Provincies kunnen wél wat doen aan topinkomens bij Nuon en Essent - Hoofdinhoud
De provincies zijn aandeelhouders van de energiebedrijven Nuon en Essent. De nieuwe Provinciale Staten kunnen een einde maken aan de overdreven topinkomens bij deze bedrijven.
door Ronald van Raak lid van de Tweede Kamer voor de SP
Elk jaar verschijnen opnieuw berichten dat de inkomens van topmanagers weer met tientallen procenten zijn toegenomen. Niet alleen in commerciële bedrijven - zoals de topman van Numico - maar ook in organisaties die in handen zijn van overheden. Directeur van Schiphol Gerlach Cerfontaine heeft bijvoorbeeld een jaarsalaris van 615.000 euro. Ook krijgen topmanagers hoge bonussen. NS-directeur Aad Veerman kreeg in 2006 104.000 euro bonus, waardoor ook hij ruim 6 ton verdiende.
Helemaal bont maken het de directeuren van energiebedrijven. Nuon-topman Ludo van Halderen krijgt bijna 850.000 euro. Michiel Boersma van Essent incasseert zo’n 870.000 euro aan salaris en bonussen, ruim een ton meer dan vorig jaar. Naast deze topmanagers krijgen nog veel andere managers exorbitante inkomens.
De jaarlijkse aankondiging van nieuwe topinkomens begint bijna gewoon te worden, evenals de politieke verontwaardiging. Het inkomen van Boersma leidde onlangs tot verontwaardigde reacties van Kamerleden van PvdA en CDA. Die kritiek is opmerkelijk, omdat juist deze partijen deze inkomensstijgingen hadden kunnen voorkomen.
De energiebedrijven Nuon en Essent zijn in handen van de provincies. De belangrijkste aandeelhouders van Nuon zijn de provincies Gelderland en Noord-Holland. Essent is grotendeels in handen van Noord-Brabant, Overijssel, Limburg en Groningen. PvdA en CDA zijn vertegenwoordigd in de besturen van deze provincies, die elk jaar instemmen met de steeds hogere beloningen.
In Den Haag wordt al lang gezocht naar mogelijkheden om de jaarlijkse stijging van topinkomens in de (semi)publieke sector aan banden te leggen. Bijvoorbeeld door topinkomens voortaan openbaar te maken. Gehoopt werd dat door publieke druk de stijgingen zouden worden beperkt. Het tegenovergestelde is echter gebeurd: met de beloning van de concurrent in de hand gingen sommige topmanagers juist hogere eisen stellen.
In het nieuwe regeerakkoord van CDA, PvdA en ChristenUnie staat dat de regering op termijn normen wil stellen voor topinkomens in de publieke sector. Die zouden in principe niet hoger mogen zijn dan het inkomen van de minister-president, nu zo’n 158.000 euro. Op dit moment verdient bijna 20 procent van de ambtenaren op de ministeries, bijna 60 procent van de top van de universiteiten en 100 procent van de top van de academische ziekenhuizen meer dan de minister-president.
Het kabinet wil, voordat deze maatregel wordt doorgevoerd, het inkomen van ministers met 30 procent verhogen. Dat is volgens mij niet nodig. Bovendien is onduidelijk of deze ‘normering’ alleen gaat gelden voor ambtenaren, of voor alle instellingen die in handen zijn van de overheid. De SP heeft voorgesteld om ook beperkingen te stellen aan topinkomens bij zorginstellingen, onderwijsinstellingen en energiebedrijven, maar de regering heeft dit steeds afgewezen.
Voor de energiebedrijven is het echter niet nodig om te blijven wachten op Den Haag. Tijdens de provinciale verkiezingen van 7 maart kunnen kiezers aangeven dat zij op dit gebied meer actie willen van de provinciale besturen. Zij moeten als aandeelhouders paal en perk stellen aan de topinkomens bij energiebedrijven.
Dit artikel verscheen onder meer in het Brabants Dagblad van 24 februari 2007