Brief minister over stand van zaken toezeggingen n.a.v. standpunt op eerste evaluatierapport - Evaluatie Wet inzake bloedvoorziening - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 29447 - Evaluatie Wet inzake bloedvoorziening.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Evaluatie Wet inzake bloedvoorziening; Brief minister over stand van zaken toezeggingen n.a.v. standpunt op eerste evaluatierapport |
---|---|
Documentdatum | 01-09-2006 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST100310 |
Kenmerk | 29447, nr. 3 |
Van | Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2005–2006
29 447
Evaluatie Wet inzake bloedvoorziening
Nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 september 2006
Artikel 25 van de Wet inzake bloedvoorziening (Wibv) bepaalt dat binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de wet en vervolgens telkens na vier jaar, een verslag over de doeltreffendheid en doelmatigheid aan u aangeboden dient te worden. De eerste evaluatie is eind 2003 afgerond en het evaluatierapport is op 7 november 2003 (GMT/MT 2421778) aan u aangeboden. In februari 2004 stuurde ik u per brief (GMT/MT 2454551) mijn standpunt op dit rapport. In mijn standpunt heb ik toegezegd mogelijke beperkte wijzigingen in de Wibv naar aanleiding van de aanbevelingen uit de evaluatie nader te zullen onderzoeken.
In het standpunt heb ik toegezegd, mede vanwege het arbeidsintensieve karakter, na te gaan of het ministerieel plan bloedvoorziening niet meer jaarlijks gepubliceerd hoeft te worden, maar eens in de drie of vier jaar en dat zonodig de Wibv hierop zou worden aangepast. Vooruitlopend hierop heeft het ministerieel plan bloedvoorziening 2006 al het karakter van een meerjarenplan gekregen. Het ministerieel plan bloedvoorziening voor 2007 zal daarom alleen de aanpassingen ten opzichte van het ministerieel plan bloedvoorziening 2006 bevatten. Op korte termijn zal ik het ministerieel plan bloedvoorziening 2007 naar u sturen. Ik heb na overleg met Sanquin vastgesteld dat de huidige werkwijze past binnen de geldende wettelijke bepalingen en dat wijziging van de Wibv om deze reden op korte termijn niet nodig is. De bepaling in de Wibv om partijen die betrokken zijn bij de Nederlandse bloedvoorziening, jaarlijks in de gelegenheid te stellen om hun relevante feiten en belangen naar voren te brengen, blijft van kracht.
In het standpunt heb ik tevens toegezegd te bezien wat de mogelijkheden zouden zijn met betrekking tot het vereenvoudigen van de procedure van vergunningaanvragen voor het afleveren van bloed(producten) voor andere doeleinden dan de directe patiëntenzorg. Deze wettelijke procedure zou in principe kunnen komen te vervallen omdat niet de minister maar Sanquin feitelijk vaststelt of de nationale zelfvoorzienendheid in
gevaar zou kunnen komen. Echter, gezien het feit dat het hier een procedurele aanpassing betreft die geen directe gevolgen heeft voor de kwaliteit van de bloedvoorziening lijkt het mij niet opportuun om de wet op dit punt nu te wijzigen.
Ik ben namelijk voornemens om op korte termijn een opdracht te verlenen aan ZonMw voor een tweede evaluatie van de Wibv, die voor 2008 afgerond dient te zijn.
Omdat bovenstaande punten slechts zouden leiden tot beperkte wijzigingen in de Wibv, wil ik eerst de resultaten van de tweede evaluatie afwachten. Wellicht dat de tweede evaluatie nog tot een wetswijziging kan leiden. Mocht dit het geval zijn dan kunnen de eerstgenoemde punten uit het eerste evaluatierapport, indien nodig hierin meegenomen worden.
Tijdens de tweede evaluatie wil ik in ieder geval aandacht vragen voor de organisatievorm van de Nederlandse bloedvoorziening in relatie tot de Europese richtlijn bloed (2002/98/EG) en de Europese markt. Daarnaast zal ik aandacht vragen voor onder andere de volgende thema’s: de zelfvoorziening, de hybride organisatiestructuur van Sanquin, de verhouding tussen Sanquin en de overheid, het kwaliteits- en veiligheidsbeleid, internationale regels en nieuwe ontwikkelingen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J. F. Hoogervorst