Aanbeveling van de Raad van 9 juni 2009 betreffende patiëntveiligheid, met inbegrip van de preventie en bestrijding van zorginfecties

1.

Tekst

3.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 151/1

 

AANBEVELING VAN DE RAAD

van 9 juni 2009

betreffende patiëntveiligheid, met inbegrip van de preventie en bestrijding van zorginfecties

2009/C 151/01

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 152, lid 4, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (3),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Artikel 152 van het Verdrag bepaalt dat het optreden van de Gemeenschap, dat een aanvulling vormt op het nationale beleid, gericht dient te zijn op verbetering van de volksgezondheid, preventie van ziekten en aandoeningen bij de mens en het wegnemen van bronnen van gevaar voor de menselijke gezondheid.

 

(2)

Geschat wordt dat in de lidstaten tussen 8 en 12 % van de ziekenhuispatiënten bij de ontvangst van gezondheidszorg te maken krijgt met ongewenste voorvallen (4).

 

(3)

Geschat wordt dat gemiddeld één ziekenhuispatiënt op twintig een zorginfectie oploopt, wat overeenkomst met 4,1 miljoen patiënten per jaar in de EU, en dat jaarlijks 37 000 mensen overlijden als gevolg van deze infecties.

 

(4)

Gebrekkige patiëntveiligheid is een ernstig volksgezondheidsprobleem en legt een groot beslag op de beperkte middelen voor gezondheid. Een groot deel van de ongewenste voorvallen, zowel in de intramurale als in de primaire zorg, kan worden voorkomen, en systemische factoren spelen een zeer grote rol.

 

(5)

Het voorstel van de Commissie bouwt voort op het werk op het gebied van de patiëntveiligheid dat verricht is door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in het kader van de World Alliance for Patient Safety (wereldwijde alliantie voor patiëntveiligheid), de Raad van Europa en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), en vormt daar een aanvulling op.

 

(6)

Door middel van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling (5) ondersteunt de Commissie onderzoek naar gezondheidsstelsels, met name naar de kwaliteit van de gezondheidszorg zoals bedoeld in het thema Gezondheid, waarbij nadruk wordt gelegd op patiëntveiligheid. Daaraan wordt ook bijzondere aandacht besteed in het thema Informatie- en Communicatietechnologie.

 

(7)

In het witboek „Samen werken aan gezondheid: een EU-strategie voor 2008-2013” van 23 oktober 2007 wordt patiëntveiligheid genoemd als een gebied waar moet worden opgetreden.

 

(8)

Er zijn aanwijzingen dat de ontwikkeling en implementatie van effectieve en allesomvattende strategieën inzake patiëntveiligheid niet in alle EU-lidstaten even ver gevorderd zijn (6). Daarom is het de bedoeling dat dit initiatief een kader schept voor het stimuleren van beleidsontwikkeling en toekomstig optreden in en tussen de lidstaten om de belangrijkste problemen in verband met patiëntveiligheid waarmee de EU wordt geconfronteerd, aan te pakken.

 

(9)

Patiënten moeten worden geïnformeerd en moeten zeggenschap krijgen door hen bij het proces van patiëntveiligheid te betrekken; zij moeten op de hoogte zijn van de normen voor patiëntveiligheid, de beste praktijken en/of de bestaande veiligheidsmaatregelen en weten hoe zij toegankelijke en begrijpelijke informatie in verband met klachten- en verhaalsystemen kunnen vinden.

 

(10)

De lidstaten moeten alomvattende meldings- en leersystemen opzetten, in stand houden of verbeteren zodat de omvang en oorzaken van ongewenste voorvallen in kaart kunnen worden gebracht met het oog op het ontwikkelen van efficiënte oplossingen en interventies. Patiëntveiligheid moet een vast onderdeel vormen van de opleiding en scholing van gezondheidswerkers, als zorgverstrekkers.

 

(11)

Op Gemeenschapsniveau moeten vergelijkbare en geaggregeerde gegevens worden verzameld met het oog op de totstandbrenging van efficiënte en transparante programma’s, structuren en beleidsmaatregelen voor patiëntveiligheid, en de beste praktijken moeten onder de lidstaten worden verspreid. Om van elkaar te kunnen leren, moeten de lidstaten en de Europese Commissie samen een gemeenschappelijke terminologie in verband met patiëntveiligheid en gemeenschappelijke indicatoren ontwikkelen, rekening houdend met het werk van de relevante internationale organisaties.

 

(12)

Hulpmiddelen op basis van informatie- en communicatietechnologie, zoals elektronische patiëntendossiers of elektronische recepten, kunnen bijdragen tot betere patiëntveiligheid, bijvoorbeeld door het systematisch screenen op mogelijke wisselwerking van geneesmiddelen of allergieën voor geneesmiddelen. Hulpmiddelen op basis van informatie- en communicatietechnologie dienen tevens het inzicht van de geneesmiddelengebruikers te verbeteren.

 

(13)

Er moet een nationale strategie worden ontwikkeld die een aanvulling vormt op de strategieën voor een verstandig gebruik van antimicrobiële middelen (7), waarbij preventie en bestrijding van zorginfecties in de nationale volksgezondheidsdoelstellingen worden opgenomen en waarbij wordt beoogd het risico op zorginfecties in zorginstellingen te verminderen. Het is van essentieel belang dat in de kernfinanciering voor de gezondheidszorg de nodige middelen worden uitgetrokken voor de uitvoering van de onderdelen van de nationale strategie.

 

(14)

De preventie en bestrijding van zorginfecties moet voor zorginstellingen een strategische prioriteit voor de lange termijn zijn. Alle hiërarchische niveaus en functies moeten samenwerken aan resultaatgericht gedrag en organisatorische verandering, door op alle niveaus verantwoordelijkheden te definiëren, ondersteuningsfaciliteiten en plaatselijke technische hulpmiddelen te organiseren en evaluatieprocedures in het leven te roepen.

 

(15)

Er zijn niet altijd voldoende gegevens over zorginfecties beschikbaar om surveillancenetwerken in staat te stellen zinnige vergelijkingen te maken tussen instellingen, de epidemiologie van aan gezondheidszorg gerelateerde pathogenen te volgen en het preventie- en bestrijdingsbeleid voor zorginfecties te evalueren en begeleiden. Derhalve moeten surveillancesystemen worden opgezet of versterkt, zowel op het niveau van de zorginstellingen als op regionaal en nationaal niveau.

 

(16)

De lidstaten dienen ernaar te streven het aantal mensen dat een zorginfectie oploopt, terug te dringen. Ten einde het aantal zorginfecties te reduceren, dient de indienstneming van in infectiebestrijding gespecialiseerde beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg te worden aangemoedigd. Tevens dienen de lidstaten en hun zorginstellingen te overwegen verbindingspersonen voor infectiebestrijding in te zetten om hun specialisten inzake infectiebestrijding op klinisch niveau bij te staan.

 

(17)

De lidstaten dienen via nauwe samenwerking met de fabrikanten van medische apparatuur en toepassingen te bewerkstelligen dat zij in het ontwerp van hun producten meer rekening houden met de patiëntveiligheid om het aantal ongewenste voorvallen in de gezondheidszorg terug te dringen.

 

(18)

Om de bovengenoemde patiëntveiligheidsdoelstellingen, waaronder de preventie en bestrijding van zorginfecties, te verwezenlijken, moeten de lidstaten zorgen voor een totaalaanpak en tegelijkertijd overwegen welke elementen reële gevolgen hebben voor de prevalentie en de belasting van ongewenste voorvallen.

 

(19)

Bij het optreden van de Gemeenschap op het gebied van de volksgezondheid moet ten volle rekening worden gehouden met de verantwoordelijkheden van de lidstaten voor de organisatie en verstrekking van gezondheidsdiensten en medische zorg,

BEVEELT AAN:

Voor de toepassing van deze aanbeveling wordt verstaan onder:

 
 

„ongewenst voorval”: een incident dat een patiënt schade berokkent;.

 
 

„schade”: een verslechtering van de structuur of functie van het lichaam en/of enig schadelijk gevolg daarvan;.

 
 

„zorginfectie”: aandoeningen of pathologieën die verband houden met de aanwezigheid van een infectiekiem of producten daarvan, ten gevolge van blootstelling aan faciliteiten of procedures van gezondheidszorg;

 
 

„patiëntveiligheid”: het vrij zijn van een patiënt van onnodige schade of potentiële schade die verband houdt met gezondheidszorg;

 
 

„procesindicator”: een indicator die betrekking heeft op het naleven van overeengekomen activiteiten zoals handhygiëne, surveillance en standaardwerkprocedures;

 
 

„structuurindicator”: een indicator die betrekking heeft op middelen, zoals personeel, infrastructuur en comités.

BEVEELT AAN DAT DE LIDSTATEN:

  • I. 
    ALGEMENE PATIËNTVEILIGHEIDSASPECTEN
 

1.

De totstandbrenging en ontwikkeling van nationaal beleid en nationale programma’s ondersteunen door:

 

a)

de bevoegde autoriteit of autoriteiten of enige andere bevoegde instantie of instanties aan te wijzen die op hun grondgebied verantwoordelijk zijn voor patiëntveiligheid;

 

b)

patiëntveiligheid als prioriteit op te nemen in gezondheidsbeleid en -programma’s op nationaal, regionaal en lokaal niveau;

 

c)

steun te verlenen aan de ontwikkeling van veiliger en gebruiksvriendelijke systemen, processen en hulpmiddelen, met inbegrip van het gebruik van informatie- en communicatietechnologie;

 

d)

de veiligheidsnormen en/of beste praktijken voor de op hun grondgebied verstrekte gezondheidszorg op gezette tijden te herzien en bij te werken;

 

e)

medische beroepsorganisaties aan te moedigen een actieve rol te spelen bij patiëntveiligheid;

 

f)

specifieke aandacht te besteden aan het bevorderen van veilige praktijken ter voorkoming van de meest voorkomende ongewenste voorvallen zoals voorvallen in verband met medicatie en zorginfecties en complicaties tijdens of na chirurgische ingrepen.

 

2.

Burgers en patiënten zeggenschap geven door:

 

a)

patiëntenorganisaties en -vertegenwoordigers te betrekken bij de ontwikkeling van beleid en programma’s voor patiëntveiligheid op alle passende niveaus;

 

b)

onder patiënten informatie te verspreiden over:

 

i)

de vigerende normen inzake patiëntveiligheid;

 

ii)

de risico’s, de getroffen veiligheidsmaatregelen, waaronder beste praktijken, om fouten te beperken of te voorkomen, en het recht op geïnformeerde toestemming voor behandeling om het maken van keuzes en beslissingen voor patiënten te vergemakkelijken;

 

iii)

klachtenprocedures en de rechtsmiddelen die hun ter beschikking staan en over de toepasselijke voorwaarden;

 

c)

na te gaan wat de mogelijkheden zijn voor het ontwikkelen van kerncompetenties voor patiëntveiligheid (d.w.z. de belangrijkste kennis, attituden en vaardigheden die nodig zijn voor veiligere zorg) voor patiënten.

 

3.

Niet-blamerende meldings- en leersystemen voor ongewenste voorvallen opzetten of versterken die:

 

a)

informatie verschaffen over de omvang, typen en oorzaken van fouten, ongewenste voorvallen en bijna-ongelukken;

 

b)

gezondheidswerkers aanmoedigen actief te rapporteren door een open, eerlijke en niet-punitieve meldomgeving op te zetten. Deze rapportering moet worden onderscheiden van disciplinaire systemen en procedures voor gezondheidswerkers in de lidstaten, en de juridische kwesties in verband met de aansprakelijkheid van gezondheidswerkers moeten indien nodig duidelijk worden gemaakt;

 

c)

patiënten, hun verwanten en andere informele zorgverleners in staat stellen hun ervaringen te melden;

 

d)

andere meldingssystemen in verband met veiligheid, zoals die voor geneesmiddelenbewaking en medische hulpmiddelen, aanvullen, maar tegelijk overlappende rapportering waar mogelijk vermijden.

 

4.

Op het passende niveau de opleiding en scholing van gezondheidswerkers op het gebied van patiëntveiligheid bevorderen door:

 

a)

het aanmoedigen van multidisciplinaire opleiding en scholing op het gebied van patiëntveiligheid voor alle beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg, andere gezondheidswerkers en relevant leidinggevend en administratief personeel in zorgomgevingen;

 

b)

patiëntveiligheid op te nemen in de tertiaire basis- en vervolgopleidingen, de opleiding op de werkplek en de bij- en nascholing van beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg;

 

c)

de ontwikkeling te overwegen van kerncompetenties voor patiëntveiligheid (d.w.z. de belangrijkste kennis, attituden en vaardigheden die nodig zijn voor veiligere zorg) ten behoeve van alle gezondheidswerkers en relevant leidinggevend en administratief personeel;

 

d)

onder alle gezondheidswerkers informatie te verspreiden over de normen inzake patiëntveiligheid, de risico's en de getroffen veiligheidsmaatregelen, waaronder beste praktijken, ter voorkoming en beperking van fouten en schade, en hun betrokkenheid te bevorderen;

 

e)

samen te werken met organisaties voor beroepsopleiding in de gezondheidszorg om te verzekeren dat patiëntveiligheid in de curricula van het hoger onderwijs en in de bij- en nascholing van beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg voldoende aandacht krijgt, en dat met name de nodige vaardigheden worden ontwikkeld om zich de gedragsveranderingen eigen te maken en te vertonen die nodig zijn om de patiëntveiligheid te verbeteren door middel van systeemverandering.

 

5.

De patiëntveiligheid op het niveau van de Gemeenschap classificeren en meten door onderling en met de Commissie samen te werken teneinde:

 

a)

gemeenschappelijke definities en terminologie te ontwikkelen, met inachtneming van internationale normalisatieactiviteiten, zoals de internationale classificatie voor patiëntveiligheid die door de WHO wordt ontwikkeld en het werk van de Raad van Europa op dit gebied;

 

b)

een samenstel van betrouwbare en vergelijkbare indicatoren te ontwikkelen om veiligheidsproblemen te constateren, de effectiviteit van interventies ter verbetering van de veiligheid te beoordelen en te bevorderen dat de lidstaten van elkaar leren; daarbij dient rekening te worden gehouden met het werk dat op nationaal niveau is verricht en met internationale activiteiten zoals het OESO-project inzake indicatoren voor de kwaliteit van de gezondheidszorg (health care quality indicators) en het project „gezondheidsindicatoren van de Europese Gemeenschap”;

 

c)

naar type en aantal uitgesplitste, vergelijkbare gegevens en informatie over de patiëntveiligheidsresultaten te verzamelen en met elkaar te delen, teneinde te bevorderen dat de lidstaten van elkaar leren en informatie te verzamelen om prioriteiten te kunnen stellen, om de lidstaten te helpen in de toekomst nuttige indicatoren ter beschikking van het publiek te stellen.

 

6.

Kennis, ervaring en beste praktijken uitwisselen door onderling en met de Europese Commissie en met de betrokken Europese en internationale instanties samen te werken aan:

 

a)

het opzetten van efficiënte en transparante programma’s, structuren en beleid voor patiëntveiligheid, met inbegrip van meldings- en leersystemen, om ongewenste voorvallen in de gezondheidszorg aan te pakken;

 

b)

de effectiviteit van interventies en oplossingen op het gebied van patiëntveiligheid in de zorgomgeving en het beoordelen van de mate waarin deze kunnen worden overgenomen;

 

c)

het tijdig aan elkaar doorgeven van belangrijke patiëntveiligheidswaarschuwingen.

 

7.

Onderzoek op het gebied van patiëntveiligheid ontwikkelen en bevorderen.

II.   PREVENTIE EN BESTRIJDING VAN ZORGINFECTIES

 

8.

Op het passende niveau een strategie voor de preventie en bestrijding van zorginfecties vaststellen en uitvoeren, waarbij de volgende doelstellingen worden nagestreefd:

 

a)

op lidstaatniveau of regionaal niveau preventie- en bestrijdingsmaatregelen toepassen om zorginfecties te helpen inperken en met name:

 

i)

in alle zorgomgevingen naargelang de omstandigheden op risico gebaseerde standaardmaatregelen voor de preventie en bestrijding van infecties toepassen;

 

ii)

er voor zorgen dat zorgverleners die een specifieke patiënt behandelen of verzorgen gelijklopende maatregelen nemen ter preventie en bestrijding van infecties, en dat deze maatregelen worden gemeld;

 

iii)

op lidstaatniveau richtsnoeren en aanbevelingen beschikbaar stellen;

 

iv)

met behulp van structuur- en procesindicatoren en de resultaten van de bestaande accreditatie- of certificatieprocedures de naleving van aanbevolen preventie- en bestrijdingsmaatregelen aanmoedigen;

 

b)

verbetering van de infectiepreventie en -bestrijding op het niveau van de zorginstellingen, in het bijzonder door zorginstellingen aan te sporen te zorgen voor:

 

i)

een programma ter preventie en bestrijding van zorginfecties dat aspecten als de organisatorische en structurele inrichting, de diagnose- en behandelprocedures (bv. „antimicrobial stewardship”), de vereiste middelen, surveillancedoelstellingen, opleiding en patiëntenvoorlichting omvat;

 

ii)

passende bedrijfsorganisatorische regelingen om het programma ter preventie en bestrijding van zorginfecties op te stellen en daarop toezicht te houden;

 

iii)

passende organisatorische regelingen en gekwalificeerd personeel om het programma ter preventie en bestrijding van zorginfecties uit te voeren;

 

c)

het opzetten of versterken van actieve surveillancesystemen door:

 

i)

op het niveau van de lidstaten of op regionaal niveau:

 

in voorkomend geval, op gezette tijden prevalentie-onderzoeken te organiseren;

 

rekening houdend met het belang van de surveillance van bepaalde infectietypen nationale referentiegegevens te verkrijgen, gekoppeld aan proces- en structuurindicatoren om de nationale strategie te evalueren;

 

ervoor te zorgen dat gezondheidszorggerelateerde organismen die gesignaleerd moeten worden of clusters van zorginfecties snel worden opgespoord en overeenkomstig de nationale voorschriften aan de bevoegde instantie worden gemeld;

 

clusters en infectietypen die voor de Gemeenschap of internationaal gezien relevant zijn, overeenkomstig de geldende wet- en regelgeving (8) te melden;

 

ii)

op het niveau van de zorginstellingen:

 

microbiologische documentatie en patiëntendossiers van hoge kwaliteit aan te moedigen;

 

surveillance te verrichten van de incidentie van bepaalde infectietypen, gekoppeld aan proces- en structuurindicatoren om de implementatie van maatregelen voor infectiebestrijding te evalueren;

 

surveillance te overwegen van bepaalde infectietypen en/of bepaalde stammen van aan gezondheidszorg gerelateerde pathogenen zodat gezondheidszorggerelateerde organismen die gesignaleerd moeten worden of clusters van zorginfecties tijdig worden opgespoord;

 

iii)

waar dienstig, gebruik te maken van de door het ECDC aanbevolen surveillancemethoden en indicatoren en de overeenkomstig Beschikking nr. 2119/98/EG op het niveau van de Gemeenschap overeengekomen gevalsdefinities;

 

d)

het stimuleren van de opleiding en scholing van gezondheidswerkers door:

 

i)

op het niveau van de lidstaten of op regionaal niveau: gespecialiseerde scholings- en/of opleidingsprogramma’s voor infectiebestrijdingspersoneel vast te stellen en uit te voeren en de opleiding op het gebied van de preventie en bestrijding van zorginfecties voor andere gezondheidswerkers te versterken;

 

ii)

op het niveau van de zorginstellingen:

 

het volledige zorgpersoneel, met inbegrip van leidinggevenden, regelmatig bijscholing te geven over de basisprincipes van hygiëne en de preventie en bestrijding van infecties;

 

personeel met specifieke taken in verband met de preventie en bestrijding van zorginfecties regelmatig uitgebreidere bijscholing te geven;

 

e)

betere voorlichting van patiënten door de zorginstellingen:

 

i)

het beschikbaar stellen van objectieve en begrijpelijke informatie over het risico van zorginfecties, over de preventiemaatregelen die de zorginstelling heeft genomen en over de wijze waarop patiënten hierbij kunnen helpen;

 

ii)

het verstrekken van specifieke voorlichting (bv. over preventie- en bestrijdingsmaatregelen) aan patiënten die zijn gekoloniseerd of geïnfecteerd met gezondheidszorggerelateerde pathogenen;

 

f)

het steunen van onderzoek op het gebied van epidemiologie, toepassingen van nanotechnologieën en nanomaterialen, nieuwe preventieve en therapeutische technieken en interventies, en naar de kosteneffectiviteit van de preventie en bestrijding van infecties.

 

9.

Overwegen, zo mogelijk 9 juni 2011, een intersectoraal mechanisme of een soortgelijk systeem naargelang de infrastructuur van de lidstaat in te stellen voor de gecoördineerde uitvoering van de strategie en voor informatie-uitwisseling en coördinatie met de Commissie, het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding (ECDC) en de andere lidstaten, dat samenwerkt met of geïntegreerd is in het bestaande intersectoraal mechanisme dat is opgezet overeenkomstig Aanbeveling 2002/77/EG van de Raad van 15 november 2001 betreffende het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen in de menselijke geneeskunde (9).

III.   AANVULLENDE AANBEVELINGEN

 

10.

De inhoud van deze aanbeveling verspreiden onder zorgorganisaties, beroepsorganisaties en onderwijsinstellingen en hen aanmoedigen de voorgestelde werkwijzen te volgen zodat de belangrijkste elementen dagelijks in de praktijk kunnen worden gebracht.

 

11.

Uiterlijk 9 juni 2011, en vervolgens op verzoek van de Commissie, aan de Commissie verslag uitbrengen over de uitvoering ervan met het oog op de follow-up van deze aanbeveling op communautair niveau.

VERZOEKT DE COMMISSIE OM:

uiterlijk 9 juni 2012 op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie een aan de Raad gericht uitvoeringsverslag op te stellen waarin het effect van de aanbeveling wordt beoordeeld, te overwegen in hoeverre de voorgestelde maatregelen effectief zijn en de noodzaak van verder optreden te overwegen.

Gedaan te Luxemburg, 8 juni 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

Petr ŠIMERKA

 

  • (1) 
    Advies van 23 april 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (2) 
    Advies van 25 maart 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (3) 
    Advies van 22 april 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (4) 
    Technisch rapport „Improving patient safety in the EU”, opgesteld voor de Europese Commissie, gepubliceerd in 2008 door RAND Corporation.
  • (5) 
    Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1).
  • (6) 
    Het door het volksgezondheidsprogramma 2003-2008 van de Gemeenschap gefinancierde project „Safety Improvement for Patients in Europe” (SIMPATIE, Verbeterde veiligheid voor patiënten in Europa), (http://www.simpatie.org).
  • (7) 
    Bv. de conclusies van de Raad over antimicrobiële resistentie van 10 juni 2008 (doc. 9637/08)
  • (8) 
    Bijvoorbeeld Beschikking nr. 2119/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 1998 tot oprichting van een netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten in de Europese Gemeenschap (PB L 268 van 3.10.1998, blz. 1) en Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1).
 

2.

Verwante dossiers

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.