Brief minister bij rapport 'Evaluatie Stimulering Zorg ICT' van de B&A groep, met reactie - Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) in de zorg - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 27529 - Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) in de Zorg.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) in de zorg; Brief minister bij rapport 'Evaluatie Stimulering Zorg ICT' van de B&A groep, met reactie |
---|---|
Documentdatum | 20-06-2003 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST69005 |
Kenmerk | 27529, nr. 3 |
Van | Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2002–2003
27 529
Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) in de Zorg
Nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 juni 2003
Hierbij zend ik u op verzoek van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het rapport «Evaluatie Stimulering Zorg ICT, eindverslag» van de B&A Groep.1 Tevens geef ik u hierbij mijn reactie op dit rapport.
Eind vorig jaar is op verzoek van VWS door de B&A-Groep een evaluatiestudie uitgevoerd van vier grote ZorgICT-initiatieven. Het betrof de Zorg-pasgroep (ZPG), het ICT-Platform in de Zorg, het Coördinatiepunt Standaardisatie Informatievoorziening in de Zorg (CSIZ) en het project Virtuele Integratie van Zorginformatie (VIZI). De resultaten van ZPG zijn overgedragen aan het Nationaal ICT-Instituut in de Zorg (NICTIZ), waarin de andere 3 organisaties zijn opgegaan. De Zorgpasgroep is ondertussen beëindigd. De vier initiatieven maken deel uit van acties die worden beschreven in de Beleidsbrief en Actieplan ICT in de Zorg (TK 2000–2001, 27 529, nr. 1) om de ontwikkeling van ICT-toepassingen in de zorg te stimuleren.
De studie is eind januari 2003 afgerond. De conclusies zijn:
-
1.De vier geëvalueerde initiatieven hebben alle een bijdrage geleverd aan het dichterbij brengen van de landelijke zorginfrastructuur en het EPD. Deze bijdragen hebben zich met name gericht op de randvoorwaarden voor de infrastructuur en het EPD zoals standaardisatie en (bestuurlijk) draagvlak, waardoor de maatschappelijke relevantie (wat merkt de zorgconsument ervan?) begrijpelijkerwijs beperkt is gebleven.
-
2.Momenteel is niet duidelijk hoe NICTIZ, met betrekking tot het Master-plan (missie, doelstelling en activiteiten voor 2002) en andere vervolg-plannen, voortbouwt op de resultaten van de initiatieven. Hierdoor lijkt de effectiviteit van de vier initiatieven minder groot en herkenbaar.
-
3.Visie en doelstellingen van VWS zijn als zodanig niet expliciet geformuleerd en niet expliciet gecommuniceerd met de partijen in het veld
en met de politiek, hetgeen heeft geresulteerd in een incrementeel en vooral impliciet beleidsproces.
-
4.Door het ontbreken van een duidelijk gedragen en gecommuniceerd beleidskader is gerichte sturing en monitoring van ZorgICT door VWS voor een belangrijk deel achterwege gebleven; waar wel sturing werd gegeven was dat incidenteel en niet eenduidig.
-
5.Mede als gevolg van het ontbreken van genoemd beleidskader is gebleken dat zelfregulering als sturingsinstrument binnen de complexe context van de zorgsector (fragmentatie, belangenversnippering) leidt tot onvoldoende doelgerichte voortgang.
-
6.ZorgICT is – met name wanneer het de automatisering van ketenzorg betreft – een deelsectoroverstijgend thema met deelsector-overstijgende belangen: het overstijgt de individuele belangen van betrokken partijen. Op basis van bovenstaande is onze eindconclusie dat dit vraagt om een sturende rol vanuit het publieke belang, en dus om sturing door VWS.
Ik onderschrijf de conclusies en de daaruit voortvloeiende aanbevelingen. Ik plaats daarbij één kanttekening. Een beleidskader is wel degelijk aanwezig en ik verwijs daarvoor naar de eerder genoemde Beleidsbrief en Actieplan ICT in de Zorg. Wel is mij uit de studie duidelijk geworden dat voor het zorgveld niet altijd duidelijk was hoe de gepleegde interventies in relatie stonden tot het geformuleerde doel: het tot stand brengen van een landelijke zorginfrastructuur, waardoor elektronische gegevensuitwisseling ten behoeve van het zorgproces mogelijk is.
Met de oprichting van NICTIZ is in 2002 een nieuwe fase aangebroken. Tegen de geschetste achtergrond werken VWS en NICTIZ nauw samen aan het realiseren van twee belangrijke ankerpunten: de invoering van een persoonsnummer in de zorg en de invoering van een landelijk dekkend medicatiedossier. Het landelijk dekkend medicatiedossier wordt beschouwd als pars pro toto van het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD). Communicatie is bij dat alles van wezenlijk belang. VWS en NICTIZ werken daarbij nauw samen aan een invoeringsprogramma en de daarvoor noodzakelijke communicatiestrategie. Ik zal u daarover uiterlijk in september nader informeren.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J. F. Hoogervorst