‘Onderwijs strooit zand in de motor’

Met dank overgenomen van J.G.Ch.A. (Jan) Marijnissen i, gepubliceerd op dinsdag 5 december 2006.

Dit artikel verscheen 5 december 2006 in BN/De stem

Begin vorige eeuw was het een kleine groep burgers die op basis van afkomst een grote maatschappelijke en economische voorsprong had op de massa.

Door Jan Marijnissen en Ralph Hanzen*

De invoering van de leerplicht en het algemeen stemrecht veroorzaakte begin twintigste eeuw een emancipatiegolf en leidde tot een ongekende welvaartsgroei. Het toegankelijk maken van onderwijs voor brede lagen van de bevolking was daarbij cruciaal. Het huidige Nederlandse onderwijs slaagt er niet meer in de positie van grote groepen in de samenleving te verbeteren. Plaats dit in de context van de sterker en concurrerender wordende Aziatische en Oost-Europese economieën en de noodzaak tot handelen is evident.

De veranderingen in het onderwijs van de laatste veertig jaar strooien zand in de emancipatiemotor. De didactiek die hierbij wordt opgelegd, Het Nieuwe Leren (HNL), werkt segregatie in de hand. De overheid heeft als taak dit proces te stoppen en moet de macht weer opeisen die nog maar onlangs aan schoolleidingen en -besturen is afgestaan. Op deze manier kunnen we voorkomen dat grote groepen straks slachtoffer worden van een maatschappelijke tweedeling in een globaliserende economie.

Het Nieuwe Leren maakt leerlingen zelf verantwoordelijk voor hun leervragen, leerdoelen en leerroutes. Jongeren van dertien jaar oud moeten zelf bepalen wat nuttig is om te leren, ze moeten zelf vaststellen wat een voldoende eindniveau is en ze moeten zelf bepalen hoe ze denken zich kennis en vaardigheden eigen te maken. HNL legt een zwaar accent op vaardigheden en competenties. Het inhoudelijke kennisniveau van de leerling is hieraan ondergeschikt. De leraar staat buitenspel en mag alleen coachen en begeleiden.

Moderne leerlingen zouden niet meer in staat zijn te leren uit een boek of langer dan tien minuten naar een verhaal te luisteren. Leren samenwerken en het bekwamen in het schrijven van gezamenlijke verslagen wordt hoog aangeslagen.

Dat het vervolgonderwijs een steeds lager instroomniveau signaleert, wordt genegeerd. Vooral de massaal uitvallende vmbo’ers hebben last van deze aanpak. Zij hebben recht op een perspectief dat verder reikt dan dat van hun eigen kringetje. HNL wijst leerlingen juist op hun beperkingen, met desinteresse en slechte motivatie tot logisch gevolg.

Vmbo

Vmbo-scholen moeten jaarlijks minstens 1040 klokuren les te geven. Slechts 7% van de scholen voldoet hieraan. De Wet Beroepen in het onderwijs staat toe dat de lessen gegeven worden door goedkope onderwijsassistenten of dat de economiedocent Frans geeft.

HNL stelt geen prijs op hoogopgeleide docenten: zij zijn relatief duur, vaak kritisch en willen meer dan coachend jeugdwerk.

Zo’n 30% van de lessen wordt verzorgd door onbevoegde leraren, die voor 30% van hun tijd bezig zijn met niet-lesgevende taken. Deze uitwassen ontstaan doordat de overheid zich terugtrekt uit het onderwijs. De macht ligt nu bij managers met de neiging om achter het bureau te kijken naar rendementscijfers, in- en doorstroomgegevens en minder naar wie er voor de klas staat: als er maar iemand staat. We zien een tendens van groeiende, traditionele privé-scholen. En bijlesinstituten doen steeds betere zaken. Het zal duidelijk zijn dat deze dure vluchtroutes voor velen geen optie zijn.

Leraar

Onlangs is aangetoond dat het succes van leerlingen vooral wordt voorspeld door de vooropleiding van de docent. Sociale samenstelling en grootte van de groep of ervaring van de leraar doen nauwelijks ter zake. Leraren moeten als autonome personen hun voorbeeldfunctie vormgeven. De huidige grootschalige inrichting van scholen en de massale keuze voor een holle didactiek maken dat lastig. De Nederlandse hbo-lerarenopleidingen leiden leraren op tot coach en begeleider. Diploma’s leveren geld op en de curricula worden zonder morren aangepast aan het dalende niveau van de instroom. Een hoogopgeleide docent is in staat de leerlingen uit hun eigen beperkte leefwereld te verheffen en perspectief te bieden. Juist vmbo-leerlingen die bij uitval per definitie problemen krijgen in de arbeidsparticipatie hebben daar recht op. In dat licht mag beleidsmakers verwaarlozing van talenten en het in de hand werken van segregatie verweten worden.

Oplossingen

De macht van schoolbesturen en schoolleidingen moet drastisch worden beperkt. Schaalverkleining en inhoudelijke overheidscontrole zijn noodzakelijk om kwaliteit te waarborgen. De taken van het management moeten daarom gereduceerd worden tot louter faciliterende. De oneigenlijke macht van processturing wordt zo weggenomen. Hbo-lerarenopleidingen moeten zich veel sterker richten op vakinhoud, zodat de huidige verschillen tussen eerstegraadsleraren kleiner worden en het niveau hoger. Uiteindelijk zijn met deze maatregelen de leerlingen geholpen, doordat zij op grond van een stevige basis zelf werkelijke keuzes kunnen maken. Laten we de emancipatiemotor met grote haast een kwaliteitsimpuls geven. Dat helpt de leerling van nu en de werknemer van later.

* Ralph Hanzen is bestuurslid van de vereniging Beter Onderwijs Nederland. Jan Marijnissen is fractievoorzitter van de SP in de Tweede-Kamer