Historisch besef verdient herwaardering

Met dank overgenomen van J.G.Ch.A. (Jan) Marijnissen i, gepubliceerd op maandag 12 januari 2004.

Dit artikel verscheen 9 januari 2004 op de SP-website

Een volk zonder geschiedenis bestaat niet. Elk volk, ook het Nederlandse volk, heeft dus een geschiedenis. Maar, als dat zo is: Waarom doen we daar in ons land dan zo besmuikt - en in het beste geval zo nonchalant - over? In het onderwijs is geschiedenis als vak steeds verder in de marge gedrongen. Ook op radio en tv is er slechts sporadisch aandacht voor. En een nationaal historisch museum dat onze geschiedenis in samenhang toont, is er ook al niet. Als we hier geen verandering in brengen zal het historisch besef in onze moderne samenleving steeds verder achter de horizon verdwijnen.

In ons land heeft er rond het thema “historisch besef” de laatste decennia een sfeer gehangen van “geschiedenis is muf” en “een eigen identiteit als land is eng”. De geëigende reactie op pleidooien voor meer aandacht voor geschiedenis was: “Wij zijn geen nationalisten. Wij hebben niet één geschiedenis, wij zijn pluriform.” Of: “Geschiedenis is voltooid verleden tijd en dood. Wij willen naar de toekomst kijken.” Nogal kortzichtig. Want is het niet zo dat het begrijpen van het heden en het op juiste wijze beslissen over de toekomst niet kan zonder kennis van de ontwikkeling die ons gebracht heeft waar we nu zijn. Wie niet weet waar hij vandaan komt, weet niet waarheen hij onder weg is. Wij zijn dan wel de makers van de toekomst, maar tevens toch ook de maaksels van de geschiedenis.

De hedendaagse verwarring over onze morele, culturele en politieke identiteit vindt voor een deel haar verklaring in het ontbreken van historisch besef in brede lagen van de bevolking. Die verwarring wordt duidelijk als we worden geplaatst voor vragen als “Hoe tolerant mag je zijn tegenover een religie met intolerante kanten?”, of “Heeft de school een taak als het gaat om waarden- en normenoverdracht?”, of “Hoe erg of gewenst is het als ons land een provincie wordt van Europa?” De historie is één van de plaatsen waar antwoorden of aanzetten daartoe gevonden kunnen worden. Immers, de mensen die ons voorgingen zagen zich vaak gesteld voor (soortgelijke) vragen als waar wij nu over piekeren. Een paar voorbeelden:

Onze democratische verhoudingen. Na een eeuwenlange, verbeten strijd zijn wtot de conclusie gekomen dat het systeem dat we nu hebben “het minst slechte” is. Voor een systeem bestaande uit een representatieve vertegenwoordiging van het volk met het laatste woord bestaat geen alternatief dat democratischer genoemd kan worden.

De scheiding tussen kerk en staat. Onze wordingsgeschiedenis leert ons wat de nadelen zijn van een vermenging van de kerkelijke en statelijke macht. Algemeen rekenen we de religie nu tot iets dat primair behoort tot het privé-domein.

De verhouding van het individu ten opzichte van de collectiviteit. Dat wij nu de individuele mens van ultieme waarde verklaren is niet een door een hogere macht gegeven inzicht, maar een verworvenheid van een lange emancipatiegeschiedenis.

Waarden en normen. Beide zijn niet los te zien van de geschiedenis die hen heeft voortgebracht. Onze beschaving is een erfenis; onze waarden en normen zijn dat ook. Hun wordingsgeschiedenis is essentieel voor een goed begrip van het belang ervan. Aan ons om er voor de toekomst naar eigen inzicht ons voordeel mee te doen.

In een tijd waarin de veranderingen steeds sneller gaan, de samenleving individualiseert, en er geen collectieve ambities meer lijken te bestaan verdwijnt ook steeds meer de gedeelde oriëntatie en verschijnt de onzekerheid over de identiteit. Nu de Europese eenwording en gelijkschakeling steeds verder voortschrijdt, de wereld steeds kleiner wordt als gevolg van de globalisering en er steeds meer mensen met een andere culturele achtergrond in ons land wonen wordt dat steeds manifester.

Een groot aantal jongeren beschouwt veel verworvenheden als vanzelfsprekend, terwijl ze dat op de keper beschouwd niet zijn. Wanneer de status quo de enige referentie is, wanneer er geen inzicht bestaat in onze wordingsgeschiedenis, dan ontbreekt begrip van de achtergronden en ligt oppervlakkigheid op de loer. In het onderwijs is er over de hele linie te weinig aandacht voor onze geschiedenis. Veel ouderen kennen de “vaderlandse geschiedenis” nog als het uit het hoofd leren van feiten en jaartallen. Saai. Had je geluk dan kreeg je daarna een leraar die je de verbanden tussen de feiten uitlegde. Interessant. Sinds de jaren zestig kwam de nadruk te liggen op internationale ontwikkelingen. De chronologische geschiedenis van Nederland komt sindsdien vrijwel nergens meer aan de orde. Er zijn plannen (bijvoorbeeld van de commissie De Rooy) om dat te verbeteren. Maar het zal moeilijk worden omdat het aantal uren geschiedenis in het onderwijs de afgelopen jaren verlaagd is en het vak steeds vaker facultatief is in plaats van verplicht. Het kan zijn dat historisch besef iets is dat voor (sommige) kinderen moeilijk te bevatten is en pas op latere leeftijd belangstelling wekt. Misschien geldt dat wel voor meer vakken. Dat zou betekenen dat we meer ruimte moeten geven aan tweede kansonderwijs, al of niet gebruikmakend van moderne media als internet en tv. Hoe dan ook: Meer aandacht voor geschiedenis in het onderwijs is het allerbelangrijkste in deze.

Ook de oprichting van een nationaal historisch museum zou bij de promotie van historisch besef zeer behulpzaam kunnen zijn. In Washington staat het Museum of American History. Duitsland heeft zijn Deutsches Historisches Museum in Berlijn, en in Bonn en Leipzig het Haus der Geschichte. Wat in Duitsland kan (met zo’n ingewikkelde, dubbele, recente geschiedenis), moet hier toch zéker kunnen. Jaarlijks komen er vijf miljoen bezoekers, onder wie veel scholieren. Aanvankelijk was men bang dat het museum een propagandacentrum zou worden voor de bedenker, toenmalig Bondskanselier Kohl. Dat gevaar heeft men ondervangen door het instellen van een curatorium bestaande uit historici, andere wetenschappers en een breed samengestelde afvaardiging uit de Bondsdag.

Maar we hebben toch al het Rijksmuseum…? Dat is waar. Maar het Rijksmuseum is vooral een kunsthistorisch museum met een internationaal vermaarde en hoogwaardige kunstcollectie. Ook na de verbouwing zal daar het accent op liggen, en terecht. Officieel behoort de nationale geschiedenis ook tot takenpakket van het Rijksmuseum. Er is en wordt naar buiten toe alleen zo weinig mee gedaan. Ook een bezoek aan de website van het Rijksmuseum leert dat “de wordingsgeschiedenis van Nederland” geen prioriteit heeft binnen het Rijksmuseum. Daarom pleitte de Raad voor Cultuur ook voor de oprichting van een “Boulevard van het Actuele Verleden”, een soort centrum van waaruit historische evenementen, een website en bijeenkomsten worden georganiseerd. Dit prima doch bescheiden initiatief verkeert in de opstartfase. We hebben in ons land naast dit initiatief natuurlijk ook nog tal van musea met aandacht voor de historie: het Rijksmuseum voor Oudheden, het Tropenmuseum, het Scheepvaartmuseum, het Amsterdams Historisch Museum, het Nederlands Openluchtmuseum, het Zuiderzeemuseum en nog veel meer lokale en thematische musea. Allemaal musea die op vaak uitstekende wijze een deel van onze geschiedenis tonen en daarom hun bestaansrecht hebben bewezen. Echter, hét verhaal van de wordingsgeschiedenis van (de mensen die wonen in) “de lage landen bij de zee” wordt nergens verteld. In het kader van een herwaardering van het belang van historisch besef zou het goed zijn als dat wel zou gebeuren.

 
zie ook

RealVideo
Jan Marijnissen in Buitenhof, onder andere over bovenstaand thema

(Buitenhof, 28 december 2003) smalband | breedband

 
zie ook

Webdiscussie met Jan Marijnissen over het Huis van de Historie

 
zie ook

Zie ook: Stelling januari 2004: Wel of geen nationaal historisch museum?(website Vereniging Docenten Geschiedenis en Staatsinrichting Nederland)