Marcinelle

Met dank overgenomen van F.C.G.M. (Frans) Timmermans i, gepubliceerd op maandag 11 augustus 2008.

Marcinelle, Bois du Cazier

Jan Stroom. Een paar dagen geleden had ik deze naam nog nooit gehoord. Op 8 augustus, bij het monument voor de mijnwerkers die om het leven zijn gekomen bij de grootste mijnramp in de Europese geschiedenis, in 1956 in Marcinelle, Charleroi, België, zie ik de naam staan. Gebeiteld in het Carrara marmer van het monument, tussen 261 andere namen, van 137 Italianen, 95 Belgen en mannen uit nog acht verschillende Europese landen.

Jan Stroom is de enige Nederlander tussen de 262 slachtoffers van de mijnramp. Zijn foto prijkt ook tussen de foto’s van de andere slachtoffers, in alfabetische volgorde, precies 1000 meter boven de plaats waar zij de dood vonden, verbrand, verstikt, verlaten. 8 Augustus 1956 moet voor hen begonnen zijn als een gewone werkdag. Het was zomer, de kinderen hadden vakantie, het was mooi weer. Ruim 275 mijnwerkers gingen ’s ochtends in de liftkooien naar beneden, daar in de Bois du Cazier. 262 van hen zouden nooit meer levend bovenkomen. Er ging iets gruwelijk mis op bijna 1000 meter diepte. Een kolenwagentje werd in de lift geschoven op een plek waar al een wagentje stond, gekomen van een dieper gelegen niveau. Begreep de Italiaanse mijnwerker niet wat de Franstalige opzichter had gezegd? Was de prestatiedruk te groot? In ieder geval dacht Antonio Ianetta dat hij het kolenwagentje in een lege lift duwde. Het wagentje bleef echter een stuk uit de lift steken en aan de andere kant werd een wagentje ook een stukje eruit geduwd. De lift kwam in beweging en toen voltrok zich een fatale reeks ongelukken. De uitstekende wagentjes trokken stroomkabels en hydraulische leidingen stuk. Ook persluchtleidingen gingen er aan en er ontstond letterlijk een explosief mengsel dat de mijn in een vuurzee veranderde.

Antonio Ianetta en zes van zijn maten weten via een andere schacht bovengronds te komen. Zij slaan alarm. Ondertussen was bovengronds wel duidelijk geworden dat er iets goed mis was. Want Ianetta kruist op zijn weg naar boven Jan Stroom die, terwijl hij wist dat het helemaal mis ging ondergronds, naar beneden ging om zijn mensen te redden. Stroom was namelijk een ingenieur die als contractant van de mijndirectie van Marcinelle een klus moest opknappen. Normaal gesproken was hij werkzaam in Heerlen, in de Nederlandse mijnstreek.

262 mensen vonden de dood. Vreemd toch, dat die ene Nederlander, juist die ene Nederlander mij zo blijft fascineren. Is het omdat hij de grote moed had, de opofferingsgezindheid om naar beneden te gaan om zijn mensen te redden, terwijl hij wist dat hij zelf een levensgroot risico liep? Is het omdat hij in Heerlen woonde en omdat zijn kinderen naar het zelfde Bernardinuscollege zijn gegaan waar ik ook een aantal jaren doorbracht, evenals mijn broer en veel later mijn twee oudste kinderen? Is het die foto van een man met blond golvend haar, in de kracht van zijn leven, 41 in 1956, vader van drie kinderen, met als intrigerende geboorteplaats een onuitspreekbare plaatsnaam ergens in Argentinië? Ik weet het niet. Ik weet alleen dat mijn grootvaders de naam Marcinelle altijd met een huivering uitspraken. Voor deze mijnwerkers stond Marcinelle niet alleen symbool voor de grote risico’s van hun beroep, maar ook voor de nonchalance waarmee de bazen vaak omgingen met de veiligheid, onder druk van het kolenverslindende Wirdschaftswunder, dat immer hogere productiecijfers eiste. Al was ik pas vier of vijf, ik zal nooit het verdriet vergeten in de ogen van mijn tante, die haar man verloor door een mijnongeluk, net zes weken nadat zij getrouwd waren. Zijn naam was Harry Erven.

Het waren andere tijden, zeker. Maar het blijft bijna onbegrijpelijk dat in die jaren twee regeringen, de Belgische en de Italiaanse, tot een ongehoorde deal kwamen. In ruil voor Belgische steenkool, leverde Italië goedkope mijnwerkers. In veewagens werden zij aangevoerd, vanuit de diepe armoede van de Mezzogiorno of de Abruzzi, gelokt door de belofte van geld, sigaretten en dra nk. Zaken die in hun dorpen onvindbaar waren. Ongeschoold, ongeschikt voor het gevaarlijke beroep, liepen zij levensgrote risico’s. Voor hen geen jarenlange opleiding, zoals voor de Limburgse mijnwerkers op de OVS. Nee, training on the job, zullen we maar zeggen. Met alle risico’s van dien. Opvallend dat een oude Waalse mijnwerker mij daar op 8 augustus nog eens fijntjes op wees. “Die jongens, die mannen dachten naar een hemel te reizen en werden in een zwarte hel wakker.”

Ik weet niet wat erger is: de schandalig slechte veiligheidsomstandigheden in Marcinelle, zelfs naar de maatstaven van die tijd, of het feit dat het allemaal in lijn was met de Belgische wetgeving. Had men de maatregelen genomen die in andere mijnen allang ingevoerd waren (stalen, in plaats van houten tussendeuren, water in plaats van olie in de hydraulische systemen, moderne technieken voor het afzuigen van mijngassen), had de ramp zich nooit voltrokken. Een mijnwerkersleven was kennelijk nog heel goedkoop, in het Marcinelle van 1956.

Voor het eerst was ik bij de herdenking van de mijnramp. In hoge mate een door Italianen gedomineerde aangelegenheid. Zeer begrijpelijk, omdat de slachtoffers in overgrote meerderheid Italianen waren en omdat de omstandigheden waarin zij naar België waren gekomen zo treurig waren. Zelfs 52 jaar later is de herinnering aan die vreselijke ramp nog springlevend in de gemeenschap van Charleroi. Het is dan ook druk bij de herdenking. Ook de Waalse en de Belgische regeringen zijn aanwezig en betuigen hun respect voor de slachtoffers. Het is goed dat de Nederlandse regering dat nu ook heeft gedaan en ik ben niet van plan het bij deze ene keer te laten.