Europese Grondwet is een gedrocht

Met dank overgenomen van J.G.Ch.A. (Jan) Marijnissen i, gepubliceerd op maandag 18 april 2005.

Dit artikel verscheen 18 april 2005 in het NRC Handelsblad

Wie `ja’ zegt tegen de Europese Grondwet moet weten dat, indien hij wordt aangenomen, Nederland verwordt tot een machteloze provincie, meent Jan Marijnissen.

Volgens opiniepeilingen is slechts een minderheid van de Nederlandse bevolking ervan op de hoogte dat op 1 juni een referendum plaatsvindt over de Europese Grondwet. Zelfs degenen die dat wel weten, hebben in de meeste gevallen geen idee wat in die Grondwet staat. Bijgevolg weten ze ook niet wat te stemmen. Dat komt omdat Europa niet leeft, de Europese Grondwet een gedrocht is en de politieke partijen die voorstander zijn van de Grondwet het af laten weten.

De meeste mensen voelen zich verbonden met hun stad of dorp, met Nederland en sommigen zullen zich bekend maken als wereldburger - maar Europeaan? Dat heeft alles te maken met het proces van Europese integratie zoals dat de afgelopen tientallen jaren gestalte heeft gekregen. Dat is van bovenaf en in achterkamertjes tot stand gekomen. Via een salamitactiek zijn door opeenvolgende kabinetten telkens stukjes van onze nationale bevoegdheden aan Brussel afgestaan. Daarbij is de bevolking nooit geconsulteerd en hebben Europese kwesties nooit een rol gespeeld bij nationale verkiezingen. Brussel mag zichzelf dan `best belangrijk’ vinden, een grote meerderheid van de Nederlandse bevolking heeft er geen boodschap aan. Hetzelfde geldt in grote lijnen voor de media. Uitzonderingen daargelaten, is de berichtgeving over wat binnen de Europese Unie speelt door de bank genomen tamelijk bedroevend.

Nu het proces van economische integratie zo goed als voltooid is, maakt de elite van Europa zich op om serieus werk te maken van de politieke federalisering van Europa. De Europese Grondwet, een merkwaardige mix van algemene, nietszeggende slogans, oude verdragsteksten en een politiek programma, vormt een eerste belangrijke stap op weg naar dat federale Europa. Binnen die toekomstige federatie zullen de grote landen - vanzelfsprekend - dominant zijn. De betekenis van ons land wordt teruggebracht tot 3 procent van de stemmen, nog minder dan de zeggenschap van Friesland in de Eerste Kamer. We verworden tot een machteloze provincie.

Hoewel het positief is dat de Nederlandse bevolking zich uit kan spreken over een belangrijke Europese ontwikkeling - wat jammer dat we destijds geen referendum hebben gehad over de invoering van de euro - blijft het toch raar om een volksraadpleging te houden over een gecompliceerd en slaapverwekkend boek van 482 bladzijden. Voor zover daar discussie over wordt gevoerd, gaat die dus ook alle kanten op. Zo kun je het hebben over de formele regelgeving en bevoegdheden, over de vraag hoe de tekst van de Grondwet zich verhoudt tot het beleid vanuit Brussel of in hoeverre de Grondwet toekomstig beleid voorschrijft of open laat. Wanneer staatsrechtgeleerden en andere deskundigen elkaar over dit soort kwesties in de haren vliegen, houdt het gros van de mensen het wijselijk snel voor gezien.

Een andere reden waarom het publieke debat niet van de grond komt, is de koudwatervrees bij de voorstanders van de Grondwet. Uit peilingen blijkt dat de uitslag van het referendum zelfs in ons land, dat altijd pro-Europa is geweest, geen uitgemaakte zaak is. Daarom bestaat onder de grote spelers binnen de Nederlandse politiek maar weinig animo om actief de boer op te gaan. In tegenstelling tot de eurocoryfeeën van D66 en GroenLinks, lijken de leiders van het CDA, de VVD en de PvdA weinig gemotiveerd om hun politieke toekomst in de waagschaal te stellen door de Grondwet te omarmen. Zij geven er de voorkeur aan om het kabinet de kastanjes uit het vuur te laten halen. Daardoor komt het kabinet in een lastige spagaat omdat het enerzijds verantwoordelijk is voor de organisatie van de volksraadpleging (het volk is aan het woord en juist níet het kabinet) en zou dus anderzijds de belangrijkste speler in de ja-campagne moeten worden. Die dubbelrol past het kabinet niet. Wie 1 miljoen euro ter beschikking stelt van maatschappelijke organisaties die de voor- en tegencampagne gaan voeren, en zelf een oorlogskas van 1,5 miljoen euro achter de hand houdt om de ja-campagne te kunnen versterken, heeft terecht de schijn tegen.

Los van de vraag of het grondwetdebat de komende weken oplaait - ik heb daar een hard hoofd in - is het op 1 juni zover. Diegenen die de Grondwet niet gelezen hebben en de debatten niet willen volgen, wil ik voorhouden dat deze Grondwet komt uit de koker van dezelfden die het Stabiliteitspact hebben bedacht en de euro hebben ingevoerd.