Technische analyse van de bepalingen van het Verdrag van Rome I en de ontwerp-verordening Rome II in het licht van de ontwerp-dienstenrichtlijn - Hoofdinhoud
Contents
Documentdatum | 25-06-2004 |
---|---|
Publicatiedatum | 22-01-2013 |
Kenmerk | 10542/04 |
Van | General Secretariat of the Council |
Aan | Committee on Civil Law Matters (General Questions) |
Externe link | originele PDF |
Originele document in PDF |
RAAD VAN PUBLIC Brussel, 25 juni 2004 (29.06)
DE EUROPESE UNIE (OR. en)
10542/04
Interinstitutioneel dossier:
2004/0001 (COD) i LIMITE
JUSTCIV 84 COMPET 97 SOC 316 CODEC 829
NOTA van: het secretariaat-generaal van de Raad aan: het Comité burgerlijk recht (Algemene vraagstukken) nr.vorig doc.: 9759/04 JUSTCIV 84 COMPET 97 SOC 316 CODEC 829 nr. Comv.: 6174/04 COMPET 18 SOC 58 JUSTCIV 23 CODEC 192 Betreft: Technische analyse van de bepalingen van het Verdrag van Rome I en de
ontwerp-verordening Rome II in het licht van de ontwerp-dienstenrichtlijn
I. INLEIDING
-
1.De Commissie heeft op 13 januari 2004 een voorstel voor een richtlijn van het Europees
Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt (hierna de 'ontwerpdienstenrichtlijn')
ingediend. 1
-
2.De ontwerp-dienstenrichtlijn heeft tot doel een juridisch kader te scheppen om de belemmeringen die de vrijheid van vestiging van dienstverrichters en het vrije verkeer van diensten tussen de lidstaten in de weg staan, op te heffen.
1 Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de
interne markt, doc. 6174/04, COMPET 18, SOC 58, JUSTCIV 23, CODEC 192.
10542/04 pau/PM/fb 1 3. Zoals tijdens de bespreking in het Comité burgerlijk recht (Algemene Vraagstukken) op
26 mei 2004 1 is gebleken, is de ontwerp-dienstenrichtlijn van invloed op een aantal
communautaire instrumenten op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken. Besloten werd dat deze aangelegenheid nadere bestudering verdient.
-
4.Doel van deze nota is bijgevolg een technische analyse te verschaffen op een aantal gebieden waarop conflicten kunnen ontstaan tussen de ontwerp-dienstenrichtlijn, enerzijds, en het
Verdrag van Rome I genoemd 2 (hierna 'Rome I') 3 en de ontwerp-verordening Rome II (hierna 'Rome II'genoemd) 4 , anderzijds.
-
5.Rome I en Rome II hebben beide een universeel karakter (artikel 2 van Rome I, resp. artikel 2 van Rome II). Gevolg: wanneer het voorschrift betreffende de keuze van het toepasselijke
recht het recht van een derde land aanwijst, dan moet dat recht worden toegepast.
-
6.Deze nota is geenszins een alomvattende analyse van alle gevolgen van de ontwerpdienstenrichtlijn. Zij blijft in de eerste plaats beperkt tot privaatrechtelijke aangelegenheden en heeft geen betrekking op publiekrechtelijke aspecten.
-
7.Voorts behandelt deze nota, zelfs binnen de grenzen van het privaatrecht, niet alle communautaire instrumenten die voorschriften bevatten betreffende de keuze van het toepasselijke recht (bijvoorbeeld op het stuk van de consumentenbescherming). De klemtoon wordt daarbij meer bepaald op het op contractuele en niet-contractuele verbintenissen toepasselijke recht gelegd zoals deze in Rome I en Rome II zijn omschreven. De nota is bedoeld als discussiestuk.
-
8.Voorts zij gewezen op de moeilijkheid om in dit stadium van de bespreking aan de bepalingen van de ontwerp-dienstenrichtlijn een welomlijnde interpretatie te geven in de specifieke
context van de voorschriften betreffende de keuze van het toepasselijke recht. Dit voorbehoud geldt voor de nota in haar geheel.
1 Zie met name het document van de Italiaanse delegatie (doc. 9655/04, JUSTCIV 77) en dat
van de Zweedse delegatie (doc. 9759/04, JUSTCIV 78).
2 Het Verdrag van Rome van 1980 heeft tot dusver nog niet het voorwerp uitgemaakt van
interpretatie door het Hof van Justitie, en derhalve is het mogelijk dat de exacte betekenis van een aantal begrippen onduidelijk blijft. Vanaf 1 augustus 2004 zal het Hof van Justitie evenwel rechtsmacht hebben over het Verdrag van Rome I.
3 Verdrag van 1980 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst
(PB C 027 van 26.01.1998, blz. 34-46).
4 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht
dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen, doc. 10173/04, JUSTCIV 181, CODEC 804.
II. OORSPRONGSLANDBEGINSEL
-
9.Tot de werkingssfeer van de ontwerp-dienstenrichtlijn behoren vraagstukken - met
uitzondering van een aantal bepaalde bijzondere vraagstukken 1 - in verband met het op
contractuele en niet-contractuele verbintenissen toepasselijke recht.
-
10.Artikel 16 van de ontwerp-dienstenrichtlijn bevat het oorsprongslandbeginsel.
(1) De lidstaten zien erop toe dat de dienstverrichters alleen moeten voldoen aan de
nationale bepalingen van hun lidstaat van oorsprong die binnen het
gecoördineerde gebied vallen.
(2) Onder de in de eerste alinea bedoelde bepalingen worden verstaan de nationale
bepalingen betreffende de toegang tot en de uitoefening van een dienstenactiviteit,
met name inzake het gedrag van de dienstverrichter, de kwaliteit of inhoud van de
dienst, reclame, de contracten en de aansprakelijkheid van de dienstverrichter.
-
11.Artikel 17 bevat algemene afwijkingen van het oorsprongslandbeginsel, artikel 18 tijdelijke afwijkingen daarvan en artikel 19 afwijkingen daarvan in specifieke gevallen.
-
12.Rome I en Rome II bevatten beide een bepaling (artikel 20, resp. 23) die voorrang verleent aan meer specifieke bepalingen van het Gemeenschapsrecht inzake de keuze van het
toepasselijke recht.
-
13.Het oorsprongslandbeginsel lijkt keuze van het toepasselijke recht mogelijk te maken en is van invloed op de bestaande bepalingen van Rome I en de oplossingen die door Rome II in het vooruitzicht worden gesteld. Deze conclusie steunt op de overwegingen van de ontwerpdienstenrichtlijn (zie met name de overwegingen 39 en 40), alsook de memorie van
toelichting (zie blz. 16-17).
-
14.In punt III van deze nota worden de voorschriften van Rome I vergeleken met de bepalingen van de ontwerp-dienstenrichtlijn. In punt IV worden de in het vooruitzicht gestelde
bepalingen van Rome II vergeleken met die van de ontwerp-dienstenrichtlijn.
10542/04 pau/PM/fb 3 III. ROME I EN DE ONTWERP-DIENSTENRICHTLIJN
-
1.Keuze van het toepasselijke recht
-
15.In Rome I (artikel 3) wordt in algemene bewoordingen gesteld dat een overeenkomst wordt beheerst door het recht dat de partijen hebben gekozen. De ontwerp-dienstenrichtlijn bevat een uitzondering op dat beginsel in artikel 17, punt 20, dat betrekking heeft op de vrijheid van de partijen om het op hun overeenkomst toepasselijke recht te kiezen. In dat opzicht lijkt er geen onverenigbaarheid tussen de twee instrumenten te bestaan, aangezien in dat geval
Rome I van toepassing is.
-
16.In Rome I is gepreciseerd hoe de keuze tot uitdrukking moet worden gebracht en wordt bepaald onder welke voorwaarden deze keuze geldig is. De ontwerp-dienstenrichtlijn bevat daarentegen geen duidelijke regels betreffende de wijze waarop de keuze tot uitdrukking moet worden gebracht.
-
2.Nauwste band
-
17.Met betrekking tot het geval waarin de partijen niet hebben gekozen welk recht op de overeenkomst van toepassing is, bepaalt artikel 4 van Rome I dat de overeenkomst beheerst wordt door het recht van het land waarmee zij het nauwst is verbonden. Vermoed wordt dat de overeenkomst het nauwst verbonden is met het land waar de partij die de prestatie moet leveren, op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst haar gewone verblijfplaats of hoofdbestuur heeft.
-
18.Wanneer een dienstverrichtingsovereenkomst wordt gesloten, wordt deze overeenkomst bijvoorbeeld volgens Rome I beheerst door het recht van het land waar de dienstverrichter zijn gewone verblijfplaats of hoofdbestuur (vestigingsplaats) heeft. Rome I bevat evenwel verschillende uitzonderingen op en nuanceringen van deze regel.
-
19.In de eerste plaats kan een afzonderlijk deel van de overeenkomst, dat nauwer verbonden is met een ander land, bij wijze van uitzondering door het recht van dat andere land worden
beheerst.
-
20.Ten tweede, wanneer de overeenkomst in de uitoefening van het beroep of het bedrijf van een partij wordt gesloten en de dienstverrichting uit hoofde van de overeenkomst via een andere
vestiging dan de hoofdvestiging moet worden verricht, wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land waar zich deze andere vestiging bevindt.
-
21.Ten derde, wanneer de overeenkomst een zakelijk recht op of recht tot gebruik van een onroerend goed betreft, wordt vermoed dat de overeenkomst het nauwst verbonden is met het land waar het onroerend goed is gelegen. Dit valt onder de afwijking waarin artikel 17, punt 22, van de ontwerp-dienstenrichtlijn voorziet.
-
22.Tot slot, wanneer uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de overeenkomst nauwer verbonden is met een ander land, dan worden volgens Rome I bovenstaande overwegingen niet in aanmerking genomen en past de rechterlijke instantie het recht toe van het land dat de
nauwste band met de overeenkomst lijkt te vertonen 1 .
-
3.Goederenvervoer
-
23.Artikel 4, lid 4, van Rome I voorziet in een speciale regel voor overeenkomsten inzake goederenvervoer. Wanneer de vervoerder zijn hoofdvestiging heeft in hetzelfde land als het land van inlading of lossing, dan wel het land waar de hoofdvestiging van de verzender is gelegen, wordt vermoed dat de overeenkomst het nauwst is verbonden met dat land.
-
24.Dat vermoeden wijst het recht van het land van oorsprong van de dienstverrichter als het toepasselijke recht aan, indien de inlading of lossing in datzelfde land plaatsvindt.
1 Dat is met name in gevallen waarin beide contractpartijen als dienstverrichters kunnen
worden beschouwd een praktische oplossing. In een dergelijk geval zou de toepassing van het oorsprongslandbeginsel namelijk aanleiding kunnen geven tot toepassing van het recht van twee landen en rechtsonzekerheid tot gevolg kunnen hebben.
-
4.Consumentenovereenkomsten
-
25.Rome I bevat een speciaal voorschrift betreffende de rechtskeuze inzake consumentenovereenkomsten. Op grond van dat voorschrift is het recht dat op de meeste consumentenovereenkomsten van toepassing is, het recht van het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft. Zelfs wanneer de partijen overeenkomen welk recht op hun overeenkomst van toepassing is, verliest de consument niet de bescherming die hij geniet op grond van de dwingende bepalingen van het recht van het land waar hij zijn gewone verblijfplaats heeft.
-
26.De ontwerp-dienstenrichtlijn bevat in artikel 17, punt 21, een afwijking voor door consumenten gesloten dienstverrichtingsovereenkomsten, voor zover de toepasselijke bepalingen niet volledig op communautair niveau zijn geharmoniseerd. In geval van volledige harmonisering worden de beschermingsniveaus in de lidstaten gelijkwaardig geacht.
-
27.Dat voorschrift zou kunnen leiden tot een situatie waarin het recht van het land van oorsprong wordt toegepast op volledig geharmoniseerde aangelegenheden en het recht van het land van gewone verblijfplaats van de consument (of ander recht uit hoofde van Rome I) wordt
toegepast op alle andere aangelegenheden die in de betwisting aan de orde zouden kunnen
komen. Louter theoretisch beschouwd zou het recht van twee verschillende landen aldus
gelijktijdig worden toegepast op dezelfde juridische situatie 1 .
1 Vanuit het standpunt van de consument beschouwd, zou deze situatie verwarrend kunnen zijn,
aangezien er een grotere kans bestaat dat de consument bekend is met de regels betreffende consumentenbescherming en de rechtsmiddelen van zijn eigen lidstaat.
-
5.Arbeidsovereenkomsten en overeenkomsten van ter beschikking gestelde werknemers
-
28.Algemeen gesproken kan het op een arbeidsovereenkomst toepasselijke recht, volgens Rome I ofwel het recht zijn van het land waar de werknemer gewoonlijk zijn arbeid verricht, ofwel
het recht van het land waar zich de vestiging bevindt die de werknemer in dienst heeft genomen.
-
29.Krachtens de artikelen 2, lid 1, en 4, lid 1, van de ontwerp-dienstenrichtlijn, is de richtlijn van toepassing op de economische activiteiten, anders dan in loondienst, van dienstverrichters die in een lidstaat zijn gevestigd. Derhalve zijn dienstverbanden in principe van de werkingssfeer van de richtlijn uitgesloten.
-
30.Het is evenwel zo dat een aantal bepalingen van de ontwerp-dienstenrichtlijn weliswaar niet rechtstreeks betrekking heeft op de relatie werknemer-werkgever maar toch de verplichtingen specificeert van dienstverrichters ten aanzien van arbeidsovereenkomsten van ter beschikking gestelde werknemers (zie met name de artikelen 24 en 25).
-
31.Bovendien voorziet artikel 17, punt 5, van de ontwerp-dienstenrichtlijn in een afwijking voor aangelegenheden die onder Richtlijn 96/71/EG i vallen.
-
32.Richtlijn 96/71/EG i betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten is van toepassing op in een lidstaat gevestigde ondernemingen die
werknemers op het grondgebied van andere lidstaten ter beschikking stellen. Los van de vraag welk recht op de arbeidsovereenkomst van toepassing is, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de ondernemingen aan de op het grondgebied van de betrokken lidstaat ter beschikking
gestelde werknemers de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden 1 van deze lidstaat verlenen.
De Richtlijn voorziet ook in regels aangaande samenwerking en rechtsmacht.
-
33.De precieze verhouding tussen het oorsprongslandbeginsel en arbeidsovereenkomsten van ter beschikking gestelde werknemers blijft onduidelijk.
1 Ter zake bevat artikel 3, lid 1, van de richtlijn een lijst: a) maximale werk- en minimale
rustperioden; b) minimum aantal betaalde vakantiedagen; c) minimumlonen, inclusief vergoedingen voor overwerk; d) voorwaarden voor het ter beschikking stellen van werknemers; e) gezondheid, veiligheid en hygiëne op het werk; f) beschermende maatregelen met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden van zwangere of pas bevallen vrouwen, van kinderen en jongeren; g) gelijke behandeling van mannen en vrouwen, alsmede andere bepalingen inzake niet-discriminatie.
-
6.Andere gevolgen
-
34.Voorts is het oorsprongslandbeginsel in reikwijdte beperkt in zoverre dat het nationale bepalingen betreffende toegang tot en uitoefening van een dienstenactiviteit bestrijkt, met name de bepalingen inzake het gedrag van de dienstverrichter, de kwaliteit of inhoud van de dienst, reclame, de contracten en de aansprakelijkheid van de dienstverrichter. De vraag rijst dan ook of voor de overige aangelegenheden die in verband met het verrichten van diensten aan de orde zouden kunnen komen, Rome I van toepassing zou zijn. Dat zou er ook hier weer toe leiden dat op dezelfde juridische situatie het recht van twee verschillende landen wordt toegepast.
-
35.Een ander discussiepunt is de vraag welk recht van toepassing is op overeenkomsten die worden afgesloten voor de verkoop van zowel goederen als diensten. Het oorsprongslandbeginsel in de ontwerp-dienstenrichtlijn heeft enkel betrekking op voorschriften betreffende de kwaliteit of de inhoud van de dienst, reclame, de contracten en de aansprakelijkheid van de dienstverrichter. De ontwerp-dienstenrichtlijn heeft geen betrekking op de Verdragsbepalingen
betreffende het vrije verkeer van goederen (zie overweging 17 van de richtlijn). Daarom moet er van worden uitgegaan dat voor overeenkomsten betreffende de verkoop van goederen de algemene Rome I-regels voor de oplossing van wetsconflicten van toepassing zouden zijn.
-
36.Daarnaast wordt gememoreerd dat de toepassing van het recht van een land de toepassing van de verplichte rechtsregels van het land van de rechter die zich erover uitspreekt, onverlet laat. Ook zij opgemerkt dat de toepassing van een wetsbepaling van een land kan worden
geweigerd indien de toepassing ervan kennelijk in strijd zou zijn met de openbare orde van
het land van de rechter 1 .
IV. ROME II EN DE ONTWERP-DIENSTENRICHTLIJN
-
37.Het oorsprongslandbeginsel in artikel 16 van de ontwerp-dienstenrichtlijn bestrijkt onder meer de aansprakelijkheid van de dienstverrichter.
10542/04 pau/PM/fb 8 38. Artikel 17, punt 23, bevat een afwijking voor de niet-contractuele aansprakelijkheid van de
dienstverrichter bij ongevallen in het kader van zijn activiteit jegens een persoon in de lidstaat waarnaar de dienstverrichter zich tijdelijk heeft verplaatst.
-
39.Op grond van die bepalingen en van de uitleg in de Toelichting (zie blz. 16-17) kan worden verondersteld dat de ontwerp-dienstenrichtlijn ook de niet-contractuele aansprakelijkheid van dienstverrichters bestrijkt.
-
40.Rome II strekt tot harmonisatie van de op niet-contractuele verbintenissen toepasselijke regels voor de oplossing van wetsconflicten. Deze nota houdt rekening met de stand van de
onderhandelingen over Rome II en is opgesteld op basis van doc. 10173/04 JUSTCIV 81 CODEC 804 van het Ierse en het aantredende Nederlandse voorzitterschap.
-
1.Toepassingsgebied van de aansprakelijkheid
-
41.Rome II bevat in artikel 11 een lijst van punten die binnen de werkingssfeer van het toepasselijke recht vallen. Onduidelijk is of het toepassingsgebied van de aansprakelijkheid van de dienstverrichter krachtens de ontwerp-dienstenrichtlijn ruimer of enger is dan krachtens Rome II.
-
42.Artikel 17, lid 23, voorziet in een afwijking die inhoudt dat het oorsprongslandbeginsel niet geldt voor de niet-contractuele aansprakelijkheid van de dienstverrichter bij ongevallen in het kader van zijn activiteit jegens een persoon in de lidstaat waarnaar de dienstverrichter zich tijdelijk heeft verplaatst. Het toepassingsgebied van deze afwijking moet echter worden
verduidelijkt.
-
43.De ontwerp-dienstenrichtlijn heeft betrekking op een aantal van de onder Rome II vallende situaties, dat zich ook in de context van de verrichting van diensten kan voordoen, zoals
bijvoorbeeld 1 :
1 Verbintenissen die voortvloeien uit een feit dat geen onrechtmatige daad is, maar die wel
onder Rome II vallen, komen in deze nota niet aan de orde. Mocht het Comité dit nodig
achten, dan zouden die verbintenissen ook in de vergelijking kunnen worden betrokken.
-
44.Daarnaast wordt gememoreerd dat, net als bij Rome I, de toepassing van het recht van een land de toepassing van de verplichte rechtsregels van het land van de rechter die zich erover uitspreekt, onverlet laat. Ook zij opgemerkt dat de toepassing van een wetsbepaling van een land kan worden geweigerd indien de toepassing ervan kennelijk in strijd zou zijn met de
openbare orde van het land van de rechter 1 .
-
2.Algemene regel
-
45.De algemene regel van Rome II verschilt van het oorsprongslandbeginsel. Terwijl volgens de ontwerp-dienstenrichtlijn het toepasselijk recht dat van het land van vestiging van de dienstverrichter
zou zijn, stelt Rome II in artikel 3 de algemene regel dat het toepasselijk recht het recht is van het land waar de schade zich voordoet of zich naar alle waarschijnlijkheid zal
voordoen 2 .
-
3.Rechtskeuze
-
46.Rome II (artikel 3 bis) biedt de partijen de mogelijkheid om na het ontstaan van het geschil te kiezen welk recht van toepassing is op de niet-contractuele verbintenis. De afwijking in
artikel 17, punt 20, van de ontwerp-dienstenrichtlijn heeft enkel betrekking op de vrijheid van de partijen om het op hun contract toepasselijke recht te kiezen. Het is twijfelachtig of de afwijking zou gelden voor na het ontstaan van een geschil gesloten overeenkomsten waarbij wordt bepaald welk recht van toepassing is op een niet-contractuele verbintenis.
-
4.Oneerlijke concurrentie
-
47.In overeenstemming met artikel 5 van Rome II is op een niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit een daad van oneerlijke concurrentie, het recht van toepassing van het land waar de concurrentieverhoudingen of de collectieve belangen van consumenten worden
geschaad.
-
48.In het geval van een dienstverrichter zou dat naar alle waarschijnlijkheid het recht zijn van het land waar de diensten worden verricht.
1 Zie artikelen 12 en 22 van Rome II.
2 Dit is een fundamenteel verschil, met name als men bedenkt dat de plaats waar de schade zich
voordoet in de meeste gevallen ook de woonplaats van de benadeelde partij is.
-
5.Milieu-inbreuken
-
49.In artikel 7 van Rome II wordt de mogelijkheid van een specifiek voorschrift voor wettelijke aansprakelijkheid in verband met milieu-inbreuken overwogen.
-
50.Rome II past het algemene plaats-van-de-schade-beginsel toe, maar biedt de persoon die schadevergoeding tracht te verkrijgen, de mogelijkheid ervoor te kiezen zijn aanspraken te baseren op het recht van het land waar de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan. Dit beginsel is niet verenigbaar met het oorsprongslandbeginsel van de ontwerpdienstenrichtlijn.
1
-
7.Inbreuken op de intellectuele eigendom
-
51.In overeenstemming met internationale instrumenten (in het bijzonder het Verdrag van Bern) is het toepasselijke recht dat van het land waarvoor de bescherming wordt gevraagd.
-
52.De ontwerp-dienstenrichtlijn bevat in artikel 17, punt 13, een afwijking voor auteursrechten, naburige rechten en rechten, als bedoeld in Richtlijn 87/54/EEG i van de Raad en Richtlijn
96/9/EG, alsmede voor industriële-eigendomsrechten.
-
53.De verhouding tussen deze afwijking en de relevante bepalingen van Rome II zal verder beoordeeld moeten worden tegen de achtergrond van de in verband met dit instrument
gevoerde besprekingen.
V. Conclusies
-
54.Het oorsprongslandbeginsel strekt ertoe te waarborgen dat dienstverrichters enkel onderworpen zijn aan het recht van het land waar zij gevestigd zijn. Dat biedt dienstverrichters de mogelijkheid in een of meer andere lidstaten diensten te verrichten zonder dat zij aan de voorschriften van die lidstaten moeten voldoen.
1 Zo zou de toepassing van het oorsprongslandbeginsel bijvoorbeeld kunnen leiden tot een
situatie waarin dienstverrichters die zijn gevestigd in een land met andere milieunormen, aan de strengere regels in andere landen zouden kunnen ontsnappen bij de verrichting van diensten in een ander land. Dat zou vanuit zowel milieu- als concurrentieopzicht problematisch kunnen zijn.
-
55.Een vergelijking tussen de bepalingen van Rome I en Rome II, enerzijds, en die van de ontwerp-dienstenrichtlijn, anderzijds, wijst uit dat de instrumenten in bepaalde opzichten met elkaar verenigbaar zijn. Het betreft de volgende elementen:
Rome I
-
-rechtskeuze door de partijen (artikel 3 van Rome I en artikel 17, punt 20, van de
ontwerp-dienstenrichtlijn);
-
-veronderstelling van de nauwste banden (artikel 4, lid 1, van Rome I) en het
oorsprongslandbeginsel;
-
-het recht dat van toepassing is op contracten betreffende onroerende zaken (artikel 4,
lid 3, van Rome I en artikel 17, punt 22, van de ontwerp-dienstenrichtlijn);
-
-het recht dat van toepassing is op contracten betreffende goederenvervoer; - consumentencontracten voorzover niet volledig geharmoniseerd door communautaire
instrumenten;
-
56.De vergelijking wijst echter ook uit dat de toepassing van de ontwerp-dienstenrichtlijn,
Rome I en Rome II op vraagstukken in verband met het toepasselijke recht, in bepaalde opzichten zou kunnen leiden tot uiteenlopende resultaten en tot de toepassing van het recht van twee of meer verschillende landen op dezelfde juridische situatie. Het betreft in het bijzonder de volgende elementen:
Rome I
-
-het recht dat van toepassing is op een onderdeel van het contract dat kan worden
afgescheiden en dat een nauwere band met een ander land vertoont (artikel 4, lid 1, van Rome I) en het oorsprongslandbeginsel;
-
-consumentenovereenkomsten op gebieden die volledig zijn geharmoniseerd; - toepassingsgebied van het oorsprongslandbeginsel.
Rome II
-
-toepassingsgebied van het toepasselijk recht overeenkomstig Rome II en
overeenkomstig de ontwerp-dienstenrichtlijn;
-
-algemene regel van Rome II (artikel 3) en het oorsprongslandbeginsel; - rechtskeuze door de partijen na ontstaan van het geschil (artikel 3 bis van Rome II); - oneerlijke concurrentie; - milieu-inbreuken.
________________________