Een paar gedachten over migratie

Met dank overgenomen van F.C.G.M. (Frans) Timmermans i, gepubliceerd op donderdag 28 februari 2008.

Het onderwerp migratie, dat ik aansneed in Holland Tsunami en een paar eerdere blogs, verdient een meer uitgebreide behandeling. Ik kan mij best voorstellen dat sommigen van u blijk gaven van enige teleurstelling of van vele vragen. Het is een complexe materie, waarbij misverstanden snel op de loer liggen. In het afgelopen jaar heb ik hier al zó vaak over geschreven, dat het misschien goed is nu een paar hoofdlijnen op papier te zetten. Waarmee meteen, zo hoop ik, duidelijk zal worden dat ik ervan doordrongen ben dat eenvoudige en eenduidige oplossingen niet voor het oprapen liggen. Net doen alsof er geen problemen zijn is daarbij in mijn ogen even dom als net doen alsof wij in een benauwde veste leven.

  • 1. 
    De belangstelling van landen voor (voormalige) landgenoten en hun nazaten die elders op de wereld zijn gaan wonen neemt toe.

In Nederland is recent opgevallen dat zowel de Turkse premier als een Marokkaanse minister hun (voormalige) landgenoten impliciet of zelfs expliciet ‘claimen’. Men doet dat omdat men trots is op de diaspora, maar natuurlijk ook omdat men denkt er voordeel uit te kunnen halen. Meestal gebeurt dat nogal onhandig en met voorbijgaan aan de moderne tijd. Zo dacht Berlusconi in Italië de verkiezingen te kunnen winnen door de Italianen in het buitenland naast hun stemrecht ook nog eigen parlementariërs te geven. Vanuit de gedachte dat in het buitenland vooral rechtse Italianen wonen die in meerderheid wel op hem zouden stemmen . Ironisch genoeg waren het juist die ‘buitenlandse’ stemmen die links aan de macht brachten. Voor zolang het duurde. Belangrijk is in ieder geval dat het verschijnsel overal voorkomt en ook een uitdrukking is van een gegroeide belangstelling voor nationaal erfgoed en de nationale geschiedenis, inclusief die van de emigratie. Er zit dus ook een positieve drijfveer achter, in een tijd dat de zoektocht naar ‘roots’ bijna iedereen boeit.

  • 2. 
    Om zowel economische als politieke redenen vindt zowel de Turkse als de Marokkaanse overheid de verwante gemeenschappen overzee een interessante doelgroep.

In de eerste plaats omdat zij veel geld overmaken naar het land van herkomst en dus een belangrijke economische factor zijn. Wereldwijd wordt er minstens drie keer zoveel geld overgemaakt door diaspora’s dan er in totaal aan ontwikkelingshulp wordt geboden. Dat is voor de betrokken overheden uiteraard bepaald geen klein bier. Maar toenemende onthechting van het moederland, die vaak een bijproduct is van integratie in het nieuwe vaderland en emancipatie in die nieuwe samenleving, zou weleens tot afnemende overboekingen kunnen leiden. Ook dat is een bekend fenomeen in de geschiedenis van migranten. Zeker voor Marokko is dat een potentiële aderlating waar men natuurlijk met het uiten van warme gevoelens aan het adres van de migranten iets aan probeert te doen. Het is overigens ook een positief signaal, duidend op emancipatie, dat een groot deel van de Marokkaanse gemeenschap helemaal niet zit te wachten op het opgedrongen peetvaderschap uit Rabat.

  • 3. 
    Door de emancipatie van deze bevolkingsgroepen in hun nieuwe vaderland, gaan zij daar een steeds grotere maatschappelijke rol vervullen. Als hun dat wordt gegund.

Zij doen steeds beter mee, emanciperen, vervullen stap voor stap alle denkbare maatschappelijke posities en laten zo op natuurlijke wijze hun invloed steeds meer gelden. Daarmee blijven zij ook een interessante doelgroep voor de moederlanden, aangezien men daar natuurlijk ook graag de belangen in het buitenland zo goed mogelijk behartigd ziet en hoopt te kunnen bouwen op succesvolle migranten en hun nazaten. Hier vermoed ik dat verdergaande emancipatie in het nadeel werkt van het moederland. Niet alleen zal die emancipatie ertoe leiden dat er minder geld wordt overgemaakt, mensen zullen in beginsel ook minder gevoelig zijn voor beïnvloeding door het moederland, aangezien de binding met het nieuwe vaderland waarschijnlijk steviger wordt. Althans, als dat vaderland geen allergische reacties gaat vertonen tegen de landgenoten met een allochtone afkomst. Hierover zijn moeilijk voorspellingen te doen en de situatie zal vermoedelijk van land tot land gaan verschillen.

  • 4. 
    Anders dan vroeger, doen afstanden er nu bijna niet meer toe. Er ontstaan zo steeds hechtere netwerken die de hele wereld kunnen omspannen.

Zeker door de komst van internet en van goedkope vliegmaatschappijen wordt het steeds makkelijker als het ware in twee werelden te leven. Niet dat ik er een studie naar heb verricht, maar in mijn eigen beperkte waarneming is het zo dat bijvoorbeeld veel jonge, succesvolle Turkse Nederlanders ervoor kiezen zowel in Nederland als in Turkije (zakelijke) activiteiten te ontwikkelen. Zo ontstaan steeds hechtere netwerken tussen een moederland en de verwante gemeenschappen elders op de wereld. Zolang dat netwerken zijn van gemeenschappen die natuurlijk ontstaan en zich natuurlijk ontwikkelen, is er niets aan de hand. Immers, de invloed gaat twee kanten op: ook de waarden en normen van het (nieuwe) vaderland vinden zo op natuurlijk wijze hun weg naar het moederland, zeker als, zoals gezegd, de emancipatie haar werk doet. De hervormingen in Turkije worden niet zelden gespiegeld aan de ervaringen van Turken die elders in Europa wonen en vinden dan in die spiegel bevestiging. Omdat men van beide kanten voortdurend op de hoogte is van wat er over en weer gebeurt, ontstaat er een dynamisch proces van onderlinge beïnvloeding. Dat is heel anders dan bij vroegere emigraties, toen contacten schaars waren en afstanden immens. Ik weet nog goed dat mijn als oorlogsbruid naar de VS geëmigreerde oud-tante in de jaren zeventig terug kwam in Nederland en stomverbaasd was dat wij niet meer in de jaren veertig leefden.

  • 5. 
    Als landen hier politiek mee willen bedrijven, ontstaat er een probleem.

Maar als de overheid of de politiek zich hierbij een (sturende) rol toedichten, kan er natuurlijk wel een probleem ontstaan, aangezien er dan ook een bedoeling achter zit. Dat hoeft geen kwade bedoeling te zijn, maar het is e en politieke bedoeling en dat raakt aan de binnenlandse politiek van andere landen. Omdat de verleiding steeds aanwezig zal zijn een dergelijke rol te claimen, moeten de landen waar de diaspora’s wonen helder, direct en zonder omhaal van woorden duidelijk maken dat zijzelf de verantwoordelijkheid dragen voor het welzijn van de mensen in hun land en dat er geen sprake kan zijn van een soort toezichtsrecht. Hetgeen natuurlijk onverlet laat dat er niets mis is met hechte banden tussen gemeenschappen en families, banden die langs natuurlijke weg ontstaan, bloeien, wegkwijnen, etc.

  • 6. 
    Bijstand aan land- en volkgenoten wordt steeds vaker gevraagd, maar wordt ook steeds gecompliceerder.

Wat doe je als landen niet in staat of bereid zijn goed te zorgen voor inwoners met een andere achtergrond? Steeds grotere groepen mensen wonen tijdelijk of permanent buiten hun land van oorsprong, ook in gebieden waar hun veiligheid niet altijd is gegarandeerd. Is dan alleen het hebben van een paspoort grond voor bijstand van het moederland? Wat moet bijvoorbeeld de Chinese overheid doen als de tientallen miljoenen Chinezen die over de hele wereld en met name in Azië verspreid wonen een beroep doen op bijstand? Ingewikkelde vragen waar de traditionele consulaire verdragen niet steeds een passend antwoord op bieden. Onze wereld is zó snel veranderd, dat de verdragen het allang niet meer bijhouden. Vuistregel lijkt mij wel te zijn dat indien in een land alle burgers de facto gelijk zijn voor de wet en gelijkelijk delen in rechten en plichten, een moederland geen poot heeft om op te staan als er een bepaalde toezichthoudende rol wordt geclaimd. Tenzij natuurlijk de wet van het land onder de norm van internationale afspraken zakt. Maar dan heeft de gehele internationale gemeenschap recht op toezicht.

  • 7. 
    Men mag de ogen niet sluiten voor de veiligheidsdimensie van de toenemende vervlechting over de grenzen heen en de toenemende (politieke) aandacht voor diaspora’s.

Hechte banden en gesloten gemeenschappen zijn door de eeuwen heen ook het meest succesvol geweest in de georganiseerde misdaad. Van The Godfather tot The Soprano’s is dat prachtig in beeld gebracht in de VS, maar wij zien het vandaag ook in Europa met de georganiseerde misdaad uit de Kaukasus of de Balkan. Dit zijn de meest effectieve internationale netwerken die ook het meest effectief voorop lopen bij het gebruikmaken van de globalisering. En derhalve ook keihard internationaal moeten worden aangepakt. Hier is Europees optreden heel dringend wenselijk en nodig, want de nationale schaal is volstrekt ontoereikend om het probleem op te lossen. Immers, de netwerken zijn over de grenzen heen zo sterk, dat men bij gebleken belangstelling van de politie in één land, gewoon even het zwaartepunt van de criminele activiteiten naar een ander land verschuift. Landen worden gehinderd door grenzen die er voor de crimineel allang niet meer zijn. De vervlechting van criminele netwerken kan alleen worden tegengegaan met een even sterke vervlechting van de vervolging. Gedeelte rechtsnormen zijn daarvoor wel een voorwaarde en die kunnen met name op Europese schaal verder worden ontwikkeld en ingevuld. Uiteraard geldt dit ook voor terroristische netwerken, die eveneens op clans en gesloten gemeenschappen parasiteren als een luis op een zeer hoofd. Ook hier kan onze veiligheid geen enkele, maar dan ook geen enkele terughoudendheid velen.

Een wereld die steeds kleiner wordt, mensen die zich steeds makkelijker, steeds sneller en steeds vaker over de wereld verplaatsen, gecombineerd met enorme welvaartsverschillen, enorme veiligheidsverschillen, enorme verschillen in persoonlijke vrijheden, toenemende milieudruk, verergerende internationale criminaliteit, toenemend nationalisme en daarmee samenhangende xenofobie en etnische tegenstellingen, voeden het gevoel van onzekerheid en vervreemding bij de meeste Europeanen. Zeker als de eigen samenleving letterlijk in minder dan é én generatie een afspiegeling is geworden van al deze veranderingen. Het is een cocktail from hell die onze samenleving voor een grotere uitdaging plaatst dan wij meestal onder ogen durven zien.

Wij mogen niet naïef zijn en doen alsof het allemaal wel meevalt. En denken dat als we maar aardig voor elkaar zijn, met twee woorden spreken en niemand voor het hoofd stoten, men even aardig voor ons zal zijn. Daarvoor zit het fanatisme te diep, is de woede te groot en zijn er altijd sukkels te vinden die niets meer te verliezen hebben en dus bereid zijn zich voor een paar centen of hemelse beloften de lucht in te jagen onder meeneming van onschuldigen. Dat fanatisme zit in de boze wereld, maar zit ook, zij het heel beperkt, in onze eigen samenleving, daar waar het moslimextremisme betreft. En dient daarom keihard te worden bestreden. De belangrijkste bondgenoten daarbij zijn juist de mensen van goede wil in de migrantengemeenschappen. Zij kennen de netwerken, zij kennen de gevaren - zij hebben er steeds als eersten last van en zijn er steeds het belangrijkste slachtoffer van. Nooit mag uit het oog worden verloren dat zij meer dan wie ook belang hebben bij hard ingrijpen en bij handhaving van de rechtsstaat. De grootste fout die wij kunnen maken is een etnische lading geven aan het probleem, waardoor we de belangrijkste bondgenoten binnen onze samenleving onnodig van ons vervreemden.

  • 8. 
    De toenemende internationale vervlechting leidt tot problemen, maar is niet de oorzaak van de problemen.

De vervlechting is vergeven van risico’s, maar evenzeer van kansen. Staten hebben nog geen goede manier gevonden om hiermee om te gaan. Vaak zijn de pogingen van landen om greep te krijgen of te houden op de diaspora’s erg onhandig, volstrekt niet meer van deze tijd en bepaald niet in het belang van de mensen waar het om gaat. Dat leidt dan weer tot sterk afwerende reacties van de landen waar die mensen wonen en dat is nog minder in hun belang, want al gauw ontstaat bij de rest van de bevolking de indruk dat we te maken hebben met een potentiële vijfde kolonne. In tijd van grote onzekerheid en zelftwijfel, waar het oude recept van nationalisme en xenofobie en de waanidee van een organische samenleving weer regelmatig van stal worden gehaald, is het beeld van een ‘ vijand van binnenuit’ even krachtig als gevaarlijk. Europa zou beter moeten weten, maar iets dat gedurende millennia regelmatig de kop op heeft gestoken, krijg je er niet zomaar weer uit.

  • 9. 
    Kansen zijn er genoeg.

Mits de bedreigingen hard worden aangepakt, kan toenemende internationale vervlechting helpen een meer evenwichtige mondiale economische en sociale ontwikkeling tot stand te brengen, de emancipatie van nieuwe bevolkingsgroepen bespoedigen en daarmee snellere en betere integratie tot stand te brengen, ook van oudere generaties die zelf niet meer rechtstreeks van die vervlechting deel uitmaken. Het kan ook de internationale samenwerking bij de bestrijding van de reële en grote bedreigingen versterken, zowel bij de aanpak van het klimaatprobleem, de energievoorziening, godsdienstig extremisme en terrorisme.

  • 10. 
    Er is geen relatie tussen mislukte integratie en (meervoudige) identiteit, dus houdt op identiteit als een probleem te omschrijven.

Wie in Nederland geboren wordt of naar ons land verhuist, is bevoorrecht. Er zijn bijzonder weinig plaatsen op deze aardkloot waar het beter toeven is. Door de eeuwen heen hebben wij manieren gevonden om met de verschillen om te gaan die samenhangen met de komst van nieuwe landgenoten en met de ‘home grown’ verschillen die onze pluriforme bodem al eeuwenlang kenmerken. Maar die manieren passen niet meer bij deze tijd, aangezien zij pasten bij een bij uitstek hië rarchische samenleving, waar de leiders van de groepen (zuilen genoemd, bij gebrek aan beter) altijd en exclusief namens de hele groep voor massificatie zorgden, in nauw onderling overleg. Wij Nederlanders hebben veel geleerd, maar niet om van mens tot mens met verschillen om te gaan. Onze zo geroemde tolerantie was voor een deel verdraagzaamheid, maar voor een minstens even groot deel onverschilligheid. De maatschappij is niet meer zo hiërarchisch geordend, de zuilen zijn verdwenen en de verschillen zijn zo dichtbij gekomen en ook zo talrijk, dat vervreemding dagelijks op de loer ligt.

Deze al belabberde uitgangspositie is nog verder verslechterd door politieke moorden en de dreiging van terrorisme. Mede daardoor is de tendens ontstaan om een veilige haven te zoeken in het kunstmatig definiëren van een ‘eigenheid’, die op deze manier en in deze vorm nimmer heeft bestaan. Vervolgens wordt iedereen die in ons land woont langs de meetlat van die eigenheid gelegd. De verscheidenheid die lang een wezenskenmerk van Nederland was, wordt nu ineens een bedreiging voor ons bestaan. De volgende stap is dan de verscheidenheid te gaan bestrijden, door te eisen dat iedere inwoner van dit land zich voegt naar de dominante cultuur.

Het is duidelijk dat er grote problemen zijn ontstaan omdat wij de noodzaak van integratie generaties lang hebben verwaarloosd. Mensen die zelf dachten en waarvan wij dachten dat zij wel weer zouden vertrekken zijn gebleven. Zonder dat zij wortel hebben geschoten, zonder dat wij hun blijven tot ons hebben laten doordringen. Er is heel erg veel achterstallig werk te verrichten om de voortwoekerende spanningen op te lossen en uit de beklemmende omhelzing van pessimisme te komen.

  • 11. 
    De overheid gaat over de rechtsstaat en over de rechtsorde, niet over identiteit.

Waar dringend behoefte aan is, lijkt mij, is een heldere definitie van wat van verantwoordelijke burgers kan worden gevraagd. Dat betreft steeds hun gedrag, nooit hun identiteit. Identiteit behoort tot het strikte domein van de persoon, van de persoonlijke vrijheden, een domein dat nimmer door de overheid kan worden betreden. Van burgers kan en moet worden gevraagd dat zij in hun gedrag blijk geven van verantwoordelijk burgerschap. Wie de wet overtreedt, moet worden vervolgd. Wie zich niet wil conformeren aan de wetten en regels van het land, moet worden aangepakt.

Mensen aanspreken op hun gedrag is een vereiste en is ook een zaak die leidt tot dialoog. Immers, gedrag kan worden aangepast. Mensen afwijzen om hun identiteit of van mensen eisen dat zij hun identiteit afleggen, is meteen een einde maken aan de kans op dialoog. En daarmee de bijl aan de wortel van een vreedzame samenleving. Want wie van mensen eist dat zij ophouden te zijn wie zij zijn, kan geen respect voor hen opbrengen en valt hen aan in hun wezen. De enige verdediging is dan terugslaan, waarmee de basis is gelegd voor veel maatschappelijke ellende.

Omdat de wereld steeds kleiner wordt, krijgen wij steeds meer van elkaar mee. In ieder mens zitten inmiddels verschillende identiteiten - vaak bewust, veel vaker nog onbewust. Iedere cultuur, iedere identiteit is bovendien aan voortdurende veranderingen onderhevig. De bedreiging zit niet in dit feit, de bedreiging zit in de angst voor dit feit.