Grun’n

Met dank overgenomen van F.C.G.M. (Frans) Timmermans i, gepubliceerd op dinsdag 18 november 2008.

Voor de geïnteresseerden hieronder de tekst van mijn toespraak over Europa van afgelopen zaterdag op de Europadag van de PES-delegatie in Groningen:

Het zal 1994 geweest zijn dat ik met Hans van den Broek - als zijn medewerker vanuit de Europese Commissie - bij President Jeltsin was. Er moesten toen natuurlijk heel veel zaken worden gedaan. Europa had een visie om na het wegvallen van het IJzeren Gordijn die democratische landen die recht hadden om te worden opgenomen in de Europese familie ook echt op te nemen. Maar daar moest je natuurlijk met de Russen over praten, dus wij gingen naar Jeltsin.

Ik zal het nooit vergeten. We stonden voor hem. En Jelstin stond daar met naast zich de minister van Buitenlandse Zaken Andrej Kozyrev. En hij fluistert naar zijn minister: ‘Wie is dit ook al weer?’ Kozyrev: ‘Dat is Hans van den Broek, de Europese commissaris die over Oost-Europa gaat’. ‘Waar komt hij vandaan?’ ‘Uit Nederland’, antwoordde Kozyrev. ‘Van de Europese Unie?’ ‘Van de Europese Unie.’ ‘Andrej, vertel me’, vraagt Jeltsin ‘zijn wij lid van de Europese Unie?’

We schrijven 1994. Maar als we nu kijken welk transformatieproces zich in heel korte tijd heeft voltrokken in Centraal- en Oost-Europa. Als je kijkt naar Tallinn, een hypermoderne stad met een hypermoderne economie. Ze zijn klaar voor de toekomst. Als je iets verder kijkt naar Spanje. Dertig jaar geleden was geweld binnen het huwelijk normaal. Vrouwen kwamen niet aan de bak. Dertig jaar. In nauwe samenwerking met Europa hebben de Spanjaarden er zelf voor gezorgd dat ze tot de allermodernste landen van Europa behoren, waar het homohuwelijk in de wet staat! Dat zijn dingen die we met z’n allen kunnen bereiken als Europeanen.

En ik wil, nu we het toch over Oost-Europa hebben en die transformatie, even één iemand speciaal vandaag in het zonnetje zetten. Het is iemand die uit zichzelf nooit zal vertellen wat hij allemaal gepresteerd heeft. Het is iemand die in dat hele proces van transformatie in Centraal- en Oost-Europa geweldige dingen heeft bereikt in Slowakije, op de Balkan. Zaken die zich voor de meeste Nederlanders verstoppen in de Europese werkelijkheid die ze niet zien. Het is iemand die voor de Partij van de Arbeid ongelooflijke verdiensten heeft in de politiek en daar prachtige boeken over heeft geschreven. Omdat hij het nooit zelf zal doen wil ik het vandaag doen. Dankjewel Jan Marinus Wiersma voor het geweldige werk dat jij hebt gedaan. En ik hoop dat jij de komende jaren nog nauw betrokken blijft bij dat transformatieproces wat nog lang niet is afgerond en waarmee we nog een lange weg hebben te gaan.

Over lange wegen te gaan. Daar wil ik het vandaag over hebben. De lange weg die achter ons ligt en die we nog hebben te gaan. Dat komt allemaal door die Obama dat ik daar heel erg over ben gaan nadenken en door een sms’je wat ik van een Amerikaanse vriend kreeg. Ik kan het niet laten om het steeds weer te vertellen. Die vriend sms’te me na de overwinning van Obama. U weet allemaal wie Rosa Parks is. De zwarte jonge vrouw die in 1955 in Alabama voorin de bus ging zitten en weigerde achterin te gaan zitten en toen door de politie uit de bus werd gehaald. Het begin van de versnelling in de burgerrechtenbeweging. Die Amerikaanse vriend stuurde mij het volgende sms’je: ‘Rosa sat, so that Martin could stand, so that Colin could walk, so that Barack could run, so that our children will fly’.

Ik weet niet wat dat met u doet, maar het doet mij ook denken aan mijn eigen geschiedenis. Dan denk ik aan mijn opa die in 1924, 14 jaar oud, van de Nutsschool in Heerlen werd gehaald door zijn vader. De hoofdmeester zei: ‘Laat hem alsjeblieft blijven. Ik leer hem alles op HBS-niveau. Hij kan de HBS aan. Die jongen kan alles’. Mijn opa was echt veel slimmer dan ik. Op zijn 14e van school gehaald om in de mijn te gaan werken. Vervolgens heeft hij meer dan veertig jaar onder de grond gewerkt. Op zijn 14e in 1924. In 1984 zat mijn opa op de eerste rij toen ik mijn bul uitgereikt kreeg. Hij zat te huilen, omdat hij in zijn leven had gezien dat wat voor hem onmogelijk was en voor mijn moeder nog net niet bereikbaar was, voor mij bereikbaar werd. En dat zijn we wel eens vergeten als sociaal-democraten, dat die weg door ons is afgelegd. Die weg moeten we ook vaker in het Europese verband willen zien. Die weg en de successen die we op die weg hebben bereikt moeten ons ook bewust maken van het feit dat die weg doorloopt en dat we op de weg die voor ons ligt nog veel meer successen kunnen behalen. En daarbij hebben we Europa nodig.

Dat brengt me bij het permanente ongemak dat sociaal-democraten met het Europese project hebben gehad vanaf het allereerste begin. Laat u zich door niemand wijs maken dat de sociaal-democratie altijd blind pro-Europees federaal is geweest. Niets is minder waar. Waar ik u op wil attenderen is dat wij in onze relatie met Europa altijd ongemak hebben gehad om twee redenen. In de eerste plaats omdat wij als sociaal-democraten hebben uitgevonden dat de staat, de natiestaat het ordeningsinstrument is dat het beste kan dienen om mensen te emanciperen, te binden en te verheffen. Daarom hebben we de Europese samenwerking in de eerste plaats gezien als het project om te voorkomen dat de natiestaat altijd weer in oorlog komt met andere natiestaten in Europa omwille van de dominantie en niet als ordeningsinstrument.

De tweede reden voor Europese samenwerking is dat we erachter zijn gekomen dat door hoe de wereld en de economie zich ontwikkelde we ordening niet alleen meer op het nationale niveau konden organiseren maar ook bovennationaal moesten organiseren. Daar zit het tweede punt van ongemak van de sociaal-democratie met Europa. Wij hebben een mondiale ambitie en zeker sinds de jaren zeventig hebben we gedacht: we moeten oppassen dat Europa geen hinderpaal wordt bij het vervullen van onze mondiale ambitie. Dat Europa niet gemaakt wordt ten koste van de ontwikkelingslanden. En ik denk dat we erin geslaagd zijn om Europa niet alleen naar binnen toe maar ook naar buiten een solidair werelddeel te maken.

In de afgelopen jaren hebben we ons terecht boos gemaakt over die dingen die in Europa niet goed gaan, die niet werken. Het is niet nodig dat Europa zich bemoeit met de lengte van de ladders van glazenwassers. Het is niet nodig - en dat is gelukkig nu ook voorbij - dat Europa verbiedt dat er kromme komkommers zijn. Het is ook niet nodig dat het Europese Parlement gedwongen wordt heen en weer te reizen tussen Brussel en Straatsburg. Dat is niet nodig en daar willen we van af! Maar we moeten ons door deze tekortkomingen van Europa niet laten afleiden van het grotere verhaal. Van het belangrijkere verhaal. Het lijkt wel eens alsof we zo’n wandelaar zijn die van een plek naar een mooiere plek wandelt. Die daarvoor de beste mogelijke wandelschoenen heeft gekregen die hij kon vinden, maar die helaas in één van zijn schoenen een kiezelsteentje heeft. En die naarmate hij verder loopt vergeet waar hij op weg naar toe is, vergeet dat hij fijne schoenen aan heeft, vergeet dat het allemaal goed is voor hem, en alleen nog maar denkt aan dat vervelende kiezelsteentje voorin zijn schoen.

Dat is een beetje wat ons de afgelopen jaren met Europa is overkomen. Die kredietcrisis en de economische crisis kan ons helpen ons te realiseren dat we eigenlijk dankzij Europa, met de euro en die ene markt en de mogelijkheid om de solidariteit te organiseren, behoorlijke schoenen aan hebben waar we die wandeling naar die betere toekomst prima mee kunnen maken. En ik hoop dat vandaag de discussie ook over dat grotere verhaal kan gaan. We hebben de Europese solidariteit nodig, om ons sociaal economische model, dat uniek Europees is, dat in essentie sociaal-democratisch is. We hebben dat model nodig in een continent dat vergrijst, in een continent dat nieuwe uitdagingen kent, dat zich moet aanpassen aan nieuwe mondiale verhoudingen.

Ik laat mij niet aanpraten dat het feit dat meer dan 6 miljard andere wereldburgers nu eindelijk deel gaan nemen aan een betere wereld, welvaart, aan kansen voor hun kinderen, dat wij dat als sociaal-democraten gaan formuleren als een bedreiging voor onze welvaart, ons model, om ons vervolgens achter onze nationale muren te verschuilen. Dat is tegen het principe van de sociaal-democratie. Wie de internationale solidariteit niet voorop zet mag zich geen sociaal-democraat noemen!

Ik ben er zeer van overtuigd dat als we erin slagen de allergrootste bedreiging die de mensheid heeft, namelijk de klimaatverandering, te voorzien van een geloofwaardig antwoord - en dat kunnen we - wij in staat zijn de Europese schaal die nodig is om dat te bereiken als ordeningsprincipe nieuwe leven in te blazen. Een geloofwaardig antwoord wat ertoe leidt dat we ons leven aanpassen, maar vooral onze economie moderniseren en duurzaam maken. Ook met het opbouwen van goede relaties met haar buren zal Europa zich opnieuw bewijzen als ordeningsprincipe. Relaties met buren die niet gebaseerd zijn op we houden jullie buiten de deur, maar relaties die erop gebaseerd zijn dat wat wij voor onszelf hebben opgebouwd gunnen we jullie ook en we helpen jullie dat te bereiken. Door de ontdekking van Europa als ordeningsinstrument aanvullend op de natiestaat zullen we zien dat de discussie die gaat over concurrentie tussen de nationale staat en Europa een foute discussie is geweest. Als de kredietcrisis ons iets leert is dat die maatregelen die we nationaal moesten nemen, compleet averechts zouden uitgewerkt hebben als we die niet Europees gecoördineerd hadden. Als we niet als de wiedeweerga met andere Europese landen afspraken hadden gemaakt over wat er moest gebeuren en hoe ervoor te zorgen dat de buren niet iets anders doen zodat het misgaat. Dat is gelukt. En onze uitdaging is nu om dat ook te doen in de economische crisis die er u aan komt en in de economische herstructurering die eraan komt. De grootste fout die we kunnen maken is te denken dat we onze economie niet hoeven aan te passen voor de klimaatverandering omdat er een economische crisis is. Het tegendeel is waar. We moeten ons nu versneld aanpassen voor de wereld van morgen en overmorgen, zodat we tegen onze kinderen en kleinkinderen kunnen zeggen: Kijk eens, hier is een economie die de uitdagingen van de toekomst aankan. Kijk eens, hier grijpt de staat in op het moment dat je het niet meer kunt overlaten aan de markt. Kijk eens, bij ons in Europa laten we zieke mensen niet aan hun lot over. Bij ons in Europa hebben oude mensen recht op een fatsoenlijk pensioen. Bij ons in Europa kan iedereen naar de universiteit als ie de capaciteiten heeft en niet op basis van inkomen. Dat zijn de dingen die ik graag wil doorgeven aan mijn kinderen en kleinkinderen. Daarvoor is de sociaal-democratie opgericht en daarvoor wil de sociaal-democratie Europa ook als instrument, als waardengemeenschap, als iets wat belangrijk is gebruiken.

Ik sluit met het volgende af. Jacques Wallage zei terecht in zijn inleiding dat het toch raar is, dat wat wij als vanzelfsprekend zien en waar we af en toe een beetje chagrijnig over doen, als de hoop en de verwachting van heel veel andere Europeanen wordt gezien, zeker van die Europeanen die nog maar net lid zijn van de familie. Ik denk ook dat dat raar is en ik wil daar ook tegen strijden en zie het ook als een opdracht van de sociaal-democratie daartegen te strijden. Omdat ik vind - en dat is het motto waarmee ik wil leven en ontleen dat aan Jean Jaurès - dat door naar de zee te stromen de rivier trouw blijft aan haar bron. Door onze verplichting ten opzichte van onze kinderen en kleinkinderen te vervullen blijven we trouw aan de erfenis van onze ouders en onze grootouders. Ik hoop dat wij dat in Europa willen blijven uitdragen! Dank u wel.