Archeologen maken er een potje van - Hoofdinhoud
Wetenschappelijke archeologen én commerciële opgravers beklaagden zich in deze krant van 17 oktober over de slechte kwaliteit van sommige archeologische opgravingen. In de archeologie is de afgelopen jaren een interessante markt ontstaan. Meer dan vijftig archeologische bedrijven bieden werk aan zo'n duizend mensen en hadden in 2003 een omzet van ongeveer 200 miljoen euro. Bij de inrichting van deze kennismarkt is echter nauwelijks rekening gehouden met het borgen van wetenschappelijke waarden. Ook op deze markt moeten toezichthouders worden aangesteld en slechte bedrijven worden geweerd.
door Ronald van Raak, lid van de Eerste Kamer en hoofd van het Wetenschappelijk Bureau van de SP
De archeologische markt is ontstaan na Europese afspraken die in 1992 zijn gemaakt op Malta. Als bij bouwwerken archeologisch erfgoed wordt bedreigd, is de verstoorder financieel aansprakelijk. Sinds Nederland volgens deze richtlijn werkt is veel geld voor opgravingen vrijgekomen, door de aanleg van woonwijken en infrastructurele projecten. Universiteiten konden deze vraag niet aan, waarop een commerciële markt is ontstaan voor opgravingen.
Volgens datzelfde Verdrag van Malta moeten overheden de kwaliteit van archeologisch onderzoek waarborgen. De staatssecretarissen Nuis en Van der Ploeg hebben hierin gefaald. Het vertrouwen van deze bewindspersonen in de markt stond een goed kennisbeleid in de weg. Staatssecretaris Van der Laan verdedigt binnenkort in de Tweede Kamer de nieuwe Monumentenwet, waarin het Verdrag van Malta officieel wordt geïmplementeerd. Dit biedt haar alsnog de mogelijkheid om de archeologiemarkt beter in te richten.
Op mijn verzoek heeft Van der Laan de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (Rob) een onderzoek laten doen naar de archeologiemarkt. Voorafgaand aan een archeologisch onderzoek moet een Programma van Eisen worden opgesteld waaraan het onderzoek moet voldoen. Na een beoordeling door deze rijksdienst blijkt de helft van de onderzoeksprogramma's onvoldoende. Een andere opmerkelijke conclusie is dat een duidelijke relatie bestaat tussen de kwaliteit van het werk en het bedrijf dat het onderzoek heeft verricht. Het rijp en het groen laten zich op de archeologische markt duidelijk onderscheiden.
In een eerste reactie op het onderzoek van de Rob wil de staatssecretaris het 'zelfregulerend vermogen' van de archeologiemarkt stimuleren. Evenals haar voorgangers schuift zij daarmee de verantwoordelijkheid van zich af. Ook de Vereniging van Ondernemers in de Archeologie wijst op deze overheidstaak. Zij vindt het merkwaardig dat dezelfde bedrijven die Programma's van Eisen opstellen ook het onderzoeken uitvoeren. In het verleden werden de programma's gecontroleerd door de gemeenten. Door het ontbreken van lokale deskundigheid is deze toetsing in de praktijk terechtgekomen bij de archeologische bedrijven.
Iets meer regulering zou de commerciële belangen en de academische waarden op de archeologische markt beter met elkaar kunnen verzoenen. Een onafhankelijke toezichthouder is nodig, die de onderzoeksprogramma's controleert. Deze toetsing kan niet worden overgelaten aan bedrijven, maar evenmin aan gemeenten, die evengoed vaak grote commerciële belangen hebben bij bouwprojecten. Onafhankelijke rijksdiensten als de Rob of de Inspectie voor de archeologie liggen meer voor de hand. Als bepaalde bedrijven structureel onder de maat blijven zouden deze rijksdiensten bovendien opgravers van de markt moeten kunnen weren.
Dit artikel werd gepubliceerd in Trouw op 25 oktober 2005