Langer doorwerken brengt ouderen in hopeloze situatie - Hoofdinhoud
Minister Donner zegt dat mensen met een zwaar beroep niet door hoeven te werken tot 67 jaar. Zijn voorstel is niet meer dan een fopspeen, zeggen Agnes Kant e.a.
Agnes Kant, Alfred Kleinknecht, Harrie Verbon, Niek Stam en Paul Ulenbelt
Om de mensen die een zwaar beroep hebben te ontzien bij de verhoging van de AOW-leeftijd, springt minister Donner op de bres voor de mensen die op hun 65ste jaar 40 jaar in een zwaar beroep werken (Economie, 6 juni). Zij moeten de mogelijkheid krijgen om al op hun 65ste AOW te ontvangen. Met andere woorden: Alleen de mensen die op hun 65ste nog een zwaar beroep hebben, mogen eerder stoppen met werken.
Dit voorstel is een fopspeen, waarmee Donner de stratenmakers, havenwerkers en bouwvakkers een rad voor ogen draait. Donner ziet namelijk het ‘ontzien’ van zware beroepen als een overgangsmaatregel, die alleen in de eerste jaren na de invoering van de verhoging van de AOW-leeftijd gaat gelden. Donner heeft kennelijk het visioen dat er in de toekomst geen zware beroepen meer zullen zijn.
Donner durft zelf niet vast te stellen wat een zwaar beroep is. Hij laat dat over aan werkgevers en vakbonden, net als de beslissing of perioden van werkloosheid wel of niet meetellen. Ook moeten die van persoon tot persoon bepalen of iemand aan de criteria voor een zwaar beroep voldoet. Dat is een onmogelijke opgave.
In België hebben ze twee jaar geleden een commissie ingesteld om zware beroepen vast te stellen. Die is daar nog niet uit.
Bij zware beroepen denken we aan een havenwerker die, vaak in volcontinue dienst, zware lichamelijke arbeid verricht. Maar het werk van politiemannen is ook zwaar. Niet de lichamelijke arbeid van de agent, maar de onzekerheid over de situatie die hij zal aantreffen wanneer hij ergens op af gaat, maakt het zwaar. En de ellende die hij moet verwerken.
Ook leraren en verpleegsters hebben een zwaar beroep, maar waarschijnlijk zullen zij nooit onder de zware beroepen worden geteld. Een grove onderschatting van hun inzet.
Maar dat geldt ook voor veel anderen. Door de nadruk op het arbeidsverleden wordt het recht op AOW op je 65ste niet meer gezien als een volksverzekering, maar als een werknemersverzekering. Dat is een forse ingreep.
Hoezo zou bijvoorbeeld een vrouw die een deel van haar leven met hart en ziel in de verpleging gewerkt heeft, daarnaast een deel van haar leven voor de kinderen en het gezin gezorgd heeft, en mogelijk ook nog bijvoorbeeld later voor een zieke partner, geen recht op AOW hebben op haar 65ste jaar?
Er worden twee argumenten gebruikt om de verhoging van de AOW-leeftijd te verkopen. De eerste is dat de arbeidsparticipatie van ouderen te laag is. Daar heeft Donner absoluut een punt. Er zijn echter ook ouderen die zich suf solliciteren, maar nergens een plek krijgen. Ligt dat aan de ouderen of aan de werkgevers?
Op dit moment werken twee op de drie mensen tussen de 60 en 65 jaar niet. De overgrote meerderheid is afgedankt of arbeidsongeschikt. Als de AOW-leeftijd verhoogd wordt, zal dat alleen maar erger worden en wordt het tegendeel bereikt van het Utopia van Donner waarin ouderen massaal tot hun 67ste werken.
In plaats van voorstellen te doen om ouderen aan de slag te helpen, plaatst Donner 65-plussers in een uitzichtloze situatie. Wat het oplevert, is onrust, minder zekerheid en vooral veel kansloze sollicitaties.
Het tweede argument is het spookbeeld van de onbetaalbare vergrijzing. Van nu tot 2040 verdubbelt het aantal gepensioneerden. Dat is juist, maar van 1980 tot nu is het aantal gepensioneerden ook al verdubbeld. We geven echter in 2009 als percentage van ons nationaal inkomen niet meer, maar juist minder uit aan de AOW dan in 1980. Dat komt doordat de AOW-uitkering niet is meegegroeid met de groei van de welvaart van de niet-gepensioneerden.
Niet alleen is het dus niet zeker dat de uitgaven aan de AOW stijgen door vergrijzing, maar de groeiende groep 65-plussers zorgt ook nog eens voor stijgende inkomsten uit belastingen over pensioenen.
Uit cijfers bij de begroting voor 2009 (verstrekt door minister Donner) blijkt dat ook. Deze belastinginkomsten zijn ruim voldoende om het stijgende aantal AOW-uitkeringen te betalen. Daarom kan 65 maar beter 65 blijven.
Agnes Kant is fractievoorzitter van de SP, Alfred Kleinknecht is hoogleraar economie in Delft en lid van GroenLinks, Harrie Verbon is hoogleraar openbare financiën aan de Universiteit van Tilburg en lid van het CDA, Niek Stam is vakbondsleider Havens FNV Bondgenoten, Paul Ulenbelt is Kamerlid voor de SP.
Dit artikel verscheen op 23 juni in De Volkskrant.