Voorstel van wet - Invoering van een beloningsstructuur voor politieke ambtsdragers - Hoofdinhoud
Dit voorstel van wet i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 30693 - Harmonisatie van uitkeringsrechten van Tweede Kamerleden en wijzigingen inzake openbaarmaking van nevenfuncties van (Euro-)parlementariërs i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Invoering van een beloningsstructuur voor politieke ambtsdragers; Voorstel van wet |
---|---|
Documentdatum | 11-09-2006 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST100497 |
Kenmerk | 30693, nr. 2 |
Van | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2005–2006
30 693
Invoering van een beloningsstructuur voor politieke ambtsdragers
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de beloningsbedragen en de vergoedingen van politieke ambtsdragers in een onderlinge vaste verhouding tot elkaar vast te stellen, alsmede een regeling te treffen voor verrekening van inkomsten uit nevenfuncties van politieke ambtsdragers;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer wordt als volgt gewijzigd:
A Artikel 2 komt te luiden:
Artikel 2
De kamerleden genieten per maand een schadeloosstelling, bestaande uit een bedrag van 55% van de bezoldiging, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen, vermeerderd met een percentage dat gelijk is aan het percentage van de vakantieuitkering voor burgerlijk rijkspersoneel.
B
In artikel 4, eerste en vierde lid, wordt «12%» telkens vervangen door: 14%.
Artikel 9 komt te luiden:
Artikel 9
-
1.De kamerleden van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, ontvangen voor aan de uitoefening van het kamerlidmaatschap verbonden kosten, per maand een vergoeding van 6% van de schadeloosstelling, verminderd met het in artikel 2 bedoelde percentage van de vakantie-uitkering.
-
2.De kamerleden van wie de arbeidsverhouding niet is aangemerkt als dienstbetrekking, bedoeld in het eerste lid, ontvangen de volgens het eerste lid vastgestelde vergoeding verminderd met het percentage van het hoogste tarief, genoemd in kolom IV van artikel 2.10 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
-
3.Het kamerlid aan wie ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, ontvangt een vergoeding ter hoogte van de helft van de in het eerste lid bedoelde vergoeding. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
D
In artikel 10 wordt «De in de artikelen 6a tot en met 9 bedoelde bedragen» vervangen door: De bedragen van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 6a tot en met 9,.
ARTIKEL II
De Wet vergoedingen leden Eerste Kamer wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 4 komt te luiden:
Artikel 4
De kamerleden ontvangen per maand een vergoeding van 25% van de schadeloosstelling, bedoeld in artikel 2 van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, voor de werkzaamheden die voortvloeien uit de vervulling van het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
B
Artikel 9 komt te luiden:
Artikel 9
-
1.De kamerleden die uit hoofde van hun lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal een functie vervullen in een internationale parlementaire assemblee en van die organisatie voor de verrichte werkzaamheden geen honorering ontvangen, ontvangen daarvoor een vergoeding op grond van dit artikel.
-
2.De vergoeding bedraagt per vergaderdag van de assemblee 25% van de vergoeding berekend op grond van artikel 4.
C
C
In artikel 12, eerste lid, wordt «een percentage van dat bedrag, overeenkomend met het in artikel 21, eerste lid, van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 genoemde percentage» vervangen door: een percentage dat gelijk is aan het percentage van de vakantie-uitkering voor burgerlijk rijkspersoneel.
D
Artikel 16 komt te luiden:
Artikel 16
-
1.De kamerleden van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, ontvangen voor aan de uitoefening van het kamerlidmaatschap verbonden kosten, per maand een vergoeding die gelijk is aan de vergoeding op grond van artikel 9, eerste lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer.
-
2.De kamerleden van wie de arbeidsverhouding niet is aangemerkt als dienstbetrekking, bedoeld in het eerste lid, ontvangen de volgens het eerste lid vastgestelde vergoeding, verminderd met het percentage van het hoogste tarief, genoemd in kolom IV van artikel 2.10 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
-
3.Het kamerlid aan wie ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, ontvangt een vergoeding ter hoogte van de helft van de in het eerste lid bedoelde vergoeding. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
E
In artikel 19 wordt «de bedragen» vervangen door: de bedragen van de vergoedingen.
ARTIKEL III
De Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, onder c, komt te luiden:
-
c.schadeloosstelling: de schadeloosstelling voor de leden van het Europese Parlement, bedoeld in artikel 2, eerste lid.
B
In artikel 2, eerste lid, vervalt «voor de leden van het Europese Parlement», wordt «het bedrag» vervangen door «de schadeloosstelling» en wordt «Wet van de schadeloosstelling leden Tweede Kamer» vervangen door «Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer».
C
In artikel 3, eerste lid, wordt «12%» vervangen door: 14%.
D
In artikel 4, eerste en vierde lid, wordt «12%» telkens vervangen door: 14%.
ARTIKEL IV
De Provinciewet wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
Na het vijfde lid worden drie leden toegevoegd, luidend:
-
6.Tot vergoedingen, als bedoeld in het vijfde lid, behoren in elk geval inkomsten, onder welke benaming ook, uit nevenfuncties bij instellingen of organisaties als bedoeld in of aangewezen krachtens de artikelen 2 tot en met 5 van de Wet openbaarmaking met publieke middelen gefinancierde topinkomens.
-
7.De gedeputeerde die zijn functie in deeltijd vervult, stort de vergoedingen, bedoeld in het vijfde en zesde lid, in de provinciale kas voor zover deze inkomsten, samen met zijn bezoldiging als gedeputeerde, het bedrag van de bezoldiging van een gedeputeerde met een volledige functie overschrijden.
-
8.Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop andere vergoedingen dan die bedoeld in het vijfde en zesde lid met de bezoldiging worden verrekend.
B
Artikel 65 wordt als volgt gewijzigd:
Na het vijfde lid worden twee leden toegevoegd, luidend:
-
6.Tot vergoedingen, als bedoeld in het vijfde lid, behoren in elk geval inkomsten, onder welke benaming ook, uit nevenfuncties bij instellingen of organisaties als bedoeld in of aangewezen krachtens de artikelen 2 tot en met 5 van de Wet openbaarmaking met publieke middelen gefinancierde topinkomens.
-
7.Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop andere vergoedingen dan die bedoeld in het vijfde en zesde lid met de bezoldiging worden verrekend.
ARTIKEL V
De Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het vijfde lid komt te vervallen.
-
2.Na het vierde lid worden drie leden ingevoegd, luidend: 5. Tot vergoedingen, als bedoeld in het vierde lid, behoren in elk geval
inkomsten, onder welke benaming ook, uit nevenfuncties bij instellingen of organisaties als bedoeld in of aangewezen krachtens de artikelen 2 tot en met 5 van de Wet openbaarmaking met publieke middelen gefinancierde topinkomens.
-
6.De wethouder die zijn functie in deeltijd vervult, stort de vergoedingen, bedoeld in het vierde en vijfde lid, in de gemeentekas voor zover deze inkomsten, samen met zijn bezoldiging als wethouder, het bedrag van de bezoldiging van een wethouder met een volledige functie overschrijden.
-
7.Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop andere vergoedingen dan die bedoeld in het vierde en vijfde lid met de bezoldiging worden verrekend.
B
Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:
Na het vierde lid worden twee leden toegevoegd, luidend:
-
5.Tot vergoedingen, als bedoeld in het vierde lid, behoren in elk geval inkomsten, onder welke benaming ook, uit nevenfuncties bij instellingen of organisaties als bedoeld in of aangewezen krachtens de artikelen 2 tot en met 5 van de Wet openbaarmaking met publieke middelen gefinancierde topinkomens.
-
6.Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop andere vergoedingen dan die bedoeld in het vierde en vijfde lid met de bezoldiging worden verrekend.
ARTIKEL VI
De Waterschapswet wordt als volgt gewijzigd: Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het tweede lid, komt als volgt te luiden:
-
2.De voorzitter maakt nevenfuncties, anders dan uit hoofde van zijn ambt, en de inkomsten uit die functies openbaar. Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging op de secretarie van het waterschap uiterlijk op 1 april na het kalenderjaar waarin de inkomsten zijn genoten.
-
2.Er worden vier leden toegevoegd, luidend:
-
3.Onder inkomsten wordt verstaan: loon in de zin van artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met de eindheffingbestand-delen bedoeld in artikel 31 van die wet.
-
4.De voorzitter geniet geen vergoedingen, onder welke benaming ook, voor werkzaamheden, verricht in nevenfuncties die hij vervult uit hoofde van zijn ambt, ongeacht of die vergoedingen ten laste van het waterschap komen. Indien deze vergoedingen worden uitgekeerd, worden zij gestort in de kas van het waterschap.
-
5.Tot vergoedingen, als bedoeld in het vierde lid, behoren in elk geval inkomsten, onder welke benaming ook, uit nevenfuncties bij instellingen of organisaties als bedoeld in of aangewezen krachtens de artikelen 2 tot en met 5 van de Wet openbaarmaking met publieke middelen gefinancierde topinkomens. Indien deze vergoedingen worden uitgekeerd, worden zij gestort in de kas van het waterschap.
-
6.Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop andere vergoedingen dan die bedoeld in het vierde en vijfde lid met de bezoldiging worden verrekend.
ARTIKEL VII
In de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers wordt in artikel 50, onder e, na «percentage» toegevoegd: van de vakantie-uitkering.
ARTIKEL VIII
De artikelen in deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, met dien verstande dat:
-
a.artikel IV, onderdeel A, ten aanzien van de op de datum van inwerkingtreding van dat onderdeel zittende gedeputeerde, geen werking heeft zolang deze zonder onderbreking gedeputeerde is in dezelfde provincie;
-
b.artikel IV, onderdeel B, ten aanzien van de op de datum van inwerkingtreding van dat onderdeel zittende commissaris van de Koning, geen werking heeft zolang deze zonder onderbreking commissaris is in dezelfde provincie;
-
c.artikel V, onderdeel A, ten aanzien van de op de datum van inwerkingtreding van dat onderdeel zittende wethouder, geen werking heeft zolang deze zonder onderbreking wethouder is in dezelfde gemeente;
-
d.artikel V, onderdeel B, ten aanzien van de op de datum van inwerkingtreding van dat onderdeel zittende burgemeester, geen werking heeft zolang deze zonder onderbreking burgemeester is in dezelfde gemeente.
-
e.artikel VI, onderdeel 2, ten aanzien van de op de datum van inwerkingtreding van dat onderdeel zittende voorzitter, geen werking heeft zolang deze zonder onderbreking voorzitter is van hetzelfde waterschap.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,