Overheid moet zelfverrijking topmanagers hard aanpakken

Met dank overgenomen van J.G.Ch.A. (Jan) Marijnissen i, gepubliceerd op woensdag 6 juni 2001.

Dit artikel verscheen in het Financieele Dagblad van 6 juni 2001

Uit recent onderzoek van onder andere De Volkskrant en het Financieele Dagblad is gebleken dat de salarissen van de top van het Nederlandse bedrijfsleven in 2000 met 14 procent nog harder is gestegen dan in het jaar daarvoor. Nu de beperkte maatregelen van de overheid niet geholpen hebben wordt het tijd voor krachtiger maatregelen om een einde te maken aan de “exhibitionistische zelfverrijking”. Dat kan door herinvoering van een 72%-tarief in de inkomstenbelasting voor jaarinkomens van boven de 250.000 gulden, afspraken bij de CAO-besprekingen dat álle salarissen binnen een onderneming jaarlijks met eenzelfde percentage zullen stijgen en desnoods door middel van een ’speciale’ loonmaatregel voor de ’speciale’ mensen van de top van het bedrijfsleven.

Tijdens het lijsttrekkersdebat op 22 april 1998 was lijsttrekker Kok heel duidelijk in zijn veroordeling van de salarisstijgingen aan de top: “De overheid heeft de taak hier normstellend op te treden. Als wij spreken over normen en waarden in de samenleving, moeten wij ook normatief optreden tegenover mensen aan de top die zich onevenwichtig verrijken en buiten proporties zelf voordelen binnenhalen van wat rechtvaardiger naar anderen toe zou kunnen gaan.”

De boosheid in de samenleving was toen gebaseerd op het feit dat in 1997 de topmanagers met 4 procent loonstijging zichzelf bijna twee keer zoveel hadden toebedeeld als de gemiddelde CAO-stijging. Maar vier procent, denkt u. Inderdaad, maar vier procent, daar lacht het gemiddelde lid van de top van het bedrijfsleven inmiddels om. Een jaar later stegen de salarissen aan de top met bijna 8 procent terwijl de gemiddelde werknemer er drie procent bij kreeg. Maar in 1999 brak het feest aan de top pas echt los. Bijna dertien procent aan loonsverhoging voor de top terwijl de gemiddelde CAO-lonen slechts met 2,6 procent stegen.

Wie had gedacht dat het niet gekker meer zou worden zat er naast. De bevindingen van De Volkskrant sporen met eerdere conclusies van het Financiële Dagblad volgens welke de top van 25 AEX bedrijven er in 2000 gemiddeld 14 procent bij kreeg. Philips en Unilever gaven de toon aan met loonsverhogingen van 13,8 en 20 procent. Voor de top. Al deze percentages zijn nog exclusief opties. En ook op dat vlak ging de zelfverrijking door. Bijvoorbeeld bij Unilever: het totaal aan te verzilveren opties van de raad van bestuur van Unilever steeg van 2,6 miljoen in 1999 tot 4,6 miljoen in 2000: 70 procent extra. O ja, de gemiddelde CAO-loonstijging lag in 2000 op 3,3 procent.

Toch is het niet zo dat er de afgelopen jaren door de overheid helemaal niets is gedaan tegen zoals minister-president Kok dat eens “de exhibitionistische zelfverrijking van de top” noemde. De belastingheffing op opties was erg mager en is enigszins verzwaard. Het kabinet bereidt (eindelijk) een wet voor die bedrijven verplicht openheid van zaken te geven over de ‘normale’ beloning van de top. Maar aan de andere kant heeft het kabinet de verrijking verder bevorderd door het toptarief van de inkomstenbelasting te verlagen van 60 naar 52 procent.

Het is zo klaar als een klontje dat de wettelijke maatregelen niet gewerkt hebben. Dat hoefde ook niet verwacht te worden omdat in de VS en Verenigd Koninkrijk al langer vergelijkbare wetgeving bestaat. Daar wordt eerder meer dan minder ‘gecasht’ door de top. Het is toch wel cynisch dat het zover is gekomen dat nota bene de Vereniging van Effectenbezitters (VEB) een brandbrief schrijft aan Wim Kok om wettelijke maatregelen te nemen tegen “exhibitionistische zelfverrijking”. Zij constateert daarin dat de “problematiek aanmerkelijk is toegenomen” en zelfregulering inmiddels een “gepasseerd station” is. De VEB pleit voor wettelijke maatregelen tegen het “misbruik van optieregelingen”. Het FNV was op 1 mei de eerste die met een concreet voorstel kwam: een kleptocratentax van 100% moest alle inkomsten boven de 3 miljoen per jaar afromen. De reacties varieerden van “een maatregel die niet werkt” (NRC Handelsblad), “Spielerei” (Trouw), tot “een losse flodder die hoort bij de vakbondstraditie van 1 mei”(VNO-NCW). De laatste negatieve reactie was te verwachten omdat de geconditioneerde reflex van die kant op dit soort voorstellen langzamerhand algemeen bekend is. Ik zou willen zeggen: Het voorstel van de Waal is onder andere daarom niet zo serieus genomen omdat de grens van 3 miljoen zo hoog is dat slechts een paar mensen voor dat 100%-tarief in aanmerking komen. Maar dat alles neemt niet weg dat De Waal wél als eerste met een concreet voorstel kwam. Terwijl Kok in vier jaar tijd ondanks zijn beloftes niet meer heeft gedaan dan pappen en nathouden.

Sinds 1997 heb ik Kok talloze malen bevraagd over het grote graaien van de top. Elke keer kreeg ik bijna dezelfde wollige antwoorden met als meest heldere zinnen: “Het kabinet is van oordeel dat in zijn algemeenheid met het oog op behoud van evenwichtige sociaal-economische verhoudingen ook bij bijzonder beloningen proportionaliteit en terughoudendheid geboden is. Bij de beoordeling van en de toekeninning van opties aan bestuurders moet tegelijkertijd rekening worden gehouden met de internationale context waarin (een deel van) het bedrijfsleven opereert en de daarmee samenhangende arbeidsmobiliteit van bestuurders.” Als je het leest rijst al snel de vraag: kunnen ze niet of willen ze niet?

Volgens adviesbureau Hay Management Consultants is van een braindrain van Nederlandse topmanagers niks te merken. Het aantal Nederlandse bestuurders dat naar het buitenland vertrok was de afgelopen jaren op de vingers van een hand te tellen. Dus óf ze zijn niet goed genoeg voor het buitenland óf ze verdienen in ons land gewoon goed. Topmanagers zijn misschien ook net mensen: ze laten niet graag huis en haard achter voor wat extra salaris. Geen reden dus om door te gaan met de dollemansrit van salarisstijgingen aan de top. Ik geloof er sowieso weinig van dat een man als Boonstra zo waardevol is voor de samenleving is dat hij ieder jaar 10 miljoen aan opties moest beuren.

Waarom kiezen we er niet voor een extra schijf in te voeren in de inkomstenbelasting? Vóór het plan Oort (1990) hadden we in ons land een toptarief van 72%. Sindsdien is het tarief van de hoogste schijf steeds verder verlaagd tot nu 52%. Een nieuw ‘zinloze-rijkdom-tarief’ van 72 procent zou bijvoorbeeld kunnen ingaan bij een belastbaar inkomen van meer dan een kwart miljoen gulden. De half-procent best verdienenden in ons land zou dan voor dit belastingtarief in aanmerking komen.

Waarom brengen we niet ook de salarissen van de top onder in de CAO? Want, beter dan fiscale maatregelen zijn natuurlijk afspraken tussen werkgevers en werknemers waarbij gesteld wordt dat hoog en laag hetzelfde percentage loonstijging krijgen. Objectief resultaat van zo’n afspraak zal zijn dat de lonen op de werkvloer extra omhoog gaan en de loonstijging aan de top fors zal verminderen. Vakbonden en werkgevers spraken in 1999 in het Akkoord van Garderen af dat een “verantwoorde loonontwikkeling” zou moeten gelden voor “allen in de onderneming”.

Het begin is er dus al, nu nog de harde, concrete afspraken. Deze maand pleitte zowel de president van De Nederlandsche Bank als de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor loonmatiging op de werkvloer. Ik vind dat als de werkgevers niet willen meewerken aan effectieve maatregelen tegen de zakkenvullerij aan de top de overheid met een ’speciale’ loonmaatregel moet komen voor deze ’speciale’ mensen. Alleen zó kan er een einde gemaakt worden aan de nu heersende hypocrisie waarbij zij die de loonstijging verdienen ‘m niet krijgen, en zij die aan de top zitten - ongeacht hun prestaties - altijd verzekerd zijn van een miljoenensalaris en een jaarlijkse verhoging met meer dan drievoudige van iemand op de werkvloer.