het einde van 1998 een NAMEA voor 1997 gereed zijn.

Uitbreiding NAMEA

In de huidige NAMEA is een beperkt aantal indicatoren voor fysieke milieudruk opgenomen (t.w.: emissies naar het milieu met betrekking tot klimaatverandering, ozonlaagaantasting, verzuring, vermesting en de vorming van afval). Om uitbreiding van het aantal milieu-indicatoren te realiseren is in het plan van aanpak aangekondigd het NAMEA-systeem uit te breiden met informatie over pesticiden, zware metalen, milieugevaarlijke (an)organische verbindingen en radioactieve stoffen. Thans wordt onderzoek verricht naar de mogelijkheden om dergelijke milieugevaarlijke stoffen in te passen in de NAMEA-systematiek. Naar verwachting zal dit onderzoek in de eerste helft van 1998 tot resultaten leiden. Daarnaast zijn dit jaar tevens twee onderzoeken gestart naar de inpassing van water- en ruimtegebruik in de NAMEA. In de loop van 1998 worden de eerste resultaten verwacht.

3  Nationale balans, leefomgevingsbalans en milieubalans

Om de ontwikkeling van het nationale inkomen en het nationale vermogen te kunnen relateren aan de veranderingen van de nationale milieuvoorraden is in het plan van aanpak een onderdeel opgenomen dat zich richt op het in beeld brengen van milieuvoorraden. Daarbij wordt aangesloten bij de proefinvulling van een Nationale Balans zoals die bij het CBS tot ontwikkeling wordt gebracht. De Nationale Balans is een financiële balans van in geld gewaardeerde activa en passiva die inzicht geeft in de omvang en samenstelling van het nationale vermogen. In 1996 heeft het CBS een eerste proefinvulling gepubliceerd waarin, conform internationale richtlijnen, alleen die milieuvoorraden zijn opgenomen waarvoor eigendomsrechten bestaan. Om toe- en afnamen in milieu- en natuurvoorraden goed te kunnen relateren aan de ontwikkeling van het reguliere nationaal vermogen dienen ook milieuvoorraden waarvoor geen eigendomsrechten bestaan in kaart gebracht te worden.

Ten dele gebeurt dit in het kader van de Leefomgevingsbalans bij het RIVM. Najaar 1997 zal een eerste concept van de Leefomgevingsbalans worden gepubliceerd. Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen biotische natuurlijke voorraden en milieuvoorraden. De biotische natuurlijke voorraden worden, door RIVM in samenwerking met de DLO/IKC en het CBS, zowel kwantitatief als kwalitatief, in beeld gebracht. Van de milieuvoorraden (oppervlaktewater, grondwater, bodem, lucht) wordt alleen de kwaliteit in beeld gebracht en voor het milieuthema verdroging ook kwantiteit. Verder onderzoek- en ontwikkelingswerk is nodig om de koppeling met de Nationale Balans van het CBS tot stand te brengen. Eind 1997 zullen de mogelijkheden hiervoor worden verkend.

Daarnaast maakt het RIVM jaarlijks de balans op van de toestand van het milieu. In deze Milieubalans wordt de relatie tussen maatschappelijke en beleidsmatige ontwikkelingen en de resulterende milieudruk en milieukwaliteit geanalyseerd. De Milieubalans kijkt tevens naar de gevolgen van de milieudruk voor milieuvoorraden, ecosystemen en de volksgezondheid. In 1998 en de daarop volgende jaren zal het RIVM, specifieker dan voorheen, de relatie tussen economie en milieu analyseren in termen van minder en efficiënter materiaal- en energiegebruik en van de ontkoppeling tussen economische groei en milieudruk.

4  Toekomstverkenningen

1  CPB, Omgevingsscenario’s Lange Termijn Verkenningen 1995–2020. Den Haag: CPB-werkdocument 89, 1996. Begin 1997 is deze gevolgd door een gezamenlijke CBS–CPB-publicatie waarin onder meer aandacht wordt besteed aan de relatie tussen demografie, economie en participatie.

2  RIVM/DLO/IKC, Nationale Milieuverkenningen 4, 1997–2020, Samson HD. Tjeenk Willink, 1997.

In dit deel van het plan van aanpak ligt het accent op toekomstgerichte berekeningen van het nationaal inkomen bij uiteenlopende milieupreferenties en milieunormen.

In het kader van de Lange Termijn Verkenningen (LTV) is eind 1996 een eerste CPB-publicatie verschenen over drie uiteenlopende scenario’s voor de economisch ontwikkeling.1 In juli 1997 verschijnen op basis hiervan de vierde Milieuverkenning en de eerste Natuurverkenning van het RIVM.2 In vervolg hierop verschijnt een CPB-publicatie die speciaal is gericht op het signaleren van knelpunten die in de drie scenario’s ontstaan op de terreinen van ruimte, mobiliteit, energie en milieu.

Dit najaar wordt een afsluitende publicatie verwacht waarin het CPB, samen met het RIVM en de RPD, de gevolgen analyseert van integrale beleidspakketten ter verlichting van de knelpunten voor de thema’s ruimte, mobiliteit en milieu. Naast de onderlinge relaties tussen de thema’s zullen van deze drie beleidspakketten ook de economische gevolgen worden bezien, onder meer die op het nationaal inkomen. Door vergelijking van deze inkomenscijfers met de resultaten van de referentiescenario’s wordt inzicht geboden in de inkomenseffecten van combinaties van milieukwaliteit en economische productie.

Naast de LTV is in 1997 ook de publicatie voorzien van een nieuwe middellange termijnverkenning van het CPB en het RIVM voor de periode 1998–2002. Zoals aangegeven in het plan van aanpak zullen hierin milieu-indicatoren worden opgenomen voor de belangrijkste beleidsthema’s op milieugebied.

5 Berekening varianten van een «Groen Nationaal Inkomen»

In dit deel van het plan van aanpak ligt het accent op berekeningen van het nationaal inkomen bij uiteenlopende milieupreferenties en milieunormen. Om hierin te voorzien in het laatste onderdeel van het plan van aanpak zullen in 1997 diverse activiteiten worden ontwikkeld.

Voor de berekening van een duurzaam nationaal inkomen voor een historisch jaar zijn nog veel methodologische knelpunten en onopgeloste puzzels te overwinnen.1 Mede op basis van een advies van het platform «Groen Nationaal Inkomen» hebben mijn collega De Boer en ik besloten de problemen en mogelijke oplossingsrichtingen nader in kaart te brengen. Daartoe is door mij aan het Instituut voor Milieuvraagstukken (IVM) van de Vrije Universiteit van Amsterdam een opdracht verstrekt voor de uitvoering van een haalbaarheidsstudie naar de berekening van varianten van een Duurzaam Nationaal Inkomen (DNI).2 Bij de uitvoering van dit onderzoek, dat in de zomer van 1997 zal worden afgerond, zijn naast het IVM tevens het CBS, het RIVM, de Universiteit van Amsterdam, VROM en EZ betrokken. Nadat de resultaten van deze studie gereed zijn zal ik samen met mijn collega van VROM bezien òf en zo ja op welke wijze een vervolg aan deze studie kan worden gegeven.

1  Ook in een recente studie van de Europese Unie is dat onlangs bevestigd. Zie: Methodological Problems in The Calculation of Environmentally Adjusted National Income Figures, Report DG12, EV5V-CT94–0363.

2  R. Hueting, P. Bosch en B. de Boer, Methodology for the calculation of a sustainable national income. CBS: Voorburg, Statistische Onderzoekingen M44, 1992. Naast de DNI-methode volgens Hueting bestaan er ook andere methoden om een «groen nationaal inkomen» te berekenen, waaronder de methode zoals voorgesteld door R. G. Mäler (National Accounts and Environmental Resources, in: Environmental and Resources Economics, 1991, vol. 1, pp. 1–15).

Voorts zullen – in een internationale context – door het CPB de gevolgen worden bezien van de voorstellen tot vermindering van de uitstoot van CO2 door de zogenoemde «Annex 1 landen» (met name OESO-landen en Oost-Europa) in het kader van de Conferentie in Kyoto. Naast een kwantificering van de effecten op het nationaal inkomen in West-Europa zal in meer kwalitatieve zin aandacht worden besteed aan eventuele afwijkingen daarvan voor Nederland.

Tenslotte houden het CPB en het RIVM er rekening mee dat politieke partijen bij de opstelling van hun verkiezingsprogramma eind 1997/begin 1998 een beroep doen op het CPB en het RIVM voor een analyse van het voorgenomen milieubeleid en de effecten daarvan op economie en milieu. Dergelijke analyses geven inzicht in de verschillende door partijen gewenste combinaties van milieukwaliteit en materiële welvaart en in de inspanningen die daarvoor moeten plaatsvinden. Van iedere politieke partij komt dan op basis van de eigen politieke preferenties een «groen» nationaal inkomen in beeld.

6 Samenvatting

Met de uitvoering van het plan van aanpak is een proces in gang gezet waarmee de in Nederland aanwezige kennis en kunde wordt gemobiliseerd om de informatievoorziening over de samenhang tussen economie en milieu te verbeteren en om informatie te verzamelen voor berekeningen van een voor milieukosten gecorrigeerd nationaal inkomen. Samengevat heeft dat tot dusver de volgende resultaten opgeleverd:

– Voorlopige ramingen van NAMEA-gegevens komen sneller beschikbaar (vanaf de tweede helft van 1997).

– Er wordt gewerkt aan een proefinvulling van de NAMEA waarin het aantal milieu-indicatoren verder wordt uitgebreid met: pesticiden, zware metalen, milieugevaarlijke (an)organische verbindingen, radio-actieve stoffen en water- en ruimtegebruik (gereed in de loop van 1998).

– Medio 1997 zal door het RIVM een eerste proeve van een Leefomgevingsbalans worden gepubliceerd, waarin de toestand van de fysieke leefomgeving wordt beschreven en die mogelijk kan bijdragen aan de verdere ontwikkeling van de Nationale Balans.

– In het kader van de Lange Termijn Verkenningen (LTV) is eind 1996 een eerste publicatie verschenen over drie uiteenlopende scenario’s voor de economische ontwikkeling. In juli 1997 verschijnen op basis hiervan de vierde Milieuverkenningen en de eerste Natuurverkenningen van het RIVM, alsook een CPB-publicatie die zich richt op het signaleren van knelpunten op de terreinen ruimte, mobiliteit en milieu. Een afsluitende publicatie wordt in dit najaar verwacht. Hierin worden de onderlinge relaties tussen de thema’s geanalyseerd, alsook de economische gevolgen (waaronder die op het nationaal inkomen) van verschillende beleidspakketten ter verlichting van de knelpunten op de genoemde terreinen. Door vergelijking van deze inkomenscijfers met de resultaten van de referentiescenario’s wordt inzicht geboden in de inkomenseffecten van combinaties van milieukwaliteit en economische productie.

– In het kader van de Middellange Termijn Verkenningen zullen het CPB en het RIVM – meer systematisch dan in het verleden – naast economische ontwikkelingen ook milieu-indicatoren presenteren (te beginnen vanaf november 1997).

– In de zomer van 1997 zal een haalbaarheidsstudie worden afgerond naar de berekening van varianten van een Duurzaam Nationaal Inkomen volgens de methode zoals die bij het CBS is ontwikkeld. Op basis van de resultaten van deze studie zal worden bezien in hoeverre er op dit terrein verdere vooruitgang is te realiseren.

– Door de koppeling van milieugegevens aan de Nationale Rekeningen ontstaat in de toekomst een verbeterde statistische basis voor de analyse van de samenhang tussen milieu en economie.

– Door een betere afstemming en meer consistentie tussen de brongegevens en door het zo veel mogelijk gebruiken van gelijkluidende definities in verschillende rapportages zal er in de toekomst een reeks van op elkaar afgestemde publicaties kunnen verschijnen over de relatie tussen milieu en economie.

In het najaar van 1998 zal ik een laatste tussenrapportage naar de Tweede Kamer sturen. De verwachting is dat eind 1998 de belangrijkste doelstellingen van het plan van aanpak zullen zijn gerealiseerd. Met de realisatie van het plan van aanpak zal – ook voor de verdere toekomst – een verbeterde informatiebasis ontstaan ter fundering van een evenwichtig groeibeleid op de terreinen inkomen, werk en milieu.

Mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en

Milieubeheer,

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.